LR.521.

BESTUURLIJK OVERLEG MET GEDEPUTEERDE STATEN
Ambtelijk besproken:  891114 Kruk/de Winter
Besproken in team     891113 & 891206
Te behandelen in DB: 891219
Te behandelen in AB: 900326


Op 8 juni 1989 heeft de heer Verdier op uitnodiging van mevrouw van Diepen een informeel gesprek gehad over de toekomst van de Raad in het licht van het zich ontwikkelende Welzijnsbeleid Noord-Holland en de Financiële Taakstelling die Provinciale Staten GS hadden opgelegd.
Dit overleg is de heer Verdier ingegaan vanuit de volgende gedachte:

Als de politieke realiteit wordt, zoals die nu moet worden ingeschat, i.e. volledige stopzetting van subsidie per 1-1-1991,
dan is het DB bereid, intern een discussie te entameren om tot liquidatie te komen, mits:

  1. Er politiek heldere argumenten worden gehanteerd die recht doen aan het vele werk dat de Raad vanaf 1983 heeft verricht.
  2. Er in goed overleg met de individuele medewerkenden kan worden gezocht naar een gelijksoortige of
    voor de medewerkende acceptabele functie binnen het provinciaal apparaat.
  3. Er bij herplaatsing primair wordt gezocht naar een functie die de verdere ontwikkeling van jeugdbeleid ten goede komt.
  4. De directeur van de Raad beschikbaar blijft voor de voorbereiding en tenminste gedeeltelijk voor
    de uitvoering van de liquidatie ten behoeve van Bureau en Bestuur.
  5. De administratieve ondersteuning tot en met de afwikkeling van de liquidatie voor tenminste 19 uur per week gegarandeerd blijft.
  6. Het provinciaal bestuur na de liquidatie eventuele restverplichtingen ten aanzien van bijvoorbeeld oud-medewerkenden overneemt.

Het gesprek, dat in een prettige sfeer verliep is door mevrouw van Diepen bevestigd in een persoonlijke brief aan de heer Verdier.
Deze brief kan na het overleg van 8 november vertrouwelijk worden ingezien door het personeel en het Algemeen Bestuur van de Raad.

Kort samengevat antwoordt mevrouw van Diepen:

  1. Met een notitie over jeugdbeleid beogen GS besluitvorming uit te lokken over voortzetting van een aantal functies, waarmee recht gedaan wordt aan de in de afgelopen jaren door de Raad verrichte werkzaamheden.
  2. Afhankelijk van de uitkomst van genoemde discussie ben ik bereid, te bevorderen dat voor individuele medewerk(st)ers een functie binnen het provinciaal apparaat wordt gezocht.
  3. Voor zover mogelijk ja, maar wanneer een aangeboden functie geen relatie heeft met ieuadbeleid. kan dat op zich geen reden zijn deze te weigeren.
  4. Centraal in onze aanpak staat de zo snel mogelijke herplaatsing van personeel. Dat geldt ook ten aanzien van de directeur.
  5. Administratieve ondersteuning is noodzakelijk, maar waar tijdelijk personeel werkzaamheden kan overnemen, mag zittend personeel een aangeboden functie niet weigeren.
  6. Bij liquidatie zal een bewindvoerder worden aangewezen. Dit kunnen Provincie c.q. provinciaal ambtenaar zijn.


Bestuurlijk Overleg 8 november 1989

Dit overleg vormde een eerste formeel overleg over de toekomst van de Raad. Het DB heeft zich voorbereid aan de hand van de volgende notitie:

De Raad heeft in zijn vergadering van 30 oktober 1989 kennis genomen van de discussie in de Statencommissie Welzijn. De resultaten van deze discussie liggen in het verlengde van de reeds vastgestelde "Financiële Taakstelling" waarin het budget van de Raad vanaf 1991 volledig wegvalt en er PM een post wordt gereserveerd voor jeugdbeleidfuncties binnen de nieuwe Welzijnsorganisatie Noord-Holland.

De Raad heeft in zijn jongste vergadering het Werkplan 1990 bijgesteld en toegespitst op het verzamelen en overdraagbaar maken van zijn ervaringen m.b.t. het stimuleren en versterken van regionaal/provinciaal jeugdbeleid.
In maart 1990 zal een Overdrachtsplan Jeugdbeleid worden vastgesteld en uitgevoerd.
Inmiddels is ten behoeve van het personeel in goed overleg met het Provinciaal Bestuur een Sociaal Plan praktisch gereed.

Rest nog een Liquidatieplan.

De Raad wil daar in december 1989 de grote lijnen voor vastleggen. Het DB vertrouwt er op, dit plan eveneens in goed overleg met de Provincie te kunnen ontwikkelen en beschouwt deze bespreking als een eerste concrete stap daartoe.
Voor de gedachtebepaling heeft het bestuur enkele vragen, die aansluiten op de brief van 2 augustus 1989 en de discussie in de Statencommissie van 29 september 1989.

GS hebben in vervolg op de discussie in de Statencommissie de Externe Commissie gevraagd, de Ontwikkelings- & Informatiefunctie van de Raad te betrekken in haar advies over Toekomstig Welzijnsbeleid. GS hebben daarbij gerefereerd aan de PM-post van Hfl 175.000,00 als financiële indicatie.

Is de PM-post voor voortzetting van bepaalde functies te activeren per 1 januari 1991 of eerst nadat het eindadvies van de Externe Commissie is behandeld en omgezet in een nieuw Welzijnsorganisatie-plan?

