De vraag, die wij ons onder meer moeten stellen in dit soort vormingswerk is:
“Waarin verschilt ons werk met dat van plaatselijke sociëteiten/verenigingen (Artemis,
Harlekino, Poelhuys, Cherubijn etc.), die grotendeels, en op het eerste gezicht
voor een buitenstaander geheel parallel lopen met de onze;
is VJV-centrum Qbus voor de gemiddelde inwoner van Lisse niet veel meer dan één
van de vele plaatselijke organisaties die cursussen geven op gebied van
creatieve handvaardigheid, boetseren. yoga etc.?
Het regelmatig lezen van onze publicaties in de diverse plaatselijke en
regionale periodieken geeft hen ook niet te veel hoop dat VJV-Qbus een wat
anders genuanceerd fenomeen is.
Vermeldingen van onze cursusroosters geven hieromtrent nog niet direct andere
verwachtingen.
Maar alvorens ons in de strijd te begeven om ons imago voor de buitenwacht te
verbeteren, of beter gezegd te nuanceren, zou het eerst verstandig zijn, eens
uit te vorsen waarin en in hoeverre wij dan enige diepgang zouden vertonen, die
ons onderscheidt van plaatselijke groeperingen.
Dit laatste getuigt van een zekere arrogantie of misschien wel van een
meerderwaardigheidsgevoel (-complex?) ten opzichte van die andere bewegingen.
Maar is dit niet per definitie altijd het geval wanneer een stichting of
vereniging wordt opgericht?
Gebeurt zoiets niet met het oogmerk iets nieuws, iets beters te beginnen dan in
het plaatselijk of regionaal gebied reeds bestond?
Een en ander brengt ons tot de doelstelling van ons VJV.
Geen hoogbejaarde definitie, die ons vaandel op kleurrijke wijze zou moeten
sieren. Neen!
Onze doelstelling is niets meer of minder dan de verwoording van gedachten,
verwachtingen en hoop van ons hele bestuur.
Het vorige seizoen hebben wij drie vergaderingen besteed om deze samenvatting
van al ons streven, of wat dies meer zij helder te krijgen; en dit waren
wellicht onze “betere” vergaderingen.
De stichting stelt zich ten doel:
één of meer centra te creëren voor de jonge
mens,
die met anderen wil werken aan de ontplooiing van zichzelf:
zodat hij beter kan voldoen aan zijn opdracht als mens.
Wij konden tot deze doelstelling komen omdat wij als bestuur de overtuiging hebben, dat de huidige maatschappij vraagt om mentaliteitsverandering, daar de mens zijn heil niet kan bereiken zonder de ander of ten koste van de ander, maar alleen door (ook) het heil van de ander na te streven.
Een dergelijke doelstelling geeft natuurlijk nog geen blauwdruk voor de manier
hoe wij moeten opereren.
Dit klinkt allemaal nogal ambitieus en zal ongetwijfeld afsteken bij andere
verenigingen of sociëteiten die voor jongeren “wat doen”.
Maar waar het natuurlijk om gaat is het resultaat. Is dit anders bij ons?
Laten we de riemen waarmee we te roeien hebben, eens nader bekijken, en de
factoren waaraan we gebonden zijn, en onze kans van slagen begrenzen.
We hebben een ruimte, die zoals we allen al lang weten veel en veel te klein is,
een staf van circa 3 personen, die op fulltime basis werkzaam is, een goede
subsidieregeling, een niet nader te omschrijven aantal jongeren van 17 tot 25
jaar die in Lisse en zijn naaste omgeving wonen en nog een aantal kleine
factoren.
Nu is uiteraard de grote vraag:
Hoe kunnen al deze elementen en toestanden bij elkaar komen tot een optimaal
functionerend Vormingscentrum?
Gooi de deur open, plak stickers op auto en lantaarnpaal, rijd rond met een
geluidswagen, douw gele, groene en blauwe folders in alle zichtbare
brievenbussen, zet koffie en ga zitten wachten op de dingen die komen zullen.
Dan is het zaak een stuk frustratie te overwinnen, omdat we volgens de regel van
‘de grootste gemene deler’ een rooster van een beperkt aantal gebeurens/cursussen
moeten vaststellen.
Uit een veelheid van wensen slechts 6 á 7 groepen te formeren. En dan draaien
we.
We zetten na een enquête onder onze deelnemers een filmrooster in elkaar voor
zo’n 6 films in het komende winterseizoen, we helpen mee aan het verzamelen van
dekens voor de Portugese koloniën, proberen te gaan starten met een
derde-wereldkraam op de plaatselijke weekmarkt en naar wij hopen nog veel meer
in dit seizoen.
Al deze gebeurtenissen kunnen een enorme, vormende werking hebben.
Maar hangt dit niet te veel als los zand aan elkaar?
Is een yoga-cursist die op maandagavond 1,5 uur naar Qbus komt en de rest van de
week daar niet te zien is, reëel gesproken wel een deelnemer aan het
vormingswerk, dat wij voor ogen hebben?
Okay, we moeten “uren” maken voor de subsidie, maar verwordt een cursus, een
bruikbaar instrument voor de vorming van de jonge mens is, in dit geval niet te
veel tot doel op zich?
De betrokkenheid bij ons instituut blijft bij deze werkwijze zo gering.
Het zou verstandig zijn, dat we bij dit probleem eens stil staan, om met elkaar
eens deze vraagtekens te bespreken:
Is het wel de manier om tot vormingsactiviteiten te komen door cursussen te
organiseren en af te wachten of er wat meer uitkomt?
(Waarbij we moeten aantekenen dat de overheid ons die kant uitduwt)
Of hoeft er gewoonweg niet meer uit te komen?
Hoe kunnen we van ons vormingswerk een totaal-gebeuren maken, dat een
individuele deelnemer van 1,5 uur per week méér betrokken doet raken bij het
geheel?
Hans de Buisonjé
voorzitter vjv-qbus
vjv, wat wil je ermee? het jongerencentrum qbus
in gesprek met vjv-bollenstreek
van links naar rechts: jan van der lans, ruud van dijk, martien
herruer;
van rechts naar links: hans de buisonjé, jan van hensbergen, annemieke van der
vlugt.