Je bent van haar en komt niet meer van haar af!
Mijn gedrevenheid en nieuwsgierigheid werden gevoed in de vier jaren van
wachten… Op wat? Dat wist ik niet goed.
Als je enkel de geborgenheid, het vertrouwen en de zekerheid uit het tehuis hebt
gekend, weet je ook niet wat je mist.
Bij jullie drie zag ik wat ik vier jaar heb moeten missen; De ontroering, al dat
gefriemel en geknuffel. Dirkje die de hele tijd half naakt door het huis loopt
met alleen z'n laarsjes aan en doet alsof alles van hem is. Maar dat is dus iets wat
jullie met z’n drieën hebben beleefd.
Daar hadden jullie mij niet bij nodig. Mijn verlangen naar de zo nodige
bevestiging en erkenning, dat al vroeg gefrustreerd raakte,
maakt me mensenschuw en onzeker. Maar eenmaal weg van de Valkenierslaan, begon ik
elke dag vol verwachting en enthousiasme.
Ik heb nog steeds het gevoel dat ik een achterstand heb en veel moet inhalen.
Sinds ik weg ben uit Breda ben ik nieuwsgierig en gemotiveerd,
wil iedereen behagen en ook met iedereen vrienden worden.
Dat gaat dus niet
altijd goed.
Wat ook steeds duidelijker wordt, is dat het allemaal om jou draait. Jij eist elke dag
alle aandacht op.
Je lijkt te worden gedreven door de vrijheid die je voelde na de halfslachtige
breuk met je familie, na de jarenlange mishandelingen door je moeder en je zus.
Een jeugd zo zeg je, die je geregeld in het ziekenhuis hebt doorgebracht. Maar
echt vrij, schijn je nog niet te zijn. Het trauma dat je hebt opgelopen
infecteert het leven van alle dag, ons leven, elke dag. Het verklaart wel een beetje waarom je ons zo heftig
opvoedt.
Ik voel geen band met haar en de mate waarin ze beslag op me legt als
'moeder' doet me het ergste vrezen.
Alleen als ze net zo lief doet als de zusters in Breda, maakt ze kans dat ik haar
aardig ga vinden. En ze moet al helemaal niet boos doen.
Het liefst ontloop ik haar de hele dag.
Waarom houdt vader van haar? Het kruisteken dat ze me elke avond op m'n
voorhoofd geeft voor het
slapengaan, voelt als een brandmerk.
Een teken dat ik van haar ben en niet meer van d’r af kom.
“Ik heb je negen maanden in me gedragen hè!” Hoorde ik haar laatst zeggen. Dat
heeft ze allemaal voor me over gehad.
Ben ik daarom vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week inzetbaar voor al
je klusjes?
Je lijfeigene, medeverantwoordelijk voor de goede naam en het beeld dat van het
gezin naar buiten toe in stand gehouden moet worden?
Ik voel me gedurende het verstrijken van de tijd, steeds meer terugschieten in
de wachtmodus.
Vier jaar heb ik gewacht in Breda, vier jaar in Wageningen, nu moet ik ook dit
nog allemaal doorstaan.
Van binnen denk ik de hele tijd dat ik alles moet onthouden voor later.
Mijn geheugen loopt over van onverwerkte gebeurtenissen. Vaak denk ik: Dit
vergeet ik nooit! Maar ook steeds vaker: Dit vergeef ik jullie nooit!
Ze wil dat ik een dagboek ga bijhouden, helemaal privé en alleen voor mezelf.
Maar ik weet dat ze erin zal lezen om enige hoogte van me te krijgen. Ze heeft
al veel verkeerde dingen voor me beslist, maar dit zal mijn redding in
donkere tijden zijn.
In het begin houd ik er nog wel rekening mee dat iedereen het kan lezen, later
is alle schroom verdwenen en kan het me niets meer schelen.
Net na mijn achtste verjaardag in 1974 verhuist Bongers ons van Wageningen
naar Lisse.
De cabine van de verhuiswagen was zo groot dat we er allemaal in konden.
Maar dat was dan ook het enige leuke van die dag.
Afscheid nemen van De Nude, waar ik mijn eerste “vrijheid” heb beleefd en
allemaal nieuwe mensen heb leren kennen, valt me zwaar.
Voor we de verhuiswagen in kropen, ben ik nog even achter bij ons de buurt
in gelopen om alles goed in me op te nemen.
Ik hoef niet zo nodig weer ergens anders opnieuw te beginnen, maar heb hierover
ook niks in te brengen natuurlijk.
We verhuizen naar de familie van vader in de Bollenstreek in Lisse. Vaders
reistijd wordt een stuk korter en moeder wil veel liever deel uitmaken van zijn
familie. Van haar eigen familie in Druten moet ze na Wageningen helemaal niets
meer hebben.
Toen we aankwamen bij ons nieuwe huis op de hoek van de Kievitstraat en de
Leeuwerikstraat in de Poelpolder zag ik voor het eerst onze nieuwe buurt.
Allemaal eengezinswoningen, vijfentwintig adressen in onze straat,
vijfenzeventig in een vierkant achter ons met een speelplaats en garages op de
binnenplaats.
De buurt was net als ik van het bouwjaar 1966. Een slaapdorp voor forensen.
Werknemers van de Shell en Schiphol. De touringcars met KLM logo verzamelden de
werknemers elke ochtend op de Ruishornlaan.
Wij waren de tweede kopers die het huis betrokken. Als we het portier van de hoge verhuiswagen openzwaaien, zien we dat we worden opgewacht door een neefje en een nichtje van ons, Dennis en Tanja, de kinderen van ome Arie en tante Tiny. Zij wonen hier om de hoek in de Leeuwerikstraat. M’n broertje en ik krijgen een rondleiding door de buurt als de verhuiswagen wordt uitgeladen. De vorige bewoners, waarvan de vader zoals meer gezinnen in de buurt bij Shell werkte, hadden het een en ander laten staan waar we dankbaar gebruik van maken. Een mooie, grote eettafel, meubels en de lelijke luxaflex hingen er ook nog. Moeder nam natuurlijk wel even op zolder de doos met spullen van de vorige bewoners in beslag die vol zat met duur speelgoed van de shell-kindertjes. Dat was natuurlijk te mooi voor Dirk en mij, alsof wij dat nog niet op waarde wisten te schatten. Ik heb nooit veel speelgoed gehad, ben ook helemaal niet bezitterig en al van jongs af aan gewend altijd alles te moeten delen. In Wageningen heb ik zelfs een keer al m’n speelgoed weggeven aan iemand die niets had. Maar goed, “pappa en mamma” zijn natuurlijk zelf ook nog maar 25 en 26. Dirk en ik komen hier weer met z’n tweeën op één kamer terecht en slapen nu in een tweepersoons opklapbed, dat stond er ook nog. Later komt er een stapelbed voor ons.
Goed, het is een groter huis met tuin en schuur, maar dit is toch wel de
eerste keer in m’n leven dat ik me bewust word van de vermoeidheid, de
neerslachtigheid na al die jaren in de Nolensstraat. Ik ben depressief, want ik
blijf somber en met de dag banger voor haar. De bejegening van moeder was de
afgelopen jaren al een oefening in onderdanigheid en onderwerping, maar dit kan
ik er niet bij hebben. Het vooruitzicht op weer een nieuwe buurt en school. Weer
nieuwe mensen en nieuwe risico’s. Het maakte me ongerust. Tijdens confrontaties
met haar word ik ook nauwelijks gesteund door Bart. Ik moet alles in m’n eentje
ondergaan. Hij weet niet half hoe erg ze is als ie weg is. Alsof zij mij mag
opvoeden en hij enkel de zeggenschap heeft over m’n broertje.
Als Dirkje iets verkeerd doet is het grappig en leuk. Als ik wat verkeerd
doe, denk ik niet goed na en is het dom.
Ik draai mee in het gezin, maar voel me een buitenstaander.
Mijn functioneren staat de hele tijd ter discussie en ik doe het nooit goed.
Door de luchtigheid en nonchalance waarmee ik mezelf probeer te beschermen
tegen haar zwartgalligheid,
wordt me vaak verweten dat ik naïef ben en domme antwoorden geef. Ik kan mezelf
snel verliezen in m’n fanatieke pogingen lief,
optimistisch en voorkomend te zijn.
Het wordt steeds moeilijker om haar blij te maken en tevreden te houden. Ze
heeft me, in een poging haar maar niet bozer te laten worden, wel eens
schijnheilig genoemd.
Waarom word ik met haar alleen gelaten? Dan is ze het
ergst.
Hier moet ik ook weer gewoon boodschappen doen en als ze zonder zit, later
nog terug voor sigaretten of drank.
Ik kan dat boodschappenlijstje wel dromen:
2 Camel Filter, 1 Robertson Port Rood (ze heeft bloedarmoede en de dokter, zo
zei ze, raadde haar aan rode port te nemen), een doosje met 5 rolletjes menthol Rang,
300 gram half-om-half gehakt, 250 gr. jongbelegen kaas.
De vrouw van de
slijterij zag ik vaak en die bewaarde soms wat reclame materiaal voor me. Op m’n
kamer had ik dan een reuze fles Port staan en een nog grotere, glimmende fles
Vieux. Wat was ik trots op mijn karton, want van ma kreeg ik er niets voor.
Die zei laatst: "Wat is daar nou zo raar aan, je eet toch ook mee in dit gezin?
Dan kun je ook de boodschappen doen!"
Ja, en daarnaast nog jouw alcohol en sigaretten toch, en af en toe een kroketje
of een nasibal.
Ik ben acht jaar en ga nu naar de Van Zwanenburgschool. Niet in deze buurt natuurlijk, hier op de
Ooievaarschool een blok verder,
maar in een wijk die helemaal bij de waterzuivering ligt aan de Ringvaart. Het
einde van het dorp bij de flats. Want katholiek.
Op deze school krijgen we dan dus ook catechismus van pastor G. en gaan we binnenkort
onze eerste communie doen. Ik zie er enorm tegen op. Heb het gevoel dat ik overal alleen voor
sta.
Ze heeft me (in het geheim) door Bart op laten halen uit Breda. Naar mijn eerste
kleuterschooldag in de Nolensstraat ben ik alleen gegaan want dat was aan de
overkant.
Naar de St. Cuneraschool zei ze: “Loop maar met de rest mee, die er ook naartoe
moeten”. Hier naar de eerste dag op de Van Zwanenburgschool is ze ook niet mee
geweest.
Ondertussen loopt ze naar iedereen te verkondigen
dat ze de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van haar kinderen niet wil
missen, maar dat geld alleen voor Dirk dus. Want die heeft ze met Bart.
Nu, naar m'n nieuwe school, loop ik bewust door de bosjes om maar geen andere
mensen tegen te hoeven komen. Als ik op de juiste plekken oversteek, kan ik
bijna de hele route ongezien door de struiken afleggen. Een keertje had ik me
verslapen en was te laat. Ik ren de benen uit mijn lijf en ploegend door de
bosjes vergat ik het prikkeldraad, waardoor ik met een rotklap voorover kukel.
Bloedende knie, gat in m’n broek en onder het stof. Toen dat thuis opviel ben ik
het over de stoep gaan proberen.
Op het schoolplein heb ik weer dezelfde moeite met contact maken.
Was ik in Wageningen nog verlegen: hier ben ik gewoon depressief en blijf het
liefst zo onopvallend mogelijk ergens in de achtergrond staan.
Berend van Aken en Marco van der Helm zijn de eerste die me aanspreken en me op m’n gemak stellen.
Harm van der Gaag woont een paar huizen verder van ons en die vraagt me ook vaak
mee te doen met z'n buurtactiviteiten.
Toch krijg ik steeds meer moeite met opstaan.
Maar ik kan en wil niet blijven liggen, want alleen thuisblijven met ma is nog
veel erger.
Bart is om zeven uur 's ochtends al weg en pas om zeven uur s’avonds weer thuis.
Het lijkt een doorsneegezinnetje waar pa blablabla en ma de hele dag blablabla,
maar schijn bedriegt.
De manier waarop ik bezig en kort gehouden word is ziekelijk. Ik blijf
aangelijnd. Zal ik nou m'n leven lang moeten voldoen aan wat zij van me verwacht? Ze
bepaald zelfs wie m'n vrienden blijven.
Met Harm, Marco en Berend ben ik bevriend geraakt omdat het initiatief
bij hen lag. Ze bepaalden ook altijd wat we gingen doen, ik was erg volgzaam en
inschikkelijk en mijn inbreng was meestal niet zo groot.
Niet dat ik daar problemen mee had, we spelen veel en met hen was ik niet meer
zo bang op straat.
Het waren goeie vrienden waar ik me aan kon meten en ze bleven me opzoeken en
uitdagen.
Maar het belangrijkste was natuurlijk, deze drie werden door moeder geaccepteerd.
Ja, Berend z'n ouders zitten beiden in het onderwijs en Harm z'n
vader werkt bij de Shell, dus.
Maar zelf een vriendschap aangaan, dat werd nooit wat. Rene vond ik leuk.
Die kwam uit de ooievaarstraat, een woonblok naast ons aan de andere kant van de
Uitermeer. Edwin, uit dezelfde buurt was ook heel leuk. Bij die twee voelde ik me wat
meer op m'n gemak en zelfs in staat het voortouw te nemen.
Net zoals bij die twee zigeunerbroertjes uit de Veerstraat in Wageningen. Moeder
voorkwam toen ook al dat ik elke dag bij hen zou gaan spelen.
Nu doet ze weer moeilijk en heeft liever niet dat ik teveel met hen
optrek, want Rene is een beetje simpel en Edwin zit op een school voor moeilijk
opvoedbare kinderen.
Ik wilde ook wel naar de school waar Edwin op zat en zag het verschil niet echt, want Berend doet ook de hele tijd stoer en
uitdagend. Ze moest eens weten hoe die zich thuis gedraagt, daar is hij hardstikke brutaal naar z'n moeder en z'n
zussen toe, onbeschoft zelfs. Edwin is net zo stoer, maar vraagt meer en dringt
zichzelf niet zo op.
Berend probeert bij me naar binnen te komen, Edwin vind strippen, vergelijken en
bewonderen al leuk genoeg. Als ik bij Berend over de vloer kom, loopt ie naar
iedereen in huis te verkondigen dat ik z'n holmaatje ben. Terwijl het nog nooit
gelukt is. En z'n moeder die dan zegt: "Berend hou daar mee op jongen!" en: "Joh
Eugène wat heb jij een leuke vriend zeg!" Niet dat er iets van verliefdheid
meespeelde. Het was gewoon brutale nieuwsgierigheid van hem. Nieuwsgierig was ik ook
en ik liet het gebeuren.
Maar leuk was anders. En
anders was Edwin. Totdat moe ingreep natuurlijk.
Nu met Rene gebeurt hetzelfde. Zonder dat ik er enige invloed op heb, moet ik
weer toekijken hoe ze een vriendschap verpest.
De dag dat ie met z'n duif onze achtertuin in kwam lopen, omdat ze geen plek meer
voor het beest hadden, maakte moe hem meteen duidelijk dat onze vriendschap over
was. Ik stond erbij en schaamde me rot. Ze pakte de duif van
hem over met de woorden dat we er goed voor zouden zorgen, maar spelen dat moest
hij maar weer in z'n eigen buurt gaan doen. En terwijl Rene me
aankijkt zie ik dat hij probeert te begrijpen wat dit betekende, die vrouw die tussen ons in
kwam staan. Het was de laatste keer dat ik hem
zag.
Nu hadden we, nadat Gijs de parkiet van oma S. van z'n stokkie was gegaan, de
duif
Jacobus in huis.
Er was geen hok voor hem dus hij vloog gewoon door
de huiskamer. Als we t.v. keken kwam die op je schouder zitten
meekijken. Zo tam als wat.
Op de grond had Jacobus elke dag contact met een andere duif, die in ons
spiegelende tafelonderstel te zien was.
Stond ie minutenlang zichzelf te versieren.
Slapen deed ie zittend op de klomp die op de kast stond. Het hoogste punt in de
kamer.
Na een paar weken, als iemand de achterdeur open heeft laten staan, vliegt ie z'n vrijheid tegemoet.
1975.
De kerk blijft een prominente rol spelen in ons gezin. Onze eerste communie en
straks nog het heilig vormsel.
Moeder wil hier ook voor de positie van de vrouw in de kerk blijven strijden.
Waarom wil ze zich naar binnen vechten in die wereldorde voor mannen die geen
vrouw kunnen krijgen?
Bang voor hun eigen lichaam zijn en voor de gevoelens die ze voor jongens koesteren. Zie
je ze niet verlekkerd naar je zonen kijken?
En ze zijn me toch vrouwonvriendelijk. De leegloop van alle kerken sinds de
jaren zestig is een feit, maar Bep wil het allemaal lekker in stand houden, of
nou ja… eigenlijk wil ze het overnemen en ze fantaseert wel eens hardop, over
haar rol als eerste vrouwelijke pastor.
Door de kontakten die zij nu met pastores onderhoudt gedurende haar “vrouw in
de kerk” kruistocht ben ik nu dus ook ineens misdienaar.
Waarom? Niemand in m’n klas kiest daar voor. Daar heb je geen leuke jongens
moeder, alleen pastor G. die jongens leuk vind!
Doopviering St. Agathakerk, verzorgt door Pastor Straathof, ik in
het midden.
Dat wordt dus ook nog op maandag-, dinsdag-, en woensdagavonden na het eten door
naar de kerk voor de avondmis van 19:15 en dan nog de grote
gezinsmissen om elf uur op zondagen of een begrafenis.