Voor 1991 staat in de Financiële Taakstelling geen bedrag meer geraamd.

De gevolgen van de reorganisatie/liquidatie worden voor het personeel op schadelijke effecten afgedekt door Arbeidsvoorwaardenreglement en Sociaal Plan.

Er zijn diverse benaderingen mogelijk voor het opzetten van een plan voor liquidatie. Heeft de provincie daar reeds gedachten over?

  1. De conservatieve liquidatie
    De Raad werkt door met alle macht & middelen tot ultimo 1990 en liquideert per 1 januari 1991.
     
  2. De progressieve liquidatie
    De Raad werkt conform zijn Plan 89/90 de projecten af en neemt geen nieuwe activiteiten op.
    Na afronding van een bepaald project worden de vrijkomende middelen/mensuren geliquideerd.
     
  3. De geforceerde liquidatie
    Activiteiten worden met spoed afgerond of overgedragen. De provincie kan zelfs bij eigen behoefte (bijv. interne vacatures) mensuren uit de Raad "pikken".
     
  4. De organische liquidatie
    De Raad wordt in een situatie geplaatst die verplichtingen naar derden zoveel mogelijk elimineert. De Raad is dan niet alleen arbeidsrechtelijk, maar ook qua organisatie een "Tak(je) van Dienst", die/dat in een interactief & organisch proces kan worden geliquideerd, i.c. opgelost.

     

Verslag Bestuurlijk Overleg 8 november 1989

Bij dit overleg waren vanuit de Provincie aanwezig:
Mevrouw F.G. van Diepen en mevrouw H. de Winter.
De Raad was vertegenwoordigd door mevrouw H. Schreuder en de heren H.J. Verdier, P.J.H. Schnackers en J.A.M. van Hensbergen.

Mevrouw van Diepen heet allen welkom.
Zij herinnert aan de vergadering van de Statencommissie Welzijn die de notitie over jeugdbeleid heeft behandeld en zich heeft uitgesproken over voortzetting van enkele functies die de Raad heeft uitgevoerd, i.c. de Ontwikkelingsfunctie en de Informatiefunctie (de 0&I-functie).
Het lijkt haar een goede zaak, niet te wachten tot 1991, maar zoveel als eerder mogelijk is te komen tot een plan voor voortzetting van de betreffende functies en de opheffing van de Raad.

De heer Verdier dankt mevrouw van Diepen voor de uitnodiging en memoreert,
dat de Raad zich graag constructief opstelt en in goed overleg een liquidatieplan wil ontwikkelen.
De Raad heeft zich daarbij nadrukkelijk uitgesproken voor het prioriteren van het personeelsbelang boven het organisatiebelang.
Dit kan als consequentie hebben, dat 31 december 1990 een uiterste datum van het bestaan van de organisatie is, mits de personeelsleden afzonderlijk vóór die tijd een acceptabele functie hebben kunnen vinden danwel krijgen.

In dit gesprek wil het DB graag enkele zaken aan de orde stellen die voor het uitwerken van een Liquidatieplan belangrijk zijn.
Het kan zijn, dat de provincie reeds een duidelijk plan heeft. Ook dat zou dan aan de orde kunnen komen, opdat de zaken zo goed mogelijk worden afgestemd.

Mevrouw van Diepen zegt, dat de Provincie nog geen uitgesproken ideeën heeft.

De heer Verdier stelt daarop de punten uit het gespreksmemo (B0.8911.112) aan de orde in een algemene discussie met als resultaat:

  1. De PM-post voor voortzetting van jeugdbeleidfuncties zal door de Externe Commissie worden betrokken in haar eindadvies. Dit advies wordt in december 1989 ingewacht en zal in de loop van 1990 worden verwerkt in het Welzijnsbeleidsplan.
    Ook als het budget voor de steunfunctie in 1991 nog niet definitief zal zijn, is voortzetting van de O&I-functie per 1 januari 1991 mogelijk. Deze zal dan financieel worden gedekt uit incidentele middelen.
    Overigens hoeft de PM-post niet direct gekoppeld te worden aan herplaatsing van personeel, daar hoe dan ook het Sociaal Plan tegen die tijd als vangnet kan functioneren.
     
  2. De uitwerking van het Werkplan 1990 zal in goed ambtelijk overleg worden gevolgd. Bij afronding van projecten zal worden bekeken, of de vrijkomende arbeidstijd in- of extern (via detachering dus met handhaving van de rechtspositie) zal worden ingezet.
    Met de coördinator voor het Intern Herplaatsingsbeleid zal contact worden opgenomen om de procedure voor herplaatsing te bespreken en concreet op te nemen in het Liquidatieplan.
     
  3. Er kunnen geen financiële of werkinhoudelijke verplichtingen worden aangegaan die 1990 zullen overschrijden.
    Er zal een lijst van lopende verplichtingen worden opgesteld met een plan voor afwerking.
    Met betrekking tot de huisvesting zal kunnen worden gezocht naar een provinciaal pand, wanneer de eigenaar van Wagenweg 45 per 1-1-1990 een langlopend contract wil afsluiten.
     
  4. In goed ambtelijk overleg zal een liquidatieplan worden voorbereid.
    Wanneer bestuurlijk afstemming gewenst is, zullen de Provincie of de Raad daar het initiatief voor nemen.


GSC-welzijn over notitie jeugdbeleid

klik hier voor de outline van
het register