X
VOORSCHRIFT
Trek de woestijn in,
laat de karavaan
den groenen rijkdom der oasen,
u zij de dorre oceaan
van zand; goud en topazen
bewaart ge niet,
die zijn voor uw vriendin,
de koningin van Sheba;
den stierenvechter laat ge de arena,
den volkstribuun
het duizendvoudige gehuil
van de hyena's
die beurtlings 'kruist hem'
en 'hosannah' roepen;
gij gunt den boetprofeet
zijn sprinkhaan en zijn kemelshaar.
ontgin, waar niemand
vruchtbaarheid vermoedt,
elke woestijn heeft zijn wel;
geloof onafgebroken:
hier moet water zijn;
uw enige toeverlaat
zij het woord:
'o, bolwerk, o, citadel,
bekleed mij met
een nieuwen mantel,
laat het firmament
mijn huis zijn,
zorg, dat mij niemand kent.'
vraagt elken dag
een witten keursteen
en het onbeperkt gezag
van een nieuwen naam.