stappen naar concretisering
advies met betrekking tot de mogelijkheden van provinciale sturing & bevordering van politiekmaatschappelijke aktivering van jeugd & jongeren.
l. Inleiding
In het Programma Sociaal-Cultureel Werk en Emancipatiewerk 1984 van het Provinciaal Bestuur van Noord-Holland wordt, in het kader van politiek jongerenwerk, een mogelijke provinciale taak gezien op het gebied van "algemene politieke vorming en politiek-maatschappelijke activering van jongeren" (blz.16. Programma SCW 1984).
Omtrent een nadere invulling van politiek jongerenwerk wacht het Provinciaal Bestuur advies van de Raad voor Jeugdbeleid af.
De Raad heeft ter voorbereiding van dit advies de werkgroep Politiek Jongerenwerk de opdracht gegeven de wenselijkheden en mogelijkheden van provinciaal politiek jongerenwerk te onderzoeken alsmede de rol van de provinciale overheid daarin. Aan de werkgroep, samengesteld uit Raadsleden, is
incidenteel deelgenomen door een vertegenwoordiger van een politieke
jongerenorganisatie. Een voorontwerp van het advies is aan politieke en enkele sociaal-culturele steunorganisaties voorgelegd.
Opbouw van de nota
Na de afbakening en bepaling van het begrip politiek jongerenwerk in
paragraaf 2 volgt een korte schets van de ontwikkelingen op het
gebied van het politiek jongerenwerk in Noord-Holland tot 1982 (paragraaf
3). De huidige situatie van politieke jongerenorganisaties en de
politiserende aktiviteiten van anderssoortige organisaties in Noord-Holland
komen aan de orde in de paragrafen 3 en 4; de situatie en organisatie in andere
provincies in paragraaf 5. De wenselijkheden en mogelijkheden
van politieke participatie in de provincie Noord-Holland worden geschetst in
paragraaf 6.
paragraaf 7
samenvatting van het advies.
2.1 Begripsbepaling & -afbakening
Politiek-maatschappelijke aktivering en algemene politieke vorming van jongeren gebeuren op diverse plaatsen en op verschillende manieren. De Raad doelt dan op bewuste, gerichte aktiviteiten met jongeren anders dan de (deels on-)bewuste, steeds voortdurende vorming door opvoeding en onderwijs.
Immers, deelnemen aan de maatschappij heeft altijd een politieke betekenis.
Expliciete partijpolitieke vorming gebeurt onder andere in het kader van verkiezingen en staatsrechtelijke vorming. Naast expliciete (partij-)politieke vorming kan gesproken worden van politiek-maatschappelijke aktivering,
oftewel politisering, in het kader van aktiviteiten rond bijvoorbeeld:
kernenergie, jeugdwerkloosheid, racisme, discriminatie, of andere maatschappelijke (deel)problemen.
Bij deze politiserende aktiviteiten kan als een van de kenmerken worden aangegeven dat de beleving en leefsituatie van jongeren het vertrekpunt is.
Duidelijk is dat politieke vorming en politiekmaatschappelijke aktivering een breed aktiviteitenterrein beslaan.
Globaal kunnen drie vormen onderscheiden worden:
Deze aktiviteiten hebben allen een organisatie, al dan niet
gesubsidieerd en door beroepskrachten of vrijwilligers gesteund, als achtergrond.
Daarnaast kunnen er aktiviteiten onderscheiden worden 'op eigen initiatief' die door groepen uit de bevolking worden georganiseerd en ook een politiserend doel hebben.
2.2 Karakter & element van provinciaal pma-werk
Bij uitvoerend werk, op sociaal-cultureel terrein vooral op plaatselijk niveau, heeft provinciale bemoeienis te maken met ondersteuning van plaatselijk werk. Dit kan gebeuren door regionale of provinciale organisaties. Tevens kan provinciale aktiviteit
worden verwacht wanneer het gaat om bovengemeentetelijke aktiviteiten of
gezamenlijke ondersteuning.
(bijvoorbeeld van provincie en gemeenten of
provincie en lokale/regionale initiatieven).
Ten aanzien van jeugd- & jongerenwerk zegt de Provincie, dat het zich binnen het sociaal-cultureel werk onderscheidt door de verstrengeling van de functionele (sociaal-culturele) en de categoriale (jeugd & jongeren) invalshoek, daar ".... de positie van jongeren in de samenleving [vraagt] om bijzondere aandacht [..] Jeugdvraagstukken zijn in veel opzichten verweven met algemeen maatschappelijke vraagstukken." (blz. 48 Plan 1983/1986)
De Provincie verklaarde daarmee jeugdbeleid tot facetbeleid, waarmee zij extra verantwoordelijkheden op zich nam, bijvoorbeeld ten aanzien van de stimulering en sturing van het jeugd- en jongerenwerk.
