SCRIPTIE OVER HET VAK GESCHIEDENIS 

theoretisch gedeelte 1.00
kinderen en geschiedenis 2.30
leergesprek en leerpestatie 2.40

 

 

2.40   Leergesprek en leerprestatie.

Zoals aan het eind van het vorig hoofdstuk reeds vermeld is, behaalde de klas 6b lagere prestaties dan 6a en zelfs lager dan de klas 5a.
Daar 5a en 6a in hetzelfde lokaal zitten en dus van dezelfde onderwijzer les volgen, werd besloten
om een proef te nemen, niet alleen met 6a en b, doch ook met 5a.
Een goede handleiding over de prestatievermeerdering door leergesprekken is het boekje van T. Bouma: "Geschiedenisdidactiek en denkpsychologie." Dit boekje is "een voorlopig onderzoek naar de mogelijkheid van een pedagogische beïnvloedïng van kinderlijke leerwijzen en leerprestaties."
De werkwijze in dit boekje hebben wij niet helemaal uit kunnen voeren. Het boekje gaat uit van een onderzoek, waarbij vier lessen gegeven zijn. Door tijdsomstandigheden konden wij er maar drie geven. Om de school niet te veel last te bezorgen en het lesplan niet te veel in het gedrang te laten komen, sloten wij aan bij de lessen, die de leerlingen al gehad hadden.
Bouma ontwerpt namelijk zelf lessen om van alle lessen een proefwerkje te kunnen maken met dezelfde moeilijkheidsfactor. De moeilijkheidsgraad van onze lessen is dus niet altijd dezelfde; dit komt verderop nog ter sprake.

In verband met de hospiteerperioden werd de volgende Indeling gemaakt:

- maandagochtend: voor alle klassen dezelfde les.
- dinsdag: een leergesprek in 6b.
- donderdag: een half uur studie en daarna een proefwerkje.

De eerste les werd gebruikt ten behoeve van een vooronderzoekje.
De bedoeling van deze les was, onderzoeken welke klas de mindere is. Er werd in de b-klas op dinsdag dus geen leergesprek gehouden.

De leerlingen van de a-klassen waren gekomen tot aan de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht. De b-klas gebruikte het tweede deeltje en had op het eind van de vijfde klas deze Unies juist behandeld.
Laatst genoemde klas moest dus overstappen op een ander en moeilijker hoekje.
Organisatorisch was het namelijk beter, de lessen aan te passen aan de a-klassen.

Alle lessen werden gegeven volgens een zelfde schema:
herhaling van de vorige stof, behandeling van de nieuwe stof, en het lezen van de les uit het boekje met hier en daar een nadere explicatie of een kleine uitwijding en tot slot een korte samenvatting.

Als eerste les werd les 26 gebruikt van het derde deeltje: Unie van Atrecht (1579) Unie van Utrecht (l579).

De donderdag hierna kregen de leerlingen te horen, dat ze de les, die maandag behandeld was moesten bestuderen, omdat ze daarna een proefwerk over deze stof zouden krijgen. Ze mochten de les bestuderen zoals ze dat zelf het beste vonden. Verder meenden wij niets te moeten zeggen.

Dit studeren leverde in de a- en b- klassen een zelfde beeld op. De leerlingen pakten hun boek en begonnen
de les over te lezen. Er was er slechts een, die potlood en papier pakte en de voornaamste feiten op een blaadje schreef. Dat was in 6a.

In 6b vroeg een leerling minuten voor het eind, of hij zijn buurman mocht overhoren. Natuurlijk werd dit toegestaan. Het gevolg was, dat binnen een paar tellen iedereen zijn buurman aan het overhoren was.

Hieronder ziet u het proefwerk en de resultaten.

