II. PRAKTISCH GEDEELTE
1. Doel en Organisatie
1.1 Het doel van de school
1.2 Schooltechnische & -Organisatorische Gegevens.
2.1 Inleiding tot het leerplan
2.2 De toelating der leerlingen.
2.3 De samenwerking tussen school en huisgezin.
2.4 De samenwerking tussen hoofd en leerkracht.
2.5 De samenwerking tussen school en sociaal-pedagogische zorg.
1. Het doel van de school
De St. Pancrasschool is een school voor buitengewoon lager onderwijs aan
Rooms-Katholieke debiele jongens.
Zij is gevestigd aan de Boerhavelaan 298 in Leiden en staat onder het bestuur
van de Vereniging Liefdewerk van de Heilige Cunera.
De school is geen louter leerinstituut, maar een gezinsaanvullend
opvoedingsinstituut, waar onderwijzend wordt opgevoed.
Zij gaat ervan uit, dat de school voor vele leerlingen tevens eindonderwijs zal
zijn.
Hierop steunend kunnen we de volgende basiseisen stellen:
Vooral van belang is de karaktervorming van de leerling, omdat het kind met
kennis alleen niet door het leven komt. Bovendien is hun kennis-opname-vermogen
nogal beperkt.
Bij deze karaktervorming speelt ook het bijbrengen van beroepsethos een grote
rol. Zij moeten werken, voor zover het om zinvolle opdrachten gaat, leren zien
als een plicht. Daarbij zijn respect voor het materiaal, nauwkeurigheid en tempo
een vereiste.
De school is een streekschool voor Leiden en de omliggende gemeenten. Mochten
ouders buiten dit gebied de voorkeur geven aan deze school, dan kan ook hun kind na
een intake-gesprek toegelaten worden.
Voor kinderen die met de bus naar school komen, wordt van gemeentewege een
reiskostenvergoeding uitgekeerd. Daar de school zoveel mogelijk de leerlingen
wil brengen tot een zekere mate van zelfstandigheid, is er geen eigen vervoer in
de vorm van schoolbussen of taxi's.
De school heeft een zeer uitgebreid leerplan, dat een antwoord geeft op vele
vragen, die er kunnen rijzen, als men dit schooltype nader beschouwd.
Tal van scholen kunnen aan dit leerplan een voorbeeld nemen.
Het is ook niet te verwonderen, dat wij bij een hoofdstuk over schooltechnische
en –organisatorische gegevens danig geput hebben uit dit leerplan.
2. Schooltechnische & -Organisatorische Gegevens.
2.1 Inleiding tot het leerplan
Als inleiding tot het leerplan wilden wij de volgende punten bekijken:
a.
De toelating der leerlingen.
b.
De samenwerking tussen school en huisgezin.
c.
De samenwerking tussen hoofd en leerkracht.
d.
De samenwerking tussen de school en de sociaal-pedagogische zorg.
ad a. De
toelating der leerlingen
De iure behoort het toelaten van leerlingen bij het schoolbestuur.
Dit wordt echter waargenomen door een toelatingscommissie, bestaande uit: het
hoofd van de school, een schoolarts en een psycholoog.
Deze laatste wordt door het schoolbestuur benoemd en is 2,5 uur per week
beschikbaar.
Kandidaten voor de B.L.O., die van de R.K. Leidse scholen komen, worden voor de
toelatingscommissie gebracht via de R.K. School-Pedagogische-Dienst.
De sociaal werkster van dit instituut verricht gewoonlijk het milieu -
onderzoek, neemt de anamnese op en stuurt hiervan een rapport in.Tevens neemt ze
contact op met de school om te informeren naar de leer- & gedragsmoeilijkheden.
De leerlingen buiten Leiden worden meestal opgegeven door de schoolartsen, de
hoofden der scholen of door de ouders zelf. Het hoofd van de school stelt zich
tevoren op de hoogte van de omstandigheden van het kind thuis en op school.
Het onderzoek heeft hierna in de regel plaats op de school zelf. De ouders
krijgen dan bericht om met hun zoon op school te verschijnen.
Voor het intelligentie-onderzoek verzamelt het hoofd gegevens betreffende de
schoolvorderingen van de kandidaat, terwijl de schoolarts de gegevens van het
lichamelijk onderzoek verstrekt.
Vaak is er een correlatie tussen de verstandelijke en de lichamelijke
gesteldheid. Hier komen wij later nog even op terug.