Uitgangspunt: Brede, ongebonden ondersteuning
Het uitgangspunt van brede, ongebonden ondersteuning komt overeen met het standpunt van het Provinciaal Bestuur over het subsidieverzoek 1983/1984 van de Jongeren Organisatie voor Vrijheid en Democratie. Het Provinciaal Bestuur is van mening dat (de financiering van) aktiviteiten die voortvloeien uit partijpolitiek jongerenwerk, waarbij het kweken van nieuw kader voorop staat, tot de verantwoordelijkheid van de politieke partijen gerekend wordt (brief d.d. 25-10-1983; afd/nummer 7/466).
In deze brief stelt het Provinciaal Bestuur verder dat algemene politieke vorming en politiek-maatschappelijke aktivering van jongeren tot de provinciale verantwoordelijkheid gerekend zouden kunnen worden wanneer daarbij sprake zou zijn van steunfunctietaken.
Samenvattend rekent de Raad
hier tot de "politiekmaatschappelijke aktivering en algemene politieke vorming van jongeren" die georganiseerde aktiviteiten in het vormingswerk en in het jongerenwerk, die een politiserend doel hebben plus de initiatieven vanuit de bevolking die bewustmaking en verbetering van de positie van jongeren en hun maatschappelijke aktivering tot doel hebben.
Voor provinciale ondersteuning komen alleen initiatieven en aktiviteiten in aanmerking, die niet louter partijgebonden zijn.
3. Partijpolitieke & politiekmaatschappelijke activiteiten in N-H
Partijpolitieke jongerenorganisaties
In december 1977 heeft de toenmalige Raad voor Jeugd en Jongeren, tesamen met een aantal politieke jongerenorganisaties, geprobeerd een overleg-platform op te richten met als doel, in gezamenlijkheid de politieke participatie van jongeren te bevorderen.
Dit platform is om diverse redenen niet van de grond gekomen, (zie paragraaf 6)
Verder zijn in 1981 en 1982 de aktiviteiten
en organisatiegraad van partijpolitieke jongerenorganisaties geïnventariseerd door de Adviescommissie Jeugd- en Jongerenwerk. In haar rapport 'Op de valreep' (1982) constateert deze commissie op grond van een enquête onder 7 politieke jongerenorganisaties, dat het partijpolitieke jongerenwerk nog niet goed uit de verf komt.
De aktiviteiten richten zich veelal op het jeugd- en jongerenwerk, het kader van de partij en in zeer geringe mate op het opbouwwerk (blz. 29).
De genoemde commissie heeft, op grond van een inventarisatie uit 71
gemeentegidsen, 14 politieke jongerenorganisaties gelokaliseerd op gemeentelijk niveau. Daartegenover stond de opgave van de 7 provinciale jongerenorganisaties, die totaal 82 lokale werkplekken opgaven, verspreid over 52 gemeenten.
Door de organisaties gesignaleerde knelpunten betreffen vooral het ontbreken van methodieken om jongeren tot politieke participatie te motiveren. De commissie constateerde daarnaast, dat de organisaties meer gericht waren op de provinciale en landelijke ondersteuning van de partijpolitiek, dan op de lokale politiek (zie conclusies op blz. 47 van "Het aanbod").
Algemeen, bijzonder en methodisch jeugd- en jongerenwerk.
Deze werksoort-ondersteunende organisaties hebben, op grond van de in het rapport gegeven omschrijvingen geen van alle de
bevordering van politieke participatie van jongeren als doelstelling. In een commentaar op een voorontwerpadvies hebben
zij aangegeven, wel politiserende aspecten in hun werk te hebben, waarbij
begrippen worden aangegeven als:
emancipatie, werk/werkloosheid, huisvesting, vraagstukken over oorlog, vrede en racisme. In het onderzoek van de commissie werd dat bevestigd, waarbij is aangetekend, dat het de instellingen aan middelen ontbreekt om voldoende op de vraag te kunnen inspelen, of een stimulerende rol erin te kunnen spelen.
