op de valreep
B: BIJZONDER JEUGD EN JONGERENWERK.
1. Omvang van het veld
2. Doelstellingen
3. Middelen
4. Inhoud van het werk
5. Doelgroepen
6. Bereik
7. Samenwerkingsverbanden & Overlegvormen
8. Knelpunten
9. Toekomstvisie
10. Regionalisatie
11. Problemen van / voor jongeren
12. Algemene conclusies categorie
B
1. Omvang van het veld
B1. Provinciaal Centrum voor Gereformeerd Jeugdwerk Noord-Holland. (PCJG)
B2. Provinciale Commissie voor Jeugdvorming in Noord-Holland / Hervormde
Jeugdraad. (PCJ/HJ)
B3. Leger des Heils, sectie Jeugdwerk
B4. Katholiek Service Centrum voor Levensvorming Jeugd en Jongeren.(KSCL)
B5. Doopsgezinde Jeugdcentrale. (DJC)
B6. Regionaal Centrum voor Gereformeerd Jeugdwerk. (RCGJ)
B7. Christelijk Jongerenverbond / Young Men's Christian Association. ( CJV / YMCA )
B8. Youth for Christ Noord-Holland West (YFC - NHW)
B9. Youth for Christ Midden Nederland. (YFC - MN)
Het Leger des Heils heeft voor zijn sectie jeugdwerk geen enquête ingestuurd en
zal in dit rapport dan ook niet worden
opgenomen.
Van B8 en B9 werden de enquêtes te laat ontvangen. Voor zover mogelijk ze nog
worden meegenomen in dit rapport.
Tijdens de hearing over het conceptrapport en ook in schriftelijke reactie zijn
wat opmerkingen gemaakt over de term "bijzonder
jeugdwerk".
De commissie heeft deze term gebruikt in navolging van het onderwijs, dat wordt
onderscheiden in "bijzonder" en "openbaar".
Met deze indeling wordt niet gesuggereerd, dat alle instellingen uit deze
B-categorie zich uitsluitend met christelijk of
kerkgebonden jeugd- en jongerenwerk bezighouden.
2. Doelstellingen
B1 geeft steun aan jeugd- en jongerenwerk voornamelijk via lokale gerefomeerde
jeugdraden.
B2, 4 en 6 richten zich op ondersteuning van plaatselijk, bijzonder jeugd- en
jongerenwerk.
B5 richt zich uitdrukkelijk op jongerenwerk in kerkelijk verband;
B7 ondersteunt jongerenorganisaties vanuit een christelijke levensbeschouwing.
B 8 en B9 houden zich bezig met de ondersteuning van het evangelisch jeugd- en
jongerenwerk.
3. Middelen
3.1 Personeel in formatie-uren.
personeel in formatie-uren | ||||||||
B1 | B2 | B4 | B5 | B6 | B7 | B8 | B9 | |
directie | 0 | 0 | 0 | 40 | 40 | 0 | 0 | 0 |
staf | 80 | 40 | 120 | 120 | 40 | 40 | 120 | 80 |
administratie | 20 | 0 | 80 | 60 | 49 | 0 | 0 | 0 |
tap* | 8 | |||||||
vacature staf | 40 | 40 | ||||||
overige menskracht in aantallen |
||||||||
stagiaire | 1 | |||||||
bestuur | 14 | 12 | 7 | 40 | 15 | 5 | 4 | 5 |
vrijwilliger | 4 | 5 | 1080 | 20 | 8 | 8 | 9 |
B4 heeft aangegeven, dat van de drie stafkrachten er één wordt ingezet voor de
provincie Noord-Holland.
B5 en B6 scoren hoog met de aantallen vrijwilligers en bestuursleden. Dit duidt
op een zeer hoge mate van uitvoerend werk.
B1 heeft naast zijn staf nog 7 (betaalde) freelance, parttime
steunfunctionarissen voor regio-werk.