Bij speciale gelegenheden is er na de hoogmis wel eens een samenkomst in de
pastorie met koffie, thee en limonade.
In deze kamer vol lange zwarte jurken, gelardeerd met misdienaars wenkt Pastor G.
je dan met een trotse blik, of je naast hem wil komen staan.
Goedkeurend streelt hij je vervolgens over de schouders, je rug en met langzame
draaiende bewegingen door naar beneden voor een laatste rondje
over je billen.
En ik denk: “Dat u dat durft meneer pastoor… U weet toch wie mijn moeder is?”
De foto links is er eentje uit een serie van zes. Het is zomer en heel warm.
Ik stond erbij en keek er ongemakkelijk naar.
Dirk kwam tussendoor om aandacht vragen, maar mamma is alleen geïnteresseerd in
de pet die hij opheeft.
Het lijkt ook wel
of ik ze helemaal niet opval.
Want pappa en mamma gaan helemaal in elkaar op.
Zij rookt en heeft haar glaasje naast de stoel op een boek gezet. Hij klikt.
Bij elke foto doet ze haar jurk een stukje verder omhoog. Ze neemt een trekje en
een slokje.
En kijkt, wanneer ze de rook uitblaast, raar de camera in.
Ze likt haar vinger nat en glimlacht, terwijl haar hand tussen haar benen
verdwijnt.
Ik snap nog niet echt wat er hier gebeurt.
Maar mamma is daar heel erg open in. Die vrijheid om te tonen dat ook vrouwen
hun genot mogen najagen, net zoals mannen.
Vader zie ik zo nooit doen naar haar.
Ik ga er gemakshalve en voor m'n eigen gemoedstoestand vanuit, dat m'n
vader de fotograaf was.
Maar door het beeld van m'n moeder, kan ik het me niet
goed herinneren.
Maar oh, wat waren pappa en mamma trots toen ik in de week voor Pasen, de "Goede
Week", het kruis mocht dragen bij de “Veertien Statiën”.
Ondertussen vereenzelvig ik mij, met het lijden van Jezus. Maar bij mij sloeg de
onzekerheid al toe, toen ik bij m’n moeder werd geplaatst. Jezus is jarenlang
een vrije gozer en een inspiratie voor velen geweest en bij hem kwamen de
twijfels of hij de consequenties van zijn doen en laten wel aandurfde pas toen
hij 33 jaar oud was. Hij had ook geen bemoeizuchtige, tirannieke moeder,
waarschijnlijk. Als hij al heeft bestaan natuurlijk.
Thuis bij het gebed voor de hoofdmaaltijd introduceert ma 'de kring', waarin we
tijdens het avondgebed elkaars hand gaan vasthouden.
Voor het 'Onze Vader' wordt ingezet geeft moeder, als ware ze de pastoor zelve,
iemand het woord en ze verwacht dan dat je iets te melden hebt
over de voorbije dag. M'n vader en m'n broer doen kritiekloos mee en de clichés vliegen
over tafel: "Dank voor deze mooie dag en wat hebben we het weer goed
met z’n vieren (of vijven of zessen) en morgen zal ik nog meer m’n best doen."
Gadverdamme, de hypocrisie is gewoon niet te harden. Voor mij werd er hier een
verbondenheid gecreëerd die er niet was. Ik voelde het in ieder geval niet.
Als ik straf had gehad of weer een week of langer voor iets moest boeten, dan zat
ik s’avonds voor het eten ook nog eens vast aan haar hand.
Verschrikkelijk om steeds met je beul te moeten heulen.
Dirk en ik na de kerk op visite bij opa en oma K.
Elke dag als ik tussen de middag thuis kom van school voor de lunch, kom ik
er ook moeilijk onder uit.
Je doet alsof je met ons wil spelen, maar je wil gewoon zelf vermaakt worden. Al
die bord- en kaartspelletjes waar je ons mee bezighoudt. Het lijkt wel een soort
bezigheidstherapie
voor jou. De vanzelfsprekendheid waarmee je aanneemt dat ik deze aandacht
waardeer, stoort me en het gaat ook nog eens ten koste van m’n eigen rust. Ik ben er voor jouw vermaak!
Schaken of dammen gaat nog wel, tenminste als je aan twee partijtjes genoeg
hebt, maar er komen steeds meer spellen bij. Het is dan natuurlijk de bedoeling
dat ik je niet te gemakkelijk laat winnen, want dat vind je zo onbevredigend.
Als ik pech heb, zet je meteen weer de stukken goed en verwacht dan dat
ik met een revanche gewoon wat beter m'n best doe.
Ook als ik iemand van school meeneem om buiten te gaan spelen, verleid je ze vaak tot een spelletje en zit ik boven op m’n kamer te wachten;
“Die vrienden van jou hebben thuis geen moeder die aandacht voor ze heeft. Laat
ze nou toch!” Zeg je dan vergoelijkend.
Je gaat er prat op dat je er bent voor je jongens tussen de middag, met een
kopje thee.
Nou verder dan een kop thee, dat ik meestal ook nog zelf kon zetten,
ging het niet hoor. Geen gedekte tafel, zoals bij tante Tiny in de
Leeuwerikstraat. Bij ons wordt alleen met Pasen, Kerst en Nieuwjaar ook voor het
ontbijt en de lunch de tafel gedekt.
Maar goed, je eigen ontbijt klaarmaken en
meteen opeten in de keuken, is altijd nog beter dan elke dag te moeten beginnen
naast een rokende vrouw, die onaanspreekbaar is en last heeft van een
ochtendhumeur. Naar buiten toe steeds het voorbeeldige plaatje en binnenskamers
mag ze gewoon zichzelf zijn: slecht gehumeurd, ongemanierd, onhygiënisch, egoïstisch.
Maar wat nog erger is, ze lijkt zo overtuigd van zichzelf en haar
zorgkwaliteiten als moeder. Zelfs de kinderbescherming weet ze zover te krijgen
dat ze pleegkinderen bij ons gaan plaatsen. Ze lijkt iedereen om de tuin te
leiden, ze heeft iedereen in haar zak. Het fanatisme waarmee moe wil bewijzen
dat ze wel iets kan, is tenenkrommend, gênant en stress verhogend.
Maar goed, het gelukkige gezin dat wij zijn,
daar mochten toch wel meer kinderen van genieten, dat konden we toch wel delen,
die rijkdom die wij hadden?!?
Dat is haar ideaal hè, een groot huis met een stuk of twintig kinderen. Ze had
ze ook graag zelf op de wereld gezet, maar nog een zwangerschap zou ze niet
hebben overleefd. In Wageningen had ze na Dirk een miskraam. Die avond herinner
ik me nog omdat we haar opzochten in het ziekenhuis. Ik was vijf en in de auto
ernaartoe viel me voor het eerst de volle maan op die, zo deed de chauffeur me
geloven, met een touwtje aan onze wagen vastzat en daardoor de hele tijd met ons
mee reed. Het kindje bleek een meisje dat ze Anna had willen noemen. Er werd
haar toen duidelijk gemaakt dat haar zwakke gestel niet nog een zwangerschap zou
kunnen doorstaan. Van mij had vader het risico wel mogen nemen.
De eerste jongen die bij ons in huis kwam was Justus. Die zag ik alleen
tijdens het avondeten en hij bleef niet lang.
Henk Meeuwissen was de tweede en die krijgt al snel door dat er niet veel voor
nodig is om moeder boos te krijgen.
Hij was nog geen maand hier als we tijdens
het avondeten merken dat ze ontsteld is over iets. Iemand had haar belazerd, er was een
beeldje kapot gegaan en weer in elkaar gelijmd terug gezet, zonder dat daar
melding van was gedaan. Ze houd niet van dat stiekeme gedrag.
Bij Henk die tegenover me zit, zie ik de zweetdruppels op z'n voorhoofd
verschijnen. Hem was het beeldje van de 'Heilige Christoffel' op de boekenplank
opgevallen en toen die het beter wilde bekijken had hij het uit z'n handen laten
vallen.
Dat ie het beeldje daarna met lijm weer in elkaar plakte en terug op z'n plaats
had gezet, zorgde er dus niet voor dat het moeder niet opviel. Christoffel was
een deel van zijn aureool kwijt en Henk had teveel
lijm gebruikt om het hoofdje van het kindje Jezus
terug te zetten, dus die was van z'n romp op de linkerbovenarm naar voren
gegleden en keek nu naar beneden.
Iedereen aan tafel
voelde en zag hoe hij zijn schuld zat uit te stralen en hij geeft al snel toe dat
ie het beeldje had laten vallen.
Toen Moe hoorde dat Henk schuld bekende en niet ik, bond ze in. Haar rustige
reactie viel Henk vervolgens alles mee, ze vloekte niet, geen vernedering van
Henk in het bijzijn van de anderen.
(Jaren later kom ik er door Jan pas achter dat het beeldje hier links, waar het om
gaat, helemaal niet Christoffel is, die het kindje Jezus op z'n schouder de
rivier overzette, maar Jozef de vader van Jezus met lelies in de
rechterhand.)
Ik heb ze na Breda nooit meer gezien of gesproken eigenlijk.
Mijn voogd, de Kinderbescherming. Maar met moeder hebben ze dus nog wel een
relatie.
Ze hebben nooit door gehad bij wat voor psychisch wrak ik een paar jaar geleden ben terecht
gekomen.
Ik genoot alleen de eerste vier jaar van m’n leven bescherming, op de
Valkenierslaan.
Albert (Appie) Roso is de volgende nieuwe broer.
Met hem in huis bleek ik niet meer de enige die er van langs kreeg. Appie was een
stoere knul met een tatoeage.
Hij kwam uit Huis
ter Beek, het internaat aan de Heereweg in Lisse. Hij was één van de weinigen die meteen tegen m’n broertje en mij zei, omdat we nu
broers waren, dat we altijd konden rekenen op zijn hulp,
voor als we gepest werden. Met die jongen voelde ik me wel veilig in de buurt,
maar dat was van korte duur.
Hij was namelijk één van de eerste die in verzet kwam, toen ma tegen hem tekeer
ging. Appie liet zich niet zo makkelijk kleineren en corrigeren. Moe op haar beurt, heeft nauwelijks door wat voor effect haar autoritaire aanpak op
die knul had. Ze kon ons drie toch al jaren zonder enige tegenspraak,
kleineren en vernederen? Ze pretendeert de man beter te kunnen doorgronden en
doorzien dan de man zelf, maar ze heeft klaarblijkelijk geen idee waarom deze jongen
doorslaat.
“Eus als er wat gebeurt zo, ga dan naar de moeder van Harm en vraag of ze de
politie belt!”
Appie had namelijk z’n vrienden uit Huis ter Beek opgejut en die waren op hun
brommers onderweg naar hier om wraak te nemen en dat mens een lesje te leren.
Ik loop de achterdeur uit en wil meteen naar de moeder van Harm rennen.
Maar moe zei net: “Als er wat gebeurt…”
Dan moet ik dus onder ons afdakje bij de schuur gaan staan en blijven kijken of
het goed gaat.
Ik wil helemaal niet zien hoe het uit de hand loopt, maar ik loop terug, ga
onder het afdak staan en blijf zenuwachtig
wachten.
Hier vandaan kan ik helemaal door het huis heen naar de voorkant kijken en
enkele minuten later hoor en zie ik allemaal brommers aankomen.
Ze nemen met z’n allen posities in op straat en op de stoep, laten de motor
draaien en zwaaien met fietskettingen.
Dan zie ik ma met een peuk in haar hand de voordeur uitlopen. Ze praat even met
ze, waarna ik ze, tot mijn verbazing, één voor één achter haar aan mee naar binnen zie lopen.
Ze heeft zich er toen goed uit weten te lullen, met een glaasje fris voor
iedereen en een sigaretje, maar Albert kon uit gaan zien
naar een ander pleeggezin. Appie liet zich niet verbaal misbruiken en werd meteen opstandig en agressief.
Mij was hetzelfde overkomen in de Nolensstraat maar ik was te klein om het te
kunnen winnen van haar én ik moest blijven.
Mijn “rugzakje” raakt daarom al aardig vol want ik houd het sinds die dag
allemaal binnen, allemaal voor mezelf. Ik moet haar niet.
Na Appie trekt Sandra Gilkes bij ons in. Sandra komt ook uit Huis ter Beek en is het langst bij ons gebleven. San was de leukste en het leek er even op alsof ze haar hele leven bij ons zou blijven.
Na een jaar op de Van Zwanenburgschool te hebben gezeten, opende het nieuwe
gebouw van OBS De Klarinet zijn deuren in onze buurt.
Mijn broertje gaat naar hun kleuterschool en ik naar de basisschool, een stuk
dichterbij huis. Berend en Marco, de twee vrienden die ik op de
Van Zwanenburgschool heb leren kennen verhuizen mee naar De Klarinet.
Daar ging
het van kwaad tot erger.
Het pesten begon, maar ik genoot ook bescherming van de sterkste jongens in de
klas als ze er waren;
Christiaan Zuiderduin en Kees van Gerven, Marco van der Helm en Berend van Aken.
Yvonne Geerlings wordt ook gepest; zij is 'het vlooienkind' in de klas en ze is
'stom' want ze heeft
X-benen en is slecht met gym!? Zij staat daar ook als laatste in de rij om uitgekozen te worden, net als ik.
We
hebben een keer onwijze lol gehad met z’n tweeën. Yvonne was net zo ver als ik met de rekentaken. Achter in de klas tegen de wand
aan stond een rij met allemaal op elkaar gestapelde groene en rode
bakken, waar de opdrachten in lagen; groen voor taal en rood voor rekenen. We
daagden elkaar de hele tijd uit om zo snel mogelijk weer voor een nieuwe
opdracht naar achteren te rennen. We hebben elkaar toen behoorlijk
vooruitgeholpen.
Als ik thuis in de Panorama uit de leesmap zit te bladeren en een oorlogsfoto
zie van een verkoold lijk dat in prikkeldraad hangt, gaat het gesprek al snel
over discriminatie in de wereld. Als ik dan ook nog over het gepest van Yvonne
begin, merk ik dat moeder het
gesprek zo stuurt, dat 'Discriminatie' een mooi onderwerp zou kunnen zijn voor
mijn volgende spreekbeurt. Ik vervloek mezelf. Wat roep ik nou weer over mezelf
af? Nu lijkt het of ik die spreekbeurt doe, om de klas een lesje te leren.
Ik word zelf gepest en kom nu met een spreekbeurt over dat je niet moet
discrimineren en mensen in hun waarde moet laten. Wat ben ik een verliezer.
Ze komt die dag zelfs achter in de klas zitten, er vanuit gaande dat ik het heel
goed ga doen, want we hebben er thuis zo volwassen over gepraat.
Sta ik achter het
bureau van de leraar de klas in te staren, met achterin de klas op een krukje
naast de leraar dat mens met haar kritische blik, waar ik doodzenuwachtig van word. M'n leraar kijkt nog vriendelijk met
een hoopvolle glimlach, maar moe daarnaast zit me met een bloedserieus gezicht strak aan te staren.
Wat voelde ik me beroerd zeg.
Ik klapte meteen dicht. Verlegen en nauwelijks verstaanbaar krijg ik na tien
hele lange minuten, een
middelmatig zesje.
Aan alles in mijn gedrag zou ze op kunnen maken dat het niet
werkt, dat het tussen ons niet klikt, maar ze heeft het gewoon niet door.
Na het uitgaan van de school, met m’n broertje op de terugweg naar huis, zijn
we een keer belaagd door een groep van vijf jongens.
Als een roedel wolven storten ze zich één voor één op mij terwijl de anderen
Dirk bedreigen.
Toen heb ik behoorlijk om me heen moeten trappen en rennen om ze van hem weg te
houden.
Naar Dirk die verstijft van schrik, geen stap meer zet, schreeuw ik de hele tijd dat hij door moet lopen naar huis, dan hoeft
hij niet te zien wat er gebeurt als ik door het lint ga, of zelf in elkaar word
geslagen.
Eenmaal thuis, horen we dat ma het gebeuren gewoon van binnen heeft staan
gadeslaan. Door het raam aan de zijkant van ons huis,
gluurde ze naar de ongelijke strijd en de paniek in de ogen van haar jongste
zoon. Wat voelde ik me in de steek gelaten.
Ik had het elders in de buurt al zwaar genoeg als ik de verkeerde tegenkwam,
maar nu er zo dicht bij ons eigen huis iets gebeurt komt ze niet eens helpen.
“Ik wist niet of ik in moest grijpen hoor, je moet het toch ook zelf leren
oplossen, jongen!” Was haar reactie.
Oh, nou goed dan, op jou hoef ik ook niet meer te rekenen!
Door Arthur v. D. en Maurice M. ben ik laatst na school ook van
achteren tegen de grond getrapt.
Arthur woont in ons huizenblok en is al twee keer bij ons thuis pannenkoeken komen
eten met z’n broertje.
Maurice was net nieuw op school. Die vroeg me één van de eerste dagen of ik met
hem wilde gaan spelen omdat hij nog niets en niemand kende.
Ik offer mijn tijd op, maak hem wegwijs in de buurt. Hang een paar dagen met hem
rond. Maar Maurice wilde alleen maar de hele tijd laten zien dat ie beter was in alles.
Schaken ging die me zitten uitleggen, want ik speelde slecht volgens hem.
En ik was er al snel klaar mee.
Toen hij doorkreeg dat ik me niet liet
provoceren was z’n interesse snel verdwenen.
Nu had hij Arthur verleid en zonder enige moeite tegen me opgezet. In de klas
hoorde ik ze de hele les al samen spannen.