4. Huidige partijpolitieke jongerenorganisaties
Momenteel zijn de volgende partijpolitieke jongerenorganisaties in Noord-Holland werkzaam:
Jong Socialisten (PvdA), CDJA (CDA), JOVD (VVD), JOAC (D'66), PSP-jg, PPR-jo, ANJV (CPN) en de GPJC (GPV).
Om een aktueel
beeld te krijgen heeft de Raad aan de bovenstaande organisaties, zowel schriftelijk als telefonisch gevraagd, informatie te geven over het huidige ledenaantal, het aantal plaatselijke groepen, de bijdragen die van de landelijke jongerenorganisatie of van de landelijke partij worden ontvangen, de intern en extern gerichte activiteiten en de behoefte aan kadertraining. Ook heeft de Raad een bijeenkomst belegd om het concept-advies te bespreken.
Op de telefonisch/schriftelijke verzoeken en de bijeenkomst is zeer summier
gereageerd.
Uit het uitblijven van kommentaar en reakties meent de Raad te moeten konstateren, dat de organisaties naar eigen tevredenheid funktioneren en dat de financiële nood kennelijk niet hoog is, een conclusie die de toenmalige commissie ook al meende te moeten trekken, in weerwil van gekonstateerde knelpunten. (blz. 47 "Het aanbod")
In grote lijnen richten de provinciale/regionale afdelingen zich nu hoofdzakelijk op de ondersteuning van plaatselijke groepen. De plaatselijke groepen richten zelf hun aktiviteiten in. De provinciale/regionale afdelingen ondernemen weinig externe aktiviteiten gericht op de bevordering van politieke participatie van jongeren.
5. Organisaties & activiteiten in de overige provincies
De wijze waarop de aktiviteiten vanuit partijpolitieke jongerenorganisaties in de andere provincies zijn georganiseerd, is sterk verschillend. Ook de relatie van deze organisaties met Provinciale Staten wisselt.
In de provincies Gelderland, Overijssel en Groningen werken jongerenorganisaties samen in een platform: provinciaal politiek jongeren kontakt.
In Friesland en Zeeland vinden vanuit de Jeugdraden politieke vormingsaktiviteiten plaats. In Friesland gebeurt dit vooral door de Jongerenbeweging verbonden met de FNV (resultaat: o.a. platform uitkeringsgerechtigden); in Zeeland bestaat de Raadswerkgroep Politieke Vorming onder andere uit 3 vertegenwoordigers van politieke jongerenorganisaties). De Raden in deze provincies hebben meer ondersteunende funkties.
In de provincie Limburg is een partijpolitiek samenwerkingsverband uiteen gevallen nadat Provinciale Staten besloten hadden tot subsidiëring van het CDJA. In de provincies Noord-Brabant en Utrecht is geen formeel overleg tussen de politieke jongerenorganisaties.
Uit de provincies Drente en Zuid-Holland is geen informatie ontvangen.
Met uitzondering van de provincie Limburg, vindt subsidiëring door Provinciale Staten plaats wanneer het gaat om gezamenlijke aktiviteiten.
6. Naar Politiek Maatschappelijke Aktivering
De mogelijkheden van vormgeving op provinciaal niveau en de wenselijkheid van provinciale sturing.
Zoals uit het voorafgaande is gebleken zijn er
diverse samenwerkingsvormen mogelijk van organisaties die de politieke participatie van jongeren willen bevorderen. Naar de begripsbepaling beperkt de Raad zich hier niet tot partijpolitieke organisaties maar wil de mogelijkheden van politiserende aktiviteiten in zijn algemeenheid bekijken.
De wenselijkheid van (financiële) provinciale ondersteuning, stimulering en organisatie zal na de vormgevingsvoorstellen worden aangegeven.
6.1 Vormgeving.
Wanneer de stimulering van bewustwording en participatie van jongeren tot uitgangspunt wordt genomen, moeten in de vormgeving van aktiviteiten nuanceringen worden aangegeven. Daarmee bedoelt de Raad zowel nuanceringen in de categorie 'jongeren' alswel naar de plaatsen waar participatie kan plaatsvinden en door wie dat kan worden gestimuleerd.
De politieke participatie van jongeren staat de laatste jaren in de belangstelling. Vooral wanneer het om de standpunten en deelname gaat van scholieren, afkomstig uit de verschillende onderwijsrichtingen.
