vorige -
index - volgende
1981, Heereweg 451, Engelenbuurt Lisse.
In De Naam Van De Vader, De Zoon en de Moeder, Samen.
Door rook aangetaste zwaar vergeelde luchtfoto, alleen toonbaar in zw/w.
We betrekken het grote huis links van de Engelenkerk aan de Beekbrug. Een
woning met grindpad en grond om het hele pand heen, voor en achter meer dan aan
de zijkant van het huis waar de sloot ligt die onder de Beekbrug door loopt.
Mooie heg rond heel het perceel. Op de Beekbrug staan verkeerslichten, die
zorgen voor de veilige overgang van schoolkinderen en kerkgangers. De
'Engelbewaarderskerk' en de pastorie, in neobyzantijnse stijl zijn van het
bouwjaar 1930-1931. Achter de kerk de pastorietuin met fruitbomen waar we wel
eens appeltjes jatten en daarachter het verenigingsgebouw, waar ik jaren geleden
in een zomervakantie bij oma K. op de Catharijnelaan, mijn eerste zwart-wit film
heb gezien. Daarachter het grote schoolplein met de school en z’n hoge
schoorsteen. Naast het schoolcomplex ligt dan nog het kindertehuis 'Huis Ter
Beek' waar Sandra en Appie zaten voor ze als pleegkind bij ons kwamen wonen. De
familie Duineveld met hun drukkerij, woont helemaal aan de rand van ons wijkje
bij de begraafplaats achter feestlokaal 'De Kleine Engel'. En dan ligt er nog een
tweede bruggetje over de beek, waarmee je het klooster kan bereiken.
We leven nu in een statig huis. Dus Bep wil dat we ons daar naar gedragen: Bij
de voordeur hebben we de 'Entree' met een 'Garderobe' waar de jassen aangenomen worden. De
gasten worden dan vervolgens uitgenodigd om plaats te nemen in onze 'Salon' met
parket, die weer uitzicht bied op onze 'Serre' vol zeldzame
planten.
Dit grote huis had voor pa en ma weinig aan verbouwing nodig en we zijn
er met ons hele bij elkaar geraapte zooitje, zonder iets te veranderen of te
verven ingetrokken. Het interieur was al sinds de jaren zeventig niet meer
veranderd, perfect voor het stel uit de sixties.
M’n broer kreeg het kleinste kamertje, de enige met een wastafel en openslaande
ramen aan de achterkant. Pa en moe namen de smalle kamer aan de zijkant van het
huis, boven de entree bij de voordeur. Sandra kreeg de kamer met het kleine
balkon, ik de kamer ernaast met het grote balkon gelegen aan de voorkant boven
de salon. Het huis heeft geen zolder maar wel een luxe badkamer: groot
ovalen ligbad voor drie personen, twee wastafels, een urinoir, een wc en een
bidet naast nog een aparte douchecabine. Boven het bad een groot kantelraam in
het schuine dak met uitzicht op het land naast ons. Wat een heerlijk huis. De
grote tuin met de sloot ernaast.
Het brede terras voor tafel en stoelen, in de schaduw van een grote
walnotenboom.
Als er deze winter ijs ligt, kunnen we op onze eigen sloot al de schaatsen
onderbinden.
En op zondagen komt na de mis van 11 uur, de familie bij ons koffie met slagroom
en cake doen. Spelletjes klaverjassen, advocaatje met slagroom voor oma K. en
een borreltje voor de heren, daarna.
Alle bomen en struiken op deze foto staan in onze tuin.
Ook al zitten we nu in een groter huis, we blijven nog steeds armzalig op
alles bezuinigen.
Wonen we misschien boven onze stand? Hebben we daarbij ook nog een moeder met een gat
in haar hand?
Over kleding en schoenen werd makkelijk gedaan. Op ons vorige adres kregen we
vuilniszakken met kleren van kinderen uit de buurt waar we uit mochten kiezen.
Zelf kocht ze een keer overalls met
laarzen voor ons. Dat was wel een dieptepunt, alsof we op de boerderij leefden in die
ééngezinswoning in de Kievitstraat.
Sandalen met geitenwollen sokken waren dan
voor als we netjes moesten zijn. Wat heb ik me gegeneerd.
Met verjaardagen, als er iemand trakteerde op school, kreeg je altijd hele leuke, creatieve, lekkere
traktaties. Je zag dat moeders er echt hun best voor hadden gedaan. Maar Bep stuurde me
gewoon met een plastic tas vol appels naar school. Die had ik dan voor de les
begon al uitgedeeld op het schoolplein, omdat ik Thecla Stoffers geen appel kon weigeren
maar ook geen weerstand kon bieden tegen al die anderen die ook een appel wilden.
“Hou wat in je tas Eugène, anders heb je niets over voor straks.” zei ze nog.
Of met van die gezonde Sultana koekjes, daar zitten er drie van in een pakje.
Als het maar goedkoop, verantwoord en gezond is.
En de
kapper dan, ja, daar gaat alleen Bep naartoe, want ons knippen kan ze zelf wel?!?
Dat gebeurt dan met een techniek die ik geen andere kapper ooit heb zien
hanteren. Ze knipt niet, nee ze 'snijdt' ons haar.
Ze
pakt een pluk vast en houd het strak en maakt alleen
maar horizontale bewegingen, net zolang tot de hele pluk eraf is gesneden.
Als ik zachtjes begin te kermen: “Nog even volhouden Eus, ik ben zo klaar, dit
is echt veel gezonder voor je haar.”
Het is telkens weer een tragische lijdensweg, want het neemt ook meer tijd in
beslag, met hoofdpijn als resultaat en het kapsel? Laatst vroeg iemand of ik uit
een concentratiekamp was ontsnapt. Van Bart hoefde het na een paar keer al niet
meer, maar m’n broer en ik zijn jaren zo gemarteld. Ik kan de reactie raden als
we haar hoofd zo zouden aanpakken: “AAAAUUWW! DOE EVEN NORMAAL zeg, ben je nou
helemaal GEK geworden? IdiOOT!”
Maar wij moesten ons jarenlang gewillig onderwerpen aan haar foltersessie.
Op boodschappen werd ook nog altijd beknibbeld. Altijd de goedkoopste producten.
Bart pikt er altijd het lelijke fruit uit of groentes met een vlekje of gebutste
conservenblikken die tegen de uiterste verkoop datum aan zaten, kapotte
aardappelzakken waar er al een paar uit waren. Goedkoop afwas middel dat een
vieze geur op het servies achterlaat. Al decennia dezelfde vieze goedkoopste
handzeep.
De enige die vol mag gaan voor d’r eigen genotsmiddelen is Bep, lekker
doorpaffen en zuipen. Ze zit nu al tegen de vijfenzeventig peuken (drie pakjes)
en meer dan een liter alcohol per dag aan. Bart kust al zijn hele leven een
asbak.
“Maar waarom zoek je dan geen hulp mamma?” en “Je hoeft toch nooit meer terug
naar die rotfamilie van je?” Je bent nooit veranderd, Bep, alleen maar erger
geworden. Je verwerkt het allemaal op je eigen manier en dat duurt maar en gaat
ten koste van al het andere.
Sandra is nu oud genoeg om op zichzelf te gaan wonen en verlaat ons gezin. De kamers worden gewisseld, ik verhuis naar Sandra's kamer met het kleine balkon aan de voorkant en Dirk krijgt de mijne, die met het grootste balkon aan de zijkant van het huis. Het kleine kamertje waar hij eerst zat, is nu de logeerkamer.
Maria van de Akervoorderlaan is als de dochter die Bep nooit gekregen heeft.
Op zoek naar gras laat ze haar paard zo af en toe in onze achtertuin rondlopen.
Helemaal achter in de wijk voorbij de begraafplaats, is een stukje land met een
klein schuurtje waar hij rondloopt.
Maria ontfermt zich al een tijdje over het beest en onderweg van het weiland
naar haar eigen huis stopt ze nu geregeld voor een praatje met Bep.
Ze borstelen het paard en het paard kortwiekt onze tuin.
Moe is helemaal verzot op haar. En toegegeven, Maria was een hele leuke, sterke
meid.
Omdat Dirk en ik nieuw waren, hebben we een paar keer met haar en kinderen uit
de buurt onze omgeving verkend.
Maria woont op de Akervoorderlaan en kijkt al haar hele leven uit op het grote
bedrijf van Piet Bakker. Die heeft me een oppervlakte aan bedrijfshallen zeg.
Vanaf de Heereweg zie je enkel de voorgevel, maar in het verlengde daarvan komen
al die grote hallen. Ze zijn groot in de bloembollen pakketten en al wat er
nodig is voor in uw tuin en op uw terras.
Maria wist dat er ergens aan de zijkant bij Pietje een deur niet op slot zat. We
zijn er wel drie keer, op een zondag, naar binnen geslopen. Zo ontzettende lol
gehad met z'n allen. Nooit hebben we er iemand over durven vertellen.
In de hal waren er lopende banden. Die konden we starten en dan renden we erover
heen of lieten ons zittend vervoeren naar het eind.
Het leukste was de band helemaal vol te gooien en dan lieten we alles er aan het
einde afvallen.
Race wedstrijden met de karretjes door het hele complex heen. Kasten openbreken
waar alle relatiegeschenken werden bewaard.
We deden tikkertje en verstoppertje in het krattendorp dat we inrichtte. Dat was
op een afdeling die vol stond met duizenden, tot wel vier meter hoog
opgestapelde kunststof kratten. Een dorp omdat er verschillende paadjes
tussendoor liepen. Trapsgewijs hadden we er een paar zo opgestapeld dat we boven
de zee van kratten konden uitkijken en dan kropen we er overheen. Een paar rijen
van het gangpad af begonnen we dan van boven met het verwijderen van zo'n krat
of twintig, die dan weer onopvallend ergens anders werden verwerkt, zodat er een
loze ruimte ontstond waar je je ongezien kon verbergen.
Zo gelachen daar. Maar ook veel troep achtergelaten en dingen gesloopt.
Dat ging opvallen natuurlijk, zo vier zondagen achter elkaar. De laatste keer
waren we er met z'n zevenen en net bezig met verstoppertje, toen er ineens een
deur openging. We schrikken ons rot wanneer we iemand op klompen naar binnen
horen stappen en we zetten het allemaal op een rennen.
Ik vlucht met Maria en broertje naar het krattendorp en we verbergen ons in de
ruimtes die we eerder hadden gemaakt. Zo stil mogelijk proberen we op adem te
komen en horen gelukkig nog ver weg, de klompen door de hal lopen. Maar dan pakt
hij een karretje en gaat, net zoals wij doen steppend verder.
Hij komt al snel richting het krattendorp waar wij zitten en we
kunnen onze lach nauwelijks inhouden. Hij stopt aan het begin van het pad en loopt
dan tot onze verbazing gewoon richting de kratten die we trapsgewijs hadden
opgestapeld. Nu word het spannend. Hij gebruikt ze net als ons om hogerop te komen. Daar tuurt hij over alles heen en we horen hem
ademhalen. Maar niemand van ons schiet in de lach en het lijkt of die niets
merkt.
Gelukkig vertrekt hij weer en we horen hem terug steppen naar waar hij
binnenkwam. Wij kiezen daarna een deur helemaal aan de andere kant van het
complex om te ontkomen.
Tja, door Bep zitten we hier nu in de Bollenstreek, bij de familie van Bart. Hier
aan de kust met dat zeeklimaat.
Ik kom uit het binnenland en ben gemaakt in het land van Maas en Waal, niet in
deze zilte winderige polders. Wageningen heeft in ieder geval nog een berg,
Lisse is helemaal plat. Bart zijn zussen, de tantes, zijn gelukkig nog wel
aardig, maar van z’n broers heeft er maar één me een keer aangesproken.
Je inzetten voor de familie was ook niet altijd lonend.
Opa K. heeft met zijn broers al jaren een bollenbedrijf op de Heereweg, zo’n
tweehonderd meter bij ons thuis vandaan. Logisch toch dat we voor een
vakantiebaantje ook daar een keer aankloppen? Maar na een dag hadden we het al
bekeken. Dirk en ik werden aan onze eerste mand gezet en die moest dus gevuld
worden met gepelde bolletjes van nog geen centimeter doorsnede. Anderhalf uur
verder, nadat er honderden bolletjes door onze vingers waren gegaan, komt de
broer van opa K. bij ons kijken en kiept onze mand leeg op de werkbank. Die
moesten nog een keer, zei die met een uitgestreken smoel. Er werd ons niets
voorgedaan of uitgelegd, begin maar lekker overnieuw. Dirk en ik zetten ons er
opnieuw aan en als de mand weer voor de helft gevuld is, zien we opa’s broer
weer achter ons verschijnen. De mand word nog een keer
voor ons neus omgekeerd; niet goed genoeg. Als hij wegloopt zie ik hem achter
ons grijnzen naar zijn zoon die teruglacht. Niet meer terug geweest daar.
Bij Piet K. een broer van Bart die op een woonboot in Warmond woont, heb ik
een seizoen in de dahlia’s gewerkt. En waar ik al eerder over uitweidde, is dat
behaagzieke ventje wat ik al sinds Breda was. Dat betekende ook dat mensen me
niet moesten uitdagen of stoer gaan zitten doen, want dan probeerde ik ze te
overtreffen. Stoerder doen, agressiever lijken. Verbaal kon ik al behoorlijk
heftig losbarsten en iemand overtroeven. Niet thuis hè, daar was ik poeslief.
Maar bij Piet liet ik me dus ook een keer uit de tent lokken. Het was in de
zomer van 1983 en lekker warm. We haalden op verschillende locaties in de
Bollenstreek velden leeg. Dan reden we met z’n allen in de donker rode Cadillac
met Piet van de ene naar de andere locatie. Dat was dezelfde Cadillac die Bart
in Wageningen gebruikte en Piet reed er nog steeds lekker mee rond. Toen we bij
ons in de buurt een paar hectare gingen leeghalen, kon ik er op de fiets
naartoe. Als ik te vroeg ben en er nog niemand is, rol ik even een sjekkie bij
de schuur. Kort daarna zie ik aan het begin van het zandpad de mooie Cadillac
van Piet het land opdraaien. Blij dat ze er zijn loop ik ze tegemoet. Ik zie dat André en John, m’n neven, gek doen en me wenken dus ik begin te rennen. Ik doe
alsof ik over de wagen ga lopen. Maar Piet houdt zich niet aan zijn snelheid en
accelereert ineens. De brede Cadillac komt nu nog sneller op me af en ik kan al
niet anders meer dan springen. Terwijl ik ze in de auto zie lachen, duik ik op
de motorkap, glijd via de voorruit verder omhoog naar het dak en val er aan de
achterkant weer af. Als ik het stof van m’n kleren klop en terug loop, zie ik
wat voor indruk het op ze heeft gemaakt.
(Wat raar dat Piet gas gaf toen ik op ze af kwam. Jan ging juist wat langzamer
rijden met de Ford, toen ik op de openbare weg via het zijraam in m’n deur
buitenom naar het dak kroop om er via het schuifdak weer in terug te keren.)
De sprong over Piet’s Cadillac ging heel gemakkelijk en ik was atletisch genoeg
om het te kunnen overleven. Maar eenmaal aan het werk, blijven André en John
zeuren over dat het een gelukje was en dat ik mazzel had dat het zo was
afgelopen. Dit durf je niet nog een keer. Maar ik zei dat er niets aan was en
dat ik het zo, nog eens zou doen. Nadat ik, zonder er een schrammetje aan over
te hebben gehouden, als een echte Amerikaan over hun Cadillac was geschoven, kon
ik de neiging om te stunten ook niet onderdrukken. Als Ron, met zijn motor niet
sneller dan 15 of 20 zou rijden hier, dan ga ik er zo aanhangen, zei ik. Dat is
wel te doen op dit zanderige landweggetje. Dit geloofden de twee neven niet. Dat
durf je niet zeiden ze. Ik bleef ze uitdagen het gewoon te gaan proberen, maar
we worden terug geroepen. Er moest doorgewerkt worden.
Wat dagen later hoor ik dat ze Bep een verhaal opgehangen hebben over mijn
stoerdoenerij op het land. Ook nu ging ze weer volledig mee in het verhaal van
de neefjes en had ik niets in te brengen. Wat ze haar hebben verteld daar kwam
ik niet achter, maar ik werd wel weer ter verantwoording geroepen. Van deze
familie moet ik het dus ook allemaal niet hebben.
Ik word ook af en toe op een bepaalde manier aangekeken door hen, het lijkt
wel alsof ze allemaal meer weten dan ik. Of vinden ze me zielig?
Ik heb ook zo verschrikkelijk geblunderd. Gefaald voor de hele kerkgaande
gemeenschap en m’n ouders en familie te schande gemaakt.
Na de kerk een keer voor de verandering op visite bij oma en opa K. op de
Catharijnelaan. Komt meneer Meijer, de buurman, binnenlopen.
Hij zat, als
dirigent van het jeugdkoor van de Engelbewaarderskerk, in zak en as. Het koor
liep leeg en hij had nu ook geen organist meer. Wat moest hij nu?
