advies: klampen & kikkers over ondersteuning van het jeugd- & jongerenwerk in noord-holland
INLEIDING
1.1 PROVINCIAAL ONDERSTEUNINGSBELEID
In haar plan "Plan Sociaal-Cultureel Werk & Emancipatiewerk 1983/1986"
("PLAN SCW/EW") komt de Provincie met betrekking tot de steunfunctie voor het
Jeugd- & Jongerenwerk (J&JW) tot de volgende bevinding (blz.55):
"Uit het onderzoek komt als grootste knelpunt naar voren, de niet aflatende vraag naar meer middelen en arbeidskracht.
Als oorzaken van deze vraag worden aangewezen:
Toeneming van de vraag om steun:
bijna alle onderzochte steunorganisaties worden geconfronteerd met de
vraag om steun van nieuwe klanten of kennen instellingen die steun behoeven.
Verdieping van de vraag om steun:
het beantwoorden van een vraag om steun leidt bijna altijd tot een
verdieping van de vraag, omdat het vaak een aanzet geeft tot verdere bezinning
op de programmerind en op het gevoerde beleid.
Verbreding van de vraag om steun:
maatschappelijke, sociaal-economische en politieke ontwikkelingen
hebben hun invloed op het uitvoerend werk.
Onvoldoende afstemming en samenhang
binnen het aanbod:
in het welzijnswerk bestaat nog te weinig zicht op de
steunmogelijkheden van de diverse werksoorten; het uitvoerend werk richt soms
zijn vraag om steun tot een willekeurige organisatie die deze vraag eveneens
willekeurig beantwoordt.
Gemis aan een geïntegreerde regionale steunstructuur.
Het grootste knelpunt, "een niet aflatende vraag naar meer
middelen en arbeidskracht", acht de Provincie niet oplosbaar, "zonder een nieuwe
bezinning op de inhoud en de organisatie van steun".
Een van de mogelijkheden om te komen tot een meer samenhangend aanbod, dat
aansluit op de behoefte van het uitvoerend werk, acht de Provincie
"regionalisering" van steunfunctie-activiteiten & -elementen.
Daarnaast dient op provinciaal niveau te worden voorzien in een structuur,
waarin een aantal steunfunctie-activiteiten het beste gerealiseerd kan blijven
worden. Binnen deze provinciale structuur zal ook coördinatie en afstemming
moeten plaatsvinden, waarmee ook een evenwichtige verspreiding tot stand kan
worden gebracht.
De volgende overwegingen acht het provinciaal bestuur hierbij van belang (Zie: PLAN SCW/EW, blz. 56):
regionale steunvoorzieningen kunnen beter aansluiten bij de specifieke behoeften en plaatselijke maatschappelijke en politieke ontwikkelingen;
regionale voorzieningen kunnen de samenhang en de samenwerking van de instellingen beter bevorderen;
een regionale voorzieningenstructuur kan adequater inspelen op zogenaamde "witte plekken" en daar een initiërende en stimulerende rol spelen;
vanuit plaatselijke groepen en instellingen bestaat een voorkeur voor regionale steunvoorzieningen;
via regionale steuncentra kunnen vragen worden gebundeld en directer worden doorgestuurd, waardoor voorkomen wordt dat diverse provinciale organisaties zich met dezelfde vragen bezig houden;
regionale steunpunten kunnen flexibeler inspelen op behoeften en kunnen meer garantie geven door de democratische participatie van betrokkenen.
De Provincie zag graag wenselijk- & mogelijkheden voor
regionalisering nader onderzocht en benaderde daarvoor de Raad voor Jeugdbeleid.
1.2 OPDRACHT AAN DE RAADSWERKGROEP
STEUNFUNCTIES
In december 1983 vroeg de Provincie de Raad voor Jeugdbeleid advies met
betrekking tot het inrichten van een werkgroep die op basis van studie,
onderzoek en overleg nadere aanbevelingen zou ontwikkelen voor de
"herstructurering van het Jeugd- & Jongerenwerk".
Het uitgebrachte advies leidde ertoe, dat op 21 mei 1984 met instemming van
gedeputeerde Staten een Raadswerkgroep kon worden ingesteld met als opdracht:
"Het ontwikkelen van een advies voor het Provinciaal Bestuur met betrekking tot
de steunfunctievoorzieningen voor het Jeugd- & Jongerenwerk ter bevordering van
een effectief en samenhangend aanbod en ter verbetering van de toegankelijkheid
voor en aansluiting op de in de provincie en regio's voorkomende vragen van het
Jeugd- & Jongerenwerk."
