RAPPORT: Eugène Stevens geb. 17-4-‘66
Motoriek
Hij kan goed lopen, hard lopen, op de tenen, op handen en voeten.
Hij klimt overal op, op een stoel, de tafel, de kommode via een stoel. Hij klimt
in en uit bed, hoge kinderstoel en box. Hij gaat zelf op een klein stoeltje
zitten en schuift aan.
Eten kan hij zelf met vork en lepel, al knoeit hij nog wel; drinken ook. Zijn
slabber doet hij zelf af en veegt er zijn mond mee af.
Hij helpt een beetje met aankleden. Schoenen en kousen aangeven b.v. Die kan hij
ook alleen uittrekken.
Hij helpt graag mee met vegen, eetgerei wegbrengen, speelgoed opruimen en
wasgoed in de mand doen.
Hij kan op de hurken zitten en trappen lopen. Ook kan hij zich voortbewegen op
een fietsje en duwt hij de kinderwagen.
Hij is sterk en schuift met tafel en box. Stoeltjes kan hij dragen en de deur
duwt hij dicht. Hij kan kopje duikelen. De kranen kan hij opendraaien en hij
weet precies hoe de afvoer van het bad werkt.
Hij is nogal rustig en vermoeit zich niet teveel. Hij is nogal stijf in zijn
beentjes en valt dikwijls over zijn eigen voeten.
Hij klautert overal op maar kan dan niet meer terug. Hij kan de deur open doen
en loopt dan weg. Hij komt meestal uit zichzelf terug.
Speelgoed
Hij speelt het liefst met grote stukken, bv. fietsje, poppenwagen, kar,
meubeltjes. Ook knoeit hij graag met water. Blokken bouwen vindt hij leuk en
tekenen.
Hij doet ook wel tikkertje en verstoppertje met andere kinderen, en kiekeboe.
Soms smijt hij met speelgoed of timmert anderen ermee op hun hoofd. Met poppen
sjouwt hij wel eens rond. Doosjes, sleutel, kam vindt hij mooi. Hij houdt van
destructief spel.
Taal
Hij begint al veel te praten, vaak zegt hij een woord na. Maar dit doet hij
alleen als hij in een goed humeur is. Als er vreemden komen houdt hij zijn mond
stijf dicht.
Hij heeft al een hele woordenschat en begrijpt ook wat het betekent. Combineren
doet hij nog niet zo vaak. Meestal wijst hij het voorwerp aan dat hij bedoelt.
Woorden: pappa, mamma, kindje, hondje, vogeltje, ba, kapot, bal, schoentjes,
bedje, dank, da, potje, hallo, hap, bad, nat, hè-hè, nee-nee, Pipo ssst, op, au,
jaja, toetoet, poppetje, dicht. Weliswaar niet zo duidelijk, maar goed
verstaanbaar.
Hij heeft een heel lief hoog stemmetje. Soms neuriet hij. Als hij iets geeft
zegt hij “dank” en hij zwaait “da”.
Namen probeert hij ook na te zeggen. De “l” en de “r” liggen hem moeilijk in de
mond.
Sociale omgang
Hij helpt mee met aankleden en is erg netjes op zijn kleren.
Hij doet geregeld wat op de pot en als hij een vieze broek aan heeft zegt hij
“bah”.
Hij kan goed poetsen met een doek.
Zijn lege bord geeft hij aan en zijn beker om bij te vullen. Als hij honger
heeft loopt hij naar de deur en als hij een snoepje wil naar de trommel. Met
eten is hij erg kieskeurig, als hij iets onbekends proeft, lust hij het niet.
Snoepjes en koekjes lust hij wel en drinken doet hij ook graag. Melk vindt hij
niet zo lekker.
Hij is over het algemeen zachtaardig en gezeglijk. Soms kan hij boze buien
hebben en is dan erg eigenwijs.
Als hij geregeld mee mag, vindt hij het best. Met andere kinderen van zijn
leeftijd kan hij leuk spelen, de kleintjes duwt hij wel eens omver of tikt ze op
hun bol. Hij pakt ze ook wel eens speelgoed af.
Vroeger liet hij zich wel eens op zijn kop zitten maar tegenwoordig bijt hij van
zich af. Toch is hij dikwijls erg flauw. Hij is wel sterk maar geen durfal.
Vooral vreemde mensen beziet hij met wantrouwen. Hij trekt zich dan terug in een
hoek.
Hij is aanhankelijk en hecht zich sterk. Soms kan hij vrij jaloers zijn. Owee
als een ander iets krijgt en hij niet.
Zijn er veel kleine kinderen, dan wordt hij lastig maar bij groten speelt hij
zich moe. Ook buiten vindt hij het heerlijk. Hij is weg van de dieren in het
park. Hij heeft een scherpe opmerkingsgave en ziet en hoort alles. Vooral zijn
gehoor is scherp.
Muziek vindt hij leuk. Dan danst hij op de maat en weet niet van ophouden.
Hij stoeit graag voor het naar bed gaan en schatert als hij gekriebeld wordt.
Hij is helemaal weg van Pipo, dat is een feest.
De orale fase is voorbij, want hij stopt niets meer in zijn mond, dat niet te
eten is.
Hij pakt kleine kinderen bij de handen leidt ze.
Soms knoeit hij met zijn ontlasting als hij de kans krijgt.
Hij wil zelf zijn haren kammen.
Voor sommige mensen is hij bang en van anderen niet.
Hij is erg gevoelig en kan niet goed tegen mopperen. Toch lokt hij dit wel eens
uit door expres stoute dingen te doen. Hij bootst graag mensen na.
De ene
keer voelt hij zich ergens op zijn gemak en de andere keer brult hij.
Als er een vertrouwd iemand bij is, is het meestal wel goed.
Willy v/d Molengraft.