Toen Bep dat hoorde was mijn lot bezegeld: “Oh, maar Eugène krijgt al jaren
pianoles op het Conservatorium, orgel is niet echt anders. Eus? Wil jij meneer
Meijer uit de brand helpen en voor de muziek gaan zorgen? Dat moet toch wel
lukken? Het is niet het grote orgel!”
Elke keer als er zoiets gebeurt hoop ik dat er iemand in m’n omgeving
intervenieert. Maar goed, volgzaam en zonder tegenspraak, kwijt ik mij van mijn
nieuwe taak, ik moet het dus proberen.
Ondanks het kleine orgeltje bakte ik er niet veel van. Wat heb ik meneer Meijer
getergd met mijn amateurisme. “Kun je ons niet een paar akkoorden geven als
opmaat naar het lied?”
Het lukte meneer Meijer ook nauwelijks om de rust onder
de kinderen te bewaren.
Eén keer zag ik z’n handen wanhopig naar zijn hoofd grijpen.
Bij de dienst op
zondag met een volle kerk, blunderde ik voortdurend.
Valse akkoorden, verkeerde inzetten. Per ongeluk de knop voor percussie
ingedrukt en een drumbeat knalt door de preek. Te gênant voor woorden.
Als iedereen in de kerk meezong viel het niet zo op. Wat een hel. Hele familie
in de kerk: oma en opa, ooms en tantes met hun kroost, Bep, Bart en Dirk erbij.
Dit overtrof de vernederingen op school. Wat voelde ik me voor schut gezet door
mijn moeder. Het enige dat
me nog iets van voldoening gaf, was dat dit ook zou afstralen op haar. Wanneer
houd ze er nou eindelijk eens een keer mee op?
De keren dat ik wel wat aan Bep had? Ik kom niet eens aan vijf voorbeelden in
m’n leven. Het blijft op één hand te tellen: Begin een dagboek zei ze in de jaren 70.
De oud-papieractie voor Qbus in de Poelpolder. En nu dan haar interventie bij ons
voor de deur, het derde voorbeeld: Laat in de avond merkt ze dat er voor
ons huis files ontstaan. De verkeerslichten hebben een storing. Die bleven
alleen maar op rood staan. Zij optimistisch: “Kom Eus, dan gaan we de mensen zeggen dat ze door
kunnen rijden!” Ik erachteraan. Buiten verspreiden we ons
en ieder neemt een richting voor z’n rekening. Maar na een paar chauffeurs die allemaal genoeg
hadden aan het gebaar van rijd maar door, stopt er ineens een man die z’n
raampje opendraait en een vraag stelt. Als ik hem nader hoor ik al dat hij niets
vraagt maar gewoon zit te vloeken.
Voor ik hem kan uitleggen wat er aan de hand is zeikt hij al over dat ik de boel
heb lopen slopen, godver dit en godver dat. Dan, op het moment dat hij uit wil
stappen om me in elkaar te beuken, voel en hoor ik van achteren Bep aan komen
stormen. Ze ziet wat er dreigt en voor ze bij me is trekt ze me toch een bek
tegen die vent open: “Als jij nu niet HEEL gauw maakt, dat je met dat lullige
KUT wagentje van je weg komt en OP sodemietert naar dat zieke KLOtewijf van je!!!
STAMPIK die ROTKOP VAN JE door je voorruit! DOORRIJDEN jij!!!”
En nog voor de kleine man kon uitstappen, had Bep zijn portier al vast en zag ik hem in slowmotion, weer terug in z’n wagen zakken.
Deze man kreeg twee zinnen te verduren en hij krimpt al ineen, bij ons gaat ze
meestal wel wat langer door.
Ze gedraagt zich ook al jaren als het mannetje in huis en kijkt graag op
(mannen) ons neer, alsof juist wij ballen missen, want mamma is super
intelligent en moet leven in een wereld vol amateurs, slappelingen en
viezeriken. Haar grote bek en kritiek op iedereen en de hele wereld zijn
ongeëvenaard. Maar ze verleidt ondertussen ook iedereen die ze wil, of de
vriendin/echtgenote er nou bij zit of niet.
Er zijn maar weinig mensen die met haar in discussie durven
te gaan, want ze lult iedereen onder tafel. Wars van make-up, rokjes en hoge
hakken of parfum, loopt ze te pas en te onpas in haar kruis te graaien, alsof ze
net zoals wij mannen, jeuk aan haar ballen heeft. Stoerder doen dan een kerel.
En bij alles wat ze doet een peuk tussen de vingers.
Dus ja, dan zit je toch zo af en toe naar een rokende, vuilbekkende, geile vrouw te
kijken, die een glas alcohol achterover slaat en een vinger tussen haar benen
beweegt. Als ik dan gedag wil zeggen en zij vervolgens ook nog een kus vraagt, trekt ze m’n hoofd dichter naar zich toe met de warme hand waar ze net nog
mee in haar broek zat.
Sinds ik bij ze ben wordt al mijn plezier in het leven continue bedreigd door
haar zwaarmoedige aandachtvragerij.
Emotioneel zit ze af en toe zo diep in de
put, dat ik het wel uit m’n hoofd laat iets voor mezelf te gaan doen.
Ik moet er eerst zeker van zijn dat moe me niet nodig heeft en gewoon gezellig
haar eigen gangetje gaat, voordat ik toekom aan het plannen van m’n eigen zaken.
Als ik niet uitkijk sta ik zo weer willoos, uren naar de verschrikkingen uit
haar jeugd te luisteren. Laatst vertelde ze dan eindelijk weer eens wat over mijn
geboorte, maar ze kan haar tranen nauwelijks bedwingen. Ik hoor nu voor het eerst dat ze verkracht is, na haar werk bij de Gedo in Weurt.
Ik ben dus het resultaat van een verkrachting... heeft ze daarom een hekel aan me?
Maar wat had ze me graag alleen opgevoed. Ik was, zo zegt ze, haar eerste echte
geluk in het leven. Mijn verblijf in het tehuis had te maken met de angst dat ik
door haar verschrikkelijke moeder opgevoed zou worden. Dat heeft ze uit alle
macht proberen te voorkomen. Ik doe mijn best haar het gevoel te geven dat ze
het allemaal goed heeft gedaan en ik heel gelukkig bij hen ben.
Maar de ellende uit haar jeugd voert meestal de boventoon en dan is het vaak moeilijk balanceren tussen al die emoties.
Als ik dan even niet, niet goed, of te ongevoelig reageer, kan
de sfeer omslaan en krijg ik juist verwijten: “Ach laat ook maar, jij weet nog niet wat èchte
pijn is!” Zegt ze dan minachtend. Waarna ze het me ook even laat voelen. “Echte
pijn zit hier!” BAM!!! Ze plant haar vuist links op m’n borstkas en bokst me van m’n
plek.
Mijn hart verkrampt en ik denk: Sinds ik bij je ben achtergelaten weet ik
wat pijn is, rotwijf.
Al dat negatieve gekanker van je, de hele tijd naar jouw pijpen moeten dansen,
letterlijk en figuurlijk.
De spontane dans solo op de bruiloft van Jan en Paula was nog enigszins
vrijwillig, ook al liet je me te lang doorgaan.
Zaal helemaal blauw van het gerook, ik vlucht naar buiten om op adem te komen,
met een schuldgevoel. Op school vinden ze dit zonder warming-up onverantwoord.
Spierpijn de volgende dag, niet meer normaal.
Maar laatst vierden ook opa en oma
K. een zoveel jarig trouwfeest in Motel Sassenheim en voor dat we er naartoe rijden laat je me al weten dat het
“leuk” zou zijn als ik het successtukje van het vorige feest hier voor opa en
oma nog eens kon herhalen. Ik denk nog dat het wel los zal lopen, maar de
vrijblijvendheid is er op locatie snel vanaf.
“Ga je nou nog dansen, anders
hoeft het niet meer!” Komt ze me influisteren. “Maar ik kan me niet opwarmen
hier en ik doe het niet zonder de goede muziek!” Probeer ik. Het doet haar niets
dat ik zonder opwarming al die kapriolen moet uithalen. Geniepig probeer ik er
tussenuit te knijpen, had ze al rond gebazuind dat ik zou dansen. Als ik door de
zaal loop, hoor ik overal tantes tegen me zeggen dat ze er naar uitkijken en ik
krijg spontaan last van ontzettende buikkrampen. Ik vlucht de toiletten
in, maar daar aangekomen merk ik dat alle kinderen er spelen en ik moet me dus inhouden. Ik kom er
niet onder uit en voel me waardeloos.
Dan komt moe de mannen wc's binnenlopen en met verheven stem vraagt ze: “Eus? Waar blijf je nou? Als je nog wil
dansen, moet je het nu doen anders is het te laat!”
Mamma was alleen trots op me, als ze met me kon pronken.
Ik voel me
verschrikkelijk en dan hier met alle mensen erbij vragen “Als je nog wil dansen
Eus?” Jij wil dat toch? Ik kon het niet opbrengen en de teleurstelling van mamma was
dan ook voor mij.
“De histrionische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door overdreven uitingen van emoties en aandacht vragen. Deze mensen voelen zich niet op hun gemak of niet gewaardeerd als ze niet in het centrum van de belangstelling staan. Ze vragen continue om aandacht en maken daarbij vaak gebruik van theatraal/dramatisch gedrag en hun uiterlijk.”
Bep ten volle uit. Het is me een gebep zonder eind. Ze zit me met alles
wat ik doe, óveral op de huid.
Je moet haar wel
ontvluchten anders kom je niet aan jezelf toe.
Bart kan haar ontlopen door zijn werk in Den Haag en thuis het voorzitterschap
van zijn CDA. Dirk heeft zijn eigen vriendenkring, maar heeft ook steeds minder
behoefte om thuis te zitten en Bep op haar wenken te bedienen. De mensen die ik
ken sinds het Conservatorium, komen van over de hele wereld. Maar in Lisse heb
ik geen vriendenkring of favoriete stamkroeg.
Jan maakt me duidelijk dat mijn periode in Breda, vergeleken met het leven dat
ik bij Bep, Bart en Dirk kreeg, een behoorlijke solide basis moet zijn geweest
en dat ik daar niet te min over moet denken. Ik werd gevoed en verzorgd en er
was rust, orde en regelmaat. Dat verdween allemaal toen ik door Bart opgehaald
werd en mee moest gaan doen in dit gezin. Tot nu toe had ik alleen maar wat
herinneringen aan mijn claustrofobische ervaring en een nachtmerrieachtige trip
door een donkere gang met allemaal gesloten deuren. Maar ik geef schoorvoetend
toe dat Jan gelijk heeft en ik herzie m'n geschiedenis. Breda was zo slecht nog
niet.
De echte nachtmerrie begon pas na Moederheil. Ik
had vanaf het begin al geen band met haar, maar door de verhuizingen en het grote verloop van
vrienden en kennissen groeide er ook geen verbondenheid.
Ik heb ook nooit meer
iemand uit Breda gezien en er met mij een keertje op visite gaan, is nimmer bij
hen opgekomen.
Daar komt dan haar gejaagdheid ook nog bij. Er zit geen
rust in die vrouw. Ze staat continue onder hoogspanning.
Ik ben al sinds Wageningen zó bang voor haar, voor het plotseling
verslechteren van haar humeur. Er is ook geen vat op te krijgen.
Die
stemmingswisselingen, hoe ze kan omslaan als een blad aan een boom.
De hele ochtend hangt ze met een humeur waar de honden geen brood van lusten
over haar ontbijt heen, zien we dat er visite bij ons achterom komt en dan, van
het ene op het andere moment, is ze ineens weer helemaal opgewekt. Moeten wij
weer vrolijk meedoen de rest van de dag.
Al zwaaiend en lachend naar de naderende visite buiten zegt ze dan nog snel even
voor ze naar binnen stappen: “Godverdomme nee hè, ze komen toch niet hier de
hele dag zitten?”
Broederlief hobbelt zonder al te veel pieken en dalen door het leven en gaat
gewoon z’n gangetje. Ik moet me nog steeds de hele tijd voor alles verantwoorden
en als voorbeeld dienen. Dit is niet meer alleen maar omdat ik de oudste ben.
Dit is omdat moe zo gefixeerd is op mij. Ze wil niet afgaan voor de buitenwereld
met haar bastaard zoon en daarom mag ik niet falen. Ze hebben me nooit normaal
gevonden!
Waar moet ik zo voor boeten?
Jullie zijn ook zo goed met z’n drieën. Ik word soms kotsmisselijk van mezelf, dat ik
zo naar jullie goedkeuring hunker. Zo fanatiek bezig de hele tijd, om jullie te
behagen. Mag ik dood?
“Ik sla mijn jongens nooit!”
Bep… Je slaat het kind van je man nooit. Mij heb je al een paar keer half in de
kreukels gebeukt en onderworpen aan gênante vernederingen in de beslotenheid van
je slaapkamer, weet je nog? Toen we alleen waren? Al die draaien om mijn oren
vanuit het niets. Asbakken vanuit het niets.
Maar ongeloof verdringt m’n verbazing: Wat gebeurt hier nou
zeg? Jaren van psychische terreur en lijfstraffen en dan dit? Moet ik haar nu tegenspreken? Ze
zit gewoon botweg te liegen. Ik ben het huis nog niet uit, of ze begint al met
haar geschiedvervalsing.
Krijgt ze door dat, nu we sterker zijn, het risico
groter wordt dat we terug kunnen gaan slaan en schelden? Ze blijft klein van
stuk met die grote bek van haar. Dirk en ik zijn nu ook groter
dan haar.
Waarom wordt Dirk de hele tijd ontzien?
Ja, dat durft ze natuurlijk niet, pa’s trots te hard aanpakken en tot op het bot
krenken! Nee, als je Dirk hard aanpakt heeft Bart wel het lef je te temperen.
Desondanks lijdt m’n broer ook, maar die heeft aan d’r tiet gelegen en zal dit
alles wat makkelijker accepteren als onoverkomelijk, dat gedrag van haar. Die
twee vinden het ook al heel lang normaal dat ze zo tegen mij tekeer gaat.
Ze weten het niet zeker, maar moe kent me beter en langer dus die zal wel gelijk hebben,
toch? Dus ik moet wel fout zijn.
Als dit haar 'houden van' is, dan is elke relatie die ik aanga gedoemd te mislukken. Ergens in m’n onderbewustzijn heb ik het gevoel dat ze me haat en dat wil ik weten om te kunnen begrijpen waar ik voor geslachtofferd word. Niet dat ik dat wil horen natuurlijk, maar ik denk dat als ik haar confronteer met mijn vermoeden, dat het me dan niet veel moeite kost om haar uit de tent te lokken. Ik heb het nooit gedurfd en nog nooit gedaan. Bang voor m’n eigen reactie. Zo bang voor het moment dat ze zich niet meer in kan houden en opgehitst door mij ineens zegt: “Ik heb nooit van je gehouden, als het aan mij had gelegen was je gewoon in Breda blijven liggen! Het is dat Bart je erbij wilde hebben, als broer voor Dirk, maar je was gewoon een lelijk en afstandelijk kind.” Ik denk dat ik haar meteen dood zou vuisten en in de sloot onder de Beekbrug zou dumpen. Voor al die jaren van net doen alsof.
Op een avond gaat de telefoon. Het is de overbuurvrouw die denkt dat het onze
poes was die door een wagen werd geraakt. Ma en ik lopen met een blik zonder
stoffer naar buiten en zien inderdaad dat het Poes is. Een Deux Chevaux
blijft stilstaan en schijnt ons door de mist bij. Met het blik scheppen we het dampende
kadavertje en alles wat eruit geperst naast lag van het asfalt.
In de Kievitstraat deden we niet aan geboortebeperking bij de huisdieren,
waardoor er op een bepaald moment hier op de Heereweg meer dan twintig katten in
huis rond liepen. Alleen Jan Ponsioen had er meer.
Dat was allemaal de verdienste van deze verwilderde Poes.
De keer dat Berend met ons op vakantie was, hield ie ons voor dat z’n moeder
het helemaal niet erg zou vinden als die terug zou komen met een poes.
Hadden we er
ééntje, totaal verwilderd, gevangen op de boerderij bij Bartho en Gea Stoffers
in Renkum. Was die op de terugweg naar huis in de auto al uit de
doos ontsnapt. Eenmaal terug in Lisse kijken we allemaal toe hoe ze uit de wagen
vlucht en zich meteen in de buurt verstopt.
Binnen een paar weken weet ma haar
zittend op de drempel van de achterdeur tam te krijgen en Poes, zal
verantwoordelijk zijn voor meer dan vijftien nakomelingen.
Ik werd wakker tijdens haar eerste worp bij mij in bed. Toen kreeg ze er
vier. Alles nat en plakkerig. Ik m'n bed uit om de boel te verschonen, want morgen
vroeg weer op, maar ik moet wachten.
Bep maakt er een leermomentje van en zet eerst 'gezellig' een pot thee voor op bed.
Daarna kijken we hoe Poes de moederkoek verorbert en d’r kroost schoon likt,
terwijl ma verteld wat we toch al zien.
Hier op de Heereweg heeft Poes een keer bij het vollopen van de kerk
zondagochtend, ook alle aandacht op zich weten te vestigen. Op het grasveld voor
de kerk liet ze zich uitgebreid nemen, Poes in het midden, 5 krolse katers er
omheen. Kerkgangers lachen.