Proefwerk 1: 15 vragen
(eerst nadenken....dan opschrijven)

01. Wie was de opvolger van Don Juan? Welke jaren was hij landvoogd?
02. Hij was zeer bekwaam, maar kon weinig bereiken. Hoe kwam dat? (2)
03. Uit welk verdrag bleek de eenheid tussen Noord en Zuid en hoe is die eigenlijk verbroken?
04. Wat waren de gevolgen van deze verbreking in het Zuiden en wat moest men toen in het Noorden doen?
05. Wie stelde de artikelen van de Unie van Utrecht samen? Noem twee van die artikelen.
06. Hoe kunnen we de Unie van Utrecht beschouwen?
07. Noem een gebrekkige bepaling.
08. De Unie stond er in het Noorden niet goed voor; waar zocht Oranje toen hulp? Waarom juist daar?
09. Wat deed Filips toen Oranje dit deed?
10. Wat gebeurde er toen in de Noordelijke gewesten? Welk jaar?
11. Wat deed Anjou toen hij merkte dat hij niet veel te zeggen had?
12. Wie wilde men tot soeverein maken en waarom kon dat eigenlijk wel? (Filips was toch onzer koning?)
13. Waarom ging dat niet door?
14. Hoe moeten we Oranje zien?
15. Wie heeft hij ons nagelaten?

(Ben je klaar....., kijk dan alles nog eens goed na)


Deze vragen lijken op het eerste gezicht wel moeilijk, maar ze zijn zoveel mogelijk letterlijk uit het boekje overgenomen om de leerlingen enigszins houvast te geven. Ook hebben we getracht de vragen uit elkaar te laten voortkomen.
Hierin zit natuurlijk wel het gevaar, dat de ene vraag afhankelijk is van de andere, waardoor de foutieve beantwoording van de ene vraag een foutieve beantwoording van andere vragen teweeg kan brengen. Daar staat tegenover, dat men ook gesteund kan worden door voorafgaande vragen.

De vragen werden eerst uitgedeeld en vervolgens klassikaal doorgelezen.
Hierna moesten de leerlingen ze gaan beantwoorden. Dit geschiedde zeer rustig.

De uitslag van het proefwerk
was gemiddeld als volgt:

  klas score
6a 6,4
5a 5,3
6b 4,9

Daar het hier vooral gaat om 6b
gaan we iets verder op de resultaten van deze klas in.
Allereerst zullen we de antwoorden in vier groepen onder brengen: goed, onvolledig, fout, blanco.

We krijgen dan het volgende te zien:

vraag goed onvol fout blanco
1. 12 13 1 1
2. 5 10 8 4
3. 2 7 8 10
4. 5 5 6 11
5. 5 16 4 2
6 13 2 7 5
7. 6 2 8 11
8. 17 5 1 4
9. 24 0 3 0
10. 16 0 2 9
11. 1 19 4 3
12. 12 8 2 5
13. 10 2 5 10
14. 6 4 6 11
15. 16 1 1 9

We zien nu meteen wat de moeilijke vragen waren. Dit geldt ook voor de andere klassen.
 

Hiervoor zijn verschillende oorzaken te noemen:
1. De leerlingen hebben tijdens de les niet goed opgelet (vraag 3).
2. Ze hebben het boekje niet goed bestudeerd (vraag 7).
3. Ze hebben de voorafgaande vraag niet goed beantwoord en daardoor de volgende niet gegrepen. (vraag 4).
4. Ze namen de zaak niet serieus. Dit beperkte zich echter tot enige leerlingen uit de 6a-klas.

Het proefwerk was moeilijk, maar we dachten toch niet te moeilijk. Het totaal gemiddelde is immers 5,5.

ad 1.
Wat vraag drie betreft, het antwoord -de pacificatie van Gent- kwam in het boek niet voor. We hebben hier in de les echter uitvoerig over gesproken en duidelijk uit laten komen, dat het een moeilijk verdrag was.
In 6b heeft dit zelfs een hele dag op het bord gestaan. Daarom dachten wij deze vraag gerust te kunnen stellen.

ad 3.
Dit gevaar hebben we al eerder aangehaald. Om het echter te voorkomen hebben we, door de opstelling van de vragen de les bewust naar de vragen gehouden.
Het was voornamelijk in 6b, dat enkele leerlingen deze fout maakten en dan was het praktisch alleen met vraag 4 het geval. De leerlingen dachten dan, dat met vraag drie de Unie van Utrecht of Atrecht bedoeld was en wrongen dan een of ander feit over deze Unie in het antwoord van vraag vier.
Zo geeft een leerling van 6b deze antwoorden:
vraag 3:"Unie van Utrecht, die is verbroken door dat de zuidelijke gewesten zich bij Spanje."
vraag 4: "De gevolgen in het zuiden waren dat men er sterke vestingen enz. gingen bouwen, en het noorden moest zich aan sluiten bij het zuiden."