Uit onderzoeken onder deze groep lijkt naar voren te komen dat met name jongens een voorkeur voor meer "rechtsgeoriënteerde" partijen hebben en minder aktief deelnemen aan politiek gerichte aktiviteiten door verlies van "geloof in de politiek"
(zie o.a. L.Hagendoorn en J.Janssen: "Rechtsomkeer, rechts-extreme opvattingen bij leerlingen van middelbare scholen".1983); F.J.van der Linden en P.J.Broeders: "Schoolgaande jongeren, hun leefwereld en zelfbeleving" 1983).
Wanneer bredere jeugdonderzoeken worden bekeken, lijkt deze "verrechtsing" niet zo duidelijk,
(o.a. EEG: "Eurobarometers" ; J.W.van Deth: "Leeftijd en emancipatie" [1983]; J en J.W. van Deth: "Wordt de jeugd echt zo rechts?" [Intermediair 1985.6])
Zo moet onderscheid gemaakt worden in de vergelijking van leeftijdsgroepen jongeren op verschillende tijdstippen en vergelijking van jongeren met ouderen en oudsten op een bepaald tijdstip.
Als het onderscheid in relatie tot oudere bevolkingsgroepen wordt bekeken, nemen jongeren beneden de 24 jaar nog altijd een meer linkse positie in, zijn
meer geïnteresseerd in politieke diskussies en hechten aan participatiemogelijkheden.
Concluderend kan worden gesteld dat het niet mogelijk is, in algemene termen te spreken van verminderde belangstelling voor politieke participatie onder jongeren.
Wel kan gesteld worden, dat er een aantal faktoren
is dat jongeren remt in aktieve deelname:
Vormgevingsvoorstelllen die gericht zijn op een verhoging van de jongerenparticipatie, zullen voor een deel in de richting moeten gaan van het verbeteren van de voorwaarden daartoe bij beleidsvoerende instanties.
De Raad doelt daarbij onder andere op
De Raad hoopt aan de hand van een aantal
praktijkprojekten in West-Friesland in 1987 een aantal concrete aanbevelingen
hiervoor te ontwikkelen.
Verbetering van voorwaarden past geheel in het Inspraakbeleid van de
Provincie en is in overeenstemming met het standpunt van het Provinciaal
Bestuur, dat in het Plan voor SCW & EW 1983/1986 jeugdbeleid en zijn
verantwoordelijkheid daarvoor nader definieert:
"Het Provinciaal Bestuur ziet jeugdbeleid als geheel van maatregelen en aktiviteiten, die bedoeld zijn de jeugd de middelen te verschaffen die ze nodig heeft voor de eigen ontplooiing en voor het leveren van een eigen bijdrage aan de ontwikkeling en vernieuwing van de maatschappij."
Voor een ander deel zuilen instellingen en organisaties die met jongeren te maken hebben, een meer stimulerende en initiërende rol moeten spelen in politieke en politiek bewustzijn bevorderende aktiviteiten van jongeren; niet alleen vanuit de partijpolitiek, maar ook door middel van een thematische, probleemgerichte aanpak, die aansluit bij de beleving van de situatie waarin jeugd en jongeren verkeren.
In het navolgende worden twee specifieke ondersteuningsvormen, gericht op de bevordering van politieke participatie aangegeven .
6.1.1. Platform voor
partijpolitiek jongerenwerk ?
Ervaringen in het verleden met samenwerkingsverbanden van de partijpolitieke jongerenorganisaties in Noord-Holland zijn voor de Raad reden om een platform, zoals bijvoorbeeld in enkele provincies bestaat, niet te stimuleren.
Argumenten hiervoor zijn:
Uiteraard zijn de partijpolitieke jongerenorganisaties vrij, samenwerkingsverbanden of een platform op te richten.
Provinciale ondersteuning acht de Raad daarvoor niet nodig.
Wel is de Raad van mening dat 'boven'-partijpolitieke projecten en brede samenwerkingsvormen met andersoortige organisaties, gestimuleerd moeten worden (zie 6.2.1).
6.1.2. Verbreding
politiek-maatschappelijke aktiviteiten
Het brede vlak van organisaties en
initiatieven, dat de Raad aanmerkt als vertrekpunt voor
poliekmaatschappelijke aktiviteiten, heeft een vaste kern in het jeugd- & jongerenwerk.
Naast recreatieve en educatieve aktiviteiten voor bezoekende of deelnemende jongeren, krijgt deze werksoort te maken met een in omvang toenemend takenpakket.
Zo moeten "randgroepjongeren" en jongeren afkomstig uit etnische groeperingen meer bij het werk betrokken worden.
Ook krijgt het jeugd- & jongerenwerk een taak in het opzetten van projekten voor langdurig werklozen.