Maar goed, we hadden natuurlijk ook allemaal onze eigen, favoriete kat of poes.
Die van mij
was zwart en had ik genoemd naar Marly Knoben, danseres bij het Nederlands Dans Theater. Maar op een gegeven moment werd Marly dus vals. Ze kreeg overal kale
plekken en had geen haar meer op d’r staart. Als je de trap naar boven nam, lag
ze op de overloop in een hinderlaag onder de kast en viel je meteen aan zodra je
ook maar één stap verder zette. Twee keer tot bloedens toe had ze m’n tenen
opengehaald en niet alleen bij mij.
Dus toen vonden Dirk en ik op een ochtend in
de achtertuin de kale staart van Marly met een schaar ernaast. De afgelopen
nacht was vader, bij ons achter op het bruggetje naar het klooster gelopen en
had Marly in een verzwaarde zak, naar de bodem laten zinken. Het ging niet echt
goed toen die het valse beest in de zak probeerde te krijgen.
Poes haar laatste wapenfeiten waren aandoenlijk. Op ons vorige adres in de
Poelpolder nam ze wel eens een vogeltje mee, maar hier op het platteland
verraste ze ons met heel wat grotere prooien. Stond ze een keer bij de
achterdeur te miauwen, want ze had een vrije doorgang naar de bijkeuken nodig,
maar waarvoor? In de bijkeuken bleek dat ze een haas had gevangen die al voor de
helft door het katte luik naar binnen hing. Die moest van Poes verder naar
binnen en dat deed ze vervolgens door heen en weer te lopen tussen binnen en
buiten. Buiten werd er geduwd en binnen getrokken. Toen het gevaarte erdoorheen
was, had ze het beest binnen de kortste keren open gescheurd en was haar kroost
er in gekropen om zich tegoed te doen aan de ingewanden van de haas. De reiger
die ze wat later te pakken had is door pa op de koelkast gelegd, z’n lange nek
en snavel hingen slap naar beneden. Gestold stroompje bloed op de witte
koelkastdeur.
Iedereen een ijsje? Poezen ook! foto uit de Kievitstraat nog.
Maar na ons eerste jaar op de Heereweg krijgen mijn broer en ik allebei een
gezwel bij ons oor. Bij Dirk viel het mee en verdween de bult vanzelf. Ik had
een week met pijnlijke onderzoeken in het ziekenhuis. Daarna werd ik nog een
week opgenomen in het Diaconessen Ziekenhuis in Leiden. Mijn lymfeklier is
ontstoken en opgezet bij mijn rechteroor. Dat kan een reactie zijn van het gif
dat nog in de nagels van jonge katjes zit. Wij lieten de beestjes helemaal tegen
ons opklimmen en onze benen, armen, en handen zaten onder de katten schrammen.
De lymfeklier moest er dus uit. En die neus van mij kwamen ze achter, moest ook
verbouwd worden omdat ik niet genoeg lucht naar binnen krijg aan de linkerkant.
Als ik 18 ben of ouder is dat pas mogelijk.
De tijd in het Diaconessen Ziekenhuis Leiden was, afgezien van de pijn, een
heerlijke rustige week.
Geen school of training én niet thuis. Van de drie eerste dagen in de hel, zware
hoofdpijn en liggen kermen van de pijn hoorde ik achteraf, heb ik alleen nog een
vaag beeld: Bep die naast me zit en m’n mond steeds vochtig houd met een
washandje, omdat ik nog niet mag drinken. Ik heb geen puf om bah, te zeggen want
het was smerig. Maar daarna was het één grote vakantie voor me. 'Kruistocht in
spijkerbroek' gelezen van T. Beckman. s’ Nachts de zuster bellen als er iets ging
piepen bij Phillip. Ik lag op een zaal met nog twee andere jongens. Gerrit, een
boerenjongen en Phillip de Wachter uit Sassenheim. Ik vond het reuze gezellig. We
hebben veel lol gehad. Ieder met z’n eigen beperkingen natuurlijk.
Gerrit was al snel weer weg. Phillip was aan het bed gebonden met Cystic Fibrose,
taaislijmziekte. Hij sliep elke nacht in een plastic tent waar de lucht in werd
gereguleerd. Wat moet hij het benauwd hebben gehad. Om de zoveel tijd moest hij
“losgeklopt” worden. En het slijm uit zijn luchtpijp geslurpt.
Ik was veel te druk voor hem. Toen de naweeën van de narcose uitgewerkt waren
bij mij, ging ik er al weer vol tegen aan. Phillip was totaal verzwakt, maar we
hebben wel gelachen. Zijn broertje lag hier ook op de kinderafdeling, een paar
kamers verder in isolatie. Met hem ging het een stuk slechter. Hij is jong
overleden. Voor Phillip was het uitzicht net zo.
Na een paar dagen mogen er nu met moeders goedkeuring mensen bij me op bezoek
komen. Sandra t.B. en José d.N. twee meiden van school wisten niet wat ze
meemaakten. Achteraf hoorde ik van hen dat Bep ze op stond te wachten bij de
ingang van mijn afdeling, de bezorgde moeder. Met een serieus gezicht drukte ze
hen op het hart toch maar een beetje uit te kijken met me. Ik had het zo zwaar
gehad. Maar eenmaal bij mij op de kamer, bleek ik springlevend en was er niets
te merken van een zware operatie of tragisch herstel. Ik vond het hartstikke
leuk dat ze er waren. Sprong mijn bed uit en zette de twee meiden erop. “Weet je
wat dit bed allemaal kan?” Vroeg ik ze.
Waar ik niet op gerekend had, was dat tante Marga onderweg was. En die moest ook
eerst langs Bep natuurlijk. Ik bezig met José en Sandra op bed, omhoog en weer
omlaag, schuin met het hoofdeind omhoog en weer andersom met het voeteneind de
lucht in. M’n eigen pneumatische, hydraulische kermisattractie. We hebben ons kapot
gelachen. Maar toen tante Marga binnen kwam lopen wist ook zij niet wat ze zag.
Ze had net als José en Sandra van Bep gehoord dat ik er erg aan toe was. Hier
bij mij zagen ze dat er niets aan de hand was en dat ik alle plezier van de
wereld had. Tante Marga stamelde nog iets van: “Moet je niet een beetje rustig
doen?” En hup, daar sprong ik alweer m’n bed af om de meiden mee te nemen naar
de ontspanningsruimte. Even laten zien wat ik had zitten kleien. Tante Marga
verschijnt na een minuut of wat in de deuropening om te zeggen dat ze maar weer
eens op huis aangaat.
Voor Bep was het natuurlijk één groot drama. Zij leed hier natuurlijk het meest
onder en maakt het
daarmee allemaal erger dan het is. Ze vertelde iedereen dat ik kanker had en op de
kinderkankerafdeling van het ziekenhuis lag, laat maar zeggen: het eindstation
van alle uitbehandelde kinderen.
Mij werd in het ziekenhuis over de kattenkrabziekte verteld. Over het gif in de nageltjes van net geboren katjes,
dat er na gekrabd te zijn voor zorgt dat de lymfeklieren kunnen ontsteken en
opzetten. En aan jonge katjes hadden we thuis geen gebrek. Wordt zo’n lymfeklier
verwijderd, dan zorgt je lichaam zelf voor vervanging.
Maar thuis werd ik
geconfronteerd met een moeder die meer aandacht kreeg, omdat ze een kankerkind
had. Het maakt niet uit in wat voor ellende je zit, mamma melkt haar
moederverdriet dramatisch uit. Geen rust of tijd om ziek te zijn, mamma heeft
haar moederpijn. Ik weet ook niet waarom ze hier blijft rondhangen, van mij mag ze naar huis. Ze
doet alsof ze me verzorgt, maar ik kom hier niets te kort. Als ik te weinig
interesse toon, gaat ze gewoon spelletjes zitten doen met de andere jongens die
hier liggen.
De locatie van onze nieuwe school was naast Den Haag CS. Vanaf het station hoefde je maar één halte met de tram naar Ternoot. Daar stapte je uit op de Juliana van Stolberglaan. Het is lekker weer en als ik de eerste schooldag de binnentuin van het Conservatorium instap om m’n brood te eten komt er een nieuwe leerling naast me zitten. Rob zat eerst op tapdansen ergens anders in Den Haag, maar nu wil hij net als zijn zus ballet gaan proberen. Hij is net als zijn zus ook helemaal gek van Kiss maar zij is rigoureus gekapt met ballet en nu punk aan het worden. Rob neemt me een paar weken later mee naar de studio, waar we ook koor hebben en het grote orgel staat, doet een cassettetape in de recorder en laat muziek die hij van zijn zus kent door de ruimte knallen:
Bombing cities pulling switches
We won't do your dirty work
Making death is full employment
We won't do your dirty work
Bombing cities bombing people
While you eat your dirty meal
We won't serve you at your table
Screw your dirty deal
We won't make your dirty weapons
To defend your dirty law
All that's left is dirty water
Watch the automatic door
We won't clean the dirty basin
Blood that sticks to stainless steel
We won't do your dirty washing
War machine is bloody real
Contribution to appeasement
Pay the economic whore
Flesh and blood on dirty linen
All that's left is dirty air
We won't make your dirty weapons
To defend your dirty cause
All that's left is dirty water
We don't want your dirty war
(Poison Girls, "Dirty Work" album: 7 Year Scratch. 1984.)
Door de toestroom van nieuwe jongens dit jaar, komen er aparte jongensgroepen
en krijgen we nu, in tegenstelling tot de meiden, ook krachttraining.
Je moet ze straks wel op kunnen tillen bij 'Pas de
Deux'.
Maar meteen bij de eerste krachttraining scheurde ik al mijn
Gluteus Medius, een pees aan de heup. Zonder beschermende matten op de grond,
zette de kersverse krachttrainer ons aan een spelletje 'elkaar onderuithalen'
vanuit de push-up stand. Ik kreeg Gerard M. voor me.
Gerard was ouder en sterker
en die liet zich geen enkele keer onderuithalen natuurlijk. Vier keer op links
terechtkomen was genoeg om de boel te laten scheuren. Ik heb de hele dag krom
gelopen. Na de laatste les en het douchen wacht ik tot iedereen waar ik mee reis
klaar is om naar huis te gaan. Maar door de pijn hink ik er achteraan.
Toen ze merkten dat ze de trein gingen missen begonnen ze allemaal te rennen.
Dat was niet meer bij te houden voor mij en ik zag iedereen uit het zicht
verdwijnen. En men verweet mij dat ik niet collegiaal genoeg was?!
De afdelingen zo goed als verlaten. Ik kon amper de zware deuren openduwen
terwijl alle lichten om me heen al uitgingen. De reis terug duurt een uur langer
omdat ik na de trein ook de bus nog voor mijn neus zie wegrijden in Leiden, want
rennen lukt me niet. Jankend strompel ik uitgeput over de drempel van de
achterdeur naar binnen. En wat zeg jij dan? “Ga anders even boven liggen met wat
ijs erop tot het eten klaar is!”
Ik zeg dat dat een beetje te laat is, ik loop er al mee sinds de eerste les
vanmorgen, elf uur geleden.
Eén saridon genomen en de volgende morgen gewoon weer naar school.
Elke training moet ik er nu aan de kant bij blijven zitten en één keer per week,
in de avond na alle lessen nog in behandeling bij de fysio en aan de ibuprofen.
Ik was langer dan een maand uitgeschakeld. Maar eenmaal hersteld duurde het niet lang of er werd me alweer verzekerd, dat als ik
me met dansen niet “compleet uit de naad zou werken” moederlief desnoods in de
studio achter me kwam staan, om me vooruit te tráppen. “En ik wil dit jaar niks
meer over blessures van jou horen of wat dan ook, versta je me?! Dan zullen we
er eventjes voor gaan zorgen dat je die opleiding háált!”
Maar ik heb er toch nooit om gevraagd?
Denk je dat ik het nu wel leuk ga vinden, als je zo agressief doet? Hoop je dat
als je me bang maakt, dat ik dan wel mijn best ga doen? Dit mens is gestoord,
heeft ze nou echt totaal geen gevoel? Had je liever een dochter gehad? Hoe denk je dat het is om in de
afgedankte kleren van kinderen uit de buurt te moeten lopen? Oh, weer een
vuilniszak met kleding uit de buurt van de rijke shell-kindertjes en dan met een
t-shirt naar school gestuurd worden waar 'Marloes' op staat? “Wat? Het zijn toch
mooie letters?” Zeg je dan. Echt een verschrikkelijk mens ben je, ik loop gewoon
voor lul. Die meisjesfiets! Met sinterklaas de “Lone Ranger” cowboy
jongenspop krijgen. Waarom? Om aan en uit te kleden?!? Die had niet eens een piemel
tussen z’n benen en meteen de eerste keer dat ik hem helemaal had uitgekleed,
kreeg ik z’n broek niet meer terug aan en paste hij z’n laarzen niet meer. Nadat
ik hem op m'n eigen piemel had gezet en voor de spiegel heb staan lachen, was ik
er wel klaar mee met deze slechte kopie van een man. Hij had ook nog
een plekje op z’n rug dat je in kon drukken, waarna de rechter arm omhoog schoot
en een onvervalste Hitlergroet bracht. Leuker werd het niet.
Ik haat mezelf, altijd maar doen alsof ik ze heel dankbaar ben voor alles.
Foto uit de Kievitstraat nog.
Maar dan ook nog al die jaren dat balletgedoe, blokfluitles, pianoles. Lekker
bramenjam met mamma
maken en vlierbessenlimonade, of gezellig een middagje leren breien.
“Hé Eus? Dan gaan we morgen als je vrij hebt lekker met z’n tweetjes winkelen
op de Kanaalstraat, voor je verjaardag!” Ja moeder, naar winkels die jij leuk
vindt dan toch zeker? Sta ik met je in een meisjeswinkel: geurkaarsen, zeepjes,
knuffelbeesten, fotolijstjes en wenskaarten, echt een wijvenparadijs. Mag ik van
jou een mooie balletposter uitzoeken. Wat een verschrikkelijk, ongezellige
kutdag, zeg. Alsof ik godverdomme je dochter ben. Wat moeten de mensen wel niet
denken. Kijk dat moederskindje.
Ik kan zo wat vrienden bedenken die maar wat blij geweest zouden zijn met alle
aandacht van zo’n vrijgevochten vulva als jij, maar hier verschrompelen mijn
teelballen van. Wat voor figuur wil je van me maken? Ik heb er geen enkele
moeite mee
dat ik misschien alleen maar homo ben, maar jij maakt zowel een mietje als
een irritante relnicht van me.
En dan die verschrikkelijke smaak ook wat betreft onze
kleding. Nooit zelf mogen kiezen.
Al die sandalen. Helemaal onwel word ik van je “blouse met spencer en broek met
hoogwater” combinatie waarmee ik naar school gestuurd werd. Mensen kregen gewoon medelijden met me: “Ja, je moeder zoek je niet uit Eugène” zei José
de Nobel op de openingsavond van het nieuwe Conservatorium.
De nieuwe wervingsposters voor de dansvakopleiding. Studio 3.
v.l.n.r.: Eugène, Ruben B., Theo B., Rob S., Tom S., Boudewijn H., Ernst P.,
Kees P. en Norbert T.
In de Kees van Baarenzaal verklaarde prinses Beatrix, nog voor zij koningin
werd, onze school met één slag op de grootste gong die er was, voor geopend.
Ballet is zwaar. Om je tot betere prestaties te bewegen blijven ze maar trappen,
duwen, slaan, stompen, prikken en knijpen.
Alles in je lijf moet constant
aangespannen blijven, elk lichaamsdeel moet zich ook nog onafhankelijk van de
rest van het lichaam, vrij kunnen bewegen.
En dan dat geschreeuw de hele tijd. Iedereen die danst kent de vernederingen,
zoniet zelf ondervonden, dan wel gezien bij anderen.
De competitiestrijd onderling. Bij leerlingen
heerst de afgunst en verpest jaloezie de sfeer.
Geknakte ego's, als dromen niet
uitkomen. Heb je geen spierpijn, dan heb
je ook niet hard genoeg gewerkt. En altijd overtuigend blijven lachen, want
niemand mocht natuurlijk zien dat het je moeite kostte, het was thuis al jaren
niet anders.
Waarom blijf ik zo vrolijk meedoen met alles en iedereen?
Maar toch, de leraren en leraressen waren stuk voor stuk ontzettend aardige
mensen, wat hebben die een geduld met me gehad.
Het eerste jaar was ook niet zo
prettig natuurlijk. Maar het lijkt wel of ze me al die jaren daarna hebben
ontzien.
Wim Vreeken was de leraar waar we de eerste twee jaar les van kreeg. Zag je in de stad een Fiat 500 rijden met open dak waaruit de
helft van een baskoffer naar buiten stak, dan wist je dat het meneer Vreeken
was. Zijn zoon speelde contrabas en als hij mee naar school reed, moesten ze het
dak openzetten omdat dat ding alleen verticaal meekon. Hanneke Berlage ging in
het nieuwe gebouw in 1980 met ons verder. Daarna een jaar van Raiko Pakaski die
als twee druppels water op de Palestijnse Leider Yasser Arrafat leek en Duits
sprak. Vervolgens
een jaar van Iwan Kramar, een reus van een Kroaat, die ons liet zien hoe je tegen
de muur op naar het plafond kan rennen. Het laatste jaar hadden we Robert Fisher.
