Rede ter gelegenheid van de installatie van de
Raad voor Jeugdbeleid Noord-Holland
uitgesproken op 1 juli 1983 door:
Dames en heren,
Het verheugt mij vandaag aanwezig te zijn bij de
installatie van de nieuwe Jeugdraad. Verheugd vooral om twee redenen:
De eerste is dat mensen goed gemotiveerd blijken
te zijn, om in een orgaan als een Raad voor Jeugdbeleid, een actieve bijdrage
te willen leveren aan het welzijn van jeugdigen en jongeren. En dat is, in een
tijd van diepe economische crisis die onze samenleving teistert en op de proef
stelt, en die tal van nieuwe -vooral voor jeugd en jongeren- maatschappelijke problemen en
confrontaties aan de orde stelt, van groot belang.
U zegt in uw beleidsplan, dat jeugd te begrenzen is vanaf
de geboorte tot aan de volwassenheid en dat uw werkterrein zich eigenlijk
afspeelt vanaf baby’s tot 25-jarigen.
En dat is volstrekt juist.
Ik wil hier vandaag vooral wijzen op de groep jonge mensen
die tegen het eind lopen van hun leren of studie en die tot een generatie gaat
behoren voor wie vertrouwen in de toekomst niet meer
vaststaat, die zekerheden en fundamenten onder zich voelen wegglijden en
waarvan een deel hun toekomstperspectief dreigen in te ruilen voor
moedeloosheid en uitzichtloosheid, omdat zij zich toegevoegd weten bij die vele
tienduizenden schoolverlaters en afgestudeerden die in de afgelopen jaren al
moesten ervaren, dat je met heel je dadendrang, met opgedane kennis en de wil om
je waar te maken in en voor de samenleving, toch in een
afschuwelijke leegte valt en je niet aan de slag komt of alleen maar voor iets
tijdelijks.
Jonge mensen die met al hun ontwikkelingsdrang, dan ook ervaren
(harder dan ooit te voren), dat er dan
ongelijkheid bestaat
afhankelijkheid is
aparte rechten maar vooral plichten bestaan
verworven rechten bij de oplossing van financieel-economische problemen plotseling een belemmering vormen,
maar die dan ook moeten vaststellen dat er niet alleen ongelooflijk betutteld
wordt in dit land -alle deregulering ten spijt-
en dat voornamelijk verbaal over
hun lot, hun zorgen en hun toekomst wordt gesproken, maar voor de rest vooral
de zaak binnen de exploitatiemogelijkheden dient te blijven van
commercie, van het zakenleven en van de politiek, van de omroepen tot allerlei
andere structuren waaraan ons land zo rijk is, aan toe, omdat wie greep heeft
op de jeugd, greep heeft op zijn eigen toekomst.
Jeugdbeleid is nodig en ik grijp weer terug op uw beleidsplan
waarin u verschillende argumenten op een rijtje zet die opgeldt doen, omdat:
Jongeren mondiger zijn dan ooit tevoren en het recht hebben om gehoord te worden en het recht hebben om mee te doen en ik wil het nog versterken door te stellen:
Het recht te hebben in onze samenleving om mee te beslissen over hun eigen zaak en eigen toekomst.
Een uitgangspunt en tevens een doelstelling van uw Raad
die mijns inziens de enige juiste is om verbale verklaringen om te zetten in tastbare
daden.
De tweede reden waarom ik verheugd ben is, dat wij
hier tezamen, Raad en Provinciaal Bestuur,
mogelijkheden zien om op het toch wat vage provinciale niveau, ons in te zetten
om belangen van jongeren te behartigen.
Op de meest vitale gebieden als werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en sociaal cultureel werk, hebben de twee andere overheidslagen, de rijksoverheid en de gemeenten, de meeste en de duidelijkste bevoegdheden, waarbij de eerste vaak over meer financiële middelen beschikt dan de andere, laat ik dat erbij zeggen.
De provincie als middenbestuur, als complementair bestuur
zo u wilt en die vooral in de ogen van het College van Gedeputeerde Staten zich heeft op te stellen als
beschermer en belangenbehartiger van de gemeenten en de mensen in onze
provincie, is voor wat bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft in een wat
diffuser licht geplaatst.
Dat neemt niet weg, dat wij op het standpunt staan, dat hoe afgeleid en hoe indirect ook, de provincie ook op het gebied van jeugdzaken verantwoordelijkheid en taken heeft.
En dus hebben wij
de plicht en dat realiseer ik me als Gedeputeerde die temidden van tal van
vraagstukken ook het Jeugdbeleid in zijn portefeuille heeft, bijzonder sterk.
Ik heb daar tegenover de Jeugdraad nooit enige
onhelderheid over laten bestaan.
Die concrete stand van zaken maakt uw werk en dat van ons
bestuur in de provincie voor jongeren in dorpen, buurten en steden vaak
volkomen onduidelijk en zelfs in vele gevallen volslagen onbekend.
Dat zou ook mogelijk de oorzaak kunnen zijn van het feit,
dat bij het werven van nieuwe Raadsleden jongeren zichzelf nauwelijks hebben
gemeld of aan de bel hebben getrokken.
Daar hoeven we nog niet ondersteboven van te zijn.
Het duidt wel op het gegeven dat er ontzaggelijk veel te
doen is ook op dit gebied en dat het jeugdbeleid van de provincie vorm,
gestalte en inhoud zal moeten krijgen waaraan uw Raad een belangrijke bijdrage,
naar ik hoop, zal kunnen leveren.
In ons "Plan sociaal-cultureel werk emancipatiewerk" hebben wij jeugdbeleid geformuleerd als "facetbeleid".
