DE GRIJSAARD EN DE JONGELING
Groots en meeslepend wil ik leven!
'ga dan niet ver van huis,
alleen het geruis
zie naar mijzelf.
de jongen kijkt door de geopende ramen
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
en weer vooral ook het gespuis van vrouwen
buiten uw hart, weer het al uit uw kamer;
laat alles wat tot u komt
onder grote en oorlogszuchtige namen
buiten uw raam in den regen staan:
het is slecht te vertrouwen en niets gedaan.
van uw bloed en van uw hart het gehamer
vervulle uw lichaam, verstaat ge, uw leven, uw kluis.
zwicht nooit voor lippen:
samenzijn is een leugen en alle kussen verraad;
alleen een hart dat tegen eigen ribben slaat
is een zuiver hart op een zuivere maat.
Ik heb in mijn jeugd
mijn leven verslingerd aan duizend dingen
van felle en vurige namen, oproeren, liefdes
en wat is het alles tezamen nu nog geweest?
over hoeveel zal ik mij niet blijven schamen
en hoeveel is er dat misschien nooit geneest ?'
waarlangs de wereld slaat; zonder zich te beraden
stapt hij de deur uit, helder en zonder vrees.