Dus elke dag klassiek, twee keer in de week caractère van Tom Bosma (Wat ik het
leukst vond.) en één keer in de week modern van Hanna Samson. Hanna leert me hoe
ik controle krijg over m'n ademhaling.
Allen streng, maar
rechtvaardig. Met hen vergeleken was tante Marga een lieverdje.
Streng, maar met een onuitstaanbaar gemis aan empathie of mededogen laat staan rechtvaardigheid, was hoe het er bij mij thuis aan toe ging. Elke dag kwam ik thuis bij mensen die ook nauwelijks begrepen wat het allemaal inhield. Bep dacht met mij te kunnen zwijmelen over de sprookjesachtige balletwereld die ze van tv kent. Voor mij was het geen sprookje maar hard werken: En hij leefde nog lang ongelukkig.
Het is zaterdag en deze middag komt de bloemencorso weer langs.
Nu hoeven we niet helemaal vanuit de Poelpolder meer naar de Heereweg te lopen
en we nodigen mensen uit om bij ons de parade te bewonderen. In dit huis zitten
we nu op de eerste rij hier.
De voorbereidingen voor de corso beginnen in de Bollenstreek al wat maanden
eerder natuurlijk.
Bij opa en oma K. ontwerpen ze ook nog elk jaar een bloemenmozaique. Die word
dan weer in de voortuin tentoongesteld en de mooiste worden beloond door een
commissie die de hele streek doorgaat. De wagens voor de corso worden in de
grote Hobaho hallen in Lisse in elkaar gezet, opgetuigd en volgeprikt.
Vrijdagnacht vertrekken die dan naar het startpunt in Haarlem.
De eerste corso was klein en reed heen en terug van Hillegom naar Lisse. Later
kwam Voorhout erbij en in de jaren zeventig werd Haarlem pas het vertrekpunt en
Noordwijk aan Zee het eindpunt. Zaterdagavond en zondag kun je ze daar dan nog
bewonderen, alle wagens verspreid over de boulevard en mooi uitgelicht.
Straks komen er naast wat familie en Ton C. met z'n vrouw en de kinderen, ook
nog een koppel dat net twee Vietnamese mensen in huis had opgenomen.
Bootvluchtelingen die nog nauwelijks waren bekomen van hun traumatische avontuur
op zee richting het vrije westen.
Als onze gasten arriveren loopt ook de Heereweg langzaam
aan vol met dagjesmensen.
Bussen uit heel Europa parkeren langs de route waar ze maar kunnen.
We zitten in april en het kan nog wat fris zijn deze tijd van het jaar, dus de
salon zit vol.
Pas als we de fanfare aan horen komen, gaan ook wij naar buiten en iedereen
verspreid zich. Sommigen gaan de tuin in of naar de straatkant toe. Moe staat met gasten op mijn balkon aan de voorkant te zwaaien en Dirk is met
Marcel, de zoon van Ton C., bezig op zijn eigen balkon.
Ik loop ondertussen foto’s van alles te maken en zie Marco langs komen met z'n
fanfare corps.
Maar als de eerste vier praalwagens en de fanfare voorbij zijn, ga ik terug naar
binnen want het waait stevig.
Binnen zie ik dat ze het op het balkon boven ook
niet meer uithielden, want de meesten mensen zitten weer in de salon.
Drankjes en hapjes voor iedereen en gestuntel in de communicatie met de
bootvluchtelingen. Ze krijgen natuurlijk de fotoalbums te zien.
En verhalen te
horen over ons vrije landje en wereldvrede.
Dan zien we boven de gordijnen van onze serre, ineens allemaal rook langzaam de
salon binnen komen.
Nog niet echt in paniek proberen pa en ma zicht te krijgen op de situatie. M'n
broertje zat nog met Marcel op het balkon, wat zijn die jongens aan het
uitspoken?
We gaan even polshoogte nemen. Boven op Dirk z'n kamer zien we ze net van
het balkon af weer naar binnen komen met z'n tweeën. Ze lopen heen en weer met
glaasjes water en proberen de boel te blussen.
Als we op het balkon gaan kijken, zien we dat de harde wind precies op een hoek
staat waar rook uit komt. De jongens staan ons schuldbewust aan te kijken en
verklaren dat ze het warmer wilden maken op het balkon en dachten dat een
vuurtje veilig kon in de waterafvoer. Ze wisten niet dat daardoor de
dakbedekking ging smeulen en smelten en dat de sterke wind het aanwakkerde tot
een vuurtje. Als we niet opschieten staat zo het hele huis in de fik. Je ziet de
vlammen er niet uitslaan maar het zit dus tussen de plafonds en er is een grote
rookontwikkeling.
Voor mij overtrof dit wel de ellende, die ik m'n ouders al had bezorgd. Hier kon
ik niet tegenop met mijn slechte schoolresultaten en al het gejat.
M'n broertje die het huis in de fik zet. Als dit niet tot strafvervolging leidt.
Brandweer gebeld en over op crisismanagement.
Bij ellende veroorzaakt door anderen, is moe altijd degene die met een glimlach
de chaos trotseert. Want die in haar hoofd is altijd nog groter dan de realiteit
van alle dag. Ze zorgt ervoor dat er geen paniek ontstaat bij de gasten. De
auto's naast ons huis moesten worden verplaatst om ruimte te maken voor de
brandweerwagen. Iedereen vlucht naar buiten en we verzamelen in de achtertuin.
Daar kijken we toe hoe ons huis langzaam aan verdwijnt in de rook.
Op de Heereweg is inmiddels de hele corso stil komen te liggen, omdat de
brandweer er doorheen moest.
Als die er zijn beginnen ze meteen met het slopen van het balkon en uit de
achterdeur waar ze in en uit lopen, komt nu ook allemaal rook. Mensen van de
rijkspolitie die normaal de corso begeleiden staan ons bij.
De bootvluchtelingen wisten niet wat ze meemaakten. Van het ene drama in het
andere.
Fotoalbums werden naar buiten gebracht, belangrijke papieren veilig gesteld. In
de bijkeuken stond nog een doos met net geboren katjes.
Er viel een gat in de parade van een half uur. Gelukkig waren ze op tijd en was
er uiteindelijk meer schade door rook, dan door brand. Even later als de hele
optocht weer langzaam in beweging komt, laten alle tambours maître hun korps
voor ons huis op de plaats marcheren, om te zien wat de reden was voor de
vertraging en het oponthoud. Doorspelen terwijl ze allemaal naar links gluren.
v.l.n.r.: Brandweermannen slopen serre om bij vuur te komen,
ik vertel de brandweer bij de achterdeur dat er nog jonge katjes in de bijkeuken
staan,
ik kijk met 2 vrouwen van de rijkspolitie naar de katjes die het hebben
overleeft.
De straatkant waar twee brandweerwagens staan en de rijkspolitie
op de motor de corso weer langzaam opgang laat komen.
Helemaal rechts een stukje van ons huis. Helemaal links, auto met bloemstuk van
2 meter hoog.
De verkeerslichten zijn weggehaald zodat de corsowagens er onderdoor kunnen.
Maar dan die reactie van pa en moe naar de jongens toe.
Ik ben niet jaloers op m'n broertje. Ik benijd hem ook niet. Hij komt uit
dezelfde verschrikkelijke vrouw. En het is me natuurlijk ook al jaren duidelijk
dat alles wat er bij mij niet goed ging, bij hem wel aansloeg.
Dirk is altijd de voorbeeldige zoon geweest. Nooit een schooljaar over hoeven
doen. Die heeft ons pappa en mamma nooit teleurgesteld.
Na onze verhuizing naar de Heereweg, heeft hij een tijdje heimwee gehad en miste
die zijn oude buurt, terwijl we gewoon in het zelfde dorp zijn blijven wonen.
Bij pa en moe heerste er alom begrip en werd hij getroost om het verlies van de
wereld die hij in de Poelpolder kende. Het is hartverscheurend. Voor mij net zo.
Na de ontvoering uit Moederheil, was er voor mij geen enkel begrip. Ik ben in
Breda volgens haar alleen maar ontzettend verwend geweest en moest hard
aangepakt worden, omdat ik slecht naar haar luisterde. Dirk kan gewoon op de
fiets stappen en terug naar zijn oude buurt. Over waar ik wel eens naar terug zou
willen, is nooit meer gesproken.
Ook nu, na de brand, word hem meteen alles vergeven. Ze doen er echt alles aan
om er voor te zorgen dat hij hier geen trauma aan overhoud. Geen kruisverhoor,
geen boze blikken of gevloek, één en al compassie.
Mij zou het m'n hele leven worden nagedragen. Het zou de zoveelste bevestiging
zijn dat ik niet wil deugen.
En dit geld voor zoveel andere dingen. Voor we op rijles gaan, krijgen zowel
Dirk als ik de kans om met pa op de bijrijderstoel een beetje te oefenen met
onze Renault 5. Er zijn leuke locaties waar je ongestoord je gang kon gaan. 's
Avonds op de uitgestorven en schaars verlichte parkeerplaatsen bij het strand
van de Langevelderslag bijvoorbeeld. Nu parkeert pa de wagen naast onze oprit,
met de neus richting de parkeerplaats achter de kerk en ik mag het overnemen.
Maar Bart heeft er na mijn eerste poging en zijn net op tijd ingrijpen, al geen
fiducie meer in dat het met mij ooit wat zal worden. Ik was niet serieus, want
ik vond het leuk en zat te dollen met Dirk die op de achterbank zat, waardoor ik
bijna het kerkhek eruit reed. Bij Dirk ging dat jaren later natuurlijk veel
beter.
Ik heb dus ook nooit rijles genomen, of een rijbewijs gehaald.
Frank Veenstra onze geschiedenisleraar geeft goed les. Hij laat de klas 'Il
Conformista' zien van Bernardo Bertolucci uit 1970, 'De Conformist'.
Ik begrijp
ineens mijn verleden wat beter en mijn positie in de wereld. Ik heb me sinds
Moederheil ook jarenlang moeten conformeren aan hun manier van leven. Maar ook
aan alle anderen die ik tegenkwam, opdat ik niet buiten de boot zou vallen. Ik
begrijp dat als ik niet vol voor Bep, Bart en Dirk thuis ga, het alleen maar kan
leiden tot een confrontatie. Anders kom ik met mezelf in conflict.
Dat is ook precies wat er met me gaat gebeuren, ik loop helemaal vast, want ik hou niet van ze.
Ik heb het echt geprobeerd, hoe lief en grappig ik ook doe, het wordt er niet gezelliger op.
Ik blijf de gebeten hond. De domme, onverantwoordelijke, achterbakse bastaard
die ze blijven schoppen.
De uitvoeringen/optredens en het ernaartoe werken waren de leukste periodes
op school. Helemaal als we gevraagd werden voor een productie van een van de grote
gezelschappen van het land. Het Nationaal Ballet en het Nederlands
Danstheater. Dan voelde je je toch een beetje deel van het gezelschap, ondanks
dat je maar figureerde.
Bij het Nederlands Danstheater hadden ze in de week van 21 t/m 27 maart 1979 kinderen nodig voor een
choreografie van Jiri Kylian: 'De Kinderspelen'.
Op muziek van Gustav Mahler: Kindertotenlieder. Moderne choreografie, iedereen
dansend in wit ondergoed, met ons de kinderen die er tussendoor bewogen.
Stil
liggen en op momenten met z’n allen heen en weer hollen. De dansers werkten met
ladders die onder andere gebruikt werden om er vierkante kinderbox gelijkende
hokken mee te vormen. De ene keer vol met dansers, de andere keer vol met
kinderen. Hier zie ik Marley Knoben elke avond dansen.
Omdat de plek op het
toneel waar ik lig, gedeeltelijk in de rook gezet wordt tijdens de voorstelling,
krijg ik van haar een seintje als ik weg moet duiken voor één van de ladders die
er neer zal komen. Wat een leuke week was dit. Elke avond een ander theater en
laat naar bed.
Ik heb toen ook een nacht bij een
collega van Bart, in de buurt van school gelogeerd, heel toepasselijk aan het Wageningen
plein in Den Haag.
Nog nooit ben ik zo dicht bij het wereldnieuws geweest.
Bij het krieken van de dag loop ik even naar de bakker op het Westeinde en als
ik de straat inloop scheurt er met een rotgang een wagen langs me heen: Corps
Diplomatiek. Bij de bakker die zich tegenover de ambassade bevond, hoorde ik dat
het ging om de Engelse ambassadeur waar net een aanslag op was gepleegd. Hij
werd door zijn chauffeur naar het ziekenhuis gebracht. Ik vertel het op school
en iedereen krijgt met het radio journaal van 11 uur de bevestiging van mijn
verhaal. De 58-jarige ambassadeur Richard Adam Sykes en zijn 19-jarige bediende
Karel Straub zijn tijdens een terroristische aanslag beschoten op het terrein
van zijn ambtswoning Het Spaanse Hof, aan het Westeinde in Den Haag. Ze hebben
het niet overleefd.
Jaren later zal pas met zekerheid gezegd kunnen worden dat het (verboden) Ierse
Republikeinse Leger er achter zat.
Met het Nationaal Ballet hebben we een keer een week in het Circustheater in
Scheveningen gestaan als figurant in 'The Sleeping Beauty' een avondvullend
sprookjesballet. Bep, Bart en Dirk waren al op vakantie en ik had het hele huis
voor mezelf alleen. Dat was natuurlijk elke avond na de voorstelling lekker in
bad. Uitslapen en in de middag naar het strand bij de pier, daarna eten op het Kurhausplein en
terug naar het theater, voor een warming-up op het toneel. Op de deur van de kamer
waar we geschminkt worden, staat met krijt nog de naam van Herman van Veen, die
was hier voor het Nationaal Ballet met z'n shows.
Voor dit sprookjesballet kregen we ook pruiken op. Op het toneel stond ik dan als
lid van de hofhouding met Véronique Kruijswijk aan mijn zijde achter de koning,
die tijdens de uitvoering de hele tijd schunnige grapjes rond strooide. Anderen
hoorde je dan weer praten over wat ze s’avonds voor groenten bij de aardappels wilden.
Het kostuum dat we hier aangemeten kregen, was bijna net zo zwaar als ikzelf. Zo
gelachen deze week.
Deze week kwam ik er ook weer achter wat inhaleren was. Zittend in de trein onderweg
naar Den Haag merk ik ineens, dat ik rook heb ingeademd.
Helemaal content met m’n progressie, rook ik die dag en avond na de
voorstelling zoveel, dat ik er s’nachts niet van kan slapen. Elke keer als ik
languit wil gaan liggen, word ik kotsmisselijk maar ik kan niet overgeven en
moet uiteindelijk zittend slapen. Doodmoe meld ik me de volgende dag weer in het
Circustheater.
In Utrecht was een keer een 'Dag van de Dans' manifestatie in Vredenburg, waar allemaal
dansscholen uit Nederland hun kunstjes lieten zien.
Ik was de hele dag
verkouden. M’n neus al kapot van snuiten in wc-papier en zonder bril het toneel op. Verschrikkelijk zware dag.
Maar door het polygoon filmpje voelde ik me wel
opgenomen in de vaderlandse geschiedenis.
In een polygoon filmpje over het Conservatorium, met de commentaarstem van Philip
Bloemendal, werd ook een foto van mij getoond.
Die foto ontstond spontaan, toen ook de groepsfoto voor de nieuwe auditieposter
bij ons op shool werd gemaakt.
George Fatauros fotografeerde veel van dit materiaal. Als Tom Bosma met George
in overleg gaat over een volgende foto zien ze mij springen.
Die sprong wilde ze dus en toen werd het vermoeiend. Eerst vijf keer zoals ik
het al deed. Toen nog evenzoveel keer met m'n voeten in een andere positie. Wat
had ik een spijt van mijn spontane inbreng.
links: José de Nobel en ik op het toneel. (De vingers van mijn linkerhand staan
te ver uit elkaar)
rechts: Boudewijn H. (met ingedraaide benen en verkeerde rechterhand) en ik met José de
Nobel (ongemakkelijk) op onze
schouders in studio 3.
Ik krijg er wel meer zin in en vind caractère veel leuker dan klassiek, maar
er echt voor gaan? Dat zie je alleen bij de andere leerlingen.
De meesten hebben
er toch wel zelf voor gekozen, schijnt. Ik houd me nog steeds aan de exercitie die
moeder toen voor me uitstippelde.
Voor mij was het een vlucht van huis en haar. Bep’s “Hij
kan het toch proberen?” Duurt alleen een beetje lang. Zelfs mijn slechte
vorderingen zijn geen punt om het roer om te gooien en verder te kijken.
Ik ben al die jaren hier toch een beetje het slechte voorbeeld geweest, waar
iedereen op neer kon kijken.
Zie op school ook wel iedereen excelleren en uitgroeien tot gedreven dansers en
virtuoze musici. Maar ik wil nog helemaal niet aan die volwassen wereld denken.