De Provincie onderschreef daarbij de voorwaarden die de Raad had gesteld en de
uitgangspunten voor een in te stellen werkgroep, waarbij de eigen
verantwoordelijkheid van de Raad werd beschreven en de "vrije optie" voor de
werkgroep werd vastgelegd. Daardoor kon de werkgroep binnen de kaders van het
advies "Op de Valreep", uitgebracht door de Commissie Steunfuncties Jeugd- &
Jongerenwerk (mei 1982), werken aan een open benadering van de vraag of
herstructurering gewenst, nuttig of noodzakelijk zou zijn.
1.3 SAMENSTELLING WERKGROEP
Voorzitter was de heer P.A. Burggraaf, directeur van Nieuw Unicum en
bestuurslid van de Beroepsorganisatie
Organisatiebegeleiders en Managers in Non-profitorganisaties.
De werkgroep bestond voorts uit: De heer P.H. Kwakkelstein, wetenschappelijk
medewerker & onderzoeker GU-Amsterdam en lid van de Raad voor Jeugdbeleid.
Mevrouw J.A. Hylkema-Goossens, organisatiepsychologe. De heer J.J.H. Kraaykamp,
werkzaam bij de gemeente Hilversum als staffunctionaris voor welzijnsplanning en
(re)organisatie.
Enkele andere leden hebben door verandering van baan al in een vroeg stadium hun
deelname moeten staken. Dit betrof mevrouw A. Buizer en de heer M. Heymans.
Secretaris van de werkgroep was de heer J. van Hensbergen, directeur van de
Raad, en voor verslaglegging zorgde mevrouw A. Minnaard, bureau-secretaresse
Raad voor Jeugdbeleid NH.
1.4 DE WERKWIJZE
De Werkgroep heeft haar werkzaamheden in vijf fasen ontwikkeld en
afgerond, t.w.:
1.4.1. Oriëntatie
In juli 1984 kondigde de Werkgroep via een algemeen bericht aan
instellingen van het J&JW haar bestaan en opdracht aan. Daarmee werd de
oriëntatiefase ingeluid, die werd afgesloten met een kennismakingsavond op 24
oktober 1984 voor de mogelijk bij een reorganisatie betrokken instellingen. De
Raadswerkgroep (RWG) had enig zicht gekregen op haar taakstelling en als
vervolgfase een analyse van het aanbod der steunorganisaties vastgesteld. Op de
kennismakingsavond legde de RWG haar plannen voor aan de instellingen.
(Zie bijlage: Het Aanbod).
1.4.2. Analyse Aanbodzijde
Via de Hijmans-methode analyseerde de Werkgroep wensen en behoeften van
de steunorganisaties en (her)schikte deze na gesprekken met de organisaties in
de "Vierslag":
Doel, Doelgroep, Inhoud van het aanbod, Condities voor de uitvoering.
Op basis van de vierslagen werden hoofdfuncties van de
steunfunctie voor het Jeugd- & Jongerenwerk geformuleerd. Deze werden met de
besturen besproken tijdens een hearing op 19 december 1985, waarbij tevens de
werkwijze van de werkgroep uiteen gezet werd en de plannen voor benadering van
de Vraagzijde werden voorgelegd.
(Zie: Het Aanbod).
1.4.3. Delphi-onderzoek vanuit de Vraagzijde
Van meet af aan was het de werkgroep duidelijk, dat voor de ontwikkeling
van een toekomstige ondersteuningsstructuur in Noord-Holland niet kon worden
voorbijgegaan aan een inventarisatie van behoeften aan ondersteuning bij het
uitvoerend Jeugd- & Jongerenwerk in de provincie. Daarbij ging het niet zozeer
om een moment-opname, maar om een beeld van de plaatsvindende verschuivingen en
de te verwachten toekomstige ontwikkelingen, oftewel: de dynamiek in het J&JW.