3.2 Financiën
Baten & lastenoverzicht 1980
1980 | exploitatie | inkomsten | inkomstenbron(nen) |
B1 | 220.733 | 223.495 | provincie n-h
190.372 contributie 7.858 kaderwerk 14.093 kerk 11.172 |
B2 | 130.472 | 128.280 | provincie n-h
109.492 pkv-bijdragen |
B4 | 419.853 | 419.836 | rijksbijdrage
181.758 provincie z-h 149.178 provincie n-h 17.440 cursussen 30.500 bisdommen 34.100 diverse 6.860 |
B5 | 475.336 | 406.174 | rijk
374.481 provincie n-h 5.418 kerk 26.275 |
B6 | 278.565 | 278.576 | amsterdam
256.779 activiteiten 13.628 particulieren 1.678 diverse 6.491 |
B7 | 92.904 | 83.194 | rijk
82.224 giften 93 aktie s. 877 |
B8 | 160.000 |
niet uit te splitsen giften en landelijke bijdragen. |
|
B9 | 212.700 |
Overzicht subsidieverstrekking in 1979
rijk | provincie | gemeente | |
B1 | 92.272 | 91.942 | |
B2 | 53.159 | 53.159 | |
B4 | 246.406 | 17.110 | |
B5 | 308.956 | 4.436 | |
B6 | 120.881 | 3.047 | 114.814 |
B7 | 82.224 | ||
B8 |
niet van toepassing |
||
B9 |
Uit bovenstaande overzichten blijken B8 en B9 (YFC) tot op heden niet door de
overheid gesubsidieerd, maar op eigen inkomsten
te werken.
Voor B5 (DJC) heeft het Rijk ook in 1980 nog een flinke bijdrage geleverd, naast
de provincie.
B7 heeft praktisch uitsluitend op een rijksbijdrage gewerkt, gesubsidiëerd op
basis van Rijksplan.
B6, de RCGJ, is vanaf 1980 geheel op gemeentelijk plan terechtgekomen.
B1, de PCGJ, is in 1980 zo goed als geheel door de provincie Noord-Holland
gesubsidiëerd.
B6 is opgenomen in het Amsterdamse plan, maar werkt tevens in de gemeenten
Amstelveen en Diemen.
Ten aanzien van B4 kan geconstateerd worden, dat er een vreemde verhouding is
tussen de beroepskracht die in Noord-Holland
werkt en het Noordhollandse aandeel in de subsidiering.
4. Inhoud van het werk
In categorie B maken de instellingen niet zo'n onderscheid tussen de elementen
van de steunfunctie in hun omschrijving van de
werkzaamheden, uitgezonderd B1.
De overeenkomst is de verzorging van informatie en documentatie via bladen en
begeleiding en kadervorming van vrijwlligers uit
plaatselijke groepen in kerkelijk verband. B7 is met zijn andere structuur
hierop een uitzondering.
B8 en B9 zijn interkerkelijk bezig.
Met uitzondering van B1, die aangeeft louter een steunfunctie te vervullen,
houden alle instellingen zich bezig met steun en
ondersteun.
De instellingen met grote aantallen vrijwilligers houden zich ook
met uitvoerend werk bezig.
Algemeen kenmerk is de steun aan vrijwilligersgroepen die direct of indirect
kerkelijk gebonden zijn.
Daarbij neemt B4 ook een taak op zich die direct te maken heeft met de taak van
de kerk.
B5 neemt ook taken op zich van kerkelijke gemeenten, betreffende jongeren uit
die gemeenten.
Voor B8 en B9 geldt, dat deze uitdrukkelijk de christelijke indentiteit beogen.
Ten aanzien van de onderscheiden steunfunctie-elementen of - taken kan het
volgende worden opgemerkt.
Begeleiding
De begeleiding houdt in: organisatie- en inhoudelijke begeleiding van
vrijwilligers.
B1 scoort op onderdeel, waarschijnlijk ten gevolge van de regionale freelance
mederwerkers hoog.
Kadervorming
Gebeurt in de vorm van training en is vooral gericht op vrijwillige medewerkers
en besturen.
B4 en B7 (KSCL en CJV/YMCA) trainen ook beroepskrachten.
Documentatie- & Informatiestrekking.
De instellingen kennen allen een uitvoerig samengestelde documentatie- en
informatieverstrekking.
B8 en B9 zijn daar wat beperkter in.
B1, 2, 4, 5 en 7 verstrekken regelmatig informatie over de eigen organisatie en
hebben verder documentatie voor de uitvoering van
het werk beschikbaar.
Onderzoek en studie
B1, 2, 5, 7, 8, 9 zijn betrokken bij onderzoek en studie omtrent
jongerenproblemen.
B4 besteed in dit kader aandacht aan eigen deskundigheidsbevordering in relatie
met landelijke ontwikkelingen.
Bemiddeling
De instellingen vervullen voornamelijk in de materialenvoorziening een
bemiddelende rol.
Belangenbehartiging
De organisaties bieden -uitgezonderd B1- steun bij de interne
democratiseringsprocessen in kerkelijk verband en bieden steun in
het kader van de decentralisatie van het welzijnsbeleid.
B8 en 9 verstaan hieronder het landelijk overleg in het belang van de
plaatselijke situatie.
Ontwikkeling
De organisaties besteden aandacht aan de methodische ontwikkeling in het
vrijwilligerswerk.
5. Doelgroepen
B1. Vrijwilligers.
B2. Jeugd, jongeren, vrijwilligers.