De beoordeling.
Voor iedere goede vraag kreeg een leerling 10 punten. Was een vraag niet helemaal goed, dan werden er van deze 10 punten één of meer afgetrokken al naar gelang de waarde van het ontbrekende of het minder juiste.
Deze punten werden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal vragen.

Het was zeer bevorderlijk voor de studie-ijver van de leerlingen, dat beide leerkrachten de punten overnamen in hun leerlingen boekjes. Beiden namen deze proefneming zeer serieus en volgden de resultaten, alsof het om een persoonlijke krachtmeting ging.

Dit enthousiasme stak ook de leerlingen aan, zodat het een genot werd deze proef te nemen.
De tweede les was ook uit het derde deeltje van de reeds genoemde methode. Het was les 27 "Leicester hier 1585 tot 1587."
Deze les sloot dus aan bij de vorige.

Zoals we gezegd hebben, was er een verschil In moeilijkheidsgraad van de verschillende lessen. Dit was een korte en lang niet zo moeilijke les als de vorige.
Daarbij nog genomen, dat de leerlingen zeer enthousiast, en het behoeft ons eigenlijk niet te verwonderen, dat de resultaten veel hoger waren dan de vorige keer.
Dinsdagochtend hebben we in 6b het eerste leergesprek gehouden. We begonnen met een bespreking van het vorige proefwerk en hebben daarna de overeenkomst aangetoond tussen de les en de vragen. Met andere woorden, we hebben laten zien, dat er een lijn zat in de vragen.

Hierna kwam het studeren aan de beurt.
Aan A.L., van wie we wisten, dat hij slecht gestudeerd had, vroegen we op welke manier hij dit had gedaan.
Het bleek, dat hij de les had doorgelezen en daarna nog een keer. Toen dacht hij, dat hij het wel "kon".
Daarna vroegen we het aan B.S. Deze had het ook enige malen doorgelezen en was toen zijn buurman gaan overhoren.
Daarmee behoorde hij tot de groep, die uit meer dan de helft van de klas bestond en die allen op dezelfde wijze gestudeerd hadden.
De anderen hadden het studeren beperkt tot enige malen doorlezen.

Wij vroegen daarna aan de leerlingen of er misschien nog andere manieren van studeren zijn.
Het duurde enige tijd,voordat er een vinger de lucht in ging:

"Ja, mijnheer, je ken ook nog de voornaamste dingen op een blaadje schrijven er dat nog een keertje overlezen".
Dit was het wat we in dit leergesprek juist wilden leren. Deze opmerking van A. de E. kwam ons dus goed van pas.

We hebben de leerlingen geleerd een uittreksel te maken van een les en het belang hiervan aangetoond.
Als voorbeeld namen we de eerste zinnen van de nog te bestuderen les.

Dit werd in telegram stijl:

Oranje dood - zoeken hulp in buitenland.
Eerst Duitser Matthias, dan Fransman Anjou.
Later Engeland, Leicester etc.

Op deze manier bespaar je veel tijd met studeren, als je er maar voor zorgt, dat je geen belangrijke dingen vergeet

Het volgende 'studieplan' werd nu opgesteld:

1. De les goed doorlezen.
2. Een uittreksel maken.
3. Dit goed bestuderen.
4. Je buurman overhoren.
5. De les nog eventjes goed doorlezen.

Met dit leergesprek, dat ruim een uur in beslag nam, moesten de leerlingen het doen.
De donderdag daarna tijdens de studie, was het resultaat van het leergesprek goed merkbaar.
Bijna iedereen volgde het studieplan. Er werd echt zwaar gestudeerd, op enkele uitzonderingen na.
De vragen, die nu gesteld werden, waren:

Proefwerk 02, 11 vragen:
(weer: eerst nadenken......, dan opschrijven.)