Ik wist wat er ging komen en ben heel makkelijk neer gegaan en meteen overdreven
hard gaan huilen, waarna ze lachend ophielden.
Berend en ik zijn laatst lastig gevallen door twee broers, toen we door zijn
oude buurt liepen.
Berend raakte in gevecht met de oudste en ik kreeg de jongste, letterlijk en
figuurlijk als een blok aan m’n been. De knul liet me niet meer los met als
gevolg dat ik hem de hele straat door heb gesleept. “Sla hem dan!” Schreeuwde Berend naar me.
Maar ook toen ik op z’n hoofd begon in te beuken volharde hij. Zelfs m’n voet
gebruikte ik.
Nog nooit heb ik iemand zo getrapt of met een vuist op een gezicht gebeukt. Ik
vind het echt walgelijk waar ik toe uitgedaagd word.
Toen z’n grote broer verloor van Berend, liet hij me pas los.
Het kon wel eens zo lopen, dat ik s’ochtends op school nog lekker gepest werd
en dat de treiteraars dan
s’middags gewoon bij mij thuis naar binnenstapten met broertjes
of zusjes omdat moeder weer een pannenkoekenfeest
voor alle kinderen in de buurt organiseerde. Kwamen ze zich schijnheilig
volvreten: “Nee joh, we bedoelde het niet zo.”
En: “Wat heb jij een gave moeder, hé!” Nou, dacht ik dan, ik vind jouw moeder
leuker hoor.
Bij gym ben ik ook iemands favoriet. Dat doen we op de Ruishornlaan.
Het zijn altijd anderen die de teams mogen
formeren, daar vragen ze mij nooit voor, maar als ik tijdens het samenstellen
van de basketbal ploeg sta te dollen met de laatste in de rij schreeuwt de
gymleraar ineens naar me: “Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken!”
De hele zaal valt stil en iedereen kijkt naar mij en ik denk: Wat bedoelt ie nou? Wat heb ik nou weer
gedaan?
Ik wil ruilen met de laatste in de rij, ik probeer niet naar voren te
kruipen.
Hij haalt me eruit.
Ik mag niet meedoen en moet rechts naast hem komen
staan aan de kant.
Terwijl hij de anderen aan de wedstrijd zet, laat hij zichzelf languit
onderuitzakken op zijn stoel en tegelijkertijd trekt hij mijn trainingsbroek naar beneden en begint te lachen.
Hij blijft beide teams luid aanmoedigen en ik sta in m’n blote
piemel in de gymzaal. Als ik me buk om m’n broek weer op te halen, voorkomt hij
dat door met zijn gestrekte arm m’n broek op m’n enkels gedrukt te
houden. Na drie pogingen lukt het me. Ik geneer me dood. Wat een gedoe. Waarom
ben ik altijd de lul?
Het zal er wel bij horen, er moet er altijd één vernederd worden en ik moet wel
vaker als voorbeeld dienen.
Bij het douchen staat hij ons ook altijd te bekijken. Om niet teveel ophef thuis
te veroorzaken, zeg ik er niets over, Berend en Marco zijn m’n getuige.
Ma verwacht natuurlijk bij dit soort onwelgevallige gebeurtenissen, dat ik er
thuis
over praat maar ik kan er niet met haar over praten, ze maakt alles alleen maar
erger en is zelf geen haar beter. Jaren later hoor ik, dat ik niet de enige was
en
dat de gymleraar 'ontmaskerd' is en inmiddels overleden aan kanker.
Op het schoolplein kwam ik per ongeluk in een meidenspel terecht, waarbij ze
me midden in een kring rond begonnen te draaien,
want ook al deed ik niet mee, ik was aan de beurt!? Maar ik had er geen zin in
en met een ongecontroleerde zwaai met m’n arm, bezorg ik Hanneke Cornelissen
een bloedneus.
Ik had amper door wat er was gebeurd, maar ik bleef ingesloten en
werd door de meidenmassa meteen door naar binnen gemanoeuvreerd,
want nu was iedereen boos.
Ik had “gevochten” en zelfs een meisje een klap
gegeven?!? Iedereen was ontsteld.
Het spelletje ging zo: Een kring, met één iemand in het midden. Met gesloten
ogen en een gestrekte arm draai je dus rond en de kring roept;
'1,2,3,4,5,6,7 Wie zal ik een zoentje geven?' Nou beetje dom meidenspelletje,
dus.
In de lerarenkamer krijg ik op m’n donder van Jan Jaap E., het hoofd van de
school:
“Tel eerst tot tien voordat je gaat slaan, Eugène! Kun je dat?”
Goed ik moet eerst tot tien tellen voor ik aan 1,2,3,4,5,6,7 meedoe! Ze moeten
gewoon van me afblijven.
Jan Jaap E. deelde ook tikken uit in de klas, met een liniaal: “Zo deden ze
dat vroeger” zei die dan. Dat was geen straf hoor, want hij sloeg expres niet
hard.
Maar als ik dom was geweest of slecht presteerde dan
kreeg ik een bord om m'n nek waar 'EZEL' op stond en moest ik alle klassen langs, ook die waar m'n
broertje inzat, om te laten zien wat voor stommeling ik was en me laten uitlachen. De vernedering deed me niets, thuis is
het veel erger.
De schoolprestaties beginnen eronder te lijden. Mijn rapport zegt genoeg: De
concentratie is onvoldoende. Allemaal zesjes of nog lager.
Ik ben slordig en krijg m'n werk niet op tijd af, waardoor ik een achterstand
opbouw. Dus moe nodigt mijn juf, H.
van Kaam, uit om er over te praten.
Ok, ma, daar hoef ik dan niet bij te zijn toch? Maar ik moet er natuurlijk de
hele middag bij blijven zitten.
De hele middag moet ik met die vrouwen in gesprek over het hoe en het
waarom en over wat er nu verder met me moet gebeuren.
Het duurt een eeuwigheid en ik zit in mezelf stil de secondes weg te tellen.
Buiten is het warm, hier binnen benauwd. Het zweet breekt me uit en ik hoor hoe anderen lekker op straat spelen. De
moeite die het me kost om er met m’n gedachten bij te blijven, wat willen ze nu van me? Ik zit mezelf helemaal op te vreten van binnen.
Dat ik me slecht kan concentreren komt niet aan de orde en over mijn slechte
aansluiting bij de rest, of al het gepest heeft ze
het ook niet.
Ma wil natuurlijk laten zien dat ze intelligente kinderen heeft, want hier wordt
met elkaar gepraat als dingen niet goed gaan.
Maar ik sla al dicht als ik op m’n eigen verantwoordelijkheid gewezen word.
Want ikzelf praat het liefst zo weinig mogelijk met m’n moeder.
“Wat is je eigen rol hierin, m’n zoon? Jij kunt veel beter Eugène! Je gooit er
met de pet naar, jongen. Wat is je excuus?”
En ik denk: Het is allemaal jouw schuld, moe.
De hele middag heb ik echt geen
woord gezegd en hoopte zo dat m’n juf zou merken in wat voor verstikkende
relatie ik met m’n moeder zat. Ze ziet toch wel hoe ik ineenkrimp, bijna in m’n
stoel verdwijn en alles gedwee over me heen laat komen?
Toch heb ik niet echt het gevoel dat het iets zal veranderen.
Die blik van: “Ik brand m’n vingers niet aan dat kind van haar.” Die houding zie
ik vaker bij mensen. Waarom heeft niemand dan ooit de kinderbescherming
gewaarschuwd?
Mijn tactiek is al jaren: Zeg zo weinig mogelijk, dan stopt ze wel. Maar de
gesprekken worden er niet korter door. Ze verwacht toch echt dat ik mezelf
verklaar en schuldbewust tot een hernieuwd inzicht kom en betere prestaties ga
laten zien. Thuis zal ze me na schooltijd bijles gaan geven.
Van de week ben ik met haar naar Qbus op de Ruishornlaan geweest. Voor het
eerst Jan ontmoet, die m’n moeder aanhoorde, over grote-mensendingen.
Als ma me ergens mee naartoe neemt heb ik vaak het gevoel dat ze met mij erbij,
wil laten zien wat voor sterke, zelfstandige vrouw ze is, met haar afgerichte
bastaard. Ben ook al een paar keer meegenomen naar congressen van politieke
partijen op Hoog Catharijne in Utrecht.
Dat je je de hele dag loopt te vervelen en denkt, 'Wat doe ik
hier?'
Moeder wil nu met Jan in gesprek over een filmhuis. In Qbus was veel
mogelijk, niet alleen een jongerencentrum met disco en dj op zaterdagavond. Maar
ook een film seizoen en volksdans avonden. Gespreksgroepen, bijeenkomsten voor
huisvrouwen, een zeefdrukkerij. Een buurtcentrum, ook voor jong volwassenen. Pas
als ik zestien ben mag ik op de zaterdagen naar de disco.
Mamma heeft veel 'Downs'. Maar tijdens haar 'Ups', vond ze het heel leuk om
af en toe, gewoon tussen de middag, Dirk en mij mee te nemen naar Hotel
Restaurant "De Nachtegaal" aan de Heereweg. Dan was ze natuurlijk de leukste
moeder op aarde, heel lief en aardig, maar dan wel op die overdreven manier.
"Kijk is jongens hoe mooi het hier is! Luxe hè?"
Dirk en mij
prijzen en zeggen dat ze zo trots en gelukkig is met ons en pappa. En dat ze mij
al zo volwassen vindt, omdat ik al zo goed kan praten?!
We mogen dan zelf kiezen wat we willen eten, een lekker groot bord patat met
mayonaise en een broodje kroket. Heerlijk.
De ober is ook heel aardig en maakt
de hele tijd grapjes met Dirk. Dat vind ik wat overdreven, maar de zaak is
verder leeg dus hij zal er wel tijd voor hebben.
Dan komt hij de gekartelde
frietjes voor ons neus zetten en zegt dat er iemand met een figuurzaag achter
zit die al die frietjes zo heeft gezaagd.
Mamma is meestal snel klaar met haar
soepje. Een paar dagen later neemt ze ons weer mee voor een lunch hier. Weer
dezelfde taferelen, doen alsof we in luxe leven. Maar eenmaal aan ons bord
patat, krijg ik door dat mamma net als de vorige keer, al bijna een kwartier weg is. Ze moest even naar
de wc. Is ze weer aan de diarree, dat het zolang duurt?
Negen jaar ben ik nu en heb al m’n eerste natte droom gehad, terwijl ik
klaarwakker was. Dirk merkte niets die sliep nog. Het leek wel een orgasme.
Toen ik het zaakje bekeek dacht ik, hè? Dit had toch in m’n slaap moeten
gebeuren? Ik droomde niet eens. Dit krijg je toch pas als je 16
bent?
Maar deze ervaring verandert alles. Vanaf nu sluit ik een eeuwig durende
vriendschap met m’n piemel.
De ontdekking van m’n pik, is de ontdekking van m’n ik.
Ik vind het echt verschrikkelijk dat m’n leven
bepaald wordt door een vrouw, maar met deze ontwikkelingen krijg ik weer een beetje zin in de
toekomst.
Ik ben zoveel meer, dan alleen maar haar dienaartje.
Al een paar keer heb ik nu wat geld uit moeder haar spaarflessen geschud, nooit
echt veel en ze heeft ook nog niet laten blijken dat het haar is opgevallen.
Maar toen er één sigaret uit haar pakje was verdwenen, merkte ze het meteen. Na
het eten was het dan ook weer tijd voor haar eigengereide pedagogische gepest:
“Zo jongens ruimen jullie de tafel af? Dan kunnen wij even een sigaretje nemen!”
Verbaasd maar volgzaam als altijd beginnen vader en Dirk af te ruimen en ik krijg
een camel filter aangereikt met de woorden: “Hier Eus, jij ook eentje? Hier, een
vuurtje! Dan zullen we jou eens eventjes leren roken!”
Vader heeft door wat er gebeurt, grijnst gegeneerd en kijkt bedenkelijk. “Já! En
nou goed inhaleren, zuig het maar naar binnen die nicotine! Lekker hè?” Na de
tweede sigaret mocht ik stoppen. Voor het eerst geïnhaleerd en met hoofdpijn in
slaap gevallen. Ze heeft me leren roken, maar het zal even duren voor ik het weer
oppak.
Jullie vinden me niet leuk, ik ben liever op mezelf, zit liever boven. Ik
vermaak me prima alleen. Maar ik moet wel aan alles mee blijven doen.
Het wordt ook steeds moeilijker om al jullie gezinsdingen uit te zitten.
Die zondagen! Die zijn ook niet door te komen. Vroeg opstaan, iedereen douchen,
netjes aankleden en haartjes kammen voor de spiegel.
Schoenen poetsen en pluisjes van de broek vegen. Nou eigenlijk hetzelfde als bij
opa en oma S., haar ouders in Druten.
Terwijl ze toch vaak propageerde, alles totaal anders te gaan doen dan vroeger
bij haar thuis. Ik zie weinig verschil, met de moeder die ze zo haat.
Naar de zondagsmis van 11 uur wandelen. Doodsaai en verveeld anderhalf uur
uitzitten. De kerk vol met gezinnen die je kent, turen naar de kinderen die ze
hebben gemaakt. Speuren naar lotgenoten.
Er waren wel meer gezinnen waar ze de schijn ophielden.
Dan weer terugwandelen en thuis aan de koffie met slagroom en koek. De
verplichte potjes klaverjassen.
Acht uur s’avonds Studio Sport uitzitten met pa en broer.
Eén keer werd het me echt teveel.
Het was nieuwjaarsochtend, de hele morgen had ik me zitten inhouden en gezellig
gedaan, kwam er gelukkig bezoek binnenlopen. Dat zorgde voor de nodige afleiding
en een mooi moment om te polsen of ik mijn eigen weg mocht gaan. Tot mijn grote
verbazing kreeg ik gewoon permissie om de bijeenkomst te verlaten en eenmaal
buiten spring ik van blijdschap een gat in de lucht. Maar op het hoogste punt
van m’n sprong, maak ik in de lucht een verkeerde beweging met m’n hoofd en 'Knak!'
hoorde ik in m’n nek. Ik sprong blij de lucht in, om daarna schreeuwend van de
pijn weer neer te komen en als een speer weer terug naar huis te rennen. Buiten
dacht iedereen dat ik vuurwerk in m’n nek had gekregen.
Binnen zegt moe dat ik maar even rustig moet gaan zitten, dan gaat het wel over.
Het was een whiplash. De migraine aanvallen die ik eraan over houd, worden naarmate de leeftijd vordert steeds
heftiger.
1976.
De meeste mensen waren bang voor haar en durfden nooit in te grijpen of
tegenspraak te bieden. Die keken wel uit, dat ze haar razernij niet over zich
uitriepen.
Mevrouw Froma was er een keertje tussen de middag en maakte mee hoe moederlief
in één keer kan omslaan.
Als ik thuiskom word ik meteen aan schoolwerk gezet want moe geeft me nu bijles.
Ze leert me zelf niets natuurlijk maar zet me steeds aan schoolwerk. Wanneer ik
een verkeerd antwoord geef en niet goed nadenk, krijg ik de wind van voren. Nou,
mevrouw Froma wist niet wat ze hoorde. Helemaal verbaasd en geschokt zag ik haar
uit de stoel omhoog komen. Maar ze durfde haar er wel op aan te spreken:
“Nou Bep, sorry hoor, maar zo ga je toch niet tegen een kínd tekeer?” zei ze verontwaardigd.
Nog nooit heeft iemand het zo voor me opgenomen. Zij is de eerste. Wat voelde ik
me goed zeg, er zijn dus wel mensen die het zien!
Moeder op haar beurt, was totaal niet onder de indruk van mevrouw Froma en spreekt haar meteen tegen.
Ik had het
er natuurlijk helemaal zelf naar gemaakt, dat ik zo werd aangepakt.
Mevrouw Froma is nooit meer langs geweest.
Maar het is tragisch, ze leert me niets.
Als ik “Luxaflex” verkeerd spel, word ik naar m’n kamer gestuurd en moet ik daar
gaan nadenken over hoe je “Luxaflex” schrijft. Dan zit ik tien minuten allerlei
variaties te bedenken, want je moet wel de indruk wekken dat je erover hebt
nagedacht. Dat moet ik dan vervolgens beneden laten controleren, maar als het
dan fout is word ik meteen weer terug naar boven gestuurd
om het nog eens te proberen, net zolang tot ik goed gegokt heb.
“Elastiek” hetzelfde. Ik had dat woord nog nooit zelf geschreven maar toen ze het
een keer op m'n boodschappenlijstje had zien staan, viel haar meteen op dat het
niet klopte. Dus niet naar de winkel jij, maar eerst naar je kamer toe om na te
denken over hoe je “Elastique” schrijft. Het woordenboek vragen doe je niet,
dat zal ze wel brutaal vinden. Maar zelf even voordoen hoe je iets schrijft, of
me op een woordenboek wijzen, deed ze ook niet. Zoek het maar uit.
Had ik voor de grap eens een keer een brief ondertekend met een “alias”, ik had
mezelf een andere naam bedacht en moeder weer meteen; “Jij hoeft geen alias te
gebruiken, want je bent nog helemaal niet bekend.” Ze vond het niet leuk wat ik
had bedacht en wees me enkel op het oneigenlijke gebruik ervan.
Zo maakt ze me dus langzaam aan kapot.
Het dagelijks getraineer, continue bezig haar superioriteit te laten
gelden.
Echt, je weet nooit wat er komt. Zo kan een ogenschijnlijk normale dag, door
haar veranderen in de zoveelste zwarte dag van je leven.
