AFSCHEID VAN HET DORP
De verte lokt.
dit was haar raam, dit is de stille brink
wat doe ik hier? wat kan ik hier nog doen?
ik ga op weg naar onbekend verschiet,
ik heb om u mijn huis in as gelegd,
de zee en 't bronzen duin
die golfden om mijn jeugd
versmalden langzaam tot den kleinen tuin
waarin mijn moeder nu begraven ligt.
waarlangs zij schreed in 't vroege schemeruur.
alles wat aan het leven vreugde gaf en vuur,
zij heeft het meegenomen in haar graf.
mijn moeder dood, mijn vrienden ver verspreid;
en moederziel alleen loop ik de straten rond;
mijn hart is zwaar en wijd.
de heuvels over, naar een stroomgebied
dat mijn verlangen stem geeft
en de koorts der poëzie weer in mij aanblaast;
meer begeer ik niet!
Kracht der verbeelding, o, begeef mij niet!
ik roep u aan met de verdorde stem
van wanhoop en ontbering, zonder u
kan ik niet verder gaan,
de weg is lang en mijne kracht gering.
ik heb mijn moeder in haar graf gelegd
en ben op weg gegaan, verlaat mij niet.
in mijn bedroefde keel klopt een nieuw lied.