De taakuitbreiding hangt samen met de maatschappelijke ontwikkelingen en de verslechtering van de positie van jongeren.
Jongerenwerkers (zowel beroepsmatige als vrijwillige werkers) krijgen met een steeds ingewikkelder problematiek te maken.
De Raad acht het zinvol en van groot belang na te gaan, hoe tot nu toe in het jongerenwerk, zowel op ondersteunend als op uitvoeringsniveau, wordt omgegaan met deze verbrede problematiek rond de situatie van de jeugd. Daarin is kennis van methoden die de politieke participatie van jongeren in al haar mogelijke vormen tot doel hebben, een belangrijk onderdeel.
De Raad stelt voor, nader onderzoek naar de aanwezige methoden, het kennisbestand en de behoeften op uitvoerend niveau op het gebied van politieke participatie in te stellen. Dit onderzoek zou kunnen aansluiten bij het werk dat momenteel door de Raadswerkgroep Steunfuncties wordt verricht.
In dit kader kan als deelaspekt opgenomen worden, onderzoek naar bestaande samenwerkingsvormen met andere werksoorten zoals hulpverlening, onderwijs en belangenorganisaties. Ook deze discipline's kunnen, juist in samenwerking, een belangrijke bijdrage leveren aan aktieve ondersteuning van jongereninitiatieven.
6.2.
De wenselijkheid van provincale sturing
Zoals bij de begripsbepaling is aangegeven, zijn zowel het Provinciaal Bestuur als de Raad van mening, dat participatie-bevorderende en -ondersteunende aktiviteiten tot de provinciale verantwoordelijkheid gerekend kunnen worden.
Deze aktiviteiten passen bij uitstek binnen een "breed jeugdbeleid".
6.2.1. de partijpolitieke
jongerenorganisaties
Het Provinciaal Bestuur heeft ondersteuning van partijpolitiek jongerenwerk uitgesloten, wanneer het gaat om werving en vorming van eigen kader. De jongerenorganisaties van de partijen
kunnen een beroep doen op de landelijke partij.
Ze vallen tevens onder de Tijdelijke Rijkssubsidieregeling Landelijke Identiteitsorganisaties, Politieke Jongerenorganisaties en Werkende-Jongerenorganisaties" (Staatscourant 28 augustus 1981).
In Artikel 26 en Toelichting III staan voorwaarden en berekeningswijze vermeld.
6.2.2. stimuleringsprojecten
jeugdbeleid
Financiële ondersteuning door het Provinciaal Bestuur is gewenst bij
die aktiviteiten en projekten, die proberen de politieke bewustwording en
participatie van jongeren te bevorderen.
Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen:
Bij deze aktiviteiten en projekten kunnen uiteraard ook politieke jongerenorganisaties betrokken zijn.
6.2.3. bestaande
provinciale financieringsmogelijkheden
De drie onderscheiden groepen initiatiefnemers kunnen bij de Provincie een beroep doen op een aantal subsidieregelingen en kredieten.
De mate van bekendheid met en van deze regelingen en kredieten zal sterk variëren, al naar gelang achtergrond en ervaring van de initiatiefnemers.
In de Toelichting op de Provinciale Begroting 1985 worden de volgende financieringsmogelijkheden aangegeven:
Hoofdstuk 8 WELZIJN BEGROTING 1985
Paragraaf 0. Algemeen:
0800 1 Algemeen
onderzoek: 334.000 (A)
het geraamde bedrag is bestemd voor uitgaven op het terrein van het specifiek welzijn. Bestemd voor o.a.
advertentieen publikatiekosten voor het bekend maken van participatie- en inspraakmogelijkheden bij planning en/of beleidsvoorbereiding, subidiemogelijkheden en ander vastgesteld beleid.
0800 9 Overige lasten: Algemeen Krediet 484.000 (A)
ten behoeve van sociaal-cultureel werk, emancipatiewerk en kunsten. Bestemd voor o.a. het inspelen op plotseling opkomende initiatieven en activiteiten op
genoemde gebieden.
Paragraaf l. Onderwijs:
0810 9 Overige
lasten: 70.000 (C)
incidenteel toe te kennen subsidies:
bestemd voor het verlenen van subsidies voor speciale onderwijsdoeleinden op het gebied van onderwijsvernieuwing e.d., alsmede voor emancipatie-activiteiten op onderwijsgebied.
(Dit bedrag is onlangs verhoogd tot 100.000 gulden.)