Het is bij haar nooit wat het lijkt en ze dwingt me daardoor steeds vaker voorbereid te zijn
op het onverwachte.
Laatst ook weer, de hele dag lopen sloven voor d’r.
Geholpen in het huishouden, want er zou visite komen; De boodschappen gedaan, mee afgewassen,
vrolijk geweest naar iedereen en geen
minuut voor mezelf gevraagd.
Lig ik s’avonds in bed, kan ik niet slapen van de hoofdpijn.
Als ik weer naar beneden ga voor een pijnstiller, zie ik dat tante Paula nog niet
weg is en naast haar zit.
Ik wacht tot ze is uitgepraat en vraag om een Saridon.
Maar ik stoor haar, ze kijkt omhoog en zegt: “Je moet
gewoon rustig gaan slapen, Eus, dan is het morgen wel weer over!”
Tante Paula kijkt lichtelijk verbaasd naar m'n moeder, dan naar mij en weer naar haar,
en zegt: “Maar die jongen heeft hoofdpijn!!”
Nu raakt ze geïrriteerd en antwoordt: “Ja, dat is ook niet zo gek hè, hij
heeft zich de hele dag druk lopen maken,
dus dat heeft ie helemaal aan zichzelf te danken, sodemieter op naar boven jij,
ga slapen!”
De dag erna mag ik je alweer van dienst zijn. “Haal nog even een lekker
kroketje voor je moeder, of doe maar twee en trek meteen wat sigaretten!”
Na m’n huiswerk was ik gaar, maar jij had nog zo’n honger. Dus ik moet nu
s’avonds naar het centrum fietsen want alleen Beijersbergen is nog open. Nadat
ik m’n meisjesfiets had gesloopt heb ik geen fiets meer gekregen en omdat ma d'r band
lek is neem ik de racefiets van Sandra.
Maar op de terugweg dommel ik op de
Heereweg klaarblijkelijk een beetje in, want ik knal met kroketten en al
achterop een geparkeerde wagen. Ik val van m’n fiets en plet de kroketten op het
asfalt. Voorvork helemaal verbogen met als gevolg dat ik helemaal lopend terug
naar de Poel moest. Pijn aan m’n been, kroketten plat en koud geworden, fiets
kapot. Moeder ontsteld en Sandra boos, want die moest er zelf achter komen dat d’r fiets
in de kreukels lag de volgende morgen.
Toen ik een keer ook voor mezelf een kroket mocht meenemen, noteerde ik het
meteen in m’n dagboek.
En wat schrijf ik dan? "Oh wat was ze lief, ik mocht vandaag ook wat!"
Het is maandag 23 mei 1977 en als ik tussen de middag thuis kom voor de lunch staat de t.v. aan.
In Bovensmilde zijn vanochtend om half negen vier Molukse activisten een
basisschool binnen gevallen en hebben de hele school in gijzeling genomen.
Moeder zegt dat het allemaal heel erg is, maar bij mij komt dat nog niet echt
binnen. Ik hoop zo dat ze ook onze school komen binnenvallen.
Dan hoef ik ook niet meer naar huis.
Het euforische gevoel verdwijnt echter snel als duidelijk word hoe groot het
probleem werkelijk is.
Gelijktijdig met het binnenvallen van de school, hadden negen andere Molukse
actievoerders ook een trein gekaapt bij De Punt in Drenthe.
Drie weken heeft het geduurd.
https://www.youtube.com/watch?v=qIvw4yuIjz0
Mijn muzikaliteit is me ook m’n leven al een last.
Met mijn herinneringen aan mijn gitaarlessen op de Nolensstraat heb ik nooit
meer de behoefte gehad iets met muziek te willen doen, maar ook zonder enige blijk van interesse mijnerzijds, voor wat voor instrument dan
ook, word ik op blokfluitles gestuurd.
Ze vraagt gewoon of iemand in de familie me met sinterklaas een blokfluit geeft,
dan kan zij me op les sturen.
Die lessen zijn in Sassenheim bij de vrouw van een oud studiegenoot van vader
uit Wageningen. Zij is lerares en geeft na schooltijd ook blokfluitles.
De eerste keer word ik door de moeder van Harm op de Heereweg in de bus naar
Sassenheim gezet.
De buschauffeur roept de halte wel om,
dus goed opletten. Vanaf de Pancratiuskerk moet je het zelf maar uitzoeken,
ergens oversteken en tussendoor lopen om bij de school te komen.
Wat was ik depressief van deze nieuwe opdracht.
Eén keer dacht ik bijna verlost te zijn van het fluit-gedoe. De bus ernaartoe
zit na schooltijd altijd stampvol met kinderen, dus ik moet staan
en kom bij de deuren in het midden uit. Als die sluiten en de bus optrekt, valt
mijn blokfluit uit m’n tas. Huppakee, zo in het trapgat van de uitgang.
Meteen denk ik: Laten liggen dat ding, niet aankomen, als bij de volgende halte
de deuren weer open gaan valt hij eruit en dan ben ik hem kwijt,
probleem opgelost. Maar helaas, het mocht niet zo zijn.
Een stoere knul verrast me met z’n zorgzaamheid. Hij lachte me niet uit met m’n
stomme blokfluit maar komt dichterbij en zegt: “Hé, is die fluit van jou?
Haal hem weg joh, anders ben je hem kwijt!” Totaal onverwacht verstijf ik en
verzet geen stap, waarop de knul gewoon zelf het trapgat in springt en bukt om m’n fluit te
redden. Wat voelde het raar om dank je wel te zeggen.
Een jaar later wordt er ook een piano voor me aangeschaft, tweedehands met
mooie krulpoten. En nog later zelfs een Ibach, jaha,
die stijgt alleen maar in waarde!? (Dus niet!) Sikking kwam hem brengen tijdens
de wintervakantie. Het ijzelde zo hard, dat je gewoon over straat kon schaatsen.
Toen we de piano stonden op te wachten en de wagen de hoek om zagen komen,
zwenkte de aanhanger met onze Ibach erin langzaam
van de ene kant van de weg naar de andere.
Waarom doen ze me dit aan?
Ik heb nooit om een instrument gevraagd.
Nu moet ik bewijzen dat ik al die investeringen waard ben.
Mijn pianolerares is net zo’n enge vrouw als m’n eerste kleuterjuf, Venker. Wat
een ellende, zeg.
Had ik al geen plezier in het pianospel, door haar kreeg ik het zéker niet.
De pianolessen verhuizen na twee keer op de Mariaschool, naar verenigingsgebouw
Welkom in de Bondstraat.
Daar worden ook danslessen gegeven en de trouw,- en carnavalsfeesten.
De eerste keer dat ik doelbewust spijbelde was hier, toen ik pianoles had van
haar. Ik kon die vrouw echt niet uitstaan, die strengheid, dat serieuze.
Kon ze niet zien dat ik er zo eentje was die er door zijn moeder op gestuurd
was? Heeft ze niet door waarom ik zo ongemotiveerd ben?
Kan ze voor dat geld niet eens dertig minuten een beetje gezellig doen? Ze
zitten allemaal in het complot om m’n leven tot een hel te maken.
In het zicht van haar leslokaal ben ik rondjes op de parkeerplaats van de
Agathakerk blijven rijden. Ze had me zo kunnen zien en van straat kunnen
plukken.
Wat is dit voor een kut halfuur, ik ben niet eens wat leuks gaan doen en dan
straks ook nog gezeik thuis.
Ik vind het leuk om creatief bezig te zijn, dingen te maken van niets en
allerlei troep te verzamelingen. In m'n eentje vermaak ik me altijd.
Stil in een hoekje een boek gaan zitten lezen is niks voor mij.
In gezelschap doe ik graag grappig, om mensen aan het lachen te krijgen, daar kan ik ook geen genoeg van
krijgen.
Maar toneel en dansen of muziek maken en zingen?
Daar ben ik allemaal veel te verlegen voor. Totaal geen behoefte om voor een
grote menigte te staan.
Toch kreeg ik één van de hoofdrollen in de musical “Kluitje in het Riet”.
Een jongen uit de zesde klas deed Dokter Kwikzilver veel beter en ik werd
gelukkig tweede keus, voor als hij door ziekte zou uitvallen.
Dat stelde me iets geruster.
Maar daar was moeder vervolgens helemaal niet gevoelig voor. Ze daagde me uit om bij het
hoofd van de school toch de hoofdrol op te eisen, zodat ik kon spelen
op de avond dat zij met z'n drieën zouden komen kijken.
Met lood in de schoenen meld ik me
net voor de uitvoering bij J.J. Elfring en hij neemt me even apart.
Hij probeert er achter te komen of ik er wel echt gelukkig mee ben en ik laat
wel blijken dat ik door mijn moeder gestuurd ben,
maar hij geeft me toch de rol die avond. Het wordt me een blamage. Ik heb de
tekst niet eens volledig uit mijn hoofd geleerd omdat die ander het al deed. Ik
sta te stumperen en val stil voor de hele school, waarop ze snel de band
doorspoelen en het volgende
nummer inzetten en ik afgevoerd word. Dankjewel, mamma, dit is wat
ik zo graag wilde.
Naast de Welkom waar ik nu dus pianoles heb, ligt het terrein van de net
afgebrande creatieve kinderclub Harlekino.
Toen het puin geruimd was na de alles vernietigende brand, hebben ze het perceel
tijdelijk vol gezet met plantjes.
Na pianoles m’n fiets gepakt om terug naar huis te keren, toen me de
kleine steunbeertjes opvielen van het muurtje dat na de brand overeind was blijven
staan. Ik nam een aanloop, klom tegen de muur op en kreeg nu uitzicht over het
stukje vers beplantte grond waar eerst nog de creatieve club stond.
Tussen de verse aanplant valt me meteen iets op.
Het is een aardappelschilmesje waarvan het plastic heft al voor de helft
gesmolten was.
Zonder na te denken spring ik het perkje in en raap het verbrande ding op.
Maar als ik me omdraai naar de straatkant, om het perkje weer uit te lopen, zie
ik een politiebusje staan met twee agenten.
De chauffeur van de twee hangt uit het raampje en volgt mijn bewegingen. Sh!t,
wat nou weer… Hij wenkt me en ik steek over naar het busje.
Daar moet ik laten zien wat ik in m’n handen heb.
Als hij het mesje ziet hoor ik
meteen de beschuldiging dat ik bloemen aan het snijden was.
Maar het is verbrand, agent, ik wilde het alleen maar opruimen.
Dat geloofden ze
dus niet. Inleveren, naam en adres opgeven, dan kunnen we je ouders inlichten.
(Zien ze ook meteen dat ik het zoontje ben van Meneer Kortekaas die voor het CDA
in de gemeenteraad zit)
Maar wat voor plannen heeft dat mens allemaal nog meer voor me? Ze plant al
mijn tijd vol. Mijn broertje wordt met rust gelaten. Toen zijn vrienden op
Taekwondo gingen, wilde hij dat ook en dat mocht dan
van jullie.
Ik word overal alleen op gestuurd.
Piano, blokfluit, misdienaar zonder dat ik er
om gevraagd heb.
Dirk krijgt gewoon een jongensfiets en heeft verder nooit een instrument aan
hoeven raken.
Terwijl m’n ouders muzikaal onderricht zo belangrijk vinden voor kinderen.
O ja, tuurlijk, ik heb “talent” en Dirk niet. Dirk wordt ontzien, ik moet er
alles uithalen.
De eerste dagen op de Nolensstraat kreeg ik al een gitaar op m’n schoot
geschoven, want jij kon al horen dat ik heel muzikaal was.
D-D-D-D, G-G-G-G, zat ik daar aan die snaren te plukken en jij me maar
commanderen op de achtergrond: “Je moet wel kijken wat er staat, Eugène!”
Maar je deed niets voor en samen muziek maken was er niet bij. Je zette me met
een gitaar gewoon aan het werk; “Hier, leer spelen, ik ga koken!”
Dat was gelukkig snel over, maar nu moet ik twéé instrumenten oefenen? Druk,
druk, druk.
Waarom mag ik niet lekker naar de scouting in het Keukenhofbos met andere
jongens van school? Op onderzoek naar elkaar in de natuur met jongens van m'n eigen leeftijd.
Nee hoor, Eugène gaat ook nog lekker op de atletiek vereniging van Lisse, 'De
Spartaan'.
Dan verliest mamma me niet te snel uit het oog want daar zit allemaal familie.
Atletiek, allemaal individuele solitaire strebertjes, die de hele tijd van
elkaar moeten winnen. Maar geen teamsporten voor jou, die gezelligheid gun je me
niet.
En geen plezier in de kleedkamers want daar is tante Marga, die zorgt wel dat we
opschieten.
Bijna alle zussen van vader trainen bij De Spartaan en tante Marga, de oudste
zus van pa, traint daarbij ook de pupillen.
Nou die hield de vaart er behoorlijk in. En ik had het gevoel dat het lijntje
met ma dus ook heel kort was.
Daarom voelde ik ook hier geen vrijheid, geen kans tijdelijk te kunnen
ontsnappen aan haar regime. Er werd verwacht dat je presteerde.
Ik heb er geen mensen ontmoet waar ik ook nog wat anders mee kon, naast al de
rivaliteit en het wedijveren op de zaterdagochtend.
Het was tenslotte ook weekend.
Ben wel tijdens de week op het Spartaan Atletiek kamp in Uden, m’n zachte 'G'
kwijtgeraakt.
Met dertig jongens in een grote vierkante tent en Rik V., die ineens zegt: “Jij
praat met een zachte “'G' hè, Eugène?” Niet dat ik me beledigd voelde maar ik
ben wel gaan oefenen op de harde.
Kamperen met zoveel mensen is leuk. Ik herinner me een spannende nacht waar ik
merkte dat een hele groep jongens uit onze tent er vandoor ging.
Die kropen allemaal de tent uit en gingen onderweg naar het centrum van Uden. Ik
sneakte achter ze aan. Bij het verlaten van de tent vergeet ik de snoeren waarmee de tent
is vastgezet
en onthoofd mezelf bijna.
Ik sta snel weer op, laat me niet kennen en ren verder achter de rest aan.
Atletiekkamp betekent natuurlijk elke dag sporten.
En als ik me niet aan de regels houd, kom ik al snel terecht bij tante Marga die
als matriarch alle deugnieten op audiëntie liet komen in een apart daarvoor
ingerichte tent. Een houten tafel met m’n tante erachter en daartegenover de
lange banken waar de schobbejakken op moesten wachten tot ze door haar
naar voren werden geroepen. Dan sprak ze je bestraffend toe en mocht je weer
gaan.
Ik hoorde ook altijd bij degene die te ver gingen in hun enthousiasme en ingetoomd moesten worden.
Met de marathon van 5 kilometer werd ik behoorlijk ingetoomd, ze hielpen me over
de finishlijn meteen naar de kleedkamers waar ik in elkaar zakte.
Waar is dit goed voor, dit nooit meer, dacht ik.
Tussen ma en pa ontstaan onderhand wel wat spanningen. Ze zijn hier alle twee
in een andere politieke partij actief. Bij ons hangen in verkiezingstijd twee
posters op het raam, ééntje van de PPR en één van het CDA.
"Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen", vertelde iemand me.
Moeder blijft in het gezin voor haar eigen "vrijheid" opkomen.
Wie wil er dan wel moeder voor ons zijn, als zij steeds druk is met haar eigen
dingen?
Als vader na het eten weer eens weg moet voor een vergadering zet ze hem voor
het blok: “Oh, heb je alwéér een bijeenkomst?
Je mag ook wel eens een avondje op de jongens blijven passen. Ik wilde ook nog
wel wat gaan doen vanavond!
WAAROM OVERLEG JE DAT NIET!!! Weet je WAT? Je beKIJKT het maar met dat klote CDA
van je.
Het zijn ook JOUW kinderen, lul!”
Met haar poncho om komt ze de kamer terug in lopen, schudt nog wat geld uit de
flessen en laat ons drie verbijsterd achter.
Loopt ze nou weg? Even denk ik: …zijn we nu van haar af…?
Waarom laat pa zich de huid zo vol schelden? Hij wordt gedwongen op ons te passen
en moet zijn vergadering afzeggen?
Ja, ma gaat lekker “de boer op”, zuipen en roken.
Voor ons huis in de Kievitstraat ligt het grasveld en daaraan de sloot.
Daarachter een groot, braak liggend terrein waar we allemaal crossen met de
fiets en hutten bouwen.
Toen daar werkzaamheden begonnen voor een nieuwe wijk langs de Ruishornlaan en
de eerste casco's van eengezinswoningen er verrezen, waren we ontsteld dat we
ons speelveld gingen verliezen. Verschillende keren zijn door ons in het weekend
alle benzinetanks van de graafmachines die er stonden gevuld met zand, om de
bouw te stagneren. Later toen de bouw al wat verder was, stapte ik wel eens zo’n
onklaar huis binnen. Dan klom ik via een ladder de eerste verdieping op, trok de
ladder naar boven zodat niemand bij me kon komen en waande me even vrij in m’n
denkbeeldige eigen huis.
Even checken of 'het' al wit was en genieten van het moment dat ik tijdelijk
onbereikbaar was voor de hele wereld.
In deze rust overzag
ik al mijn opties, hoe lang gaat dit allemaal nog duren? Waar en wanneer kan ik
op mezelf gaan wonen? Ik word voor alles ingezet in het huishouden en doe vaak
boodschappen, dat kan ik voor mezelf ook wel. Ben zo onderhand wel gewend aan de
routine van alle dag; Opstaan, zelf ontbijt klaarmaken, naar school en tussen de
middag zelf de lunch verzorgen. Terug naar school tot 15;30 en daarna
boodschappen doen. Thuis de afwas doen, de avondmaaltijd bereiden. Huiswerk
maken, tv kijken en naar bed. Al die bemoeienis van haar, die pianostudie en
blokfluitlessen, al die gezelschapspellen, het misdienaarschap, ik kan het
allemaal missen als
kiespijn.