1. Oranje had al tweemaal hulp in het buitenland gezocht. Waar en wie kwamen er toen?
2. Na de dood van Oranje probeerde men het in ....... . Wie zond ons toen hulp?
3. Wie werd toen naar ons land gestuurd en welke jaren was hij hier?
4. Welke voorwaarden waren hieraan verbonden? (2)
5. Om de macht in handen te krijgen nam hij twee mensen gevangen. Wie waren dat en welk ambt hadden zij?
6. Wie nam Antwerpen in en in welk jaar was dat?
7. Noem drie gewichtige gevolgen hiervan.
8. Na het vertrek van Leicester werd besloten nooit meer hulp uit het buitenland te halen. Waarom besloot men dit?
9. Men zegt daarom wel dat in .......(jaartal) de ......... ontstaan is.
10. Wat is een raadspensionaris? Noem er een.
11. Wie is Joost van den Vondel? Noem dingen die hij gemaakt heeft.


Daar de les zo kort was, vormden deze 11 vragen het gehele proefwerk van les 2..

De resultaten waren:

klas les 1 les 2 result
6a 6,4 8,5 +2,1
6b 4,9 7,6 +2,7
5a 5,3 7,4 +2,1


We zien dus, dat 6b relatief het beste resultaat heeft behaald en dat deze klas nu 5a achter zich gelaten heeft.

Zoals we ook bij de eerste les gedaan hebben, zullen we ook nu een statistiekje maken van de vragen.

We krijgen dan het volgende te zien:

vraag goed onvol fout blanco
1. 17 8 2 0
2. 22 2 2 1
3. 23 3 1 0
4. 11 14 2 0
5. 20 6 0 1
6 15 8 4 0
7. 9 18 0 0
8. 7 5 12 3
9. 14 11 1 1
10. 1 23 1 2
11. 18 7 2 0

Vergelijken we dit statistiekje met de vorige, dan zien we duidelijk, dat deze er veel beter uitziet. Toch vinden we ook hier nog enige mankementen terug, die ook de vorige keer gemaakt zijn, zoals:
- het tijdens de les niet goed opletten (l0 en 11)
- het niet goed bestuderen van het boekje (7 en 8)

Toch zijn deze fouten niet zo sprekend als bij het eerste proefwerkje.
Ook zijn er nu niet zoveel vragen oningevuld. Dit hadden we de leerlingen tijdens het leergesprek dan ook met klem voorgehouden.
 

De derde les, en tevens de laatste van deze groep, was beduidend moeilijker clan de tweede.
Het was les 28 uit de methode. (Maurits 1585 tot 1625).

Ook deze les werd weer op dezelfde wijze gegeven als de twee vorige.
Het leergesprek, dat de dag hierna weer volgde in 6b werd zeer enthousiast gevolgd. Na de behandeling van het proefwerk, stelde A.L. de vraag: "Mijnheer ik heb precies gedaan zoals u gezegd hebt en ik heb nog maar een 5,5.
De 'fout' van deze leerling was, dat hij de vragen niet goed las.
Hij behandelde vaak halve vragen, vooral als de vragen een beetje lang waren. Ook had hij vraag 10 en 11 niet helemaal goed. Deze vragen waren in de les mondeling behandeld.
Zo konden we dus bij het studieplan nog een punt toevoegen: 6. Goed de lessen volgen.

Ook punt vier van het plan: je buurman overhoren, kwam nog eens ter sprak toen een leerling klaagde, dat hij zijn buurman wel moest overhoren, maar dat deze hem niet wilde overhoren.
Nu we hier toch mee bezig waren, hebben we de leerlingen er ook op gewezen, dat ze er voor moeten zorgen, de vragen die ze stellen niet te gemakkelijk te maken. De vragen mogen gerust goed 'gepeperd' zijn, zodat de overhoorde flink moet nadenken.

Ook moeten we er voor zorgen, dat we de aantekeningen, die we van de les rnaken in telegramstijl houden en niet hele verhalen gaan overschrijven. Dat neemt te veel tijd in beslag en daardoor zou je dan wel eens geen tijd meer kunnen hebben om je uittreksel te bestuderen, je te laten overhoren of om je boek nog eens door te lezen, "nietwaar H.O.D.?" Deze leerling had zo ingespannen zitten schrijven, dat hij de tijd helemaal vergeten was en zelfs nog niet eens klaar was klaar met zijn uittreksel.

De vragen van dit derde en laatste proefwerk waren:

Proefwerk 03:  10 vragen.

