SAMENVATTING ADVIES: klampen & kikkers
DE STEUNVOORZIENING VOOR JEUGD- & JONGERENWERK IN
NOORD-HOLLAND
1. Provinciale verantwoordelijkheden voor Jeugd- &
Jongerenwerk
Met de invoering van de Rijksbijdrageregeling Sociaal-cultureel Werk
heeft de Provincie verantwoordelijkheden gekregen voor de planning en de
vormgeving van de steunfunctie. Met deze verantwoordelijkheden verkreeg de
Provincie ook extra middelen om vooralsnog de steunorganisaties die zich op
provinciaal niveau manifesteerden in stand te houden.
In zijn Plan Sociaal Cultureel Werk & Emancipatie Werk 1983/1986 nam het Provinciaal Bestuur zich voor, de
steunfunctie te optimaliseren en verzocht de Raad voor Jeugdbeleid, daartoe
advies uit te brengen.
De inmiddels ingevoerde Welzijnswet is op het Jeugd- & Jongerenwerk niet van invloed.
1.1. Het Jeugd- & Jongerenwerk (J&JW) in Noord-Holland
Onder de noemer J&JW valt, mede door politiek-bestuurlijke afbakening,
een rijke geschakeerdheid van (voornamelijk) vrije-tijdsaanbod waar te nemen:
Kinderopvang (waaronder peuterspeelzalen, centra voor hele- & halve-dagopvang,
buitenschoolse opvang), speelvoorzieningen (speeltuinen, kinderboerderijen en
vacantiedorpen), hobbyclubs, scouting, tienerwerk, levensbeschouwelijk jeugd- &
jongerenwerk, open jongerenwerk, jeugdsociëteiten, buurt- & clubhuizen,
werklozenprojecten en jeugdopbouwwerk.
Dit werk vindt plaats in meer dan 1.100 accommodaties.
De uitvoering van dit werk valt in het algemeen onder de (plannings-)verantwoordelijkheid
van de gemeenten. Voor de ondersteuning van dit uitvoerend werk bestaan enkele
gemeentelijke voorzieningen.
Hoofdzakelijk zijn het echter door de Provincie gesubsidieerde
"steun-organisaties", waar het uitvoerend werk een beroep op kan doen als hulp
nodig is op het gebied van:
deskundigheidsbevordering, programmering, belangenbehartiging, informatie &
documentatie, werkontwikkeling, onderzoek & studie.
1.2. Steunorganisaties J&JW in Noord-Holland
Door de Provincie worden elf organisaties gesubsidieerd voor
ondersteuning van het J&JW.
Al deze organisaties hebben een autonome
ontwikkeling doorgemaakt en bestrijken een eigen gebied (geografisch, naar
werksoort- of methode, naar identiteit, doelgroep, of leeftijdsgroep).
Op bepaalde aspecten overlappen zij elkaar soms, op andere vullen zij elkaar
aan, al of niet in (gestructureerd) overleg.
In hun totaliteit zijn de bestaande organisaties wel in staat, het gehele veld
van J&JW in zijn diversiteit te bestrijken, maar quantitatief kunnen ze
onvoldoende tegemoet komen aan de vraag om steun.
2.1. Probleemstelling
De Provincie heeft de Raad gevraagd, een advies uit te brengen met
betrekking tot de steunfunctievoorziening voor het J&JW.
2.2. Probleembenadering
De Raad heeft allereerst het steunaanbod geanalyseerd op doelstelling,
doelgroep, inhoud en condities voor de uitvoering. Daarbij is geconstateerd, dat
de essentie van de planningsrationaliteit die aan de decentralisatie ten
grondslag lag en die zou moeten leiden tot een effectiever, samenhangend, beter
bereikbaar en beïnvloedbaar aanbod, nog nauwelijks had geleid tot een intensieve
samenspraak van het totale aanbod op basis van een gezamelijke
verantwoordelijkheid voor het J&JW.
Het totaalpakket van de steunorganisaties is weliswaar zeer gevarieerd, maar de
reeds in eerder onderzoek geconstateerde knelpunten waren nog immer
waarneembaar.
Daarna zijn de problemen en ondersteuningsbehoeften van het uitvoerend werk
onderzocht en is gevraagd naar wensen en suggesties met betrekking tot de inhoud
en organisatie van de ondersteuning. Ook dit onderzoek bevestigde eerder
gevonden knelpunten.
Tevens werd aangetoond, dat er ook bij het uitvoerend werk grote betrokkenheid
bestaat met het vraagstuk van de organisatie naar vorm & inhoud van de
steunvoorziening. De planningsrationaliteit die aan de decentralisatie ten
grondslag ligt verhoudt zich goed met de wensen en behoeften van het uitvoerend
werk.
De door de Provincie ontwikkelde visie op de steunfunctie, de criteria
waaraan de steunvoorziening naar inhoud, samenhang en organisatie moet voldoen
en de doelstelling om de steunvoorziening zo dicht mogelijk bij het uitvoerend
werk te brengen, worden door het uitvoerend werk onderschreven.
De Raad heeft daarop geconstateerd, dat naast de algemene doelstellingen en
criteria voor SCW er een andere nuancering dient te komen van de uitgangspunten
voor het ondersteuningsbeleid.
