uit:  Op de Valreep

3.3.  Aanbevelingen voor een provinciaal jeugdbeleid

Meer en meer wint het inzicht terrein, dat jeugdbeleid geplaatst moet worden in het kader van een breed maatschappelijk beleid, dat duidelijk verbindingen heeft met alle factoren die van invloed zijn op het welzijnsbevinden dat wordt bepaald door het wonen, werken en leven van de mens.

Als leeftijdsafbakening voor jeugd wordt meestal uitgegaan van "tot 25 jaar", een overigens wat arbitraire grens, die zeker niet star gehanteerd kan worden.

Jeugdbeleid moet omschreven kunnen worden als
Het geheel van maatregelen en activiteiten, bedoeld om de jeugd die middelen te verschaffen die ze nodig heeft voor de eigen ontplooiing en voor het leveren van een eigen bijdrage aan de ontwikkeling en vernieuwing van de maatschappij.

Jeugd- & Jongerenwerk wordt hierdoor uit zijn isolementspositie gehaald en geïntegreerd in een beleid dat zich tevens richt op andere maatschappelijke factoren die de woon-, werk- en leefsituatie van jongeren bepalen.

Jeugd- & Jongerenwerk wordt hierdoor meer dan louter een middel voor vrije-tijdbesteding.
Het wordt een beleidsinstrument dat, naast onderwijs, jongerenhulpverlening en kinderbescherming bijdraagt zowel aan de omtplooiïng van de individu in de samenleving, alswel aan de ontwikkeling van de samenleving in zijn geheel.

In de beleidsdoelstellingen van Gedeputeerde Staten wordt deze visie, zij het summier, onderschreven (zie 3.2.). Als we kijken naar de concretisering van dat beleid in de betreffende begrotingshoofdstukken, dan blijft dat beleid toch nog in hoge mate de kenmerken dragen van een beleid dat sterk gericht is op het treffen van voorzieningen in de vrije-tijdsector, nadat de behoefte zeer manifest geworden is.

Het ontwikkelen en het erkennen van het Jeugd- & Jongerenwerk als beleidsinstrument, maakt de kwalitatieve en kwantitatieve uitbouw van deze werksoort noodzakelijk.

Algemene criteria voor jeugdvoorzieningen
Om een zich ontwikkelend beleid beter te kunnen inrichten moet het voorzieningenaanbod getoetst kunnen worden aan de algemene criteria die gehanteerd worden, t.w.: samenhang, bereikbaarheid, het democratisch functioneren en flexibiliteit.

Vanuit het bovenstaande komt de commissie tot de volgende uitgangspunten:

Uitgangspunten voor provinciaal jeugdbeleid

  1. Jeugdwerkbeleid dient inherent te zijn aan jeugdbeleid, dat zelf  een wezenlijk onderdeel moet uitmaken van het algemeen welzijnsbeleid.
     
  2. Jeugdbeleid dient gebaseerd te zijn op integratie en het bevorderen van samenhang tussen de diverse voorzieningen voor jeugdigen onderling enerzijds (peuterwerk, onderwijs, jeugdhulpverlening, jongerenhuisvesting, jeugdwerk, sport & recreatie) en op samenhang met de algemene voorzieningen anderzijds;
    daarnaast dient het in verband gezet worden met de beleidssectoren voor werkgelegenheid, defensie, economische zaken etc.
     
  3. Het beleid moet uitgaan van:  
    a. de gelijkwaardigheid van jeugd en jongeren ten opzichte van ouderen, wat inhoudt:
        - gelijke rechten op de verworvenheden van de samenleving
        - ruimte voor maatschappelijke en politieke participatie door o.a. effectieve inspraakmogelijkheden,
        - opheffing van ontplooiïngsbelemmerende factoren (jeugdemancipatie),
    b. het recht van de jeugd op een eigen beleving van het maatschappelijk gebeuren;
    c. het serieus nemen van de signalen uit de jeugd.

 

outline "op de valreep" mei 1982
adviescommissie j&j-werk noord-holland.