Ik moet toch echt eerst van haar af zien te komen, voor ik aan een toekomst of zoiets kan
beginnen. Als ik daar nog zin in heb dan.
De pesterijen waar ik in de brugklas nog last van had, werden minder toen ik het
eerste
jaar over moest doen en in een klas terecht kwam waar ik de oudste was.
Hier kon
ik me wat beter staande houden en iedereen met gemak overtroeven. Nam iemand een
bedenkelijk standpunt in, liep iemand de boel een beetje te provoceren, dan ging
ik daar extreem grof overheen.
Het verbaast me nog steeds dat ik daarmee bij mensen het bloed onder de nagels
vandaan haal. Dat ze niet doorhebben dat ze zelf begonnen.
Marcel A., van het eerste jaar in de brugklas, kon er niet tegen. Fred v. S.,
trompettist, kon ook ineens agressief uithalen en liep zelfs rood aan als hij
mij hoorde.
Ik heb vaak moeten rennen voor mijn belagers. Ook voor Fred v. S.
Na de lunchpauze toen iedereen voor z'n leslokaal op de leraar stond te wachten,
werd Fredje ook ineens ontzettend kwaad over iets wat ik zei en zette de
achtervolging in. Ik ben de hele school door gerend om aan hem te ontkomen. Dat ik de trappen in
één keer kon nemen met een grote sprong was mijn redding, Fred durfde alleen
tree voor tree. En ik ben blijven rennen tot het moment dat de deur van het
klaslokaal openging en
ik snel langs Peter Muller naar binnen kon schieten.
Nana Hertogs, de nieuwe pleegzus/dochter die bij ons komt wonen is, net zoals
Anita uit de Kievitstraat, een zigeunermeid.
Ze is een vurige, fatale, stevige
onruststoker.
Als ze geen zin had om na het eten mee af te drogen, maar door Bep
teruggestuurd werd naar ons in de keuken, begon ze alles wat ze van het
afdruiprek pakte kapot te gooien, net zolang tot ze weer weg gestuurd werd.
Ma is altijd pertinent tegen elke vorm van relatie tussen haar zonen en één van
de pleegkinderen geweest, dus Nana pakte ten lange leste uit pure wanhoop, zelf
maar mijn hand om op haar borsten te leggen. Als ma er maar niet achter komt.
We hebben een keer met z'n tweeën meegedaan aan een danswedstrijd, georganiseerd
door de 'Welkom' in de Bondstraat.
Het was er zo druk, dat je nauwelijks kon bewegen, laat staan dansen. Tot mijn
ontsteltenis werd ik al na de eerste ronde weg gestuurd en terwijl Nana lekker bleef door
dansen en sjansen, vluchtte ik zo snel mogelijk, de kolkende massa uit naar buiten toe.
Het is er veel te koud en ik had geen jas bij me.
Opgefokt en beledigd door de
afwijzing net binnen (Ik van het Conservatorium, kon niet eens winnen van de
hossende boeren in z'n dorp?) kruip ik het granieten bushok in en als ik een krant zie
liggen, pak ik m'n aansteker en zet er de fik in om mijn handen te warmen. Op
hetzelfde moment gaan er 20 meter verderop, vanaf de parkeerplaats van de
pastores, twee grote lichten aan en een politiebusje komt met een rotvaart op me
af. Ze rijden me klem in een hoek van het bushok. Wat is er toch weinig nodig om
indruk te maken hier.
Nana kletst ook lekker met Bep, of andersom?
Daar kwam ik achter toen ze me een
keer apart nam en informatie met me deelde waar ik helemaal niet op zat te wachten.
Ze had van Bep gehoord wat er was gebeurd in m’n eerste jaar op het Conservatorium, met Tialda en de andere meisjes.
En ze vraagt mij vervolgens: “Hoe heet die man die dat meisje uit jouw klas heeft
vermoord?”
Ik zeg haar dat het Koos H.
was.
Dan, een beetje beschaamd: “Oehh, Eus, weet je? Wij zijn familie, hij
heet ook Hertogs!”
Ik weet even niet wat ik hier op moet zeggen.
Haar oom, gaat ze verder, was het buitenbeentje in de familie. Een
verschrikkelijke, enge jongen die niet te handhaven was en al sinds zijn jonge jaren
voor heel wat problemen had gezorgd. Langzaam dringt tot me door dat de
moordenaar van Tialda dus Nana haar oom is.
Ik kon het even niet goed met elkaar rijmen.
Er is sinds die dag nooit meer met
mij over Tialda gesproken, op school niet, maar ook Bep is er nooit op terug
gekomen. Niemand is er bij mij ooit over begonnen.
Waarom praat Bep er dan wel
met anderen over? Werd haar in gesprek met Nana ook al duidelijk dat de
moordenaar haar oom
was?
En wist Bep vervolgens dat Nana het mij weer ging vertellen? Ik heb Bep er
niet mee geconfronteerd.
De moordenaar Koos Hertogs zit sinds 1982
levenslange gevangenisstraf uit voor verkrachting, opsluiting en moord op drie
meisjes. Koos Hertogs heeft nooit bekend. Vele journalisten woonden het proces van
Koos Hertogs bij. Uit vrees voor bevrijding of liquidatie lagen er voor het eerst
scherpschutters op het dak van de Haagse rechtbank. Als jongen is Koos zo
onhandelbaar dat hem op 16-jarige leeftijd jeugd-tbs wordt opgelegd. Een
psychiater typeert de Haagse probleemjongere in 1973 als een psychopaat, die in
een narcistische schijnwereld leeft en zich voortdurend immoreel gedraagt. Die
karaktertrekken, schrijft Sytze van der Zee in zijn boek 'Zuidwal' over Koos
Hertogs,
ontnemen hem het zicht op de werkelijkheid. ,,Nooit doet hij het, altijd zijn
het de anderen. Doordat hij geen schuldgevoelens kent, vormt hij een gevaar voor
de openbare orde.'' De psychiater betwijfelt of behandeling enige zin heeft.
https://web.archive.org/web/20070927174415/http://www.aandachtdoetspreken.nl/slachtoffers/mei/TialdaVisser.asp
Dacht ik eerst nog gehoord te hebben dat de martelkamer aan het Buitenhof
lag, waarschijnlijk is de naam die Sytze van der Zee aan zijn boek gaf
'Zuidwal', de locatie waar hij al die meisjes heeft vermoord. Maar ik heb
de grootste moeite om dat te verifiëren.
Koos Hertogs is veroordeeld voor de moord op drie meisjes, maar verdacht van nog zestien andere
moorden.
In de jaren na 2010 zal Peter R. de Vries er een
aantal uitzendingen aan wijden en als er een rechtszaak is over of een
uitzending van hem wel door mag gaan, lees ik in de Volkskrant onder de kop
'Brief van de Dag', een reactie van m'n oude docent wiskunde.
Mijn leven vult zich met gruwelverhalen, ik weet niet goed hoe ik er mee om
moet gaan. M’n dromen zijn ook zo raar, absurd en gestoord. Het is allemaal
moeilijk te doorgronden. Steeds vaker word ik wakker en begint m’n dag met waar
mijn dromen eindigen, chaotisch en gestrest. Een slechte droom kan m’n hele dag
verzieken.
Het hoofdeinde van m’n bed staat tegen een houten wand. De eerste
reflex na het ontwaken in deze voortdurende wanorde is m’n arm die onder m’n
dekbed vandaan schiet en mijn linker vuist die boven m’n hoofd, tegen de houten
wand eindigt. Als ik daarna uit bed stap, ram ik met mijn rechter vuist nog een
keer. Meestal is één dreun voldoende. Temper ik mijn agressie niet, dan ben ik
bang dat ik anderen beschadig. Ik schreeuw het er desnoods uit of trap en vuist
deuren open. Liever een dag mank lopen dan uitvallen tegen de verkeerde.
Keiharde muziek en headbangen helpt ook. Als ik mezelf geweld aan doe ben ik
daarna wat rustiger en geen gevaar meer voor mijn omgeving. Nu ik wiet ben gaan
roken, krijg ik er minder last van. Zwarte Maroc is nog beter, maar zwaar. Dan
ga ik gewoon out. Het voordeel daarvan is, dat ik me mijn dromen niet meer kan
herinneren.
Een van de eerste foto's zonder brilletje.
Het was nogal een omslag in hoe ik mezelf zag.
Van sulletje met een brilletje naar een knappe blonde knaap. Dit bracht me tot
een welverdiende herwaardering van mezelf.
Ik vond mezelf al heel lang heel stom en lelijk, maar met die lenzen zag ik
ineens, of in ieder geval steeds vaker, gewoon een normale jongen.
Hoezeer ik mezelf ook haat, dit getrainde lichaam maakt veel goed. Ik kick op
m'n uiterlijk en op dat wat me tussen de benen is toebedeeld en ben mijn eigen
beste vriend.
Met die contactlenzen gaat het draaien ook steeds beter, die kutbril was me toch een handicap. Tijdens de pirouettes vloog die geregeld van m’n hoofd. Uit frustratie schopte ik hem wel eens de hele studio door en bij uitvoeringen moest die dus altijd af waardoor ik minder zag. Met lenzen kan ik me nu veel beter focussen en draai er met gemak acht.
In mijn laatste jaar op het Conservatorium komt Claudio Bartolozzi er als
nieuwe bij. Zijn ouders zijn naar Amerika vertrokken (iets met de belasting).
Hij is hier gebleven omdat ie, na een jaar bij het Scapino Ballet in Amsterdam,
verder wil met dansen. Ik zie hem nog de trap afkomen richting de garderobes.
Wat lijkt
ie met z’n krullen op Frank uit Breda. Claudio vindt ballet dus wel leuk, maar mist
nog meer dan ikzelf de discipline die er voor nodig is. Onderweg naar het station
laat ie me voor het eerst meeroken van de joint die hij had gedraaid. Purple
Weed, groene wiet met paarse puntjes, gekweekt met lavendel.
Heb ik pa en ma net op moeten biechten dat ik rook, waardoor ik de 500 gulden
Niet-Roken-Award misloop en ik hen nu als tegenprestatie op een etentje moet
trakteren bij de Italiaan.
Zit ik nu al aan de wiet met de jongen wiens vader
op de Zeedijk in Amsterdam, het allereerste Italiaanse restaurant in Nederland
opende.
Zijn vader heeft zelfs Vincento, de kok van het restaurant waar ik met m’n
ouders ga eten, opgeleid.
Na een paar keer geblowd te hebben, begon ik de ontspannende werking van de
cannabis te waarderen. Na al die jaren van boetedoening thuis en de dagelijkse
kwelling op scholen, voel ik een rust en ledigheid in me neerdalen waar ik geen
weet van had.
Ze hebben me er in Wageningen bij gehaald en vanaf dat moment ben ik aangezet, op
scherp gezet, continue bij de les gehouden, constant achter m’n reet aangezeten en
uitgedaagd. Wiet roken zet dat allemaal uit. Maakt het allemaal wat makkelijker
te verdragen en te ondergaan. Wat ben ik al lang gestrest. Claudio is zo
relaxed.
In bed heb ik laatst onder de dekens m’n aansteker laten leeglopen. Die had nog een heel klein vlammetje. Ik geloofde het niet, dat een aansteker kon 'ontploffen'. Het duurde langer dan ik verwacht had. Maar toen die eindelijk met een plof uit elkaar knalde schrok ik me wezenloos, sloeg de dekens van me weg en zat rechtop in m’n bed. Wonderbaarlijk genoeg was er nauwelijks brandschade en ik had geen blaren. Ik voel me als een aansteker: Vanaf de tijd dat ik bij die vrouw kwam heeft ze dat lipje van de vlam van - naar + gezet. Als ik niet uitkijk ontplof ik al voor ik 18 ben.
De chaos in mijn hoofd is niet te beschrijven.
(-|[\#$&*)^=(@)_#+&\*^/$]|-) {ascii-art, worthless NFT, imho}
(letterkunst, waardeloos Non-Fungible Token, in my humble opinion)
In mijn moeder zie ik niets anders dan een manisch depressieve figuur, dat een
leven lijdt vol ongemak en tegenslagen.
Ik kan niet voorkomen dat ik dezelfde kant opga. Maar dan ook een stukje
heftiger.
Voor het eerst heb ik in de trein onderweg naar Den Haag een joint gerookt,
omdat ik op Centraal toch de tram naar de Statenlaan pak en wil gaan spijbelen
bij Claudio. Maar twee stations voor Den Haag CS stapt er een docent de trein
in. Nu moet ik G@(%^#$\&:>} dus wel naar school en ik zal snel doorkrijgen wat voor onmogelijke combinatie dit is,
blowen voor de training:(
Alles gaat gemoedelijk tot en met het omkleden en de opwarming in de studio.
Maar als Linda Goss binnen komt stappen en Gerard Bouwhuis
achter de vleugel kruipt en de eerste akkoorden
laat horen, draai ik net als iedereen, naar de barre toe en kijk mezelf voor het
eerst die dag recht in de ogen.
De confrontatie met mezelf was behoorlijk
heftig, die grote spiegelwanden. Ik sta er slaperig met half dichtgeknepen,
uitgedroogde ogen
in te turen en voel me duizelig worden. Er is geen ontkomen aan. Ik moet me op
mezelf proberen te focussen want als ik via de spiegel de grote studio inkijk
word ik gek.
We beginnen met plié’s en ik weet al bij de eerste niet meer hoe ik weer
omhoog moet komen. M’n armen zijn slap, de benen zijn pap. Ik zijg als een
aardappelzak ineen. Waar-de-loos, denk ik, hoe gaat dit goed komen? En nog
uitkijken dat je niet in de lach schiet natuurlijk. Als dit niet gaat opvallen?
Hier kun je meteen voor van school gestuurd worden. Ik was alle controle kwijt.
Hoe ik het einde van die les heb gehaald? Ik weet het echt niet meer.
Roken! Kanker mee doorgaan of kanker beter mee stoppen?
Nou, met zulke ouders kankut wel vergeten!
Laatst op de Statenlaan had ik een claustrofobische droom, waarin ik
achtervolgd werd.
De ontsnapping aan Fred v. S. op het Conservatorium, rennend door alle
schoolgangen die vol stonden met wachtende leerlingen, is nu verplaatst naar het
openbaar vervoer. Een metro is onderweg naar de volgende halte en ik wordt nu
door wat meer mensen
achterna gezeten en probeer te ontkomen.
In de overvolle metro ren ik tegen de rijrichting in,
als een gek naar achteren.
Ploegend door de mensenmassa zie ik niet wie of wat ik allemaal beschadig en
omver trap. Achter me een spoor van vernieling en beschadigde mensen.
In de haast struikel ik over bagage in het gangpad en val voorover.
Als ik weer overeind krabbel, merk ik tot mijn verbazing dat alle reizigers
bekenden van me zijn.
Maar niemand reageert of grijpt in.
Verder door hollend naar achteren, veranderd
ineens het interieur en blijkt het achterste metrostel een tweede verdieping te
hebben zonder een trap ernaartoe.
Een onbekende jongeman ziet me aan komen stormen, strekt zijn arm naar me uit en
trekt me omhoog.
Helemaal uitgeput, maar eindelijk veilig.
Meiden op school zagen m’n sleutelhanger van een scheermesje. “Hè? Is dat ding écht?” Vroegen ze. Als ik zeg dat het gewoon een sleutelhanger is: “Oh, je durft niet met een èchte!!” Nou, jawel hoor! De volgende morgen kom ik op school en als ik ze weer zie zeg ik: “Kijk, deze is echt!” Helemaal verontwaardigd: “Wat? Ben je gek of zo? Doe niet zo eng man!” Wilde ik indruk maken, was het weer niet goed?! Eind van de dag na de training in de kleedkamer bij het omkleden, trek ik m’n broek met het scheermesje eraan omhoog en snijd van m’n knieholte tot net onderaan m’n bil, mijn hele dijbeen, verticaal, 30 centimeter open. Je voelt het pas als het gaat bloeden, van het snijden merk je niets. “Jezus man, je bloedt op de vloer!” Zei Boudewijn. Daardoor was ik ook nog te laat bij de fysio en kwam Hanna Samson kijken waar ik bleef. In de kleedkamer ziet ze me bloeden en ze helpt me aan een hele rits pleisters. Ik ben niet bang voor bloed. Maar dit gedrag doet me geen goed.
Na het avondeten nog even peuken voor je gehaald. De Chinees op de Eerste
Poellaan heeft een sigarettenautomaat. Het is er rustig en als ik binnen kom
lopen, hangt er onderuitgezakt aan de bar een dronken man. Ik trek een pakje uit
de automaat en wil weer gaan. Maar als ik de man nogmaals passeer fulmineert
hij, op te luide toon en met dubbele tong door de zaak: “JIJ ben er zzzeker
éénje van DAH KUTWIJF!”
De Aziatische barman weet niet wat hij hoort en kijkt
geschokt.
Hij roept de man in z'n beste Nederlands, tot de orde en
verontschuldigd zich naar mij.
Ik doe het natuurlijk niet, maar ik kan hem wel bevestigen dat wat de dronkaard
zei waar is: Ik ben er toch echt één van dat kutwijf.
Moeder krijgt al een behoorlijk slechte naam hier. Ze zal de man wel een
keertje van repliek gediend hebben in Juffermans.