Dat wil zeggen: op alle terreinen van het provinciale
bestuur dient jeugdbeleid een geïntegreerd deel van het geheel te zijn.
De ambitieuze plannen van de Raad, zoals geformuleerd in de
nota “perspectieven” en verder uitgewerkt in uw beleidsplan voor de jaren 1983
– 1987, sluiten prachtig aan bij deze facetbeleidgedachte.
In een provinciale politiek wordt daar stap voor stap
vorm aan gegeven.
Beperk ik mij tot "Economische Zaken", dan kunnen wij vaststellen:
dat ook in de komende begroting meer geld wordt uitgetrokken voor werkprojecten,
dat bijvoorbeeld bij de Welzijnsbegroting extra gelden zijn voorgesteld te bestemmen voor het Fonds Jeugdaccommodaties, voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, en
dat we bijvoorbeeld een extra stimuleringsbeleid willen
financieren voor de verschillende terreinen van de educatieve ontwikkelingen om
ook daar een helpende hand naar projecten uit te steken, die waard zijn om
overeind te blijven, maar onder de bezuinigingsdruk bij gemeenten komen te
staan.
Onze financiële mogelijkheden zijn niet groot. Dat mag
als bekend worden verondersteld, maar dat neemt niet weg dat wij als College goed beseffen, dat we toch gehouden zijn met elkaar tot maximale benutting van
onze mogelijkheden te komen.
U hebt besloten uw naam "Raad voor Jeugd en Jongeren" te veranderen in:
Raad voor Jeugdbeleid
Dat is een logisch gevolg van de koers die uw Raad gaat varen en waar het provinciale bestuur zich achter heeft gesteld.
De signaalfunctie van de Raad wordt in sommige stukken
ook wel de waakhondfunctie genoemd.
Een
waakhondfunctie èn naar het particuliere initiatief
èn naar de provincie.
Het is een goede term en gezien alle ervaringen met uw Raad
zullen wij als Raad en provinciaal bestuur niet tegen elkaar grommen, keffen en
blaffen.
Maar laat u niet weerhouden om als u het nodig vindt, dat
toch te doen en volg het provinciale bestuur kritisch, omdat u daarmee helpt
het jeugdbeleid in de provincie Noord-Holland echt handen en voeten te geven,
nu de tijd zo verschrikkelijk dringt.
Het afgelopen jaar hebben we, naar mijn gevoel, een goede
start gemaakt met een regelmatig ambtelijk en bestuurlijk overleg. Niet alles
zal altijd naar een ieders wens kunnen
verlopen, maar ik hoop dat we op een open en redelijke manier (het woord
volwassen lijkt in dit verband wat misplaatst) met elkaar in goed gesprek
zullen blijven.
Een goede en hechte samenwerking tussen provinciale
overheid en de Raad voor Jeugdbeleid is, ook gezien de financieel uitermate
slechte tijd die we tegemoet gaan, dringend gewenst.
Van mijn kant kunt u in elk geval rekenen op een open en constructieve benadering.
Tot slot wilde ik nog enige woorden wijden aan en richten
tot de nieuwe Raadsleden om wier installatie het hier toch in de eerste plaats
omgaat.
17 nieuwe raadsleden, geselecteerd uit 62 kandidaten.
Onder deze 62 kandidaten waren slechts 17 vrouwen.
6 vrouwen en 11 mannen zijn het uiteindelijk geworden.
Je zou kunnen zeggen, gezien het totale aantal
vrouwelijke kandidaten, dat de Raad er in is geslaagd veel vrouwen bij het raadswerk
te betrekken. En dat was één van de bedoelingen. Toch baart het relatief
geringe aantal aanmeldingen van vrouwen mij zorgen.
Zorgen omdat ik vrees, dat de oorzaken van de geringe
participatie van vrouwen in onder andere “publieke organen” zeer diep zitten.
Ik zal hierover niet al te zeer uitwijden hier.
Maar toch nog even.
Wat algemeen gezegd blijken vrouwen zich niet zo
aangetrokken te voelen tot het soort van, ik noem het
maar even oneerbiedig, vergadercultuur van traditioneel en historisch gezien
toch vaak mannenclubs.
Daarom denk ik, dat het beeld verandering behoeft.
Die verandering kan alleen in gang worden gezet door naar
buiten toe te laten zien wat er zoal vergaderd wordt en daarin ook
veranderingsgezind bezig te zijn.
Ik hoop dat u als nieuwe raadsleden ook in die zin
“vernieuwend” bezig zult zijn.
Ik wens speciaal de in totaal nu 8 vrouwelijke Raadsleden veel succes en
sterkte toe bij het uitoefenen van “vrouwelijke” invloed in het gehele
Raadsgebeuren.
Nieuwe Raadsleden,
ik wend mij nu ook weer tot de mannen,
u hebt op 22 maart jl. een informatieavond meegemaakt.
Op deze avond bent u
kennelijk niet afgeschrikt door de ambitieuze plannen van de Raad.
U bent ongetwijfeld ook op de hoogte gesteld van de personele situatie van de
Raad.
Deze brengt met zich mee, dat voor het verwezenlijken van de plannen ook door
Raadsleden zelf veel werk zal moeten worden verzet.
Daarnaast zal, zo is aangekondigd, tegen het eind van het
jaar een nieuw bestuur worden gekozen.
Ook dat zal het nodige van uw tijd en inzet vergen.
Ik wens u en alle andere bij de Raad betrokkenen veel
succes bij uw uitermate waardevolle en
verantwoordelijke werkzaamheden.
rinus (m.j.) haks
gedeputeerde voor jeugdbeleid & emancipatie
installatie-rede g.p. hoefnagels:
de toekomst is niet meer
wat die geweest is