In overleg met onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam, de heren H.J. van
Houten, H. Dolleman en P.H. Kwakkelstein, is gekozen voor het doen verrichten
van een onderzoek volgens de Policy-Delphimethode, waarin na een brede
probleeminventariserende voorronde, verschillende onderzoeksronden worden
gehouden onder zorgvuldig samengestelde panels van deskundige betrokkenen.
De onderzoeksmethode beoogt nadrukkelijk, de betrokkenheid van het te
onderzoeken veld bij de problematiek te organiseren, de daar levende
opvattingen, ervaringen en ideeën interactief met elkaar te confronteren, en
deze in hun probleemoplossende potenties te ordenen en modelmatig te
abstraheren.
Het onderzoek heeft zich voltrokken in drie ronden.
In de laatste ronde zijn naast het "vraagzijde-panel" ook deskundigen vanuit de
ondersteuningsorganisaties benaderd. De resultaten van het onderzoek zijn,
samengevat in een viertal beargumenteerde uitgangspunten, voorgelegd aan de
deelnemers aan het onderzoek en de betrokken organisaties op de
"Studieconferentie Uitgangspunten Ondersteuningsbeleid" op 11 april 1987.
(Zie: Het Aanbod).
Deze door de werkgroep georganiseerde studieconferentie had de functie om de
sterk geabstraheerde samenvatting van de onderzoeksresultaten in een viertal
uitgangspunten voor ondersteuningsbeleid te verifiëren bij de deelnemers aan het
onderzoek en de besturen van de steunorganisaties.
Daarnaast was het doel van de conferentie, de steun van de deelnemers voor deze
uitgangspunten te werven, terwijl eventuele nuanceringen en kanttekeningen van
de deelnemers aan de werkgroep ter overweging konden worden meegegeven.
De aldus verkregen uitgangspunten voor een ondersteuningsbeleid werden
vervolgens door de Raadswerkgroep met de uitgangspunten van de Provincie in
relatie gebracht met de vele wensen en behoeften ten aanzien van de inhoud en de
vorm van de steunfunctie, zoals die tijdens de probleeminventarisatie naar voren
waren gekomen.
1.4.4. J&JW-inventarisatie
Om de vele deelbestanden van J&JW-voorzieningen en de gegevens met
betrekking tot J&JW-accommodaties van 1979 te controleren en actualiseren is
tegelijk met het Delphi-onderzoek, waarin de nadruk meer lag op de inhoudelijke
component, een inventariserend onderzoek opgestart naar het J&JW in
Noord-Holland met als informatiebron de gemeenten.
Resultaten van dit onderzoek zijn in dit advies verwerkt.
Het rapport is als
"Inventarisatie Jeugdwerk Noord-Holland" separaat verschenen.
1.4.5. Voorontwerp-advies
Het voorontwerpadvies van de werkgroep is samengesteld op basis van de
resultaten van de hiervoor beschreven fasen in de werkwijze. Deze resultaten
zijn onderwerp geweest van grondige reflectie in de werkgroep. Daartoe was zij
in staat door haar nauwe betrokkenheid bij elk der genoemde fasen, inclusief het
uitgevoerde onderzoek, waarin zij als stuurgroep fungeerde. In een aantal
sessies zijn door de werkgroep systematische beleidssimulaties verricht,
teneinde de consequenties van bepaalde beleidsopties te doordenken in termen van
organisatiemogelijkheden en implementeerbaarheid.
Voordat het Voorontwerpadvies is voorgelegd aan de Raad, heeft de RWG het
voorgelegd aan de deelnemers van de studieconferentie en de besturen van de
betrokken instellingen. Met die organisaties is een hearing gehouden voor het
verzamelen en bespreken van de reacties.
De RWG zou aanvankelijk het Voorontwerpadvies voorleggen aan de Raad met als
bijlage de commentaren en aanbevelingen die de organisaties zouden leveren. Na
intern beraad heeft de RWG, gezien de omvang van de reacties, het Bestuur van de
Raad geadviseerd, de behandeling uit te stellen tot na de zomer, opdat de
reacties uitvoerig geanalyseerd konden worden en beargumenteerd konden worden
voorgelegd aan de Raad.
Studie van de reacties heeft geleid tot een bijgesteld Ontwerpadvies, dat de RWG
op 28 september 1987 aan de Raad heeft voorgelegd.