Ik bedoel, die is waarschijnlijk en plein public, verbaal zo ongenadig hard in
z’n hol genaaid door ma, dat die er nog depressief van is.
Ze hielp mensen, ja… maar sommige dus ook over het randje.
M’n broer vind
het verschrikkelijk wat ie via z’n vrienden over haar hoort in het dorp.
Dat ze bij sommigen bekend staat als een vrouw die te makkelijk met teveel
mannen omgaat. Door dit gedrag van haar, voel ik me ook helemaal niet meer
veilig hier.
Hier zie je, dat het feit dat ze niet aan zichzelf werkt en haar eigen
therapie volgt, zich gaat wreken.
Als
het helpen van mensen in psychische nood haar werk is, zou ze er thuis niet over
uitwijden. Maar ze lijkt alle informatie met iedereen te delen. En niet alleen
in vertrouwen met
het thuisfront. Ze is gewoon een roddeltante aan het worden. Niet integer. Ik
kom erachter dat het ook andersom werkt.
Ze vertelt ook Jan en alleman over wat
er hier thuis gebeurt. Wat voor verdriet ze van me heeft en hoe ondankbaar ik
ben.
Jan heeft ze ook al voor me gewaarschuwd en verteld dat hij uit moet kijken
met mij, omdat ik niet te vertrouwen ben.
Waarom doet ze dat?
Ome Frenk loopt me
al een tijdje heel boos aan te kijken en te negeren met zo’n blik van: “Jij maakt
alleen maar je ouders te schande! Wat doe je ze allemaal aan!”
Althans, ik kan
het veranderende gedrag van sommige mensen naar mij toe anders niet verklaren.
Ze moeten wel iets van haar gehoord hebben, want ineens doen ze niet meer aardig
en kijken me aan of ik een moord heb gepleegd.
Kom ik alleen maar drank en sigaretten voor haar halen, staat de
barman me met zo’n blik van wantrouwen en achterdocht aan te staren. Alsof ze met z’n allen meer
weten.
Dat kan alleen maar omdat Bep d’r bek voorbij lult.
Als ze teveel drinkt word ze onsamenhangend en
is ook niet echt meer te vertrouwen.
Bij tijd en
wijle nogal ontoerekeningsvatbaar zou ik zeggen. Soms is ze gewoon niet meer te
volgen en haar gedrag begint zelfs Bart zorgen te baren.
Al een paar keer beboet voor rijden onder invloed. Niet even lopen naar
Juffermans, maar lekker de auto nemen. Is ze daarna zo dronken dat de politie
haar zwabberend van het kleine stukje rechte weg terug naar huis haalt.
Ze was toch slachtoffer van verkrachting? Waarom heeft ze nooit hulp gehad dan?
In al haar jeugdige naïviteit bracht ze op haar zestiende, onbedoeld, de
verkeerde man het hoofd op hol?
Stukje bij beetje krijg ik wel meer informatie los maar het blijft me te vaag.
Mijn biologische vader, die haar verkrachtte is al dood door een verkeersongeluk en ik draag z’n naam
kon ik een keer half opmaken uit haar verhalen. Maar wat er echt gebeurt is op
die dag met m’n moeder, wordt maar niet helder.
Het roept ook zoveel slechte herinneringen bij haar op, dat dat soort gesprekken
meestal eindigen in een huilbui. Om haar dit te besparen, vraag ik er zelf nooit
naar. Ik zal moeten wachten tot ze eraan toe is. “Later zal ik je wel eens vertellen wat
er allemaal gebeurd is!”
Maar wat voor initiatief heeft zij genomen om haar leven op orde te krijgen?
Ja een gezinnetje beginnen met één van haar veroveringen en dan nog op
aandringen van ouders en kerk. Een mooie dekmantel voor de rest van haar
praktijken. Ga ik slecht met geld om? Bep rookt, trakteert en zuipt tijdens haar
'Spreekuur' in de kroeg
voor duizenden guldens weg, allemaal op rekening.
Als privé persoon is ze verschrikkelijk. Het is nauwelijks te beschrijven wat
voor desastreuze invloed ze heeft gehad op m’n zelfvertrouwen.
Ik heb door mijn
jarenlange slaafse, kritiekloze houding totaal geen gevoel van eigenwaarde meer.
Dat minderwaardigheidcomplex, die dodelijke naïviteit waardoor ik met iedereen
meewaai, me door iedereen laat beïnvloeden en bedonderen.
Mij restte enkel de
geneugten van het fysieke groeien, dat me enige hoop gaf.
Het lichaam
dat zich in 18 jaar ontwikkelt tot volwassendom en geslachtsrijpheid.
“Je moet eerst met jezelf kunnen klaarkomen!” Zegt ze wel eens quasi filosofisch.
Oh mam, je bedoelt dan toch dat je eerst van jezelf moet houden, wil je iets
voor anderen kunnen betekenen, of moet ik dit uit jou mond heel letterlijk
opvatten?
Jij zit je te pas en te onpas gewoon klaar te vingeren in onze
aanwezigheid en ik kan ook al heel goed met mezelf klaarkomen, helemaal zelf
geleerd.
Maar Pa zit toch ook niet de hele dag aan z'n piemel in ons bijzijn? Dirk doet
nu zelfs de badkamerdeur op slot als hij gaat douchen.
Die voelen zich lang zo
vrij niet als jou. Van hen had ik het maar wat graag geaccepteerd, maar ik word
helemaal onpasselijk van die jarenlange, ongewenste confrontatie met jou intimiteiten.
Zou je dat van een ander accepteren, als ze zo doen in het bijzijn van jouw Bart?
Eigenlijk wel raar, dat je nu nog niet door hebt dat je onnodig provoceert. De mond vol
over de ongewenste intimiteiten die vrouwen zich moeten laten welgevallen door
mannen, hier ben jij het die de grenzen opzoekt en er graag overheen gaat.
Wat ben ik blij dat je geen invloed op m’n erecties hebt
gehad, zeg.
Want je was er wel snel bij hè, in de Kievitstraat al, om me te wijzen op mijn T-shirts
die ik in de wasmand moest gooien als ik ze 'volgespoten' had. Ik zie dat
T-shirt nog liggen. Eentje van Dirk en die lag ook nog aan zijn kant. Bij mij was
er toen nog nauwelijks sprake van een echte lozing en aan een zakdoek had ik
genoeg, maar jij wilde al laten blijken dat je me door had? Wat raar zeg, jij doet
onze was toch nooit, dat doet Bart. Maar je inspecteert onze was dus wel. Nog
voor mijn eerste echte zaadlozing liet je me al merken dat jij wist wat er
allemaal met
me gebeurde.
"Hier kun je gewoon over praten met mij hoor?" Ja, tuurlijk, alsof ik daar ooit
behoefte aan heb gehad. Ik heb heus wel door wat er aan me veranderd, hoor.
De
trotse moeder spelen: “Oh, je krijgt al okselhaar, je word al een echte man!” En
als ik uit de douche stap en langs jullie slaapkamer loop, waar je op bed ligt: “Kom,
laat je moeder eens zien hoe mooi je bent geworden!”
Alsof je ook nog m’n vriendin wil zijn, gadverdamme ik word hardstikke onwel van
de manier waarop je toenadering zoekt. Laat me met rust, mens.
Ik zal
nooit van je houden, hoe uitdagend je ook probeert te zijn.
Tijdens wiskunde staat ineens die enge van Oordt op vanachter zijn bureau en
loopt de klas in. Net nieuw was die. Hij was ook 'iets met kinderen' of zo.
Psycholoog, weet ik veel wat. Hij heeft de hele klas een keer strafwerk gegeven;
50 x de inleiding van ons wiskundeboek overschrijven. Zo'n spiegoloog dus.
Heen en weer lopend tussen onze rijen tafels, blijft hij achter mij ineens stil
staan. Terwijl we allemaal aan het lezen waren, niks
geen geklooi of geklier was eraan vooraf gegaan, buigt onze pedagoochemerd
zich langzaam voorover en fluistert in m’n oor: “Je weet dat ik je zo een knal
voor je kop mag verkopen van je moeder hè, als je niet goed je best doet!”
Meneer van Oordt staat met een brede grijns op z'n ongeschoren smoel, te
genieten van het psychologische overwicht dat
hij hier kinderachtig uitspeelt. Ik krimp ineen en voel de invloed
van moeder weer eens tot hier in Den Haag, de lange arm vanaf het thuisfront
reikt nog steeds tot in het klaslokaal, ik ben ook nergens veilig.
Ik mocht eerder al een paar keer naar meneer Grünwald de schoolpsycholoog. Maar
bij meneer Grünwald durf ik evengoed geen open kaart te spelen. Veel te bang dat
moeder ook met hem een direct lijntje heeft. Hij gaf me zelfs zijn privé nummer,
mocht ik me te hopeloos voelen. Hopeloos??? Ik ben bijna op man!
Als ik s’morgens naar beneden loop en op de trap al koppijn krijg, weet ik
dat jij wakker bent.
Ik lijk met de dag gevoeliger voor het omslaan van je stemmingen
en je zware depressies. Geen van ons drieën wordt gespaard, maar op mij kun je
lekker helemaal los gaan. Als je me niet ter plekke een tik kan verkopen, dan
krijg ik wel een asbak naar m’n hoofd.
Alle trek die ik heb in ontbijt verdwijnt
als ik die eetkamer binnenstap. De boel staat al blauw van de rook en je
slobbert alweer een glaasje port naar binnen. Hoe kom ik van je af? Ik moet
bijna overgeven als ik zie, ruik en hoor hoe je je ontbijt naar binnen zit te
smakken. Hoe je die gele dooier van je gebakken ei kapot prikt en over je witte
sneetje brood uitsmeert. Ik kan het niet meer aanzien. M’n ontbijt maak ik in de
keuken maar als ik even niet oplet hebben de katten mijn brood al schoon
gelikt. Geen zin om weer opnieuw te smeren. Dan maar meeroken in de
eetkamer. Koffie, krant en snel naar Den Haag.
Niemand weet hoe verschrikkelijk je bent en niemand zal me geloven. Ik doe
ook zo leuk mee met iedereen, dat ze allemaal denken dat het wel goed met me
gaat. Misschien een beetje behaagziek die jongen, of ADHD-erig, maar het is zo’n
leuk gezin. Ja, het is alleen maar leuk omdat die teef alles op mij kan
afreageren. Een sadist vindt het leuk om mensen pijn te doen? Ik weet niet wat
voor genoegen zij er in schept, ze moet het wel leuk of lekker vinden.
Is mijn biologische vader iemand die zich niet kon inhouden toen hij haar
een lift gaf, aan het eind van die zomer in 1965? Of is m’n moeder gewoon, zoals mensen van vroeger zeiden:
Mannengek? Mij vindt ze niet leuk. Ik weet niet
waar ik voor moet boeten. Nou ik kan wel iets bedenken, maar ik
vertrouw haar niet zo. Ze is verkracht, daarom wil ze met een straffe opvoeding
voorkomen dat ik net als mijn biologische vader een verkrachter word, want dat
zit er natuurlijk in bij mij?!? Al die slechte dingen die ze in me ziet zijn van
mijn biologische vader natuurlijk, niet van haar of Bart. Maar ik twijfel ook en vraag me op een
gegeven moment zelfs af of ze wel echt is verkracht. Beschermd ze niet gewoon
iemand, bij wie ze ook het hoofd op hol gebracht had? Misschien ben ik wel van
opa S. of één van haar broers. Want ze haat me gewoon.
Dit is moeilijk vol te houden allemaal. Je zou denken dat ik zo onderhand wel
wat meer steun van Bart en Dirk zou krijgen, maar die kunnen gewoon niet tegen
haar op. Ze hebben ook meestal maar één reactie voor me: “Je weet hoe je moeder
is Eus!” Dus omdat ze net zo bang zijn voor haar als ik, staan ze liever veilig aan haar
kant i.p.v. mij te steunen. Ze kijken al jaren toe hoe ik word vernederd en
kapot gemaakt en zijn ondertussen maar wat blij, als ze zelf buiten schot
blijven.
Ik heb avonden bij Dirk op z'n kamer zitten pleiten voor meer begrip en
bevestiging dat het toch niet normaal was wat er hier gebeurde.
Bart reageert meestal te laat, als ze al op dreef is en niet meer is te stoppen:
“Zo kan die wel
weer Beppies. Effe dimmen Bep. Nu even niet ja? Nou, t’is wel weer goed zo
moeders!” Het bleef allemaal heel beschaafd. Echt verbazingwekkend hoe we alle
drie lijden onder haar terreur en zij het verdomt om te veranderen. Waarom
kunnen drie mannen haar niet aan; hoe kan het dat één vrouw in staat is, de
sfeer zó volledig te verzieken? Met zo’n vader en broer ben ik ten dode
opgeschreven.
Was laatst haar zus Ellie hier met Detty en ze hadden wat problemen op die
gekke wc van ons. Zit moe in de eetkamer met haar hoofd naar ons te knikken en
naar de deur zo van, moet je horen hoe ze het aanpakt op de plee met Detty. Een
mooi voorbeeld van de pot die de ketel iets verwijt. Want ze zijn elkaars
gelijke die twee, Bep ging ook heel onhandig met ons om. Haar zus pakt het helemaal
niet zo anders aan dan zijzelf.
Waren ze weer vertrokken, zat Bep te doen alsof
ze zich zorgen maakte over de zus die haar vroeger altijd pestte. Ellie was volgens Bep d’r verhalen, net zo gemeen als oma S. In de winter van
1955 was ze door Ellie, in de tijd dat ze als zusjes nog het bed met elkaar
moesten delen, voor de zoveelste keer naar de vloer verbannen. Waardoor ze
uiteindelijk in het ziekenhuis terecht kwam met een longontsteking. Oma S. en
Ellie vormden één front tegen haar, want Ellie was overal beter in en nog
knapper ook.
Maar dan hier thuis naar ons toe: “Oh, het gaat zo slecht met Ellie, ze drinkt
en rookt zich helemaal te pletter. Ja jongens, dat gaat niet goed daar en Roy
slaat haar ook!”
Maar ma, je bent zelf kettingroker en alcoholist. Er staat in de eetkamer, nu
wij het niet meer voor je kunnen halen, gewoon een kartonnen doos met sloffen
camel sigaretten en in de bijkeuken een krat met port! Uitgerekend zo
± 2000 sigaretten en 10 liter alcohol in voorraad. Je hebt deze hele eetkamer bruin gepaft.
Wat
voel jij nou helemaal voor je zus?
Ik had alle begrip voor Roy, áls het al waar was van dat slaan.
Misschien sloeg
Ellie er zelf ook gewoon op los, net zoals Bep. Wat nou als Ellie net zo gemeen
en agressief is als Bep? Bep vond haar zus een serpent? Beppie is zelf ook een
vrouw met een zeer scherpe tong; hatelijk, scheldend, kwaadsprekend etc.
Roy
is verder altijd heel gewoon en aardig naar ons geweest, maar moet net als Bart
ontzettend geleden hebben onder de depressiviteit van “moeder de vrouw” en haar
verslavingen. Die van ons gaat meestal zo lang en heftig te keer, dat het schuim
op haar mondhoeken verschijnt.
Ongevoelig voor de murw geslagen toehoorders, kan
ze uren door razen. Bij een corrigerende tik, gewoon om haar even te onthutsen,
zou iedereen in het gezin gebaat zijn. Dan is ze misschien een beetje te
hanteren in huis en hoeft ze niet opgenomen te worden op de psychiatrische
afdeling van Sancta Maria.
Maar nee hoor, moeder is nooit opgenomen geweest en
kiest al jaren haar eigen therapie, haar eigen manieren van verwerking.
Wij drieën laten ons al jaren koeioneren, beledigen en voor schut zetten.
Op bezoek bij Theo en Maria van Ruiten bijvoorbeeld, aan de Achterweg in
Lisse. We zitten allemaal buiten achter hun huis in de tuin en de kinderen van
Theo en Maria spelen in hun blootje verderop in het bosrijke gebied bij het
volgelopen badje. Ze wonen
hier heel lekker in de beschutting van het Keukenhof bos. Echt één van de
mooiste plekken in dit dorp.
Bep wil ons niet bij het gesprek met Theo en Maria hebben en verzoekt ons met de
meiden te gaan spelen.
Als mijn broertje en ik achter de zussen aan het bos in
lopen roept ze naar ons: “Kom op jongens, doe ook lekker je kleren uit zoals de
meiden. Jullie zijn toch niet verlegen?”
Nou ja, we zijn op visite! Alsof we een week hier blijven.
Thuis lopen we nooit
naakt. Ma was de enige die in haar blote schaamteloze lippen door het huis liep.
Hier moeten we laten zien dat het heel normaal voor ons is.
Vroeger zwommen we
toch ook naakt in de Rijn bij Wolfswaard. Ja! Uit armoede toch? Wat wil ze nu
bewijzen? Ikzelf voelde weinig gêne, maar door de onzekere blik in de ogen van
Dirk deed ik m'n gulp weer dicht en fluisterde naar hem toen we doorliepen: “Nee
joh, hoeft niet, we gaan toch zo weer!”