Als ze zo depressief is, krijgen we ook de meest verschrikkelijke verhalen te
horen. Het onrecht waar vooral vrouwen mee geconfronteerd worden, wordt ons
zonder voorbehoud koud voor de voeten geworpen. De ongelijkheid in de kerk
wereldwijd, maar ook de toestanden in totalitaire regimes zijn vreselijk natuurlijk.
Nu had ze weer ergens gelezen over hoe men in Zuid-Amerikaanse landen met
gevangenen omgaat. Het martelen van vrouwen in gevangenschap.
Met afschuw en ontzetting in haar ogen, verhaalt ze over de rattenkooi die tussen
de benen van vrouwen wordt geplaatst.
Over de beul, die daarna de staart van de rat onder stroom zet, waarop het beest zich
als een bezetene een weg naar binnen vreet via de vagina van de vrouw,
tot in haar baarmoeder, waardoor ze overlijd.
Tja, wat moeten wij daar mee, ma?
Wat gaan we eten vanavond?
Of, wat als er oorlog uitbreekt: Dan zal ze ons doden als we slapen, opdat we
niet in handen vallen van de vijand.
Dat ze ons doodt voor de vijand ons kan martelen, is uit liefde. Moederlijk
hoor, dat ze ons wil beschermen voor groter kwaad,
maar waarom houdt ze dat niet voor zichzelf? Nu lijkt het net of ze ons ook een
beetje waarschuwt.
Zij bepaalt wanneer het zover is.
Als ze even te lang in haar eigen doodsangst gevangen zit, worden we dus door
haar afgemaakt. De mens wikt, moeder beschikt.
Mijn eerste grote migraine aanval was op een drukke zaterdag. Het hele huis
vol met mensen die de P.P.R. in Lisse willen beginnen.
Bart neemt Dirk en mij mee naar het strand en daar merk ik dat ik niet tegen de
wind kan en mijn hoofdpijn steeds erger wordt.
Als we weer op huis aangaan bonkt m'n hoofd en word ik steeds misselijker. Met alleen rustig doen gaat
dit niet weg.
Het duurt ook niet lang voor ik naar de w.c. ren en alles van die dag eruit
kots. Nu was de aanval voorbij. Geen hoofdpijn meer. Hele dag verpest.
Het zakgeld dat ik krijg is weinig en ik moet ook een kasboek van haar
bijhouden.
Elke maand controleert ze of ik de credit/debet goed heb ingevuld.
Voor alles wat ik nodig heb moet ik eerst (heel lang) sparen. Kledinggeld: vijf
gulden per maand?
Vanmorgen heb ik sinds ik in de Nolensstraat begon met kwartjes en stuivers (de
dubbeltjes kon ik niet bij komen, die zaten in een buideltje met een gleufje),
zo stil mogelijk de grootste massa guldens en rijksdaalders tot nu toe, uit de
geldflessen geschud.
Maar terug sluipend naar mijn kamer, zie ik tot m'n schrik dat je me staat op te wachten boven
aan de trap.
Voor ik een voet op de eerste tree kan zetten, kom je al naar beneden gelopen.
Ik was er gloeiend bij. Je bent echt furieus en terwijl je me,
ditmaal zonder te schreeuwen en te vloeken, naar boven slaat en trapt laat ik al
het geld uit m’n pyjama vallen.
Op m’n kamer hoor ik je gestommel op de trap als je bezig bent al het geld bij
elkaar te rapen.
Als je weer op je slaapkamer terug bent, sluip ik m’n kamer uit en ga naar
school. De hele ochtend zit ik met buikpijn en zenuwen in de klas.
Wanneer ik weer thuis ben, roep je van boven dat ik moet komen.
Met spanning in m’n lijf zoek ik je op. Buiten is het stralend zomerweer maar
hier binnen zit je met de gordijnen dicht, rechtop in bed.
Drank, sigaretten en stinkasbak op vaders helft met een krant, een
kruiswoordpuzzeltje en een pen. Er zou wel eens een raam open mogen.
Je hèbt altijd van alles en bent af en toe zó ziek. Maar dan regeer je de boel
gewoon vanuit je bed.
Alle sigaretten en drank moet ik dan naar boven brengen en daar de
boodschappenlijst met je doornemen.
En natuurlijk even gezellig en bezorgd doen… maar niet nu!
Nu moet ik bij haar komen staan en m’n broek naar beneden doen en over haar heen
komen liggen. Ze kletst m’n bleke billen rood.
De zwakke vrouw legt me niet zelf over de knie, maar vraagt of ik me gewillig
wil onderwerpen aan haar kastijding,
opdat ze niet verzaakt in haar opvoeding.
Kom help mamma even, doe je broek
omlaag en vlij je neder, opdat ik je op den sodemieter kan geven.
Want je weet dat je het verdient.
Dit vergeef ik haar nooit.
Na de zoveelste vernedering voel ik voor het eerst een behoorlijke vergeldingsdrang naar
boven komen.
Niet dat ik 'op de blaren moest zitten' maar na deze gênante vertoning vraag ik
me af, wat voor plezier ze er aan beleeft
om mij op m’n reet te slaan, terwijl ik met m’n blote piemel op haar schoot lig.
Ik ben blij dat er een dekbed tussen zit,
anders had ze hem er gewoon ingeslagen bij haarzelf, verschrikkelijk.
Maar oh, oh, het 'vertrouwen' dat zij in me hadden was toch zó
verschrikkelijk beschadigd.
Dat vertrouwen is volgens mij nooit groot geweest. Maar voor hen, zo verzekerden
ze me, zal het heel lang duren eer dat weer hersteld is!?
Mijn progressieve ouders mocht ik al een tijdje gewoon bij hun voornaam noemen
en daar had ik op zich al best wel moeite mee, om ze Bep en Bart te gaan
noemen.
Maar nu wilde ze dat dus niet meer horen.
"Jij gaat gewoon weer pappa en mamma zeggen, tot het vertrouwen weer een beetje
terug is."
Maanden ben ik argwanend in de gaten gehouden en
hoefde ik het niet meer te wagen iets te willen of iets te vragen.
Maanden van wantrouwen (“Als je geen bonnetje meekrijgt dan VRAAG JE ER ÉÉN!!! Ik
wil weten wat je met m’n geld doet, Eugène, ga maar even terug!”) en jouw strenge
blikken, of er nou visite bij was of niet.
De hele tijd zie ik jullie drie lachen en lol maken met wie er dan ook was en
dan die priemende ogen van je als je blik de mijne kruist:
"Ik heb jou wel door mannetje."
Er kon geen lachje meer vanaf. En al te naïef, spontaan opkomend enthousiasme
van mijn kant, werd bits en resoluut gesmoord. Ik heb straf dus voor mij geen
gezinsgezelligheid meer. Ik werd gedoogd maar moest m’n bek houden. Er was
laatst een man overleden, maar zijn vrouw overleed niet lang daarna ook. Dat was
van verdriet om het heengaan van haar echtgenoot. Doodgaan omdat je verdriet
hebt? Ik word elke ochtend weer wakker!
Dirk heeft ook altijd meer geld dan ik, want die spaart wel en schaamteloos leen ik geregeld wat bij hem. Ook al een keer van Sandra’s kamer een tientje gejat. Sandra vond dat natuurlijk niet kunnen, maar ze schrok vervolgens zo van Bep haar reactie, dat ze meteen weer medelijden met me had. En ik had nog wel allemaal LP’s van d’r gekregen. Bob Marley and the Wailers, de filmmuziek van de serie Roots die nu op tv uitgezonden wordt. Maar was het leeg schudden van de flessen al behoorlijk uit de hand gelopen, ik kon het niet laten mezelf op de één of andere manier schadeloos te blijven stellen voor alle pijn en verdriet. Het zal dus alleen maar erger worden.
Harm z’n vader werkte bij Shell en hij heeft gevraagd of ik mee wil een
week logeren in hun vakantie huisje, in het bos bij Rheden.
Nadat Harm met z’n ouders al een keertje bij ons was komen eten, vond ma ze al
helemaal niet meer bedreigend, dus dat mocht wel.
Het was een week van rust, kalmte en bezinning.
Mijn stopwoordje was 'jézus!' maar dat had de vader van Harm me na een week
vakantie wel afgeleerd. Sandra’s stopwoordje is 'Shit!' Ik kopieerde Bep: godverdomme, jézus kristus.
Wat een lekkere gezonde omgeving. Alle dagen speelden we in het bos en vonden er eens
een adder en we praatten honderd uit.
Onwijze schik én schrik gehad in de bomen. Toen we een exemplaar beklommen, dat
half omgevallen schuin liggend rustte tussen de andere bomen, konden we zo naar
boven lopen. 10 meter boven de grond komen we tegenover elkaar te zitten en
genieten even van het fantastische uitzicht. Maar we hadden nog geen twee zinnen
uitgesproken of de boom kwam al langzaam in beweging. En toen steeds sneller en
met het geluid van afbrekende takken om ons heen, bezweek de boom onder ons
gewicht waarna we met een rotvaart ter aarde stortten. Nadeinend op de bodem en met de schrik nog in ons lijf konden we er zo vanaf
springen.
De dag dat we mee mochten met de schaapsherder van Rheden en z’n kudde was
ook een mooie ervaring.
Vroeg opgestaan en zo'n acht uur meegelopen over de Veluwezoom. Net als de honden
kregen we de taak de kudde bij elkaar te houden.
De vader van Harm testte hier een paar dagen later tijdens een wandeling mijn zicht.
Die kwam er al snel achter dat ik slechte ogen had. Door zijn interventie wordt
het moeder pas duidelijk en krijg ik eindelijk een bril.
Er ging een wereld voor me open. Het overzicht werd groter. Maar ik besefte daardoor ook dat ik al jaren in m’n
eigen (depressieve) bubbel leef, met zicht van nog geen 15 meter.
Hier in de Kievitstraat gaan we in de zomervakanties ook weer
naar het huis van Stoffers in Wageningen.
De enige maanden die een beetje rustiger zijn in het gezin.
Behalve dan dat jaar dat moe weer een poging deed, te stoppen met roken.
Daar nam ze dan lekker onze schoolvakantie voor.
Dat was ook de vakantie waarin
we een dagje naar de Efteling gingen.
Tijdens het ontbijt was ze al niet te genieten, ochtendhumeur natuurlijk. En we
waren de deur nog niet uit, of met ma was het alweer één en al drama en diarree.
Kunnen we eindelijk gaan rijden, iedereen doodstil in de wagen, die zich
gedurende de rit langzaam vult met de rook van haar sigaretten en de lucht van
haar mentholsnoepjes.
Een beetje bijkomen van de heftige ochtend. Is ze bij het binnengaan van het
park in een rolstoel gaan zitten en heeft zich verder de hele dag rond laten
duwen door Bart. Haar donkere zonnebril de hele tijd op en een sacherijnig bek
eronder, niet meer normaal. Op de foto’s die bij binnenkomst worden gemaakt,
zodat je er nog een “leuke” herinnering van hebt, zie je een lange slungel
schaapachtig lachend achter een rolstoel staan met een deprimerend wijf er in.
Daarnaast de kindertjes met uitgestreken smoelen, die afwezig en verstoord, in de lens staren.
De hele dag een beetje uitkijken en voorzichtig zijn met mamma.
“Gaan jullie met z’n tweeën maar even het kasteel van Doornroosje beklimmen, dan
blijven wij hier wel wachten!”
Mijn broertje en ik sluiten ons aan bij de lange rij gezinnen, die de trappen
naar het kasteel beklimmen. Maar als we na een kwartier nog niet boven zijn,
heb ik lang genoeg uitgekeken op pa en moe die zielig beneden op het grasveld
staan te balen. Ik spoor Dirk aan om weer terug naar beneden te gaan,
tegen de stroom in. Dan kunnen we lekker naar huis, zeg ik tegen hem.
Het is een raar beeld, hartstikke druk in het park maar vader en moeder staan
alleen, in een lege cirkel van vier meter doorsnee, waar geen mens doorheen loopt of in
stil
blijft staan. Alsof ze iedereen afstoot met haar depressieve uitstraling.
Iedereen lijkt ons ook aan te kijken met zo'n blik van; Ach zie die arme
kindertjes met hun zieke invalide moeder. Natuurlijk was het met z’n drieën leuker geweest, maar ze moest mee. Waarom gaat
ze niet een keertje dood aan al haar ziektes? Met m’n vader en broer is het wel uit te
houden.
De vakantie periodes in Wageningen zijn heel lekker.
Bij de Stoffertjes hebben ze een langspeelplaat van het Jungleboek.
Die draaien we helemaal grijs en kennen we door en door.
Het laatste liedje hoor je als Mowgli (Ida Bons) door Bagheera (Luc Lutz) en
Balou (Lex Goudsmit) aan de rand van de grotemensenwereld
achtergelaten wordt. Mowgli ziet dan een meisje bij de rivier staan en de tekst
van haar liedje draai ik om: “Moeder jaagt op wilde dieren, vader maakt het eten
klaar en ik (Eugène) haal water bij de vijver, tot ik groot ben volgend jaar.
Volgend jaar zal ik gaan trouwen met een mooie, flinke man en dan krijg
ik misschien een dochter, die het water dragen kan.”
De keer dat Berend mee mocht met ons was ook een onvergetelijke tijd.
Maar bij elkaar op een kamer, dat mocht dan weer niet!?
En dan die dag dat we naar Ouwehands Dierenpark op de Grebbeberg gingen.
Met z’n zessen want Sandra was er die dag ook bij. Het begon heel leuk, we
kregen de vrijheid om zelf door het hele park struinen. Berend en ik.
Maar we moesten wel zorgen dat we rond de klok van zes bij het zwembad waren,
dan konden we nog even zwemmen voor we huiswaarts gingen.
Na de hele dag voornamelijk in de speeltuinen te hebben rondgehangen lukt het me
tegen zessen niet om Berend mee te krijgen. De weg naar het zwembad duurde lang
en ik wou dat ik er eerder op had gewezen. Een kwartier is al genoeg om moeders
humeur te beïnvloeden; een half uur te laat en de rest van de dag is een hel.
Berend wist niet wat hij meemaakte. Wat was er nu zo erg, dat ze op zo’n dag zo
boos wordt? Wij wisten wel hoe mamma was. We zijn maar 15 minuten te laat op het
terras bij het zwembad, maar Bep was al bloedsacherijnig. Dat zij de hele avond
verder niet te genieten was, dat kwam dus door ons twee. Omdat wij niet op tijd
waren om nog even te zwemmen, heerst er de rest van de avond een grafstemming.
Berend en ik wilden niet eens zwemmen. Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen
aan Berend.
v.l.n.r.: Berend, Dirk, Sandra, ikzelf, Bep en Bart.
De hele dag loop ik met m’n grote rechterteen omhoog,
omdat er een gat in m’n
gymschoen zit en het geregend heeft.
Het is ook zo jammer dat we niet in Wageningen zijn gebleven.
Nadat we er zelf niet meer woonden, hebben we de stad in al die vakanties nog
beter leren kennen.
Veel fietsen, lekker over de Westbergweg door het bos naar beneden rijden zonder
te trappen. Tot je aangekomen bent op de Veerdam bij Lexkesveer en niet meer verder kan. Even de fiets op slot en voor een paar cent met het
pontje heen en weer om wat te drinken of te snacken.
Daarna weer helemaal de berg op fietsen terug naar de Generaal Foulkesweg.
We zwemmen ook vaak in de Rijn, dan schieten we bij de Veerweg een weiland in en
lopen koeienvlaaien ontwijkend naar een strandje bij het water.
Thuis en toch op vakantie.
Als we na de vakantie in Wageningen weer in Lisse terug zijn en m’n broer en ik naar boven gaan om te slapen, zien we vanaf de eerste verdieping dat aan het eind van de Ruishornlaan Qbus in de brand staat. Een enorme vuurzee legt het net nieuw opgeleverde gebouw binnen een paar uur in de as. Ook nog de Qbus? Twee maanden na de Harlekino? De volgende ochtend lopen we er naartoe om de puinhoop te gaan bekijken. Jan is vannacht al uit z’n bed gebeld door de brandweer en had gehoord dat er niets meer was te redden. Aangekomen bij de natte, geblakerde puinhoop slenteren we door wat er nog van over is. Als ik een zakmes vind moet ik hem afgeven aan twee jongens die er ook rondstruinen. Dat doe ik natuurlijk zonder tegen te stribbelen. Als moeder ons hierna niet had overgehaald om oud papier te gaan ophalen voor een nieuw jongerencentrum, dan had ik Jan nooit leren kennen. De goede keuzes die moe voor me heeft gemaakt, zijn op één hand te tellen. De oud-papieractie was er na het beginnen van een dagboek, één van.
Die eerste dagen liepen we met alle kinderen uit de buurt de
hele Poelpolder door, tot en met de flats aan de Ringvaart,
om alle vodden en oude kranten op te halen. Hoogervorst Oud Papier had hiervoor
onder ons afdak naast de schuur twee containers geplaatst die we
konden vullen. Papier was toen nog wat waard. Alles wat wielen had gebruikten
we. Fietsen, skelters, kinderwagens, zeepkisten. Na vier dagen waren Dirk en ik doodop.
