Secretariaat: A.L. Dyserinckstraat 53
Postbus 320 te Haarlem
Verslag van de bijeenkomst van enkele docenten, leerlingen en oud-leerlingen
gehouden op 20 september 1969 op de Pedagogische Academie "de la Salle".
Aanwezig waren:
de docenten: Broeder Bernardinus en de heer J.M. Tettero
de leerlingen: Nel van Veen, Wil van Kordelaar, Paula Langelaan, Zuster
Ancilla, Ruud Mollers, Bert Vork, Hans Hartog en Arnold Heuzen
oudleerlingen: George Reurings, Herman ten Berge, Peter Prins, Ed
Vellekoop, Nico v.d. Goes (allen leden van Sociëteit Ante Portas).
Bij de opening van de vergadering door de heer Tettero, merkte deze op, dat de
vertegenwoordiging van andere oudleerlingen dan SAP-leden nihil was.
Van de zijde van Ante Portas werd erkend, dat de uitnodiging voor deze
vergadering erg vaag gesteld was. Van de aangeschreven oud-leerlingen had alleen
Willy van der Lans een bericht van verhindering gezonden.
Afgesproken werd dit in de toekomst te voorkomen en ook aan alle oud-leerlingen
een kort verslag van deze vergadering Ie zenden. Hierbij zou de Pedagogische
Academie alle medewerking verlenen. Tevens zou worden getracht ook in Poging, de
schoolkrant, een kort verslag op te nemen.
(n.b. gezien het speciale karakter van Poging in verband met de Vredesweek is
besloten dit korte verslag via de klassenvertegenwoordigers aan de leerlingen
uit de delen)
Herman ten Berge gaf vervolgens voor de nieuwkomers een kort overzicht van het
besprokene in de vorige vergadering van 6 september.
De heer Tettero sneed nu twee vragen aan, waarover de mening van de aanwezigen
werd gevraagd:
1. Is er behoefte aan communicatie tussen docenten, leerlingen en oud-leerlingen
met betrekking tot de opleiding op de Pedagogische Academie ?
2. Zo ja, hoe moet deze behoefte gerealiseerd worden?
Van de zijde van de oud-leerlingen kwam unaniem naar voren dat er wel degelijk
behoefte was aan deze communicatie, omdat iedereen tijdens zijn opleiding wel
iets gemist had.
Zuiver onderwijskundig bezien zag George Reurings een hiaat tussen opleiding en
praktijk.
Herman ten Berge wilde o.a. dat er op de PA meer aandacht besteed zou worden aan
persoonlijkheidsvorming.
Naast het contact tussen leerlingen en oud-leerlingen noemde Peter Prins ook het
contact met de docenten: de oud-leerlingen hebben immers de opleiding gevolgd en
kunnen aldus trachten het minder positieve te veranderen.
Tevens zag hij als voordelen van de communicatie:
a. dat deze positief zou kunnen werken als"ruggegraat" voor de oud-leerlingen
b. de belangrijkheid om nu in de praktijk iets te weten van de nieuwe ideeën van
docenten en leerlingen
c. dat hieruit een uitwisseling van ervaringen zou kunnen voortvloeien, zodat
ook docenten en leerlingen zouden weten wat er bij de oudleerlingen, die nu in
de praktijk staan, leeft.
Ed Vellekoop vond deze communicatie o.a. belangrijk uit een persoonlijke
interesse i.v.m. de vernieuwingen in het onderwijs.
Staande buiten het onderwijs vond Nico v.d. Goes het toch wel belangrijk het
verdere contact met de PA voort te zetten.
Br. Bernardinus was van mening dat bezinning op het onderwijs zeer belangrijk
was en juichte het genomen initiatief dan ook van harte toe.
De leerlingen die nu het woord voerden waren allen enthousiast over het feit dat
het contact met de oud-leerlingen er nu was; ook zij stonden kritisch tegenover
de opleiding.
Daar uit de praktijk van het onderwijs de opleiding meer gericht zou kunnen
worden, stond Nel van Veen geheel achter het streven naar verdere communicatie.
Wel vond zij het belangrijk, dat méér oud-leerlingen aan dit gesprek zouden
meedoen. Ook vond zij dat je op de oefenscholen nog te weinig kon doen met
nieuwe ideeën, omdat:
- de hospiteertijd tekort was,
- je je lessen ook moest afdraaien,
- er vaak te weinig belangstelling was van de leerkrachten van de oefenscholen
voor die nieuwe ideeën.
Ook de anderen vonden dit een gemis.
