# tmlib/~smc |
Stichting Multiple Choice
Memo voor: medewerkersoverleg
Agenda: 16 september 1997
"De samenleving verandert, Noord-Holland verandert mee"
Met die constatering opende de Provincie de brochure (januari
1997) die zij al haar relaties stuurde in verband met de organisatie-verandering van haar
Diensten.
Tegelijkertijd was deze brochure een handreiking aan "mondige en kritische burgers,
gemeenten, instellingen en bedrijven" voor een gezamenlijke aanpak:
"Liever
samen dan ieder voor zich"
Deze constructieve uitnodiging sluit aan op de Strategienota
(1993), waarin de steunfunctie specifieke aspecten kreeg: "(kwaliteits-)ontwikkeling
en vernieuwing".
Via een meer speerpuntengericht beleid wil de politiek de steunfunctie gaan aansturen op
themas (Welzijnsnota 1997). Ze onderkent echter "aan het begin te staan van de
bepaling van onze (Nhse) beleidsinhoudelijke richting. Het verzamelen van gerichte informatie zal met voorrang moeten worden opgepakt". Monitoren
van maatschappelijke
trends en ontwikkelingen acht de Provincie hierbij onontbeerlijk.
De vraag of de monitorfunctie een specifiek aspect is van de
steunfuncties, beantwoordt de Provincie zelf al in het bij de Strategienota vastgestelde
Plan van aanpak, waarin zij de steunfuncties "een belangrijke rol" toedenkt bij
het monitoren, "zowel in het belang van het particulier initiatief als in dat van de
overheid".
Er is dus politiek krediet voor de multiculturele monitor.
Er is ook de intentie, het beleid op themas te gaan aansturen. Dat zal in het beleid
vanaf 2000 meer gestalte gaan krijgen, waarbij tevens "de markt" zijn werking
zal krijgen. Ook een argument voor monitoring.
Dat is een consequente lijn in de algemene, naoorlogse ontwikkelingen, die een dynamiek
hebben van "bevel-model", naar "model-bevel" (van wet- &
regelgeving met betrekking tot gedrag, voorzieningen & hun inrichting naar wet- &
regelgeving met betrekking tot verantwoordelijkheid, infrastructuur & producten).
Deze ontwikkelingen geven Multiple Choice een unieke gelegenheid, op regionaal niveau een monitorfunctie te ontwikkelen die enerzijds een multicultureel aspect toevoegt aan de provinciale monitor voor algemeen beleid, anderzijds ook inhoudelijk een bijdrage kan leveren aan het ontwikkelen van of richting geven aan de politieke themas van het welzijnsbeleid.
Dat met een goed ontwikkelde monitor een betere afstemming van vraag &
aanbod èn een evenwichtiger spreiding van het aanbod te realiseren zijn, is duidelijk,
maar het heeft in eigen beheer ook de risicos van vraagoproepend &
vraagoppoepend gedrag.
Die risicos worden in de drie stadia van het werkproces als volgt ondervangen:
Focusgroepen interpreteren de signalen in maatschappelijke ontwikkelingen & trends, zodat de beleidsbetreffende implicaties duidelijk worden;
klankbordgroepen reageren op de productontwikkeling binnen de werkorganisatie,
de advies-/programmraad is voor het bestuur (en door zijn openbaarheid tevens voor doelgroepen, opdrachtgevers & afnemers) een waarborg voor institutionele integriteit.
Voor een regionale aanpak is niet alleen gekozen vanwege de tweedeling van
het werkgebied, maar vooral ook omdat elke regio op het gebied van wonen, onderwijs,
werken & vrije tijd zijn eigen kenmerken heeft ten opzichte van de provincie in zijn
geheel en meestal in relatie met een dominante regiostad.
Ook daarom is het van belang, het zicht op de problemen van minderheden en de ontwikkeling
van de multiculturele samenleving in regionale dynamiek te monitoren.
De MC-regiomonitor
Het ontwikkelen van de monitorfunctie dient zorgvuldig te gebeuren. Deze
stapsteen van de steunfunctie minderhedenbeleid naar de steunfunctie multiculturele
samenleving is van groot belang voor Multiple Choice, maar ligt er voor velen die als
organisatie afhankelijk zijn van het welzijnsbeleid.
De monitor op zich echter is niet
zozeer van levensbelang voor Multiple Choice, als veeleer voor een -in het belang van
minderheden- bewaakte ontwikkeling naar de nieuwe steunfunctie. Spin-off is, dat MC zich ondertussen daarin als organisatie kwalificeert &
specialiseert.
Het ontwikkelen van de monitorfunctie kan weliswaar projectmatig worden
aangepakt, maar het zal tevens voortdurend getoetst moeten worden op zijn bruikbaarheid.
Het is dan ook geen gesloten project. In de opbouw van regio-gegevens zal direct een
relatie worden gelegd met de beleidsvelden van waar de projecten & activiteiten worden
ontwikkeld en gecoördineerd.
Daarbij zullen projecten in duo-overleg, beleidsveld & monitor, worden opgezet.
Daarnaast moet bewaakt worden, dat de monitor qua systeem wellicht een breder doel kan dienen, maar in zijn werking specifiek MC zal zijn.
Er is om diverse redenen gekozen voor een regionale benadering. Dat is ook
vanuit de basis, "de plaats waar je woont", van belang. Immers, veel lokale
problemen vragen om een intergemeentelijke aanpak en voor veel voorzieningen zijn bewoners
aangewezen op andere gemeenten. Oftewel: de dynamiek manifesteert zich over
gemeentegrenzen heen.
Regionaal impliceert intergemeentelijk & bovenlokaal. Als op dat niveau (op die schaal) de
dynamiek in kaart gebracht kan worden, is de afstemming op het gemeentelijk beleid en de
bevordering van bovenlokale samenhang te realiseren.
Fasen in de ontwikkeling van de monitor
Het uitoefenen van de monitorfunctie stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de monitor. Het gaat om meer dan het aanleggen en ad hoc raadplegen van computerbestanden. Met de monitor moet de dynamiek in kaart gebracht worden betreffende de positie van minderheden ten opzichte van de meerderheidsgroeperingen met betrekking tot politiek relevante beleidsvelden. Voor deze ontwikkeling is een meerjarenproject nodig met drie fasen, die als deelproject zijn uit te voeren:
1. het opbouwen van de monitor
Het relatie-netwerk wordt in kaart gebracht, de voorzieningen, het gemeentelijk beleid en de positie van minderheden.
Gekoppeld aan de bevolkingsgegevens-sec (sociaal economisch & cultureel) zal dit een eerste zicht geven op de multiculturele regiokaart.2. het testen van de monitor
Op basis van achterstandsindicatoren is (vanuit fase 1) een regio te bepalen, waar de monitor kan worden uitgetest. Monitoring zou in productie-termen moeten leiden tot een genuanceerdere productie-prognose, een efficiëntere productie & effectievere producten in een gunstiger exploitatie. In termen van beleid zou monitoring moeten leiden tot een evenredige participatie in politiek & maatschappelijk opzicht. In termen van welbevinden zou het "zich betrokken weten & thuis voelen" (los van nostalgie/heimwee), resultaat moeten zijn.
In een regionaal experiment is te testen, of monitoring die veronderstelde effecten heeft.