1.4.6. Het Ontwerpadvies
De Raad heeft het Ontwerpadvies behandeld en besloten, uitgaande van de
uitgangspunten voor ondersteuningsbeleid, de organisaties nog eenmaal te horen
over de consequenties die aan de uitgangspunten waren ontleend en de gevolgen
die deze zouden hebben voor de bestaande organisaties.
Aan een uitnodiging voor
de hearing, die werd gehouden op 7 november 1987, hebben alle organisaties
gehoor gegeven.
Naar aanleiding van de commentaren en aanbevelingen heeft de Raad geconcludeerd:
Er is geen weerstand meer tegen een veranderingsproces op zich, mits de steunfuncties gehandhaafd blijven.
Functionele samenhang en samengaan van diverse steunfuncties moet mogelijk zijn.
Een autonome regio-organisatie met een verplicht "federatief karakter" heeft niet de algemene voorkeur van de organisaties.
Deskundigheidsbevordering, c.q. kadertraining, moet in de nieuwe steunvoorziening een niet te verwaarlozen element vormen.
Vanuit de levensbeschouwelijke organisaties is het samenwerken vanuit een gezamelijk coördinatiepunt acceptabel.
Niet de bestaande steunorganisaties, maar de steunfuncties kunnen als uitgangspunt voor herstructurering genomen worden.
Er kan geen star standaardmodel worden opgelegd voor de regio, maar er moet gezocht worden naar een flexibele invulling per regio in samenhang met de bestaande, regionale situatie.
Op basis van de uitgangspunten voor ondersteuningsbeleid heeft
de Raad de reacties van de organisaties waar mogelijk gebruikt om het
Ontwerpadvies nader te nuanceren. In zijn vergadering van 23 november 1987 heeft
de Raad het Advies vastgesteld. Op een voorstel van enige steunorganisaties, de
vaststelling van het Advies nog enige maanden uit te stellen, teneinde in een
voortschrijdende samenwerking tot een gezamelijk advies te komen, heeft de Raad
niet willen ingaan, daar politieke uitspraken over de principes op korte termijn
noodzakelijk geacht werd.
Bovendien zou aanbieding van het advies de verdergaande samenwerking van de
instellingen niet hoeven te blokkeren.
1.5. DE POLITIEKE
ACTUALITEIT
"Het Plan Sociaal-Cultureel Werk is", zoals een van de steunorganisaties
in een reactie opmerkte: "nog in een paradijselijke tijd geschreven".
Toch is de probleemstelling nog zeer actueel. Niet alleen
omdat de Provincie met de Rijksbijdrageregeling Sociaal-Cultureel Werk de
verantwoordelijkheid voor de steunfunctie kreeg doorgeschoven, maar vooral omdat
met het doorschuiven van die verantwoordelijkheid niet met een blanco situatie
begonnen kon worden.
Voor het brede J&JW stonden aanvankelijk 19 (steun-)organisaties op de
provinciale begroting met alle hun eigen historische ontwikkeling en specifieke
taken en werkwijzen.
Voor de eerste planperiode was het ondoenlijk, de politieke
doelstellingen voor het ondersteuningsbeleid optimaal vorm te geven naar inhoud
en organisatorische inrichting.
In het advies van de Adviescommissie Jeugd- & Jongerenwerk van de Provincie
(Zie: Op de Valreep) werd daarvoor een vervolgfase bepleit. De Provincie heeft
het advies zeer consequent overgenomen, getuige ook de reactie op de
bezuinigingen van het Rijk. In het Collegeprogramma 1987/1991 geeft de provincie
nog steeds prioriteit aan de regionalisering van de steunfunctie. Ook in andere
sectoren van het Sociaal-Cultureel Werk staat de Provincie regionalisering voor.
De politieke actualiteit wordt daarbij nog eens extra benadrukt door de
ontwikkelingen op nationaal niveau.
Herstructurering van de landelijke voorzieningen lijkt met grote zekerheid te
leiden tot een clustering van voorzieningen op landelijk niveau met een
voortschrijdende decentralisatie, waardoor extra middelen en mogelijkheden voor
het provinciale en grootstedelijke niveau lijken vrij te komen.
(Zie: "Een acceptabel aanbod" van de Stuurgroep HLO,
uitgebracht in juni 1987 en "Verdelen & Beheersen", d.d. november 1987)
outline kikkers & klampen samenvatting kikkers & klampen
copy & paste: gaingate#manhattan