Tevens werd opgemerkt, dat men op de oefenscholen nog te zeer als een leerling
wordt beschouwd, waardoor van een persoonlijke inbreng te weinig sprake is, c.q.
kan zijn.
Ruud Mollers zag alleen het voordeel van deze communicatie, evenals Bert Vork,
die dit omschreef als behoefte aan aanvulling door de oud-leerlingen, zodat er
tussen opleiding en praktijk een betere aansluiting zou komen.
Hiermede waren de anderen het volledig eens.
Paula Langelaan opperde het idee om ook leerlingen van de PA-Beverwijk aan onze gesprekken te laten deelnemen, om meer meningen te horen.
De heer Tettero vond dit een goed idee, maar zag toch wel bezwaren, vooral omdat
de mensen uit Beverwijk een totaal andere opleiding genoten hadden en de basis
tot gesprek nogal mager zou zijn.
Br. Bernardinus vulde dit aan door te zeggen dat de oud-leerlingen van de PA de tekorten aan de opleiding veel beter zouden zien.
Hij vond het wel interessant om bijv. leerlingen voor 2 à 3 weken uit te
wisselen om vervolgens de opleidingen te gaan vergelijken.
Herman ten Berge zag dit idee gaarne opgenomen in het verslag; hij vond het
belangrijk déze vorm van communicatie vast te houden en eventueel later een
daadwerkelijke poging te doen om tot uitwisseling van leerlingen te komen.
Met deze mate van overeenstemming om tot een structuurherziening van de
opleiding op de PA te komen was Herman ten Berge het wel eens, doch
tevens vond hij dit als uitgangspunt nogal eenzijdig, n.l. de kritiek van de
oud-leerlingen tegenover het voordeel hiervan voor de leerlingen. De heer Tettero
gaf deze eenzijdigheid toe, maar als uitgangspunt om de eigen opleiding
aan de praktijk te toetsen wilde hij toch wel doorgaan, al was het alleen maar
om het zgn. “dichtgroeien” te voorkomen.
Hiermede was iedereen het eens.
Om nu tot de realisatie van de gewenste communicatie te komen was men algemeen
van mening dat het van het grootste belang was dat er meer oud-leerlingen bij
dit overleg betrokken moesten worden, wil men deze communicatie een voldoende
reikwijdte geven. Hierop nam Nel van Veen het woord en vertelde dat er van de
kant van de leerlingen het plan bestond, zeer binnenkort een leerlingenraad op
te richten, bestaande uit een vaste vertegenwoordiging van alle klassen, met als
voornaamste doelstelling, de democratisering van het onderwijs op de PA.
Met de heer Tettero was zij van mening, dat een werkgroep uit deze
leerlingenraad
de communicatie met de oud-leerlingen zou kunnen voortzetten.
Concreet gesteld
zouden dus twee werkgroepen, nl. één van de leerlingen en één van de
oud-leerlingen, samen met enkele docenten consequent iedere veertien dagen
overleg moeten plegen, om tot een daadwerkelijke structurele verbetering te
komen, zowel van de PA als van het Basisonderwijs.
In afwachting van nadere mededelingen hierover werd Peter Prins (als
vertegenwoordiger van de oud-leerlingen) uitgenodigd bij de
oprichtingsvergadering van deze leerlingenraad op 24 september 1969 aanwezig te
zijn. Hoewel als toehoorder, zou de mogelijkheid toch open gelaten worden om,
indien er aanknopingspunten zijn tussen het streven van de leerlingen en dat van
de oud-leerlingen, in deze vergadering de mening van de oud-leerlingen naar
voren te brengen.
Een andere vraag was, aldus de heer Tettero, of er ook bij de docenten
belangstelling was voor nader contact met leerlingen en oud-leerlingen. Br.
Eernardinus had het gevoel dat er bij de meeste docenten vergadermoeheid
bestond.
Om dit te ondervangen zou afgesproken kunnen worden, dat steeds twee docenten
aanwezig zouden zijn, die dan in de docentenvergadering verslag zouden
uitbrengen.
Tijdens de rondvraag kwam de heer Tettero met een alternatief voorstel, in het
geval de plannen niet liepen als verwacht mocht worden:
Samen met Nel van Veen en Peter Prins zou hij dan na 1 à 2 maanden weer
contact
opnemen met de aanwezigen om via andere kanalen het gesprek weer op gang te
brengen.
Dit voorstel had de algemene instemming der aanwezigen.
Hierna sloot de heer Tettero de vergadering.
Haarlem, 24 september 1969
Namens de Sociëteit Ante Portas, N.P van der Goes