Het intelligentie-onderzoek verloopt verder volgens de methode Binet-Sijmon*) naar
een bewerking van Dr. van Krefelen. Naast deze bewerkte methode heeft men ook de
revisie van Terman.
Van Krefelen stelt men echter boven Terman om de volgende redenen:
Daar zowel de Terman-test als die van Van Krefelen aanwezig waren, hebben wij beide met elkaar kunnen vergelijken.
Om u enig inzicht te geven,
nemen we hier de proeven over voor 3- en 10-jarigen.
3 jaar |
De Methode Terman | De methode Van Krefelen |
1 | Eenvoudige opdrachten met bekende voorwerpen | Delen van het lichaam kunnen benoemen desnoods met een pop |
2 | Woordenschat bepalen met behulp van plaatjes | Benoemen van bekende voorwerpen |
3 | Het vergelijken van stokjes | Voorwerpen opnoemen met behulp van plaatjes |
4 | Vertellen met behulp van plaatjes | Geslacht noemen |
5 | Voorwerpen herkennen aan gebruik | Achternaam zeggen |
6 | Inzicht: Kruis natekenen |
6 tot 7 lettergrepen nazeggen alternatief: 3 cijfers nazeggen |
10 jaar |
De Methode Terman | De methode Van Krefelen |
1 | Woordenschat met behulp van woordenlijst | 6 cijfers nazeggen |
2 | Ongerijmdheden in plaatjes zoeken | Absurditeiten ontdekken in plaatjes |
3 | Lezen & navertellen | Tekenen uit geheugen |
4 | Redenen aangeven | Tekst herinneren |
5 | Woorden opnoemen: 28 per minuut | Verstandsvragen beantwoorden |
6 | 6 cijfers herhalen | 60 woorden in 3 minuten 20 tot 22 lettergrepen nazeggen |
Voor een groot deel komen al deze proeven op hetzelfde neer en dat kan feitelijk
ook niet anders. Er is wel een groot verschil in materiaal.
Had de Terman nieuw, modern materiaal, de Van Krefelen had nog het materiaal
zoals dat door Herderschee was uitgegeven als "Utisiliën Onderzoek Methode Binet".
Na het intelligentie-onderzoek wordt er aan de ouders advies gegeven over de
voor het kind meest geschikte school.
Áls toelatingsdatum houdt men zoveel mogelijk 1 januari en 1 augustus aan.
ad b. De samenwerking tussen school en
huisgezin.
Brief aan de ouders bij de inschrijving van de leerling
St. Pancrasschool, Boerhaavelaan, Leiden, 1967.
Geachte ouders,
Nu uw zoon leerling is geworden van de St. Pancrasschool is het misschien goed
uw aandacht te vestigen op het volgende:
Onze school staat onder de bescherming van de H. Pancratius.
Patroonsfeest is 12 mei.
Het adres van de school is: Boerhaavelaan Leiden, te Leiden. Telefoon: 01710 -
51964.
De schooltijden zijn van maandag tot en met vrijdag van 9 - 12 en van 1 - 3 uur.
Elke maand is er een schoolmis met gelegenheid om te communiceren.
Eén of twee dagen ervoor gaan we biechten.
De leerlingen van de 4 hoogste klassen gaan op vrijdag zwemmen.
Op onze school wordt melk gedronken. Prijs per 2 weken f 1,35.
Het nut van melk drinken is u voldoende bekend. Uw kind krijgt iedere dag melk.
Voor vakantie en vrije dagen krijgt uw zoon altijd een briefje mee met
mededelingen betreffende de vakantie of de vrije dagen. Snipperdagen voor
leerlingen bestaan niet. Als er dus een bijzondere reden voor een extra vrije
dag is, moet dit van te voren schriftelijk aan het hoofd van de school worden
aangevraagd.
Het hoofd der school en de onderwijzers(essen) zijn altijd te spreken.
Om een vergeefs bezoek te voorkomen, is het aan te raden een afspraak te maken.
Uw zoon krijgt 3x per week gymles. Daarbij wordt een gymbroekje gedragen. Dit
broekje wordt door de school verstrekt. Voor en na de gymles worden de voeten
van de kinderen gewassen. Daarvoor krijgen ze een handdoek in bruikleen. Voor
het gebruik van de gymbroek en handdoek (iedere week een schone) wordt van de
ouders 1x gedurende de hele schoolperiode 10 gulden gevraagd.
Deze 10 gulden worden op de eerste schooldag meegebracht.
Eens per jaar gaat de hele school op schoolreisje. We sparen hiervoor van
januari tot juni. U krijgt hiervan nog wel een brief.