1. Maurits bemoeide zich met het leger. Wat heeft hij er aan gedaan en met behulp van wie?
2. Welke zijn de gewichtigste jaren van de Tachtigjarige oorlog?
3. Wat is de Armada, wie was haar admiraal, hoe en wanneer werd ze verslagen?
4. Noem de steden die Maurits veroverd heeft.
5. Wat was het laatste middel van Filips II om de Nederlanden voor zijn familie te behouden?
6. Wat was de eerste oorzaak van de vijandschap tussen Maurits en Oldenbarnevelt?
7. Op weg naar Duinkerken versloeg Maurits het leger van ........ bij ......... .
8. Wat deed Maurits hierna?
9. Waarom heeft hij weinig veroveringen meer gemaakt?
10. De vijandschap tussen Maurits en Oldebarnevelt werd vergroot door ........., dat duurde van ..... tot ......

Succes...!


Qua moeilijkheid hield dit proefwerk, dachten wij, het midden tussen de eerste twee. Dit zou dus waarschijnlijk een kleine achteruitgang tot gevolg hebben.
De uitslag was echter als volgt:

De resultaten waren:

klas les 1 les 2 les 3
6a 6,4 8,5 7,6
6b 4,9 7,6 7,6
5a 5,3 7,4 6,3

Hoewel de les dus moeilijker was en de resultaten
van de a-klassen gezakt zijn,  heeft 6b kans gezien
 zich te handhaven. Relatief betekent dit voor klas 6b
een grote vooruitgang.

 


Het totaalresultaat van het derde proefwerk ziet er als volgt uit:

resultaat proefwerk 3

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
goed 19 25 5 8 14 22 15 19 7 17
onvolledig 6 1 21 18 8 1 7 4 16 3
fout 1 0 0 0 2 2 3 3 2 4
blanco 0 0 0 0 2 1 1 0 1 2

Vraag 3,4 en 9 vallen op door het hoge aantal
onvolledige antwoorden.
Deze kwesties staan echter bijzonder uitvoerig
in het leerboek beschreven.


Resultaten van leerlingen klas 6b.

leerling les 1 les 2 les 3
PW 7,25 8,25 8.5
JB 1 4,25 5
JvE 4,25 8,5 5
WB 6 9,25 7
WvE 6,75 9,25 8
HvdB 3,75 7,5 n.a.
AP 2,5 4,5 6,5
BS 6 9,5 9
PvE 2,5 7,5 8
GF 6,5 8,75 9,5
HOD 4,75 4,5 8,5
FA 2 9,5 5,75
RvE 5 7 9,5
GW 3 9,5 8,5
GH 5,5 8,5 8
RB 6 9 9
JC 2,5 4 5,25
GK 8,25 8,5 9
LS 6,75 7,5 8
KW 6 7,75 6,5
AdJ 7,5 9 10
AL 2,5 5,5 8,5
PN 1,5 7,5 7
JvdB 8,5 9,5 9
JvA 4,5 8 9
HP 8 9 9,5
JH 5 6,5 7,5

We zien, dat er diverse leerlingen zijn
die over de drie poefwerken een stijging blijven houden,
terwijl anderen bij het derde achteruitgaan.
Dit is echter, gezien de moeilijkheidsgraad , goed te begrijpen.
Er zijn er maar enkelen, die het slecht blijven doen.

We mogen over het algemeen wel zeggen, dat deze proef goed geslaagd is.
De leerlingen van 6b maakten, ook wat betreft het studeren, steeds meer vorderingen, terwijl het studiepeil in de andere klassen hetzelfde bleef.

Ondanks het feit, dat wij dit onderzoek niet zo diepgaand hebben kunnen uitvoeren als Bouma, dachten wij, ons toch wel bij hem aan te kunnen sluiten, wanneer hij zegt:

"Uit dit onderzoek is de mogelijkheid gebleken, het kinderlijke leren te vormen en het leerresultaat op te voeren door de leerlingen inzicht te geven in eigen leermethoden en deze te doen verbeteren, zo nodig door de hun passende van mede leerlingen te laten overnemen.*)
 

 

 

SCRIPTIE OVER HET VAK GESCHIEDENIS 

theoretisch gedeelte 1.00
kinderen en geschiedenis 2.30
leergesprek en leerpestatie 2.40

LITERATUUROPGAVE
met nawoord


 

Manhattan  Project  3.01
NL  3022 BL 54  
disclaimer     Q&A       contact
last update 26-09-2022 10:06