Een versnapering voor iedereen die mee had gelopen, of iets te drinken, mochten
we natuurlijk wel zelf pakken, maar het was leuker geweest als zij
daar steeds zorg voor droeg. Staan we voor haar neus te hengelen
naar wat goedkeuring, kijken haar vragend aan of het genoeg was,
of we mochten stoppen voor vandaag. Maar ze leek niets te voelen en ergens
anders te zijn met haar drinken, roken en gedachten.
Ze zag niet dat we bijna door onze knieën zakten.
Pas toen we allebei zachtjes begonnen te huilen, begreep ze dat ze te ver met
ons was gegaan en bond ze in.
Er zat bij haar geen rem op. Je wist nooit wanneer het goed genoeg was voor
haar.
Ze zette je wel aan het werk, maar voldeed vervolgens niet aan haar zorgplicht.
Als we niet waren gaan huilen, had ze ons
gewoon door laten gaan.
1920 kg. oud papier en 166 kg. vodden hadden we bij elkaar opgehaald.
Vrijdag 12 Augustus 1977 is het en we gaan zo met iedereen het geld overhandigen aan de leiding van Harlekino, Trudy v.d. Eerden met Theo Wilson en de leider van Qbus, Jan van Hensbergen. Ik leefde in de veronderstelling, naïef maar trots als ik was, dat ik zo dadelijk het geld aan Jan mocht geven. Maar op de dag zelf, als we bij het oude Qbus pand aan de Kanaalstraat zijn, hoor ik van Bep dat ze juist wil dat ik iets voor lees en de overhandiging van het geld aan Oscar en Harm over laat. 80 gulden hadden we bij elkaar gesprokkeld.
v.l.n.r.: links: een klein stukje van Bep's voorhoofd en ik
daaronder, Oscar met geld, Patrick leest voor, Jan, Trudy en Theo luisteren.
In de achtergrond staat Richard en Dirk die voor Trudie staat leunt tegen iemand.
midden: Harm met geld, ik lees voor, Richard half te zien achter mij met z'n zus Gemma
die met Dirk voor Jan, Trudy staan.
rechts: Gemma zit op de bank links achter mij en ik spoor Harm aan het geld te overhandigen aan
Jan. Harm kijkt of de fotograaf er klaar voor is.
Het gevolg van deze actie was dat ook Jan en de mensen van Qbus mee gingen
lopen.
Vanaf Zaterdag 20 augustus wordt het allemaal wat groter aangepakt. Nu rijden
twee mensen van Qbus een paar keer met geluidswagens rond om de oproep te
verspreiden en in het oude Qbus pand aan de Kanaalstraat worden nog briefjes
gedrukt om rond te brengen. Wij zorgden er voor, dat ze door heel Lisse, in elke
brievenbus terecht kwamen.
Johan d. H., Willem B. uit ons blok, Piet W., Hans d. B., Jan v. B., Maarten K.,
Kees W. werden allemaal ophalers.
Hoogervorst Oud Papier, Kees en Kees reed ons door de buurten.
Iedereen die onderweg wilde inhaken en mee wilde helpen was welkom om met ons de
vrachtwagens te vullen.
Twee zaterdagen in de maand haalden we in heel Lisse oude kranten en vodden op:
de eerste in de Poel en de tweede zaterdag in het dorp.
Dit ging wel even wat gemakkelijker en sneller. We leren zoveel nieuwe mensen
kennen.
Toen werden de zaterdagen ineens heel leuk en gezellig.
De grote groep mensen die meehielpen zat tijdens de pauzes tussen het ophalen
door, de ene keer bij ons thuis,
de andere keer bij Hans & Trudy en dan weer bij
Kees W. Qbus kan al snel weer beginnen met herbouwen.
Het oudpapier ophalen gaat jaren door en als het nieuwe pand weer in gebruik
genomen kan worden, verzamelen we na het zaterdagse ophalen allemaal in Qbus zelf.
Koffie zetten en tosti’s het rooster in voor een ieder die honger had. Lang
blijven hangen en zo laat mogelijk weer naar huis. Wat was het gezellig hier.
Bij het Nederlandse Instituut voor Studie- en Beroepskeuze begeleiding, het N.I.B., kwam eruit dat ik: “Alleen geschikt was voor Mavo-onderwijs indien hij individueel begeleid wordt.” Hierbij was extra aandacht voor mijn werkhouding nodig. Dit waren voor moeder, pijnlijk genoeg, duidelijke pedagogische handvatten waar ze mij verder mee in het gareel kon houden. De individuele begeleiding die kreeg ik natuurlijk van haar en niet van iemand die er voor geleerd had. Ze komt nog het liefst naast me in de klas zitten, om ervoor te zorgen dat ik niet verzaak. Maar elke keer als mijn ouders er dus een specialist bij betrokken, ging moeder aan de haal met de uitslag.
Op school had ik eens een 6 voor m’n proefwerk. Thuis wil ik met
Harm gaan spelen maar moet me eerst verantwoorden voor het magere zesje. Ik leg
haar uit dat het moeilijk was en dat ik door tijdgebrek de makkelijkste vragen
eerst beantwoorde, waardoor ik toch nog net een voldoende had.
Uit tijdgebrek dus, maar dat werd thuis uitgelegd als plicht verzaken. Ik had de
makkelijkste vragen eruit gehaald en die selectieve werkwijze werd niet op
prijs gesteld!? Je scheldt me uit, ik laat me vernederen in het bijzijn van m’n
vriend en daarna stuur je me eerst met het boodschappenkarretje naar Hoogenboom voor boodschappen.
Hetzelfde stomme bejaardenboodschappenkarretje met
twee wieltjes en zo’n kangaroetje erop als waarmee Richard
boodschappen moet doen voor zijn moeder, die is ook altijd de pineut.
Harm loopt
met me mee naar de supermarkt en is geschokt.
Zo had hij mijn moeder nog niet gehoord. “Wat heb jij een ROTmoeder!” zegt ie
verontwaardigd.
Mij staat het huilen nader dan het lachen.
's Avonds als Bart terug komt van zijn werk, vang ik op dat Bep hem meteen over
mijn laakbare houding vertelt.
Maar omdat zij me altijd hard aanpakt, vindt ze dat de pedagogische balans er
een beetje uit raakt. Daarom hoor ik haar Bart aanmoedigen mij ook eens wat
harder te straffen. Vaag hoor ik iets van; “Waarom moet ik altijd de gebeten
hond zijn?"
Van Bart heb ik nog nooit straf gehad. Die is nooit agressief geweest naar me.
Ik zit aan m’n huiswerk boven en hij zoekt me op.
Hij wil zo blijkt, mijn versie van het verhaal niet horen en maakt meteen duidelijk dat
“Wij hier niet voor zesjes gaan!”
En zonder dat ik het zie aankomen, haalt hij meteen uit met z’n vlakke hand en
slaat me plat in m’n gezicht. Ik schrik me helemaal wezenloos, ben echt totaal
verbijsterd. Hij wil niet eens in gesprek.
Na het herstellen van de pedagogische balans verdwijnt ie weer naar beneden.
Geen bescherming tegen meer agressie, hij gehoorzaamd haar en doet er zelf aan
mee.
M'n wereld stort in.
Ik wil zo niet meer verder.
Mijn laatste rapport van OBS De Klarinet in de Poelpolder,
met een hart onder de riem van m'n leraar:
"Succes in de toekomst" Peter der Kinderen.
De concentratie is onvoldoende, Eugène gaat nergens echt voor zitten.
(Nee, ik heb geen rust in m’n gat)
Hij kan het wel maar de wil ontbreekt. Hij is bijzonder slordig en zijn
nauwkeurigheid laat te wensen over. (Omdat thuis alles al perfect moet)
Wat belangstelling betreft meldt m’n rapport, laat ik geen enkele interesse
blijken, ik vind alle vakken “waardeloos” en de interesse is niet meetbaar.
Mijn houding t.o.v. m’n klasgenoten is tamelijk geïsoleerd. Ik heb geen hechte
band met de groep en door het jaar heen verandert dit ook niet.
Mijn houding naar de leraren toe is ook niet om over naar huis te schrijven: Ik
zoek geen contact en houd afstand. (Voor ik het weet, verhuizen we weer)
Verder
is mijn zelfstandigheid onvoldoende en de stimulans ontbreekt. (Klopt helemaal,
ik zit hier elke dag opdat ik niet de hele tijd thuis aan haar overgeleverd ben)
De school heeft jaren lang
kunnen constateren dat er iets niet in de haak was en het enige wat er veranderde,
was dat moeder haar grip op mij verstevigde. Bijles van Bep, ja nou
geen bijles, ze laat me steeds vooruit werken zodat ik alles op tijd kan
inleveren.
Het is ze beiden nooit gelukt om echt contact met mij te maken. Door hun bejegening dwingen ze me juist verder in m’n isolement en krop ik alles op. Hun desinteresse voor mijn Breda-periode leidde tot een slechte aansluiting van mij met hun wereld. Nooit heeft Bep meer gerefereerd aan die vier jaar in Breda. Het enige wat ik erover hoorde uit haar mond is dat ik een vriendje had met de naam Frenkie. Misschien werd de kleine Frank in Breda door iedereen Frenkie genoemd, maar ze toonde zich naar mij toe ongevoelig voor de band die ik met een van de weinige vrienden die ik nog kende uit Moederheil had. Ik kende hem alleen maar als Frank. Alsof ze beiden ook dachten dat het beter was om er maar niet meer over te praten, gewoon doodzwijgen dan vergeet hij het wel? Dus na een paar jaar kwamen bij hen de twijfels wel, over waarom ze niet tot mij konden doordringen. Ik weet wel hoe dit allemaal zo scheef is gegroeid, want ik vind het heel moeilijk om alles te vergeten. Die tijd in moederheil hoort net zo goed bij mijn leven.
1977.
“Je gaat daar niet voor je lol naar toe Eugène, hou daar rekening mee!”
O jeetje, na een lange dag op school en de onderzoeken bij het Medisch
Opvoedkundig Bureau in Leiden, het MOB, waar ik met Bart van terug kom, vertel
ik thuis opgewekt hoe goed het ging. Dat was natuurlijk tegen het zere been van
moeder. Had ik niet door wat voor grote zorgen zij zich maakten over mijn
toekomst? “Zie je niet hoe moeilijk je het ons maakt? Ga jij de tafel maar alvast
dekken en temper je enthousiasme een beetje, ja?”
De onderzoeken bij het MOB moesten duidelijk maken dat het allemaal niet aan
mijn ouders
lag, dat ik zo depressief was en zo slecht presteerde op school.
Dat mensen geen contact met me kregen en moeilijk tot me konden door dringen.
Wat wil je nou worden later? Ze kwamen er niet uit.
Wat ik wil worden later? Het 'zijn' valt me al zwaar tegen, moet ik nou
ook nog wat worden later? Als ik groot ben wil ik met rust gelaten worden!
Maar
goed ik jatte veel voor m’n leeftijd dus… Als dat hun zorgen waren?
Het jatten
is een reactie op de jarenlange emotionele verwaarlozing door een jonge,
hulpbehoevende, recalcitrante, depressieve, beschadigde, vrouw. Ik steel jullie
geld ter compensatie. Om alle teleurstelling te boven te komen.
Gewoon door het simpele onvermogen niet te kunnen uiten wat voor
verschrikkelijke moeite ik met
je heb, Bep. Hoe vast ik kom te zitten in deze alles verstikkende relatie met jou.
Heeft nou niemand door dat we elkaar totaal niet liggen? Dat je alleen maar één
grote onoverkomelijke last voor me bent?
Je stoot me de hele tijd af en zoekt toch steeds weer toenadering. Omdat ik wel
leuk mee moet blijven doen in dat gelukkige gezinnetje van je?
Wat wil je
nou van me?
Ik heb me bij jou nooit welkom gevoeld.
Weet ook nauwelijks hoe ik je hulp moet waarderen. Hoe je me een hart onder de
riem wil steken met je vage reli gedichten van vrije denkers uit de kerk.
Laats kreeg ik voor ik naar m'n kamer liep, op de trap weer zo'n velletje met
vaag gezever over een betere wereld.
Ik dacht eerst nog dat je het zelf
geschreven had, want je sloot af met een aanmoediging naar de lezer: "Oké,
jager!" Zo van "Eus, zet hem op!"
Maar het was een typefout, het was de naam van de schrijver van het gedicht en
die heette Okke Jager,
Nederlands theoloog en predikant in gereformeerde kerken:
Ik weet iets goeds van jou. Zou niet de wereld beter zijn, als iedereen die ik ontmoet zou zeggen: “Ik weet iets goeds van jou,” en mij dan spontaan deed wat goed? |
Zou het niet fantastisch heerlijk zijn als elke handdruk zeggen zou: van harte en oprecht gemeend “Zeg, ik weet iets goeds van jou.” |
Zou niet het leven blijer zijn als men het goede steeds prijzen zou want werkelijk bij alle kwaad is zoveel goeds in mij en jou |
Zou het niet een fijne houding zijn als iedereen zo denken zou: “Jij weet een beetje goed van mij; En ik, ik weet iets goeds van jou.” Okke Jager. |
Als ik het lees raak ik in verwarring, voel me zelfs een beetje
beledigd. Weet niet wat ik híer nu weer mee moet.
Ze is al jaren mijn beul en weet nooit wat goeds over mij, hoe moet het dan in deze
wereld beter worden?
"Zou het niet fantastisch heerlijk zijn als elke handdruk..." Handdruk?
Elk contact met haar is hard.
"van harte en oprecht gemeend?" Twijfelt ze nu aan mijn oprechtheid?
"Als men het goede steeds prijzen zou?" Moe, je hebt zelf de grootste kritiek op alles en
iedereen.
Mijn reactie op haar minderwaardigheidscomplex is dat ik d'r al jaren prijs, naar
de mond praat en gelijk geef als ze erom vraagt.
En nu wil ze weer
complimentjes?
Ik weet helemaal niets goeds meer van jou.
Maar de reactie van moeder op het MOB-onderzoek, voedde m’n onbehagen en sterkte me
wel in het idee, dat 'Eugène' in dit gezin het grote probleem was.
Ze weten niet wat ze met me aan moeten.
Nu mijn intelligentie getest wordt, mag je hopen dat ze ontdekken dat moeder m’n
grote stoorzender is.
Nou, vergeet het maar. Dat komt helemaal niet aan bod.
Die wanhoop van haar (Ik heb jullie toch altijd goed behandeld?). Geen spoor van
schuld of spijt.
Geen enkele zelfreflectie of ook maar iets van schaamte.
Ik moest het nog steeds doen met dat ene excuus uit de Nolensstraat: “Sorry dat
mamma soms wat streng en boos doet,
maar dat heeft alles te maken met
haar verschrikkelijke jeugd. Die periodes van somberheid en fysieke
ongesteldheid. Dat komt niet door jou hoor”.
Nee, maar je reageert het wel al jaren af op mij en je omgeving.
Als er niets is, dan dreigt er wel wat. En als er wat dreigt, weet je nooit
wanneer het tot een uitbarsting komt.
Ontploft mamma, dan raakt ze helemaal buiten zinnen en lijkt ze alle besef van tijd te
verliezen.
Is ze een beetje uitgeraasd nadat ze de sfeer grondig heeft verpest, dan laat ze ons in de steek en mogen we zelf
uitzoeken hoe we met haar verder moeten. Zo is ze nu eenmaal, dus leer er maar mee leven.
Sinds Breda ga je al zo tegen mij tekeer. Ik ben nooit tegen jou uitgevallen!
Nou één
keer dan, toen ik voor straf van jullie naar bed moest, zonder opgaaf van redenen,
gewoon op klaarlichte dag, 7 jaar geleden.
Maar ik heb jou nooit uitgescholden.
Als ik van iemand heb leren vloeken dan is het wel van jou, met je kut, lul en
klootzak, smeerlap, halvegare mongool. Ja, je gebruikt ook alle lieflijke
verwensingen: lapzwans, doerak, halve zool, schobbejak, deugniet. Nou, haha.
Waarom gebruik je dat tegen ons drie, waar je van zegt te houden?
Is dit jouw dank voor alle aandacht en hulpvaardigheid die je elke dag van ons
vraagt en krijgt? Altijd attent blijven en jezelf wegcijferen? Voor het
ondergaan van al je strafexercities en vernederingen, de totale kutsfeer?
Tante Marga doet haar pick-up weg. Voor vijftig gulden mag ik hem overnemen. Een draaitafel waar je de twee boxen als deksel overheen kon zetten, heel compact. Wat ben ik hier content mee. Het eerste singletje wat ik er grijs opdraai is van Kiss. Als ik nou toch zo’n baan kon krijgen. Bij zo’n bedrijf als Kiss. Simpele rockmuziek en een onwijs stoere pyrotechnische show. Kiss is een band die met alle modes meewaait en alle genres uitmelkt. De video bij hun eerste disco single werd ook in Nederland uitgezonden en was mijn eerste kennismaking met de groep. De B-kant vond ik eigenlijk veel beter. Maar de dubbel live elpees die ik daarna bij m'n neef hoorde, trokken me helemaal over de streep. Dit was een hele andere kant van het muzikale spectrum, dan waar ze bij ons op school voor opgeleid werden. Als ze op tv waren bij TopPop, zat ik als enige te genieten. De meesten vonden het zo'n plat vermaak. Ik vond het hele concept van anonimisatie gewoon perfect. Ze konden gewoon over straat zonder herkend te worden.
v.l.n.r.: Bart staat achter Sandra, Oma K. staat achter Eugène,
Bep, Marga en Dirk.