Tweemaal per jaar, in november en maart, krijgt uw kind een rapport mee. Aan het
eind van het jaar wordt een ouderavond gehouden. Dit is in plaats van een
rapport.
De verkeersregeling in de omgeving van de school wordt zo veel als noodzakelijk
geacht verzorgd.
Hoogachtend,
het Hoofd der School.”
De samenwerking tussen school en huisgezin.
Voor en tijdens het toelatingsonderzoek worden al de eerste contacten gelegd
tussen de school en het huisgezin.
In het anamnese-rapport wordt ook al een beschrijving gegeven van de
gezinssituatie.
Enkele feiten die uit deze rapporten blijken:
Daar al deze feiten al bekend zijn bij de toelating van het kind, spreekt het
voor zich, dat er al een stevige basis gelegd is voor een band tussen school en
huisgezin.
Deze wordt verder onderhouden door:
Huisbezoek.
Op geregelde tijden, en zeker als het gedrag van de leerling er aanleiding
toegeeft, zal de onderwijzer de leerling thuis bezoeken om de
milieuomstandigheden, de verhouding van zijn leerling ten opzichte van de
ouders, broers en zussen én de vrijetijdsbesteding in het oog te houden. Op de
observatieformulieren wordt hiervan aantekening gehouden.
Rapporten.
In oktober en februari wordt er een week lang schriftelijk werk gemaakt in
rapportcahiers. In briefvorm wordt er de beoordeling van de klasonderwijzer
bijgechreven. Deze cahiers komen eerst ter inzage bij het hoofd van de school.
Spreekuur.
Voor de ouders is er altijd gelegenheid om na schooltijd het hoofd en de
klassenleraarkracht te spreken.
Het oudercomité:
Dit comité is aan de school verbonden als een schakel tussen school en huisgezin
en organiseert eenmaal per jaar een ouderavond. Deze wordt gehouden aan het eind
van het schooljaar.
Mededelingen:
Alle mededelingen betreffende vrije dagen, activiteiten e.d. worden schriftelijk
aan de ouders doorgegeven.
Hoewel de mogelijkheden tot een hechte samenwerking dus plenty zijn, laat die
toch wel eens te wensen over. De oorzaak moet dan meestal gezocht worden in het
zwak-sociale milieu waaruit de leerling komt. De ouders tonen dan géén interesse
of hebben er een hekel aan, dat hun zoon op een BLO-school zit.
Ook komt het voor, dat de ouders zich er voor schamen dat hun kind "zo" is en
proberen ze dit te verdoezelen.
ad c. De samenwerking tussen hoofd en leerkrachten.
Om het gestelde doel te bereiken, is een hechte samenwerking tussen hoofd en
leerkrachten vereist.
Door besprekingen op schoolvergaderingen en onderling contact wordt er gestreefd
naar de eenheid in de methodiek en vooral, met behoud van ieders
persoonlijkheid, naar eenheid in de pedagogiek en het nastreven van
voorschriften en geboden.
Vooral bij de overgang naar een andere klas zal er over de leerling contact
onderhouden worden tussen betreffende leerkrachten.
Schoolvergaderingen worden eenmaal per trimester gehouden.
De klassenonderwijzer houdt aantekeningen bij over het huisbezoek en het hoofd
op de hoogte van de relatie met de ouders en stelt hem in kennis van de gevoerde
correspondentie.
Bij ernstig meningsverschil zal het hoofd en/of de leerkracht eerst een beroep
doen op het schoolbestuur alvorens de betreffende kwestie buiten de eigen kring
wordt gebracht. Dit is natuurlijk zeer belangrijk en voorkomt dat er buiten de
school opgeblazen verhalen worden verteld voordat de kwestie terdege bekeken en
besproken wordt.
Ook de samenwerking met personen en organisaties die zich op het terrein van de
lichamelijke en geestelijke volksgezondheid bewegen, geschiedt met medeweten van
en via het hoofd.
ad d. De samenwerking tussen de school en de sociaal-pedagogische dienst.
De sociaal pedagogische zorg begint reeds op school. Tijdig voor de leerling de
school verlaat, wordt de sociaal pedagoog van de "Cornelius Musius-Stichting"
voor Leiden en omstreken gewaarschuwd.
De sociaal pedagoog ontvangt een rapport van de betrokken leerling. Indien
mogelijk wordt hij ook ingeleid bij de ouders door de onderwijzer met een
gezamenlijk huisbezoek in de laatste maanden van het schooljaar.
2. Het Leerplan en de schoolstructuur