DE VREEMDELING
Laat mij alleen.
maar keer hier om, ween niet.
gij zijt mij nochtans onverdeeld verpand:
ik beid uw komst.
wij zullen eens den zwarten wijn
vaarwel.
dit is de tweesprong onzer wegen.
gij hebt mij tot den versten rand geleid.
gij kunt den laatsten tocht naast mij niet schrijden,
noch ik met u, gij gaat hem eens alleen.
ik heb uw bloed den donkren kus gegeven
van hen, die boven dood en leven
ontstegen zijn. ik ben hun afgezant.
van dood en donker uit één beker drinken,
wij zullen stromend in elkaar verzinken
en eeuwig zijn.
ik keer niet weer.
maar gij komt zelve, later.
vaarwel, het water
roept voor de derde keer.