Kermis in Lisse, jaren 70.
Vroeg in de morgen als iedereen nog slaapt, sluip ik zachtjes
naar beneden om in de woonkamer te kijken of de nieuwe envelop met betaalcheques
op
dezelfde plek ligt als de vorige keer. Als ik hem opengescheurd op het bureau
zie liggen haal ik er voorzichtig ééntje uit en sluip weer terug naar boven.
Moeder had ik al een paar keer de handtekening van vader op een cheque zien
zetten, die ze dan aan mij meegaf om alcohol en peuken te gaan halen. Ik hoefde
me dus als vaste klant bij de slijterij niet meer te identificeren,
dat was al een keer gebeurt met moeder aan m’n zij.
De handtekening, vaders initialen van Bartholomeus Martinus Maria, was
behoorlijk makkelijk, B.M.M. niets meer dan dat.
Na een paar keer oefenen durfde ik het aan zelf een cheque te voorzien van een
krabbel. Oefenbriefje in m’n broekzak gedaan om buiten weg te werken.
Wat was dit spannend, als het zou lukken had ik tweehonderd gulden te besteden
minus een fles alcohol.
Met lood in de schoenen ga ik onderweg.
Maar dit gedeelte van m’n criminele daad bleek niet eens de meest moeilijk te
nemen horde. Er was gewoon niets aan, het viel me alles mee.
Ik kreeg net zo makkelijk als altijd een fles alcohol in een plastic tasje mee
en kon zonder dat de verkoopster iets door had gewoon de winkel uitlopen.
Buiten dump ik de alcohol onopvallend in de struiken rond het Poelhuys.
De geldflessen raakte ik nu niet meer aan, cheques uit schrijven ga ik nog eens
doen. Het was een spannende tijd.
M’n leven werd opgesplitst. Thuis bleef ik schijnheilig meedoen, maar
buitenshuis hield ik er een andere leefstijl op na.
Het was ontzettend moeilijk om het allemaal ongemerkt te verpatsen.
De angst om gesnapt te worden was zenuwslopend.
Toen iedereen tijdens de week
voor Sinterklaas druk bezig was met surprises,
kocht ik bijna alle Lp’s van Kiss en kwam de drempel van de achterdeur
telkens over met de woorden: “Ff niet kijken, t’is voor 5 december!"
Met zo’n moeder als jij zijn andere moeders al snel allemaal
leuker.
Dat moet ik natuurlijk voor mezelf houden, want als ik ook maar iets te lief en
empathisch verhaal over hoe gezellig het bij andere mensen thuis is geweest,
kom jij met gekke vragen: “Wat heeft die moeder nu over voor haar kinderen?” of:
“Weet je wel hoe haar man tegen haar doet?”
of: “Nou, dan ga je toch daar wonen, als je haar leuker vindt!”
Het is duidelijk dat ik voortaan maar beter met andere verhalen thuis kan komen.
“Nou mam, kon je het hier niet horen? Ze hadden weer ruzie, Richard kreeg op z’n
dónder joh! Wat een verschrikkelijke moeder!”
Zodat jij kan reageren met: “Ja zoonlief ze hebben het niet overal zo goed als
bij ons viertjes.”
De moeder van Richard, Tonny, was in feite net zo wreed als de mijne.
Zij terroriseerde ook het hele gezin en sloeg volgens mij zelfs haar man.
En als er bij onze Duitse buren ruzie was, kon moeder zich ook lekker wentelen in
verontwaardiging, over hoe verschrikkelijk zij wel niet met hun kinderen omgingen.
Berend was normaal en zei gewoon: “Nee joh, we gaan geen 'Mens Erger Je Niet'
spelen met je moeder, we gaan naar buiten.”
Met hem was ik ook niet meer zo bang in de buurt.
Christiaan Zuiderduin uit mijn klas was ook heel ondeugend. Die had een keer z’n schetsboek
bij zich en wist me met een overtuigend verhaal over zijn kunstzinnige
aspiraties, los te krijgen van moeder. We zouden schetsen gaan maken voor
biologiewerk van school.
Terwijl we de woonkamer uitlopen, lacht Christiaan al naar me alsof hij door
heeft wat hij voor elkaar kreeg. We mochten gaan spelen.
In de keuken ziet hij een doosje met tampons van ma staan. Hij pakt er een uit
en we lopen naar de achterdeur.
“Wacht, ik wil er nog een!” Fluistert hij en loopt terug om er nog een uit te
pakken. Buiten blijkt dattie met me de bosjes in wil en als we diep in de begroeiing zijn verdwenen gaan we zitten.
Christiaan komt half overeind en haalt meteen zijn piemel tevoorschijn. Zo hé!
Denk ik.
Bij het douchen na de gym had ik hem al wel gezien, maar wat is die lang zeg.
Christiaan haalt het plastic van de tampon, plaatst hem op z’n eikel en schuift
z’n voorhuid erover.
Meteen zeikt hij de tampon vol en vraagt mij hetzelfde te doen. Daarna wil hij
'de mijne' tekenen en ik moet 'de zijne' tekenen.
Wat een leuke middag.
Toen de kermis in de buurt was hingen we daar 's middags na school wel eens wat rond met elkaar, als alles nog dicht was. M’n angst en wantrouwen voor honden is hier alleen maar verergerd. Het was lekker warm. Iedereen in korte broek en 'met zonder jas' natuurlijk. Maar als we het terrein op lopen, komt er vanachter een caravan bij de schiettent en de 'Octopus' een jongen met een bebloed onderbeen aangerend. Schreeuwend van de pijn rent hij naar een ander die met een brommertje aan komt racen. Als hij achterop springt en ze weg willen rijden komt vanwaar de jongen tevoorschijn kwam, ook een herdershond aangerend. Die gaat rechtstreeks voor de bloedende kuit van de jongen en haalt alles nog verder open. Met de losse flarden kuit aan zijn been, rijden ze schreeuwend het terrein af. Wij waren ook snel weg en honden vertrouw ik niet meer.
Maar goed, het was m'n ouders na de uitslagen van het NIB en het MOB wel duidelijk dat ze me
'strak'
moesten houden, dus wat voor opleiding past daar bij?
Lekker elke dag trainen.
Niet in een team natuurlijk, waar je door team building misschien wel een andere
relatie aangaat dan strikt de concurrerende,
dat is veel te veel afleiding voor me. Nee lekker solistisch, hard werken om de
beste te worden, met de kracht van het geloof in onze lieve heer natuurlijk.
Vrienden zien te houden was het minst belangrijke. Eerst die toekomst van mij!?
De manieren ook waarop ze voorkwam dat ik gevoelens zou kunnen krijgen voor een
meisje.
Op de lagere school al, toen ze me een keer kwam ophalen en ik nog aan haar hand
mee terug naar huis moest lopen,
riepen een paar meiden van m’n klas achter ons: “Hé Eugène, jij gaat met Sabina
toch?”
Nou dat vond je dus niet leuk om te horen.
Ik wilde me omdraaien om te reageren maar meteen gaf je een ruk aan mijn arm en
zei: “Jij hébt nog geen verkering, daar ben je nog véél te jong voor!”
Maar je vond het wel heel normaal om mij een paar weken later met een plastic
tas vol langwerpige 'erotische boekjes' naar tante Tiny in de Leeuwerikstraat te sturen.
“Zeg maar tegen tante Tiny dat dit de 'vieze' boekjes zijn, voor ome Arie!”
Daar was je zo makkelijk en open in?!
En inderdaad, onderweg keek ik er in en zag een naakte vrouw die met twee
vingers haar grote, natte, harige, bruinrode vagina spreidde en helemaal
openstond met weet ik veel wat er allemaal uit flubberde. Ik wist niet wat ik
zag, wat vond ik dát smerig
zeg.
En als ik dan achter in onze tuin op de bank onder het afdak bij
de schuur zit te wachten tot Berend genoeg tieten heeft gevonden in de Panorama
en de
Revue, word ik er binnen door jullie op aangesproken: “Wat ben jij een zielige
gluurder Eus!”
Voor mij waren de mannen- en jongensondergoed reclames uit de bladen van de
Wehkamp of de Termeulen Post al spannend genoeg.
Helemaal geen borsten of geslachtsdelen in te zien hoor.
1977.
Gedurende hun zoektocht naar een goede school voor mij na OBS De
Klarinet, zagen we op een middag een wervingsdocu voor het Koninklijk Conservatorium op tv.
Daar was moe meteen zo enthousiast over, dat er eigenlijk geen ontkomen meer aan
was.
“Is dat niet iets voor jou Eus?” Zei ze.
En ik dacht: Hè, hoe kom je daar nu weer bij?
Die beelden van een donkere
regenachtige herfstdag. Tram 11, die bij de eindhalte in het Statenkwartier dat
lusje maakt en weer terug rijd. Net toen de naargeestigheid van de beelden bij
me binnenkwam, komt ze met die vraag.
Bart zat naast me: “Zit die jongen niet zo te indoctrineren wil je!” Probeerde
hij nog. Want echt vrolijk werd ik er niet van. Het was één van z’n weinige
pogingen me te beschermen. “Bart, dit is geen indoctrinatie! Hij kan het toch proberen?” Zegt ze opgewekt.
(Pappa komt met een te negatieve typering, mamma
stelt hem gerust.)
Vrijblijvend was het nooit want als zij iets leuk vond voor me, dan moest ik het
proberen. Niet lang daarna auditeer ik.
Ze leeft al jaren met een man en twee jongens, maar ik word als meisje opgevoed.
M'n broer is van m'n vader, ik ben van haar. Nu moet ik dus op ballet.
Na de zesde klas van De Klarinet ga ik dan in augustus 1978 op m’n twaalfde naar
het Koninklijk Conservatorium in Den Haag aan de Korte Lombardstraat.
In de ochtend school en de rest van de dag dansen. Kort houden die jongen.
Dansen was hiervoor nooit iets wat ik bewust deed of speciaal plezier aan
beleefde en wat ballet allemaal inhield wist ik al helemaal niet.
Ik was zelfs
nog nooit naar een balletvoorstelling geweest en die auditie was dan ook een echte
culture shock.
Al die mensen die aan me kwamen zitten. Ik wist totaal niet waar
ik aan toe was of wat de bedoeling ervan was. De manier waarop ze je beoordelen
op lenigheid, hoever je al kan 'uitdraaien'. Daarvoor moest je op je rug gaan
liggen en dan kwamen ze je benen helemaal wijd uit elkaar duwen… Nou dat was al
vrij schokkend voor mij. Moet ik nu ook elke dag in zo’n maillot waar je m’n
bult in ziet? Jazeker! Ook al stelde m’n bult nog weinig voor, ik voelde me er
naakt en ongemakkelijk in. Maar zoals dat gaat, je bent met velen en als
iedereen het doet, wordt het
vanzelf normaal.
Op het Conservatorium waren er veel die door de week lekker
in een pleeggezin verbleven in de stad zelf of daar in de buurt,
dat had ik ook wel wat rustiger gevonden.
Lekker de hele week weg van het gestress thuis. Maar natuurlijk wilde ze de
controle over mij zo min mogelijk kwijt raken,
dus dat werd elke dag vijf kwartier heen en vijf kwartier terug reizen.
Door de blokfluitles in Sassenheim wist ik al hoe ik met de bus moest reizen. Nu
moest ik ook nog de trein en de tram leren gebruiken.
Op Station Den Haag Hollands Spoor nam ik een keer de tram de verkeerde kant op
en het duurde even voor ik dat door had.
Te bang om te verdwalen, durfde ik niet meer uit te stappen en bleef zenuwachtig
zitten met de gedachte, een tram kan niet van het spoor dus hij zal aan het
einde wel weer omdraaien en terugrijden. Ik vond het een te groot risico om
meteen toen ik het merkte uit te stappen en aan de andere kant van het perron de
tram terug te nemen. Dan maar drie kwartier in de tram.
Mijn eerste jaar was helemaal volgeplant, want dankzij moederlief heb ik nu naast de
brugklas in de ochtend en dans in de middag, ook nog piano- en blokfluitles.
Elke dag twaalf uur van huis, van half zeven in de ochtend tot kwart voor zeven
in de avond.
Omdat ik het eerste jaar ook nog misdienaar was, had ik in het begin dagen dat
ik 6:30 van huis vertrok naar Den Haag en pas om 20:30 aan een
opgewarmde prak zat na de avondmis van 19:15. Na school ging ik dan meteen door
naar de kerk. Al met al, 14 en een half uur van huis en alleen thuis om te eten en te
slapen.
Bart is er nu wel achter gekomen dat hij telkens een cheque mist
en ondertussen achthonderd gulden lichter is.
Ze
krijgen nu pas door hoe het zit en controleren m'n kamer.
Hoe kan Eus ineens alle elpees van Kiss hebben en al die lichtspotjes en
gekleurde lampen op z’n kamer?
Oh, dus daarom kregen we met sinterklaas allemaal dure dingen van Eugène!
Op school tijdens de pauze bestelde ik in de kantine eens een keer koffie, thee
en chocolademelk voor de hele klas.
Opdat ze me een beetje met rust laten misschien, want van mijn prestaties of
sociale vaardigheden moet ik het niet hebben.
Ook nu weer een scheldkanonnade van Bep en anderhalf uur onderwerping aan een
kruisverhoor.
Ik durf niet toe te geven dat ik al vier keer vaders handtekening heb vervalst. Als ze doorkrijgt dat ik zit te liegen, want ik biecht op dat ik maar 100 gulden
heb gejat en de rest heb gestolen uit de winkels, gaat ze nog heftiger tekeer,
alsof ze dit weer een perfecte manier vindt om mij wat 'christelijke' normen en
waarden bij te brengen.
Oké, ik zeg dat ik ook nog mijn eigen bankrekening heb leeggehaald, zo’n zestig
gulden. Maar over de rest lieg ik dat het gedrukt staat.
Er zijn natuurlijk vier cheques verdwenen en ze is furieus.
Ik moest alles wat ik er van gekocht had bij haar inleveren en werd van m’n
zolderkamer weer teruggeplaatst naar de kinderkamer beneden,
die ik eerst met Dirk deelde.
Dit moest ik ook allemaal terug gaan verdienen voor ze. En hoe kon ik op die
leeftijd zoveel geld voor ze genereren?
Begin jij maar eens met drie keer in de week de keuken de bijkeuken en de wc te
dweilen. Gewoon op de knieën, met een dweil die voor mij te groot was om uit te wringen.
Voor m'n verjaardag heb ik een jaar geleden van Tom Stuart een dagboek kado
gehad. Daar begin ik nu, na te zijn betrapt, in te schrijven. Doelbewust met de
instelling, dat m'n ouders erin moesten kunnen lezen hoe schuldig ik me wel niet voel.
dagboekfragment:
“Ik dacht dat ik vandaag de hele dag op m’n “nieuwe” kamer moest blijven zitten, maar ik moest al meteen aan de slag. Ze heeft er een nieuwe schoonmaker bij, ik. En ik heb dus niet stilgezeten: begonnen met de afwas, daarna de keuken en bijkeuken geveegd en gedweild. Daarna de gang de trappen en de overloop gestofzuigd. Daarna m’n oude kamer overhoop gehaald want die moest ik leegruimen, vegen en dweilen, nu ik naar beneden verbannen ben. 'S middags moest ik Dirk opvangen want Bep ging naar een nieuw huis kijken. De boodschappen gedaan en nog kroketten voor ma gehaald. Voor het slapen gaan nog even de douche schoon geschrobd.
In de brugklas begonnen, nog in het oude gebouw in de Korte Lombardstraat. En op m’n eerste dag, na de les als we naar de kantine lopen voor een drankje, voetbal kantines waren schoner, maak ik kennis met “Ome Aad” die er achter de balie hangt. Een zwetende, kleine, dikke, sigaar rokende, kalende man met bretels die alle kwartjes van iedereen omruilde voor thee, koffie of warme chocolademelk. Als ik voor de eerste keer aanschuif in de rij voor wat drinken en 25 cent op de balie leg, schuift hij mijn geld in een wolk van sigaarrook weer terug en zonder me aan te kijken zegt ie: “Ik mag jou niet, jij krijgt niks.” Verbouwereerd draai ik me om: Snap ik meneer z’n humor niet? Ik loop terug naar mijn klasgenoten, schuif aan bij een van de aftandse schafttafels en vertel wat me is overkomen. Ik had die hele ome Aad nog nooit gezien, waar gaat dit over? Gelukkig wordt hij de hele tijd bijgestaan door leerlingen en van Margus Spekkers krijg ik wel wat.
In de klas weer allemaal nieuwe mensen.
Ook hier zeg ik alleen wat, als me wat gevraagd wordt.
Of ik reageer in het algemeen, zoals iedereen zich laat horen tijdens vertier en
zo.
Althans dat denk ik dan, volgens mij ben ik niet zo anders dan de rest.
Marcel A. kende ik natuurlijk ook niet, maar hij mij dus wel!
Zonder dat ik er erg in heb haal ik bij mensen het bloed onder de nagels
vandaan.
Mijn gedrag wordt dus door hem niet getolereerd.
Marcel was verbaal niet echt sterk en kon iets niet hebben, hij kon ergens niet tegen.
Hij vond mij maar een raar
mannetje.
Tijdens de lunchpauze, waarin we allemaal een kwartier krijgen om te eten, komt
die ineens naar me toe en gromt in m’n oor:
“Jij moet niet zo bijdehand doen de hele tijd, ja?!” En terwijl die het zegt grijpt ie meteen
m’n arm en draait hem op mijn rug.
Ik klap daardoor met mijn linkerwang op m’n tafeltje met m’n gezicht naar de
muur gericht, afgewend
van de rest.
