____________________________________________________
Enkele ervaringen met de opleiding op kweekschool "de la Salle",
opgedaan door oud-leerlingen, die in het onderwijs werkzaam
zijn.
Ter Inleiding:
In het gesprek op 13 december 1969 tussen enkele docenten, leerlingen en
oud-leerlingen van Pedagogische Academie "de la Salle", werd het voorstel gedaan
de tekortkomingen in de opleiding tot onderwijzer, die de aanwezige
oud-leerlingen nu in de praktijk menen te ervaren, op schrift te stellen.
Met het onderstaande verhaal hebben we graag aan dit voorstel willen voldoen.
Het is"echter wel van belang dat we de volgende punten duidelijk stellen:
Onze ervaringen willen we dan ophangen aan de volgende kapstokken:
1. de opleiding, min of meer in haar totaliteit
2. de praktische vorming
3. algemene didactische aspekten
4. de diverse vakken en hun didaktiek
5. samenvattende slotopmerkingen.
1. de opleiding, min of meer in haar totaliteit.
Naar ons idee zou de gehele opleiding, maar vooral het vak cuma
(cultureel-maatschappelijk leven Nederland) in wezen moeten resulteren in een
hygiënische visie op de mens en het maatschappelijk gebeuren.
Helaas zijn deze resultaten door de opleiding bij ons niet voldoende gewekt of
gestimuleerd.
Het is van ongelooflijk groot belang dat de leerkrachten creatieve mensen zijn.
In een wereld waarin alles razendsnel verandert, is het belangrijker dat we met
de veranderingen mee kunnen gaan en ze eventueel richting te kunnen geven, dan
dat we alleen maar op de hoogte gesteld worden van de situatie zoals die is
wanneer we de opleiding volgen, omdat die kennis, wanneer ze moet functioneren 'weltfremd'
blijkt te zijn.
En om nu te zeggen dat wij bruisen van die creativiteit.. . . . . . . . . . . .
. .???
Wij geloven dat het een goede zaak is, wanneer we tijdens de opleiding ons niet
alleen richten op het basisonderwijs, maar dat dit object duidelijk geplaatst
moet worden in het grote onderwijsgeheel, om de basis van de basisschool naar
voren te laten komen. De leerkracht moet o.i. beseffen wat er naast en na de
basisschool mogelijk is.
De relaties met de andere onderwijsinstituten en -vormen zou zeker de
belangstelling van de opleiding moeten hebben.
Misschien zou de opleiding een wat minder berustende houding kunnen aannemen
t.a.v. de gedachte dat het gestalte geven aan de katholiciteit zowel van de
opleiding als van de basisschool een moeilijke zaak is.
Tenslotte geloven we dat de kennis die men ons tijdens de opleiding heeft
proberen bij te brengen een te grote tendens naar theoretische kennis heeft
gehad.
Het principe dat de aangeleerde kennis moet functioneren, werd ons in het hoofd
gestampt, maar we hebben het principe weinig zien functioneren.................
2. de praktische vorming.
Nu we in de praktijk staan ervaren we dat het óók mogelijk is dat leerlingen van
de lagere school met elkaar bepaalde activiteiten kunnen ontplooien.
Wij geloven dat de mogelijkheden, de voorwaarden, de voor- en nadelen van
groepswerk, alle drie onderwerpen zijn die tijdens de opleiding ruimschoots ter sprake
hadden moeten komen en waarmee een aantal experimenten had moeten worden
uitgevoerd.
Hetzelfde willen we doen gelden met betrekking tot onderwerpen als:
klassengesprek, opstellen van toetsen, feest vieren met kinderen.
Het zou prettig zijn wanneer we tijdens de opleiding kennis gemaakt hadden met
de diverse begeleidingsinstituten, zoals Pedagogisch Centrum, School Advies
Dienst e.a.
Mogelijk kunnen deze instituten en de Pedagogische Academie komen tot een
vruchtbare samenwerking.
De activiteiten die door de leerlingen op de oefen- en hospiteerscholen
ontplooid worden zouden meer waarde krijgen wanneer zo met medeleerlingen en
belanghebbende docenten besproken worden.
Het evalueren van gedane zaken is van groot belang en moet tijdens de opleiding
uitvoerig voorbereid worden.
De praktische vorming zou, wanneer die wat ruimer opgezet wordt, een belangrijke
bijdrage kunnen leveren aan de creativiteitontwikkeling van de toekomstige
leerkracht.