We moeten 'mamma' nemen zoals ze is, met al haar onhebbelijkheden en haar rot
jeugd, waar ze geen werk meer van maakt.
Vanaf de Nolensstraat maak ik haar al
mee als getraumatiseerd en hulpbehoevend. Dat merken we elke dag en daar houden
we alle drie altijd zoveel mogelijk rekening mee. Ze verwacht ook niet anders
van ons. Maar het wordt er niet beter op, als ze er zelf verder geen werk van
maakt natuurlijk.
Ik moet al mijn hele leven horen hoe verschrikkelijk mannen
met vrouwen omgaan. Terwijl hier al jaren sprake is van mannenmishandeling.
“STEEK hem er nou IN LUL!”
Het is avond en de slaap is maar moeilijk te vatten. Iedereen ligt op bed en
luistert al een half uur naar jouw dronken gevloek en getier.
Dat begon beneden al, maar je gaat hier boven in bed nog een half uur door.
Daarna mogen we meegenieten met het begraven van de strijdbijl, er moet nog
geneukt worden. Maar je mag haar natuurlijk niet plagen.
Dus pa, steek hem er nou maar in en kom, dan kan iedereen eindelijk gaan slapen.
Maar op de keeper beschouwd ma, wat doe jij nou eigenlijk allemaal voor ons
in huis? Niet veel toch, ja meer troep maken.
De kunst van het delegeren zei
Bart laatst tegen je.
Verrek, dacht ik, hij heeft gelijk, ze zet echt iedereen voor d'r aan het werk.
De boodschappen worden voor d'r gedaan, er wordt (nog steeds) alcohol en tabak
voor haar gehaald. Verder krijgt ze geld voor een huishoudster, Truus Meijer die twee keer in de
week de belangrijkste vertrekken schoonmaakt.
Truus is nog ouder dan Bep en komt hier Bep's werk doen op d’r oude dag.
Moe moddert maar een beetje aan.
Toen
bleek dat Truus meer behoefte had aan gewoon gezellig koffie drinken en kunnen
praten, (volgens mij had haar echtgenoot zichzelf verhangen, waardoor Truus weer
moest gaan schoonmaken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen) was het wel
ineens over. Daar betaal je haar niet voor en dan ook nog gratis psychische
bijstand verlenen? Je hebt eigenlijk een ontzettend grote bek voor iemand die zo
weinig presteert.
We mogen blij zijn dat je het koken een paar jaar hebt vol gehouden. Jij begint
zo vaak aan iets nieuws.
“Maak nou eens een keertje iets af Eugène!” Waarom moet ik alles waar jullie me
toe aanzetten afmaken? Je maakt zelf nooit iets af.
Die muzieksmaak van je is gênant middelmatig, met je “aine klaine nachtmoeziek.”
Je zoekt niet naar beter, maar zakt af naar Nederlandstalig repertoire,
Hollandse tv-series en musicals: “Op Volle Toeren” en “Zeg Eens A” en “Dagboek
van een Herdershond” en met kerst “The Sound of Music” met je te kijken. Gadverdamme.
Pianoles heb je allang weer opgegeven. Moest ik je complimenteren met je eerste
akkoordjes…
Jij hebt me nooit één compliment gegeven in het begin. Maar toen ik
de eerste akkoorden van “Fur Elise” nog maar net in de vingers had, wilde je wel
meteen met me pronken. De hele salon vol met jouw familie zou wel eens even
horen, wat jouw goede opvoeding al voor effect had gehad. Ik weet dat ik niet verder
kom dan de eerste bladzijde maar moet wel. Na de eerste akkoorden en het eerste
foutje, ontstaat er vanuit de salon rumoer en ineens buldert iedereen van het
lachen.
Vaag hoor ik Opa S. een grapje maken over een boer aan een piano. Dan steek jij
vanuit de salon je hoofd de gang in: “Hou maar op, ze weten het niet te
waarderen.”
Wat je wel volhoudt, is mij achter m’n reet aanzitten: “Heb jij al piano
gestudeerd Eugène?” Nee, heb 'jij' me al gehoord dan?
Daarna moet je óók nog een accordeon. Je kan dat ding niet eens optillen. Er
staand op spelen houd je geen minuut vol. En dan zeg je dat ik een verkeerd
zelfbeeld heb? Jij hebt toch ook een totaal verkeerd beeld van jezelf. Ja, de
sfeer verpesten en de boel stagneren.
Zelf dit huis een beetje op orde houden, kun je niet.
De tuin is een rommeltje: Die heb je helemaal
voor jezelf, maar je gaat al knock-out als je één baantje met die grasmaaier moet
duwen.
Allemaal fantasieën over de inrichting met watervalletjes en
kikkerpoeltjes, als wij het allemaal maar uitvoeren.
Je maakt er in de eetkamer
een rommeltje van en dan mag vervolgens niemand aan jou troep komen, anders
raak je het overzicht kwijt.
Die eetkamer is één grote chaos.
Je vindt, vanaf dat we hier op de Heereweg zijn komen wonen, in café Juffermans
ook de perfecte standplaats om je klantenkring van sukkels uit te breiden. Want
buiten het huis ben je zo belangrijk, allemaal mensen helpen. Druk, druk, druk
joh. Maar het is pa die voor brood op de plank zorgt hier, terwijl jij de
welgestelde madam loopt uit te hangen in ons grote, vrijstaande huis.
Als lid van de familie van Bart, die een goede naam hebben in 'De Engel' laat
je ook nog steeds alles wat je rookt, drinkt en uitdeelt in de kroeg op de
rekening zetten. Ik jatte honderden guldens van Bart? Bij Bep kun je er een paar
nulletjes achter zetten. Die gaat binnenkort over de tienduizend heen.
Bart gaat voor de grote vakantie begint, voor z’n werk nog een weekend naar
het buitenland. Daar heb je het zo moeilijk mee. Want hij slaapt met Idsje, een
vrouwelijke collega, op één kamer. In de woonkamer (salon) sta je helemaal tegen pa z’n
kruis op te rijden om hem maar in te printen dat jij de ware voor hem bent en
dat hij het niet moet wagen om met Idsje te vrijen. Mamma werd geen strobreed in
de weg gelegd en pakte elke piemel die ze wilde hebben, of ze nou getrouwd waren
of niet. Bij verschillende paren heeft ze de relatie behoorlijk onder druk gezet
door de man te verleiden. Maar pappa mag, met iemand die lang niet zoveel
aandacht van de mannen ten deel viel als mamma, niet eens weten wat hij met z’n
eigen stijve doet.
“Nou Bep…” Hoor ik hem zeggen. “Ik ga echt niet op een andere kamer liggen omdat
jij dat wil. En als je denkt dat ik wat met Idsje van plan ben, ben je niet goed
bij je hoofd!” Wil ze nu dat hij een andere kamer neemt? Nou ma, denk
ik, je bent gewoon jaloers. Op je man, op je kinderen. Waarom mogen wij niet,
net zo vrij als jij relaties aangaan of ontwikkelen? Je neemt werkelijk iedereen de
maat.
Maar jij gaat ondertussen gewoon je gang, houd je nauwelijks in en accepteert van niemand
kritiek of tegenspraak.
Deze zomervakantie gaan jullie weer naar het huis van Stoffers in Wageningen en ik ga voor het eerst niet mee, maar je kán het niet laten me nog even apart te nemen: “En je blijft met je fikken van Thecla af hè, laat ik er godverdomme niet achter komen dat je aan d’r gezeten hebt!” Ik ben helemaal uit het lood geslagen door deze waarschuwing. Hoe komt ze hier nou weer bij? Thecla is twee jaar ouder, drie? Nog nooit heb ik een serieus vriendinnetje gehad, laat staan er een mee naar huis durven nemen. Ik weet gewoon niet wat ik hóór. Alsof ik 'hem' al overal in loop te steken.
(Met Marlies Hoogendoorn 1976, ging het uit toen we op schoolkamp waren. De dag dat we allemaal een chocolade letter in ons schoen hadden gevonden, had ik mijn letter aan Marlies gegeven. Toen ik die middag met alle jongens hoog in een boom zat, stond Marlies beneden te schreeuwen: “Als je nu niet naar beneden komt is het uit en hoef ik je letter niet meer!” Zo van als je dan niet voor mij naar beneden komt, etc. Ik bleef zitten waar ik zat.
Door de afwijzing van Mariëtte Andringa uit de brugklas in 1978, was ik helemaal van de kaart. In een opwelling zei ik haar een keer dat ze mijn drinkgeld van de hele dag mocht hebben, als ik haar zou mogen kussen. Daarop keek ze me bedenkelijk aan en moest ik van iemand anders die meegeluisterd had, mijn excuses aanbieden omdat ik van haar een hoer maakte. Zo ontdaan door geweest, dat ik verkeerd werd begrepen.
Met Jacqueline Hopman 1979, duurde het ook niet lang. Op station Den Haag Hollands Spoor houdt ze me op een dag staande in de stationshal en vraagt of het nog steeds 'aan' is. Ik wist van niets, maar bang om haar teleur te stellen zei ik "Ja?!?". De eerste keer dat ik haar thuis in Heemstede-Aerdenhout bezocht was meteen de laatste. De hele middag heb ik met haar broertje buiten lopen voetballen. Ze heeft me op school nooit meer aangesproken.)
Maar Thecla, de dochter van meneer en mevrouw Stoffers zou dus deze vakantie
langskomen. Ik heb altijd alleen maar onwijze lol met haar gehad. Nooit de
behoefte gevoeld haar ook maar met iéts lastig te vallen. Ik als arme bastaard
was helemaal geen partij voor haar en kende m’n plek. Bij weinig meiden voelde
ik me prettig, zij was er tot vandaag één van. Ook Wim en Bartho, haar broers
zijn altijd leuk met Dirk en mij omgegaan.
Ik heb nooit moeite gehad om me te gedragen bij mensen zonder piemel. Als ik
moeder naakt en sacherijnig op de overloop zie stampen met het touwtje van haar
tampon tussen de benen, dan hoef ik al niet meer.
Als dit het is, wat God
bedoeld heeft met een vrouw?
Met haar recalcitrante, geveinsde, militant feministische, pro-vrouw
activiteiten heeft ze me toch juist afgericht tot een super geëmancipeerd, slap
en ongevaarlijk piemelmens voor de vrouwtjes? Zij houdt me voor dat vrouwen,
doch zwaar onderdrukt en achtergesteld door de man, zelfstandige individuen zijn
waar niet mee te sollen valt. Dat daarentegen je hygiëne dan weer niet altijd
even bevorderlijk is voor de eetlust, nemen we gewoon op de koop toe. De stank in
onze wasmand is gewoon niet te harden als jij ongesteld bent, vind je het gek
dat we onze vuile was op de eigen kamer verzamelen?
Maar goed, je zoon heeft met jou als afschrikwekkend voorbeeld, al heel wat gewillige meisjes afgewezen
hoor, “mamma!”
Ik walg van haar. Ze denkt inderdaad dat ze een verkrachter heeft gebaard.
En ik durf natuurlijk niet te zeggen wat ik denk: “Ik haat vrouwen,
weet je dat nou nog niet? Had me geaborteerd, cynisch kankerwijf, waarom ben ik
na jouw verkrachting in leven gehouden? Waarom zien jullie baby’s als je bezit.
Als jij het gebaard hebt mag je zelf bepalen wat je er mee doet? Eerst doen
alsof je me liefdevol opneemt, waarna ik me jaren moet onderwerpen aan jouw
zieke neigingen en een decennium later vind je me al eng, onbetrouwbaar en zelfs
in staat tot verkrachting? Als ik niet uitkijk laat je me nog gedwongen
steriliseren ook. Kankerwijf!
Jullie maken monsters van mannen. Al dat gezeik over vrouwenonrecht. Dat weet ik
nu na veertien jaar wel, daar heb ik al jaren de consequenties van moeten
ondervinden. Maar zie jij iets van de onderdrukking van de man, jij buit mannen
toch ook uit, t’is allemaal zo eenzijdig.
Mij stuur je gewoon naar die flikker van een Hans K.!
Die had jou laten weten dat ie z’n stereo toren wel aan mij kwijt wilde voor 500
gulden? En dan half verkracht worden zeker.
Ja, dat wist je niet hè? Dat had je niet aan zien komen.
Toen ik de volgende
ochtend naar beneden kwam zat hij er alweer, aan de piano met jou aan zijn zij.
Jij met een hand op z’n schouder. Meneer kwam zeker even peilen hoe de vlag
erbij stond. Heeft ie er al met z’n mammie over gepraat of is er niks aan het
handje?
Nee hoor 'pik' ik heb niet zo’n goede band met haar dat ze dat al weet.
Ik had nog niks gegeten maar toen ik die kankertalkpoederhomo róók, kon ik hem
zonder moeite helemaal onderkotsen. Jij hebt gewoon totaal niks doorgehad. Zo
vol van jezelf. Vrouw van de wereld. Met je KUT homovriendjes. Aandachtziek
wijf. Je merkt niet eens dat je naast de viezerik staat die je zoon met een
smoes lokte om hem te kunnen pakken.
Gisteren na het sluiten van zijn videotheekje en het uitzoeken van een troosteloze Scandinavische seksvideo met spierwitte, neukende hetero koppeltjes op de fjorden waar een boot filmend voorbij vaart, trok hij je zoon nog naakt over zich heen op bed: “Spuit in m’n mond” Zei die tegen hem en met z’n platte halfzachte vleespaal probeerde die je zoon nat te krijgen om hem te kunnen penetreren. Die jongen van je kneep z’n billen zo hard als die kon samen en nadat die flikker z’n paal leeg had gespoten over z’n bilspleet en rug, verdween die even snel als dat ie was begonnen, in z’n douche. Toen het zaad al vast gedroogd in z’n schaamhaar hing, mocht je zoon er pas onder en zich afdrogen met de natte handdoek waar Hans zichzelf mee had afgedroogd, want hij had geen droge. Op de fiets terug naar huis, nat in de kleren, kippenvel, vol zelfverwijt en koppijn bij thuiskomst. Ondanks dat ik niks gelikt of geslikt had en je homovriendje niet in me klaar was gekomen ben ik een maand lang bang geweest voor een soa. Ach ja, dit kan er ook nog wel bij. Thuis aangekomen zie je me wel in de gang, maar als je me vraagt hoe het was loop ik meteen door naar boven met de mededeling dat ik koppijn heb. Je vraagt niet verder en hebt niets door. Is dat nou het niet te benoemen gevoel tussen moeder en zoon wat ons al vanaf het begin zo onafscheidelijk maakt? Rot op zeg. Steek die stereo toren lekker in je reet. Nooit meer zal ik nog zo koud en nat onder een douche vandaan komen. Aan een washandje heb ik genoeg. Drie keer uitwringen en je stapt zo goed als droog de douche uit. Als ik achttien word ben ik hier weg.
Om me heen zie ik ook genoeg mannen/jongens die net zoals vrouwen dag in dag
uit, moeten omgaan met onderdrukking en vernedering.
Is het niet door hun eigen vader of schoonvader, dan wel door hun meerdere de baas, door de
sterkere, de slimmere of het geile, niet te stoppen roofdier.
De sadisten zijn het ergst.
Mannen zijn ook slachtoffer van mishandeling door
vrouwen. Het is een enge wereld en ik vertrouw niemand meer.
Zeker geen vrouwen, of mannen die vrouwen zwanger maken.
Mannen die zich om
laten bouwen tot vrouw snap ik helemáál niet.
Heb je zo iets moois als een fallus tussen je benen hangen met mooie teelballen
en een heel eigen warmte reguleringssysteem, 'Every move a picture' maar je wil
een vulva? Niet de voorhuid en de gezwelligheid, maar een gat? Geen mooie eikel
maar een kleine klit?
Wat een verschrikking dat je problemen krijgt met het lichaam waarmee je geboren
bent. Tragisch dat je jezelf, na de eerste jaren van opgroeien, waar een ieder de manieren en gewoontes van de opvoeders kopieert, als
jongvolwassene geen tijd gunt en dan al zo rigoureus ingrijpt. Ik vind het
heftig.
Bep zou het waarschijnlijk als de voltooiing van haar opvoeding zien, als ik in
transitie zou gaan voor een sekseverandering. Heeft ze eindelijk een dochter.
Maar goed, al het gedroom over mijn ontvoering uit dit gezin, door een half ontklede mooie donker harige jongeling, op een briesende zwarte zwetende hengst met een behoorlijke paardenlul en een goed stel kloten, was na Hans wel over. Geen incestueuze viezigheid met één of ander familielid. Ik wil een serieuze vriend die net zo alleen in de wereld staat als ik.
Met jongens had Bep natuurlijk veel minder problemen, want die kon ik niet
zwanger maken. Van meisjes moest ik echt af blijven.
B. en ik zijn ontmaagd
door Marion. Die leerde ons hoe ze het wilde hebben en wij waren er klaar voor.
Bij de roosters voor ballet fluistert ze op een ochtend: “Ik denk
dat ik zwanger ben. Het moet van jou zijn, of van B.” Dat was misschien waar ze
op uit was, maar echt zwanger was ze gelukkig nog niet.