Door de pijn kan ik me niet meer bewegen. Zo houdt hij mij een kwartier lang in
bedwang. Pas bij het geluid van een naderende docent laat ie me schijnheilig weer los.
Er is maar één iemand in de klas die ik er wat van hoor zeggen maar ik kon niet
zien wie dat durfde, de rest heeft gewoon zitten eten.
Of die biologieles: zat ik met m’n neus in de boeken maar werd tot drie keer
toe door Marcel en anderen gemaand om mee te doen met een woordspelletje
dat via briefjes door de klas plaatsvond: “Eugène, je verpest het voor de rest,
geef nou door!”
De opdracht was simpel, alleen maar achterstevoren geschreven schuttingtaal met
de vraag, wat staat hier.
Het is fantasieloos maar ik beantwoord de vragen en zet er zelf nog een paar
opdrachten bij waarna ik het doorgeef en doorga met lezen.
Een paar minuten later zie ik dat Marcel het briefje via anderen weer bemachtigd
heeft en meteen afgeeft bij de lerares met de woorden:
“Dit krijg ik net van Eugène!” Wanneer ze het heeft gelezen word ik gelijk naar
Cees M. gestuurd de adjunct directeur.
Als ik de klas uitloop zit Marcel te lachen en ik begrijp dat het zijn opzet was
om mij erin te luizen.
Beneden krijg ik me toch een donderpreek van meneer Meijer zeg.
Over het stomme spelletje dat ik zelf niet eens begonnen was.
De adjunct, kale man in het zwart met bril, loopt met z’n armen op de rug
ijsberend achter zijn bureau.
Met z’n hoofd in z’n nek kijkt hij op me neer, maar probeert niet achter de waarheid
te komen. Ik ben al schuldig vanaf m’n geboorte.
Weerloos klap ik dicht en vertel hem niet hoe het zit. Dit zal thuis zwaar gaan
wegen.
De hele terugreis naar huis staar ik bang voor me uit, ik kan wel janken en word
steeds depressiever wanneer lijn 50 in Sassenheim de Heereweg opdraait.
Thuis
blijkt moeder al op de hoogte gebracht. Ze staat in de keuken te koken en roept me
meteen bij zich: “Waar BEN jij nou helemaal mee bezig, jongeman? WAAR HAAL JIJ
HET GORE LEF vandaan om te gaan zitten klieren tijdens de les? LEG me maar eens uit wat er zo leuk
was aan dat spelletje! Je bent daar GODverdomme om iets te leren, Eugène, en niet om je TIJD te ver-klo-ten!
Je mag al van geluk spreken dat ze je daar aangenomen hebben en dan gooi jij er
met de PET NAAR?”
Ze laat de pollepel in de pan vallen en haalt naar me uit. Ik schrik en deins
terug. “HIER STAAN JIJ, als ik je wil slaan!” Ze wijst met haar hand de plek aan
en ongemakkelijk neem ik m’n plaats weer in. De tweede knal, m'n oren gloeien na
en m'n kaak schiet in een kramp.
“En als ik je verdomme zie janken, jongetje, RAM ik je de keuken uit, JA? Die
krokodillentranen van jou hoef ik NIET te zien!”
Ik houd me in.
De achterdeur gaat open en vader komt thuis van zijn werk.
“Pak de opscheplepels en ga de tafel dekken want het is klaar, maar ik zeg je:
als ik het komende jaar nog één keer zo’n telefoontje over jou krijg,
ventje, dan zul je wat meemaken, prent dat goed in dat bolle koppie van je!”
Bep probeert ook niet achter de waarheid te komen. Ze gelooft
die anderen allemaal eerder dan mij. Ik kan mezelf alleen maar verdedigen, maar maak geen kans. Bart heeft het ergste
net gemist.
Ik denk terug aan die wandeling over de Wageningse berg tijdens onze vakantie:
Als Bart, Dirk en ik huiswaarts keren,
raak ik achterop en sta tussen het hoge gras dromerig om me heen te kijken.
Komt er om de hoek ineens een hondje blaffend aangerend, regelrecht op mij af.
Ik geloof m’n ogen niet en verstijf van de schrik, wanneer hij door het hoge gras met een
sprong ineens tevoorschijn komt en me in mijn bovenbeen bijt.
Ik schreeuw zoals ik mezelf nog nooit heb horen schreeuwen en het hondje
verdwijnt even snel als dat het was gekomen.
Dan pas zie ik zijn baasje de hoek om komen, die er niets van heeft mee gekregen.
Bep was dat hondje dat gemeen, net voor het baasje Bart binnenkomt, wat schade
toebrengt waarna ze snel weer de onschuld zelve speelt.
v.l.n.r.: Thom S., Renatus H., Marcel A. en ik met m'n brilletje.
School is ook hier niet leuk. Wat op de Klarinet al begon, gaat
hier op het Conservatorium verder. Marcel is echt een hele enge geniepige
jongen.
's Avonds in bed word het malen er niet minder om. Alle confrontaties met m'n
moeder en de pesterijen van de dag draaien als een film continue door mijn
hoofd:
Hoe moet ik de volgende keer reageren? Roep ik dit allemaal zelf op? Waarom
moeten ze mij de hele tijd hebben en waarom sla ik er niet op los?
Maar ik kom er niet uit, het komt er toch telkens weer op neer dat ik die grens
niet over durf. Het risico dat ik iemand blijvend beschadig is te groot.
Eerst zijn er de wraakacties en vergeldingen die ik in m'n hoofd voorbereid,
daarna komt de berusting dat het misschien maar eenmalig is.
Ik kan ook maar beter alles incasseren of hard weg rennen want als ze me over de rand
trekken, ja dan ga ik door het lint en vecht mezelf dood, of vermoord ze.
Dat is niet eerlijk naar de treiteraars, maar onoverkomelijk als ik gedwongen word.
Tegelijkertijd vind ik mezelf natuurlijk een mislukkeling omdat ik nooit terugsla. Ik
gebruik mijn kracht niet om te pesten, die energie heb ik nodig om thuis te
overleven.
Op het schoolplein lopen ze te roepen: "Schelden doet geen zeer, slaan veel
meer!" Maar de manier waarop mijn moeder schreeuwt en vloekt maakt het allebei
even erg, het schelden en het slaan.
Het schoppen, duwen, trekken en slaan is (nu nog) op één hand te tellen, maar
het geschreeuw en gescheld, de continue dreiging met geweld, is even zwaar en
nog moeilijker om overheen te komen.
Laatst was ik op school m’n broodtrommel kwijt. Die hadden ze verstopt, net voor de pauze begon. Als ik m’n vinger opsteek om de juf te vragen of ze hem willen teruggeven, zie ik hem boven op de kast liggen. Ze vraagt de klas wie mijn trommel heeft gezien en iedereen ziet al dat ik weet waar die ligt. “Er komt geen pauze voor Eugène zijn trommel terug heeft!” Zegt ze. Maar niemand bekent schuld en ze worden allemaal boos omdat ik hun pauze in gevaar breng. “Je ziet waar die ligt, man! Pak hem gewoon!” Hoor ik achter me. Ik volhard, tot Johanne L. vol misbaar opstaat en hem van de kast plukt. Goeie manier om de hele klas tegen je te krijgen. Terwijl de rest zich collectief genaaid voelt, weet ik als paria al jaren hoe het is om er alleen voor te moeten staan. Allemaal rijkeluiskindjes hier.
Mijn resultaten zijn er natuurlijk
naar en moeder zit er weer bovenop. En dat ballet gedoe vraagt om een hele
andere instelling.
Alles is nieuw voor me en ik vind het allemaal maar meiden gedoe. Snap de jongens
ook helemaal niet. Waarom willen die dansen?
En dan die Franse taal; Tendu's,
plié's, pirouettes, tour a l'airs, grand jeté's, piques, changement battu.
Komt nog bij dat het gebouw met de klaslokalen en de studio's waar we dansen, verre van
Koninklijk is. Het is me een tochtige, vochtige, slecht geïsoleerde bedoeling
zeg. In de winter zit iedereen in de gang op de stenen vloer tegen één van de
weinige verwarmingen. Zo kwam ik eens terecht tussen de benen van Digna van
Boetzelaar die me over mijn verlegenheid heen hielp. In de studio liggen af en toe dweilen rond een emmer tegen
de lekkages.
Geen verwarming in de kleedkamers en stinkende douchecabines.
Marcel A. zelf was zo slecht met ballet, dat die het jaar daarop alweer weg was.
Zijn moeder was ook danseres, heb ik gehoord, met een eigen balletschool in de
stad.
Wat moét hij hier dan? Zal wel net zo’n kutwijf zijn als mijn moeder.
Marcel A. was nog preutser dan m’n broertje en stond zich in de kleedkamer
omgedraaid in een hoekje om te kleden.
Waarschijnlijk net als ik door zijn moeder op ballet gestuurd, wat een tragische
jongen en in feite een lotgenoot.
Hij zag dat niet, enge latente homo, kleine sadist in spé. Had ik hem maar in
elkaar
geslagen, dan was ik meteen van die school gestuurd.
Het jaar daarna in de lente, die maandag ochtend 14 mei 1979.
Trein gemist en een kwartier te laat.
Als ik gehaast de Korte Lombardstraat
inloop,
zie ik dat bijna alle klassen buiten staan. Er is wat gebeurd en alle lessen
worden uitgesteld.
Gerard M. die een klas hoger zit, spreekt me aan en zegt dat
Tialda, een meisje uit onze klas, niet meer thuis is gekomen.
Als hij me mee naar boven neemt springen de tranen me op de trap al in de ogen
en ik weet niet waarom.
In de klas hoor ik het nog een keer.
Maarten de Jager die Nederlands geeft en Fred Rohde, onze docent wiskunde,
vertellen dat Tialda Visser sinds vrijdag niet meer thuis is gekomen
en door haar moeder als vermist is opgegeven. Iedereen is zwaar aangeslagen.
Onze ouders worden gebeld en ingelicht en scholieren die dat willen, mogen naar
huis. Bep belt Bart, die van zijn werk op het LEI naar me toe komt.
In de gang bij de kantine wil hij me optillen waar iedereen bij is. Ik wil niet
dat Marcel het ziet en stribbel tegen tot hij me weer op de grond zet.
We verlaten de school en hij neemt me mee voor een ommetje.
Via de Assendelftstraat en de Varkensmarkt richting de Prinsengracht en vandaar
weer de Lange Lombardstraat in terug naar school.
Daar loopt Marcel inmiddels glimlachend rond omdat die mee mocht in een snelle
Porsche van de recherche.
Klasgenoten spreken er schande over.
Die avond als ik weer thuis kom, laten Bart en Dirk me na het eten achter met moe. Ze wil met me naar 'Opsporing Verzocht' op tv kijken. Het misdaadprogramma toont een foto van Tialda, gemaakt tijdens ons paasontbijt een maand eerder op school.
v.l.n.r.: Mariëtte A., ikzelf in gesprek met Cynthia Z., Masha loopt daarachter
langs en Tialda Visser luistert.
Als 'Opsporing Verzocht' afgelopen is wil ze nog een blokkie om
met me. Dan kan ik m’n gedachten een beetje verzetten!?
Maar ik denk: Met jou zeker. Ik onderga alles met een uitgestreken gezicht. Ze
probeert wel tot me door te dringen maar ik begrijp echt helemaal niets van haar medelijden,
ik hoef het ook niet.
Weer thuis na de wandeling stap ze de auto in en rijden we
ook nog naar de Agathakerk.
Ik wil niet weg met jou en zit totaal niet op die
troostende woorden van je te wachten. Het is verschrikkelijk in die koude, vochtige
stinkkerk en ik staar wezenloos voor me uit.
Wat heb ik nu met die kerk, of jouw misvormde devotie?
De volgende dag Dinsdag 15 mei 1979 wordt Tialda gevonden, bij de Leeghwaterbrug in de Haagse Laakhaven, door een man die zijn hond uitlaat en haar half ontklede lichaam ziet drijven. Tialda is in minder dan een etmaal doodgemarteld in een geluiddichte kelder in een pand aan het Buitenhof naast de Hofvijver en het Binnenhof, waar ons parlement is gehuisvest. Door een sadistische, lustmoordenaar die haar mutileerde, met scheermesjes tussen de benen kapot sneed, met potloden doof stak, opdat ze haar eigen geschreeuw niet meer zou kunnen horen, verkrachtte en daarna in de haven dumpte. Ze was er zo erg aan toe, een doodsoorzaak kon niet worden vastgesteld.
Omdat Tom Stuart uit mijn groep elke dag met de tram over de
Leeghwaterbrug langs de Laakhaven naar huis moet,
vraagt hij me om een keer te komen logeren.
Tom laat me Nina Hagen horen.
Dit was mijn eerste jaar op het conservatorium. Mijn vertrouwen in de regering
en de overheid was hiermee ook meteen weg.
Echt verschrikkelijk om mensen daar te zien flaneren rond de hofvijver.
De randstad werd een deprimerende, claustrofobische, volgebouwde metropool waar ik geen uitzicht
meer had. Achter elke deur verwachtte ik een ander drama.
Geen ruimte en vergezichten zoals in Wageningen. Bij slecht weer voelde ik me
nog beroerder. Een bange, verlegen boer in de grote stad.
Met elke dag de stress om goed z’n best te doen, anders roept hij de toorn van
z’n moeder thuis over zich af.
Ik moest het brugklasjaar overdoen, maar voor mij hoeft het niet meer.
Van school mochten we niet meer alleen reizen en ik was elke dag bang dat ik
alleen zou achter blijven.
Grotere jongens die naast onze school woonden kwamen wel eens achter ons aan. Anita Lebell (qua
uiterlijk, een jongere uitvoering van tante Tiny)
heeft hun fiets een keer in elkaar getrapt. Vloekend in haar Amsterdamse accent, beschermde ze de eerstejaars die meeliepen.
Ze heeft me ook letterlijk en figuurlijk, opgevangen toen ik instortte.
Met
klasgenoten liepen we na het slechte nieuws over Tialda naar de paleistuinen
met de koninklijke stallen.
Toen we het park inliepen en ik de anderen zag, brak
ik in huilen uit.
Als Anita me niet had opgevangen had ik op de grond gezeten.
Tialda was twaalf jaar en is door ons op het conservatorium nooit herdacht.
Geen stille tocht, geen gedenkplaats of witte ballonnen.
Het is mogelijk om op school met een psycholoog te praten, maar daar had ik dan
mijn moeder voor.
Geen straat loop ik meer in zonder dat ik eerst overzicht heb. Alleen als er
geen hondenuitlaters lopen of groepen rondhangen trek ik er doorheen.
Ramen gebruik ik om in de gaten te houden of ik achtervolgd word, of ik strik
m’n veters om mijn omgeving te kunnen scannen en mijn achtervolgers te laten
passeren. Het dilemma: Als ik van deze horror school ga, kom ik weer in Lisse bij
haar terecht.
Ik kan niet kiezen en geen keuze maken betekent gewoon blijven.
Ondertussen voel ik me net zo kwetsbaar als Tialda. Als iemand mij op straat zou
aanspreken weet ik niet of ik nee kan zeggen.
In de winter van 1979 kregen we twee weken langer vakantie omdat
het Conservatorium een nieuw onderkomen krijgt en de bouw bijna voltooid is.
Ik heb toen in een dag leren schaatsen en vluchtte daarna bijna elke dag het ijs
op.
Als het nieuwe schoolcomplex klaar is zullen we na de kerstvakantie het gebouw
aan de Juliana van Stolberglaan betrekken.
Alle opleidingen, de school de dans en de muziek in één gebouw, met nog een
theaterzaal en een concertzaal en een hele vleugel met alleen maar studiekamers.
Mijn rapporten zijn slecht. Ik zie school ook eigenlijk alleen maar als
dagopvang.
Het eerste jaar in het nieuwe gebouw zijn het alleen maar vieren en vijven. Met
dans twijfelen ze of ik er wel echt voor wil gaan.
Door het conservatorium verlies ik langzaamaan alle contacten met de mensen die
ik in Lisse heb leren kennen.
Sommigen zijn nog wel eens uitgenodigd als ik een uitvoering had, maar zelf ben
ik altijd te druk geweest met de training en de muzieklessen.
Geen tijd meer voor hun verjaardagen.
Wel met Marco mee geweest want die wilde naar Grease in Leiden. Zaten we daar in
een zaal vol luidruchtige kinderen te balen. Wat een kutfilm. En de Eugène die
er in voor kwam, werd nog gepest ook.
Ik ben alleen naar het horror film festival geweest in Qbus: 'Suspiria' van Dario Argento uit 1977 draaien ze daar, een verhaal dat zich afspeelt op een
balletschool. Daarna een nieuwe van David Cronenberg ook 1977, 'Rabid' waarin
iedereen getroffen wordt door het rabiësvirus en ze elkaar gaan besmetten en
afslachten. Horror en Hardrock, als het maar donker, zwart, zwaar en snel is,
bevalt me beter.
Het is 1981. In de zomer verhuizen we zelf ook, alweer. Naar een vrijstaande woning aan de Heereweg in de engelenbuurt in Lisse, aan de rand van het dorp tegen Sassenheim aan. Zeven jaar in de Kievitstraat? Ik weet niet of ik het nog vier jaar zo vol houd, zal blij zijn als ik vrij ben van die mensen.
"Jesus, I beg of thee, don’t take my
life.
Return me to the whomb from wich I was torn.
Birth is a sin and the punishment is death.
I wish you had left me unborn."
(Peter Steele, 'Carnivore' 1962-2010)