B4. Jeugd, jongeren, vrijwilligers, jongerenpastores/beroepskrachten.
B5. Jeugd, jongeren en gemeenteleden.
B6. Jeugd, jongeren, besturen, uitvoerende vrijwilligers.
B7. Jeugd, jongeren en beroepskrachten.
B8. Plaatselijke comités en vrijwilligersgroepen, jeugd en jongeren.
B9. Plaatselijke comités en vrijwilligersgroepen, jeugd en jongeren.
6. Het bereik
6.1. Gerichtheid op werksoort
Alle instellingen, uitgezonderd B7, richten zich voor 100% op jeugd- en
jongerenwerk.
B7, CJV / YMCA, richt zich voor 10% nog op C&B-werk.
6.2. Het werk- en werfgebied
B1. Noord-Holland en Almere m.u.v. Amstelveen en Amsterdam.
B2. Noord-Holland exclusief Amsterdam.
B4. Noord- en Zuid-Holland.
B5. Alle provincies.
B6. Amsterdam. Amstelveen en Diemen.
B7. Noord-Holland inclusief Amsterdam.
B8. Noord-Holland met als benedengrens Haarlem - Zaandam, oftewel: Den Helder,
Schagen, Texel, Wieringermeer, Alkmaar,
Heemskerk, Velsen, Zaanstad, Purmerend en Haarlem.
B9. Amsterdam, Amstelveen, Haarlemmermeer, Uithoorn, Bussum, Huizen, Weesp en de
provincie Utrecht.
Verschillen tussen werk- en werfgebied hangen bij deze categorie nauw samen met
het feit, of in bepaalde plaatsen de betreffende
kerken voorkomen. Dit geldt niet voor B8 en B9, die nu (nog wel) een beperkt
aantal plaatsen bereiken, maar die gekozen hebben
voor een consolidatie van de bestaande voorzieningen.
B4 doet veel steun af via de post en legt in ongeveer een derde van het gebied
steunbezoeken af.
B1, 5, 6, 8 en 9 kennen geen groepen die nog van steun verstoken zijn.
De overige geven aan ze wel te kennen, maar door gebrek aan tijd/menskracht niet
aan een steunaanbod toe te komen.
6.3. De omvang
B1. Plaatselijke groeperingen in 55 gemeenten.
B2. Plaatselijke groeperingen in alle Noordhollandse gemeenten.
B4. Plaatselijke groeperingen in 57 gemeenten inclusief Amsterdam.
B5. Plaatselijke groeperingen in 34 gemeenten inclusief Amsterdam.
B6. Plaatselijke groeperingen in Amsterdam en 2 andere gemeenten.
B7. 11 lidgroepen en 29 plaatselijke groepen in 40 gemeenten.
B8. Plaatselijke groepen in 10 gemeenten.
B9. Plaatselijke groepen in 7 Noordhollandse gemeenten inclusief Amsterdam en
groepen in de provincie Utrecht.
7. Samenwerkingsverbanden &
Overlegvormen
B1. Intensieve samenwerking met CJV en overleg met gelijksoortige organisaties
als KSCL, PCJ/HJ, RSJJ, SBJH, RJJ, NFJJ,
LCGJ, en RCGJ.
B2. Overlegvorm met andere functionarissen uit deze categorie. Samenwerking met
de landelijke organisatie.
B4. ''Interne" samenwerking en overleg met andere, op onderdelen gelijkgerichte
organisaties.
B5. Geen overleggen. Samenwerking met PCJ/HJ, CJV, VCJV, NLJB, LCGJ.
B6. Samenwerking met PCGJ en CJV en een aantal Amsterdamse organisaties.
B7. Samenwerking met PCGJ en RCGJ. Overleg met SBJH, VEJO, CPJ. In YMCA-verband
ook internationaal overleg.
B8. Samenwerking met classis der Gereformeerde Kerken Zaandam. Overleg met N.H.,
Geref. en andere kerken. Op landelijk niveau
met LCGJ en CJV.
B9. Kent geen samenwerking. Overleggen gelijk B8.
8. Knelpunten
B1. Er is een dringende behoefte aan meer administratieve ondersteuning van
agogische beroepskrachten. Daarom is uitbreiding
van de halve formatieplaats voor administratieve ondersteuning naar een hele
kracht zeer gewenst.
B2. Chronisch gebrek aan tijd en middelen gezien de omvang van het gewenste
werk. Er moeten meer vrijwilligers betrokken
kunnen worden bij het uitvoeren van de steunfunctie.
B3. Geen bijzonderheden.