3. Uitgangspunten voor ondersteuningsbeleid
Op basis van onderzoek is in het uitvoerend werk voldoende draagvlak
gevonden om met handhaving van de algemene doelstellingen en criteria voor het
J&JW, oftewel binnen de kaders van het provinciaal Plan SCW & EW, een nadere
nuancering aan te brengen ten aanzien van de uitgangspunten voor het
J&JW-beleid, waardoor consistente elementen voor de organisatie van de
steunvoorziening geëxpliciteerd kunnen worden.
3.1, Samenwerking is geboden
Het ondersteuningsaanbod functioneert op een niveau waarop niet alleen
problemen en de behoeften kunnen worden overzien, maar ook de dynamiek in het
werk. Dit betekent, dat het integreren van het aanbod een totaalbeeld geeft van
de wensen en ontwikkelingen, waarop een gezamelijke strategie kan worden
bepaald.
Zowel in kwaliteit als in afstemming leidt dit tot optimalisering van het
aanbod.
3.2. Een substantiële positie voor vrijwilligers
In zeer hoge mate is het uitvoerend werk afhankelijk van vrijwilligers,
ook daar waar beroepskrachten werkzaam zijn. Dit betekent dat algemene
begeleiding en deskundigheidsbevordering een uiterst belangrijk onderdeel van
het aanbod moeten uitmaken en dat het aanbod herkenbaar en gemakkelijk
bereikbaar moet zijn, in afstand, vorm en inhoud.
Een werksoortoverschrijdend basis-aanbod in de regio beschikbaar voor al het
uitvoerend J&JW is, mits er voldoende specifieke/specialistische kwaliteiten op
provinciaal niveau kunnen blijven, een goed middel om die bereikbaarheid te
bewerkstelligen.
3.3. Ondersteuning volgt de vraag
Het aanbod dient zich primair te richten op de steunbehoefte van het
uitvoerend werk (herkenbaarheid/ bereikbaarheid). Van daar uit dient de
steunvoorziening signalen op te vangen, te bundelen en om te zetten in een
passend aanbod.
Door het niveau waarop het aanbod functioneert, kan het tevens signalen oppakken
van landelijke en plaatselijke ontwikkelingen en daarmee het op de vraag
ontwikkelde aanbod verrijken.
3.4. Aan ondersteuning verplicht
Uitvoerend werk en ondersteuningswerk zijn beide gebaat bij een
functionele werkverhouding, gebaseerd op een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid voor het J&JW. Eenzijdige afhankelijkheid kan voorkomen
worden, als het aanbod zich richt op het verhogen van het probleemoplossend
vermogen van het uitvoerend werk en als het uitvoerend werk in de sfeer van
"overhead" bepaalde taken als bijvoorbeeld bemiddeling of
personeelsadministratie structureel kan delegeren, waardoor het
handelingsrepertoire van het uitvoerend werk zich inhoudelijk optimaal kan
ontwikkelen.
Ook bestuurlijk/beleidsmatig zal het aanbod toegankelijk moeten zijn. Dit
verhoogt de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het uitvoerend werk en
waarborgt een interactieve relatie, zowel tussen de organisaties van het
uitvoerend werk onderling, als tussen vraag en aanbod.
4. Generale conclusie
De Raad heeft geconstateerd, dat het totaalaanbod van de
steunorganisaties onvoldoende aansluit op de wensen en behoefte van het totale
uitvoerend werk.
Daarnaast, dat de historisch gegroeide compartimentering van
het aanbod onvoldoende mogelijkheden in zichzelf heeft om met behoud van de
bestaande organisatie-principes en binnen het geheel
aan provinciale middelen optimaal vorm te geven aan de uitvoering van de
steunfunctie, zoals deze politiek is geformuleerd naar inhoud en doelstelling.
De Raad is dan ook tot de algemene conclusie gekomen, dat een geïntegreerd
aanbod van steunfuncties, toegankelijk voor het gehele J&JW verreweg de voorkeur
heeft boven het handhaven van de werksoort- of levensbeschouwelijke identiteit
als organisatieprincipe.
En wel, omdat alleen door integratie van de
totaalcapaciteit een goed bereikbaar, effectief en samenhangend
ondersteuningsnetwerk voor al het J&JW kan worden ingericht.
Dit netwerk dient
dan wel vanuit de regio's flexibel te worden opgebouwd, onder één provinciale
regie en coördinatie.
Door het invoeren van een "opbouwwerk-achtige werkwijze" naast een algemeen
basis-aanbod in de regio-voorziening kan zowel de georganiseerde als de
ongeorganiseerde vraag opgespoord, verhelderd en effectief beantwoord worden.
Er is in het uitvoerend werk voldoende draagvlak voor regionalisatie van de
steun.
Bij de bestaande steunorganisaties is een zich ontwikkelende acceptatie
waarneembaar.
5. Het advies
De Raad adviseert het Provinciaal Bestuur, voor de ondersteuning van
het Jeugd- en Jongerenwerk in Noord-Holland één integraal netwerk in te
richten met:
5.1. Op regionaal niveau:
5.2. Op provinciaal niveau:
5.3. Uitwerkingsaanbevelingen
Bij politieke instemming met de strekking van het advies, beveelt de Raad de Provincie aan:
outline klampen & kikkers
copy & paste:
gaingate#manhattan