Paragraaf 2. Sociaal-cultureel Werk:
0822 3 Jeugd en jongerenwerk
b. projekten voor (jeugdige) werklozen 150.000 (A)
Voor het toekennen van stimuleringssubsidies voor projekten met een sociaal-cultureel karakter
c. overig jeugd- en jongerenwerk 25.000 (C)
Bestemd voor het verlenen van incidentele bijdragen voor spontaan opkomende initiatieven en manifestaties op het gebied van het jeugd- & jongerenwerk en voor aktiviteiten met een emancipatorisch karakter.
0822 4 Overige vorming en ontwikkeling
d. kadervormingsactiviteiten 130.000 (A)
Voor kadervormingsactiviteiten van diverse instellingen en nieuwe initiatieven ter zake.
Paragraaf 4. Maatschappelijk Voorzieningen:
0840 3 Samenlevingsopbouw en maatschappelijke dienstverlening
a. krediet projektsubsidies 65.000 (A)
bestemd voor het verlenen van (eenmalige) subsidies voor nieuwe projekten op het gebied van het maatschappelijk welzijn.
Totaal:
Algemene subsidies (A) 1.163.000
Categorale subsidies (C) 95.000
1.258.000
Bij dit totaal aan subsidies zijn niet
opgenomen de beschikbare gelden in het kader van het emancipatiebeleid, alhoewel het meidenwerk en meidenprojekten er uiteraard ook een beroep
op kunnen doen.
Wanneer ook deze gelden bij de subsidiebedragen worden opgeteld,
is het beeld als volgt:
Algemene subsidies 1.163.000
Categorale subsidies 95.000
0840 3 C. Emancipatie:
Bovengemeentelijke aktiviteiten 300.000
Uitvoering Nota Emancipatiebeleid 95.000
Totaal 1.653.000
De Raad is van mening dat de emancipatiegelden gereserveerd
moeten blijven voor de doelen waar zij voor zijn bestemd, omdat het emancipatiebeleid, net als het jeugdbeleid, tot facet-beleid van de provincie is verklaard.
Duidelijke affichering van voor dit doel beschikbare gelden moet gehandhaafd blijven.
6.2.4 post 0822.3e: Stimuleringsprojecten jeugdbeleid
Wanneer vanuit de jeugdbeleid-optiek naar het
financieel provinciaal beleid wordt gekeken wordt een participatiebevorderend categoraal beleid helaas gemist.
Voor jongeren is in het kader van het jongerenwerk 25.000 gulden beschikbaar voor spontaan opkomende initiatieven en manifestaties (0822.3e).
Er is hierbij geen sprake van het expliciet bevorderen van politieke en maatschappelijke participatie van jongeren.
De Raad is van mening dat:
Nadere subsidievoorwaarden voor deze begrotingspost kunnen zijn:
De Raad benadrukt een flexibele hantering van deze voorwaarden, juist in die projekten waarbij het om initiatieven van jongeren zelf gaat.
De Raad konstateert dat het Provinciaal Bestuur in principe een ruime hoeveelheid middelen ter bevordering van de maatschappelijke participatie van de burgers, inclusief jeugd, beschikbaar stelt.
De Raad konstateert echter ook dat er bij jongeren (en diverse instellingen op uiteenlopende terreinen) geringe bekendheid is met de subsidiemogelijkheden.
De raad adviseert daarom het Provinciaal Bestuur, een nadrukkelijker voorlichtingsbeleid hierin te voeren.
Bovendien lijkt het de Raad ter verbetering van de inzichtelijkheid van de provinciale begroting zeer wenselijk wanneer, evenals in het kader van het emancipatiebeleid gebeurt, de
begrotingsposten voor jeugdbeleid tenminste in de Geleidebrief bij elkaar in een aparte paragraaf worden opgenomen.
De Raad hoopt met dit advies aanbevelingen te hebben aangedragen die leiden tot verdere stappen naar concretisering van provinciaal jeugdbeleid en blijft gaarne tot nader advies bereid.
Haarlem, 2 juli 1985,
DE RAAD VOOR JEUGDBELEID NOORD-HOLLAND,
N.P.M. Schoof, voorzitter; H. de Jong, secretaris.
7. Samenvatting advies
In het Raadsadvies met betrekking tot de politiekmaatschappelijke aktivering en algemene politieke vorming van jongeren zijn onderstaande punten aan te geven:
Het advies van de Raad bevat een aantal elementen die verder kunnen worden uitgewerkt.
De Raad biedt het Provinciaal Bestuur hiervoor zijn diensten aan.