B4. Het "middenveld" is nog zwak, waardoor plaatselijke initiatieven niet of
moeilijk beklijven. Er moet een juiste strategie
ontwikkeld kunnen worden om aan de toenemende begeleidingsvraag te kunnen
voldoen. Er moet meer aan vrijwilligerstraining
gedaan kunnen worden. Dat is erg arbeidsintensief, omdat er wel een hoge
motivatiegraad, maar een geringe methodische basis
is.
B5. Geen bijzonderheden.
B6. Idem.
B7. Behoefte aan steun bij begeleiding, kadervorming, documentatie- en
informatieverstrekking, onderzoek & studie.
B8. Evenals B9 geen bijzonderheden.
Dat er bij een aantal instellingen "geen bijzonderheden" te melden zijn, neemt
niet weg, dat bijna alle organisaties direct of indirect
uit de enquête laten blijken, erg beperkt te zijn in de werkuitvoering door
gebrek aan mensen en middelen.
9. Toekomstvisie
B1. Werkt aan federatief verband met RCGJ en CJV. Wil veel aandacht besteden aan
de verdergaande democratisering van de
organisatie en het stimuleren van plaatselijke samenwerkingsverbanden binnen
confessioneel jeugdwerk.
B2. Wil de ontwikkelingsfunctie meer gestalte gaan geven in kleinschalige
projecten en meer aan kadervorming gaan doen om
zodoende meer vrijwilligers bij het uitvoeren van de steunfunctie te kunnen
betrekken.
B4. Heeft drie lijnen voor toekomstig beleid: - nadere opbouw organisatie, -
projectmatige aanpak jeugdproblematiek -
methodiekontwikkeling voor activiteiten t.b.v. 12- tot 15-jarigen.
B5: Wil speciaal aandacht geven aan jeugdwerkloosheid en aan de 2e generatie van
culturele minderheden.
B6. Verder ontwikkelen steunfunctie-aanbod, Jeugd- en jongerenwerk meer bekijken
vanuit maatschappelijke relevantie. Werken
aan verhoging efficiency en effectiviteit.
B7. Werkt hard aan een beleidsplan en zal dat toesturen.
B8. Evenals B9: Ontwikkelen plaatselijk advieswerk, nieuwe werkvormen en
projecten. (jeugdwerkloosheid, actiekernenplan,
werkmodel Jongeren-Open-Huis).
10. Regionalisatie
B1. Nog geen officiëel standpunt. Plaatselijke groepen blijken voorkeur te geven
van steun vanuit een confessioneel orgaan. Er
wordt zelf al regionaal gewerkt, waarbij provinciaal wordt gecoördineerd.
B2. Heeft er nog geen duidelijke ideeën over. Er kan wel over gepraat worden.
B4. Geen regionalisering van complete steunfuncties, wel van onderdelen of
bepaalde taken.
B5. De steunfunctie moet zo dicht mogelijk bij het grondvlak gebracht worden.
B6. Voor regionalisering.
B7. I.s.m. PCGJ en RCGJ kan tot regionale werkaanpak gekomen worden.
B8. en B9.: Regionalisering geeft betere overlegmogelijkheden, werkafstemming en
uitwisseling van ideeën.
Ook in de B-categorie kan over regionalisering gesproken worden.
Een nieuw idee, bepaalde taken regionaliseren, komt hier naar voren bij B1 en
B4.
11. Problemen van / voor jongeren
B1. Er heerst doemdenken onder de jongeren. Organisaties die een
toekomstperspectief in zich dragen dienen door de overheid
gestimuleerd te worden.
B2. Jeugd en vrede in toekomstoptiek; werkloosheid, identiteit en emancipatie
zijn de grootste problemen. Zingevingsverbanden,
waarvan de kerk er één is, moeten zich hierop bezinnen.
B4. Er is een onzeker en bedreigend perspectief op levensgebieden waarover
jongeren bij gebrek aan macht alleen moreel iets
mogen zeggen. Er is geen zicht op de eigen plaats in de grootschalige verbanden.
B5. Werkloosheid en 2e generatie culturele minderheden.
B6. Zingevingsproblematiek door maatschappelijke tekorten en gebrek aan idealen.
B7. Anonimiteit in de samenleving.
B8, B9: Desintegratie leidt tot allerlei subcultuurtjes; groeiende consumptie
drang leidt tot narcisme; gevoel van machteloosheid
leidt tot apathie (totaal verzet). De persoonlijkheidsontwikkeling verloopt
steeds moeilijker.
Alle instellingen brengen hier de bekende vraagstukken naar voren. B4 wijst
daarbij op een gebrek aan feitelijke macht bij de
jongeren. Veel instellingen hebben gemeld in "9. Toekomstvisie", hun werk meer
in het kader van de jeugdproblemen te willen
ontwikkelen.