Onze praktische vorming betekende niet veel meer dan het afdraaien van een
aantal lesjes en het 'klakkeloos meehobbelen' met de oefenschool.
Vooral het hoofdaktejaar behoeft een opzet die veel creatiever is.
En ….hebt u al het verband tussen de praktijk en de theorie in de opleiding
ontdekt ???
3. algemene didaktische aspekten.
Volgens onze mening, die natuurlijk ook tekortkomingen heeft, was er gedurende
onze opleiding weinig plaats om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die er
ongetwijfeld zullen zijn om in te gaan op het kind.
We hebben ongeveer het idee gekregen dat de leerkracht degene is die in de klas
bepaalt wat er gebeurt en op welke wijze, zonder daarbij voldoende uit te gaan
van het kind.
We hebben niet geleerd nieuwe methodes te bestuderen, we hebben ze überhaupt
niet gezien. Noodgedwongen maak je kennis met een aantal pagina's van de
methoden die er op de oefenschool gehanteerd worden, mogelijk nog met een
methode waarmee de vakdocent gewerkt heeft.
Het heeft ons ontbroken aan het aannemen van een kritische houding t.o.v. de
methode in het algemeen en het gebruik ervan.
We zijn opgeleid tot het doorbladeren van de methode die we in de school
aantreffen.
Tijdens onze opleiding hebben we weinig doorzicht gekregen in de wijzen waarop
er in het onderwijs gedifferentieerd zou kunnen worden.Het onderzoek naar
differentiatiemogelijkheden zou zowel theoretisch als praktisch verwerkt moeten
worden.
Bovendien ervaren we dat het prettig zou zijn wanneer we wat uitgebreider op de
hoogte zouden zijn van het gebruik van de audiovisuele middelen in het
basisonderwijs.
4. de diverse vakken en hun didactiek.
Naar idee zijn we zwak geïnformeerd over de waarden van de diverse vakken in het
basisonderwijs. Zowel de theoretische behandeling als de praktische begeleiding
in de didactiek van de de vakken heeft voor ons nogal wat te wensen over
gelaten. En wanneer er iets aan dit aspect gedaan werd, was het vaak niet meer
dan een berustende descriptie van de huidige situatie en niet zoals het zou
moeten of kunnen zijn.
Tijdens de opleiding hebben we helaas geen ervaringen kunnen opdoen op het
terrein van het uitwerken van leerstofeenheden.
Dat we in de praktijk die eenheden niet alleen kunnen uitwerken, maar vaak zelfs
niet kunnen ontdekken, wordt mede veroorzaakt door een ontzettende desintegratie
van de vakken in de opleiding.
Hierop aansluitend moeten we stellen dat wij niet trots kunnen zijn op ons
inzicht in naslagwerken voor leerling en leerkracht, terwijl dit inzicht in
wezen van belang is,
Wij geloven dat er tijdens de opleiding meer ruimte gegeven moet worden aan het
uitvoeren van diverse experimenten, welke dan door teams van leerlingen
uitgevoerd en door docenten geleid en gestimuleerd moeten worden. Deze
activiteiten zijn dan een mogelijkheid tot een verwerking van de gepresenteerde
theorie.
Tenslotte:
we accepteren dat een docent op zijn vakgebied niet geheel deskundig
is, maar achteraf zouden we het op prijs gesteld hebben als gastdocenten de
leemtes opgevuld zouden hebben ...........
We hebben als leerlingen teveel moeten luisteren naar veel geleuter van de
docenten.
5. samenvattende slotopmerkingen.
Nu we aan het slot zijn van onze opsomming van een aantal zaken die we in onze
opleiding gemist hebben, zijn de volgende opmerkingen nog wel van enig belang:
Wanneer we het geheel van de door ons aangegeven manco's moeten samenvatten,
dan kan dat misschien door te stellen dat het predikaat:
dat ons na het verblijf op "de la Salle" werd meegegeven, niet zonder een cynische lach kan worden uitgesproken.
Als we consequent eerlijk zouden zijn, dan moeten we
òf het diploma teruggeven,
òf ons uitvoerig heroriënteren en informeren
over datgene, waartoe we dan
“volledig bevoegd”
zouden zijn.
We hebben helaas het idee
dat weinig oud-leerlingen enige bezwaren zullen hebben wanneer ze de stelling
horen:
Dit is mogelijk de grootste tekortkoming van onze opleiding.
namens
sociëteit "Ante Portas",
peter prins, secretaris sap
postbus 320, haarlem