Moeder was zelf zo’n
vrijgevochten meid, maar Bart, Dirk en ik mochten er niet eens naar
kijken. Wat voor moeite ze al niet deed om te voorkomen dat ik onder haar
regime voor mijn achttiende iemand zou bezwangeren.
M’n vader, m’n broer en ik zijn veertien jaar de speelbal geweest van deze quasi
feministische obstinate kenau met okselhaar.
De zelfde zweetlucht als bij m’n moeder ruiken als ik me een paar dagen niet
gewassen heb, doet me walgen van mezelf.
“Nee ik doe de was nooit, mijn man weet hoe de wasmachine werkt!”
Wat ze dan weer wel heel leuk vond was om haar slaafje uit te lenen aan een
kunstzinnige vriendin van d'r, om er te poseren voor haar teken en schilderclub.
Dat zouden ze zo op prijs stellen. Een keer een balletdanser te mogen
portretteren. Het resultaat was belabberd, maar wat keken de dames hun ogen uit.
Mijn eindexamenfeest duurde ongeveer een week.
Het was een ongeorganiseerd zooitje en ik liet het allemaal gaan. Want moe vind
het maar wat leuk, als het hele huis bruist van de activiteiten. Bij mij telt
nog steeds, hoe meer mensen in huis, des te groter de afleiding. Iedereen was
uitgenodigd voor de zaterdagavond. Maar waar bij anderen ook meteen duidelijk
werd hoelang alles zou duren, stuurden wij niemand weg en keken we gewoon hoe
lang het leuk zou blijven. Dus na de eerste avond bleven er nog veel mensen
hangen en na drie dagen, toen Bep en Bart op vakantie naar Wageningen
vertrokken, waren alleen Claudio, Carmen en Jimmy er nog.
De zaterdagavond heb ik ze allemaal meegenomen naar de dansavond in Qbus. 's
Nachts lekker langzaam terug lopen.
Gezellig elke dag met z'n allen boodschappen doen en het avondeten verzorgen.
Stappen in Sassenheim, darten en drinken in "De Twee Wezen".
Ergens wiet of stuff proberen te scoren.
De derde avond hebben we ons door Bep af laten zetten op de boulevard van
Noordwijk aan Zee.
Dirk wilde ook mee. Joints gedraaid en over het strand richting Noordwijk
teruggelopen.
Linksaf de Maandagse Wetering inschieten, kijken of Jan nog wakker is. Na een
half uur voor zijn deur gezeten te hebben, hoorden we hem pas naar boven komen.
Lekker wat gedronken en onze vreetkick gehad, want hij heeft altijd een grote
pot met mini mars/nuts/snikkers/bounty's. Daarna vond ie het geen probleem ons
nog even met de Ford naar de Heereweg te brengen.
Huis ter Beek hier bij ons achter, staat al sinds 1977 leeg. Daar zijn we deze
week ook
nog met z'n vijven ingeklommen.
Nadat we zowat het hele pand waren doorgelopen, overviel me een
melancholisch gevoel van herkenning.
Struinend door een huis waar honderden kinderen hun jeugd hadden doorgebracht,
voelde ik heimwee naar een verloren jeugd die ik bij Bep en Bart ben
kwijtgeraakt.
De grote familie die ik in Breda kende, al mijn huisgenoten uit Moederheil, ben
ik nooit meer ergens tegengekomen.
Ik begrijp zo onderhand wel dat je alleen in zulke omstandigheden terecht komt als je een
probleem bent voor de wereld, als er niet op je is gerekend, of als ze van je af
willen.
Toch heb ik dit altijd als ideaal gehad, het opgroeien met alleen maar
leeftijdsgenoten. Zonder bemoeienis van ouders.
Maar wat een vergane glorie. De grote gemeenschappelijke ruimtes waar gegeten werd.
De grote keukens. Al die kamertjes met de sporen van mensen die er hun leven
hadden gesleten. Bij elkaar, dus niet in een klein
gezin zoals ik.
Voor m'n gevoel wilde ik niets liever dan terug keren naar die wereld. Voel me
nu vaak overbodig en te jong en te bang voor de ouderen waar ik tegenop kijk.
Voel me daarnaast veroordeelt tot de spontaan gegroeide vriendenkring van
leeftijdsgenoten waar ik geen onderscheid in maak.
We zijn al een half uur binnen en eenmaal op de bovenste etage, schrikken we ons rot. Horen we nou de
beveiliger door het pand heenlopen?
Robbie, klasgenootje van mijn broertje, heeft een vader en die is beveiliger van
het leegstaande tehuis.
Ze wonen hier achter in een villa met een hek eromheen. Als je er langsloopt
komen er altijd twee hele grote Deense Dogs blaffend aangerend.
Die heeft hij nu dus ook bij zich want hij loopt tegen ze te praten.
Dan laat hij ze los en we horen de honden door de gangen heen rennen. De paniek
slaat bij ons toe.
We schieten zo snel mogelijk een kamer op de bovenste etage in en verstoppen ons
in de kast.
Met m'n vinger in het sleutelgat probeer ik de deur dichtgetrokken te houden.
Door een kier zie ik zo de openstaande deur van de kamer waar we ingevlucht
zijn. Vergeten dicht te doen, maar het is al te laat want de Deense Dog komt al
naar binnen stormen. Zonder op of om te kijken komt ie recht op ons af en blijft
voor de kast staan waar wij in zitten.
We denken echt dat onze laatste minuten zijn aangebroken.
Dan horen we verderop in het pand Robbie's vader weer naar z'n beesten roepen.
Het exemplaar dat voor m'n neus staat, snuffelt en snuift wat aan de kastdeur en
zonder te blaffen of een poot uit te steken, keert die zich gewoon om en sjokt
weer vrolijk terug naar z'n baasje.
Wat een waardeloze waakhond zeg, maar we wisten niet hoe snel we weer beneden
moesten komen.
De begane grond bereikten we niet eens, want we zijn vanaf de eerste etage
allemaal door een raam naar beneden gesprongen om te ontkomen.
Een paar dagen later ga ik terug om de vijf spiegels die we uit de kamertjes met
wastafel hadden gesloopt op te halen.
Dit is de eerste keer dat ik het huis helemaal voor mezelf heb. Pa en moe
zijn op vakantie en Dirk is ook vertrokken. De laatste mensen van het feest heb ik
weggestuurd want ik heb werk gevonden bij bloembollenbedrijf Kiepenkerl.
Maar de eerste dag verslaap ik me en aangekomen op m'n nieuwe werkplek word ik
meteen afgezonderd van de anderen mensen. De hele dag moet ik in een stoffige,
slecht geventileerde en schaars verlichtte ruimte, tabkaartjes voorzien van een
haakje. Daar was ik zo moe van dat ik 's nachts alleen maar tabkaartjes en
haakjes voorbij heb zien komen. De volgende dag verslaap ik me nog eens en word
als straf weer de hele dag aan de tabkaartjes gezet. Ook na deze ongezellige,
eentonige dag kon ik 's avonds de slaap niet vatten door alle tabjeshaakjeskaartjes.
Die morgen daarna, doodmoe èn weer te laat. Nu werd ik
oneervol ontslagen. Wat een opluchting.
's Middags ben ik het meteen gaan vertellen bij opa en oma K. op de Catharijnelaan.
Maar die vonden het helemaal niet erg dat ik was ontslagen en verweten me niets?
Voor het eerst in mijn leven richtte opa K. zich direct tot mij: “Die Kiepenkerl
is een klootzak. Helemaal niet erg dat je daar bent ontslagen!” Was zijn
reactie. Het was ook meteen de laatste keer dat opa K. iets tegen me zei, maar
zijn woorden kwamen als een geschenk uit de hemel. Nu was ik in ieder geval niet
meer bang voor de reactie van moe.
Dat met het leven in een groot alleenstaand huis bepaalde risico’s groter
werden, ondervind ik als de eerste week voorbij is en er op een dag een
Marokkaanse familie aanbelt. Ik doe de deur open en er staat een groep van zes
personen voor me. De oudste zoon neemt meteen het woord en voor ik het weet word
ik mee naar binnen gesmoesd met de vraag: Wijs ons de weg naar strand. Omringd
door het oudste broertje die het hoogste woord voerde en drie kleinere kinderen,
kreeg ik in de eetkamer een grote wegenkaart voor m’n neus en moest ik hen
uitleggen hoe ze bij het strand konden komen.
Ondertussen werd zonder dat ik het door had, het huis achter mijn rug om door
andere familieleden uitgekamd. Van het ene op het andere moment was m'n uitleg
voldoende en verdwenen ze net zo snel als dat
ze naar binnen waren gekomen en terwijl ik achter ze aanloop naar de voordeur,
komen er van boven de twee gesluierde vrouwen en
uit de woonkamer ook nog een paar en ze schieten met z’n allen de dikke Mercedes
in die naast ons huis staat geparkeerd. Man met grote snor achter het stuur. Ik
zie ze wegrijden en weet niet goed wat er nou gebeurd is, maar als pa, ma en
broer terug komen van vakantie, valt het moeder meteen op. Ze mist het een en
ander.
Ik word onderworpen aan een kruisverhoor en al de vrienden die ik die vakantie
over de vloer heb gehad krijgen bezoek van de politie. Het kwam niet door de
vrienden die ik had uitgenodigd. Toch een geluk bij een ongeluk want wat was er
gebeurt als ik wel door had gehad waar de Marokkaanse familie voor kwam? Dan was
ik misschien in paniek geraakt en had alles gewelddadig uit de hand kunnen
lopen.
Gered door m’n eigen naïviteit en goedgelovigheid?
Bep haar geldkist is later opengebroken teruggevonden op de parkeerplaats bij
het strand van de Langevelderslag, liefdesbrieven, zilveren tientjes en andere
zeldzame munten. Jaren later durf ik er op terug te komen en
vertel ik haar over het bezoek van de Marokkaanse familie.
Na het behalen van m'n MAVO diploma dit jaar zal ik niet meer verder gaan met
school.
Nu, dit HBO-jaar, zal er alleen maar gedanst worden en heb ik een werkweek van
zes dagen. Zaterdagen alleen lessen in de ochtend.
Het lijkt wel of ik al jaren tegen m'n eigen natuur inga. Ik ben geen danser,
maar dat kan ik nu wel.
Bep fokt me zo erg op. Ze bepaald alles voor me. Wanneer ik opsta, wat ik
overdag doe en hoe laat ik naar bed ga.
24 uur per dag, zeven dagen per week, jaar na jaar ga ik al gebukt onder haar
bemoeizucht.
Die zeven dagen van de week. Kan er niet meer tegen, al jaren leef ik met de
psychische terreur thuis en of dat al niet genoeg was, kwam er ook nog het
fysieke ongemak bij door al die jaren trainen.
Ik zit m'n tijd gewoon uit maar ergens in m'n achterhoofd zie ik mezelf niet tot
m'n dertigste dansen, als ik achttien word ben ik volwassen en kan ze me niks
meer maken.
Het is op zich wel leuk om iets te leren en ergens beter in te worden en het
resultaat van al die jaren ploeteren is, dat elke spier in m'n lijf is
getraind. Voel me daardoor meester over mijn lichaam, sterk en tot alles in staat. Heb zelfs het idee
dat ik door het trainen de migraine onder controle weet te houden.
Maar door de jaren heen verwachten ze, dat je zelf ook wat choreografieën maakt
en een bredere interesse toont in de zaken die er ook toe doen.
Dat wil mij maar niet lukken. Ik kan er echt niets van mezelf in kwijt.
Dan ben je dus veroordeeld tot het uitvoeren van het werk van anderen. Niets zo
depressief als uren in studio's dansjes instuderen.
Alleen de zondagen heb ik nu nog om uit te slapen, meegaan naar de kerk doe ik
al niet meer zo vaak.
Dat zielige ellendige leven van mij, ik weet niet wie of wat ik thuis ben of
waarom ik al jaren op deze school zit maar dan ook nog steeds naar de kerk en op
je knieën moeten? Daar ben ik gelukkig vanaf, geen pijnscheuten meer die vanuit
m'n knieën de bovenbenen inschieten.
(Voordat ik orgel speelde, zaten we vaak vooraan net achter opa en oma en de
rest van de familie op de eerste en tweede rij. Na het orgelsucces ben ik
helemaal achterin gaan zitten, tot de twijfel zo groot werd en ik alleen nog
maar voor een bruiloft de kerst of begrafenissen de kerk binnenliep.)
Nu school gestopt is sta ik dus alle dagen in studio's. Ik word er niet vrolijk
van, elke dag veroordeeld te zijn tot deze groep mensen. Het is geen
geruststellend vooruitzicht. Alle dagen van de week alleen maar met dansers
omgaan, die over niets anders kunnen praten dan hun vak. Dit is nooit mijn
uitlaatklep geweest. Beetje triest dat je na veertien jaar bij zo'n moeder als
ik heb, je dan gaat dansen om je eindelijk helemaal vrij te voelen. Dat ik met
dans mijn depressieve jeugd kan verwerken. Ik vind het lachwekkend. Daar is wat
mij betreft wel wat meer voor nodig. Iets wat ik hier thuis bij hen niet zal
vinden. Er is me de afgelopen 5 jaar een kunstje geleerd maar ik bleef een
buitenstaander. Militaire Dienstplicht zou een makkie voor me zijn geweest.
Dit is echt het toppunt van zinloosheid. Jezelf elke dag in het zweet werken. Ik
ben doodop.
Evenzogoed heb ik ook best wel veel lol gehad op school, maar werd toch gezien
als een slechte invloed op de collega's. De meesten waren heel serieus en wilden
allemaal wel door in dit vak.
Ja, wat moet ik dan verder nog met al die mensen die ik hier weer heb leren
kennen en die alleen maar met hun instrument bezig zijn of de hele dag willen
dansen?
Na veertien jaren opgelopen spanningen en niet ingeloste verwachtingen ben ik
doodmoe. Hoe ontsnap ik voorgoed uit deze verstikkende relatie met m’n moeder.
Ook alle mensen die met haar omgaan vind ik niet leuk. Zij die
zich teveel met haar bezig houden vallen voor mij door de mand en verliezen acuut
mijn interesse. Die hebben voorgoed afgedaan en dat zijn er nogal wat.
Het lijkt
wel of Bep vanaf de eerste dagen dat ik bij haar werd achtergelaten, de éne
verkeerde keuze na de andere voor me maakt. Ik moest leren van haar te houden,
puur uit zelfbescherming, ondanks dat ik al dicht klapte bij haar aanraking.
Alsof ik aan het Stockholmsyndroom lijd. Ik ben nog maar een schim van de
vrolijke optimistische jongen die ik was. Als ik geen piemel tussen m’n benen
had gehad, was ik allang van school gesprongen. Maar hier in dit huis een einde
aan m’n leven maken ga ik écht niet doen. Ik zal mezelf hier niet verhangen, of
m’n polsen doorsnijden in jullie bad. Dat is natuurlijk wat iedereen verwacht: “Ach ja, die zielige jongen was als bastaard
zoon van een promiscue kindvrouwtje toch al ten dode opgeschreven!”
Als er niets verandert, ben ik over dertig jaar nog niet van d’r af. Ik heb nog
recht op een paar jaar leven zónder haar.
Ze vindt dat ik voor mijn problemen wegloop, maar het grootste probleem hier is
zij zelf. Ik gruwel van het vooruitzicht op een levenslange verbondenheid als
lijfeigene van m’n moeder.
“Ik ben je moeder hoor, ik heb je godverdomme negen
maanden in me gedragen, ja!!! Hou daar rekening mee!”
Dat ik tot mijn dood als een schijnheilige, latente, zijige homo vol zelfhaat in de heer
blijf. M’n leven lang voor haar blijven zorgen, terwijl ze de ene na de ander
sukkel lul 'bevrijdt' en dan vervolgens haar afdankertjes krijgen: “Hé, je moet
eens met deze man gaan praten, durft er niet voor uit te komen dattie op jongens
valt. Lok hem maar lekker uit de tent, hij is ook graag in een heer!" Al
die surrogaatvaders die ze nog voor me gaat vinden.
Heb je een
waardeloos leven? Kijk even op de Heereweg bij die hoer en haar bastaard. De
gedachte alleen al dat ik dat huis nooit meer uitkom, dit dorp nooit meer
verlaat, horror gewoon.
Als je zo alleen nog maar met pa en Dirk thuis zit, zal je me snel missen, dan
moet je je agressie bij hen kwijt en dat pikken ze steeds minder van je.
Ik
vloek of schreeuw nooit tegen jou, maar je man en jongste zoon zijn het zat en
beginnen nu terug te schelden.
Ze hebben nimmer de confrontatie met je aan
gedurfd, nooit een discussie met jou overleefd, en nu gaan ze terugschelden:
“Hou nou eens even je bek dicht, wil je?” Daar kun je het dan mee doen.
Je doet nu wel alsof je aan hun kant staat maar ze weten dat ze geen partij voor
je zijn als het er op aankomt, jij doet toch waar je zelf zin in hebt.
Bart zijn raad is ook niet echt welkom meer, hij weet totaal niet in wat voor
wereldje ik gedrild ben.
Als ik na jaren zwoegen voor een plek aan de top bij het Nationaal Ballet of het
Nederlands Danstheater niet aangenomen word, dan ga ik toch lekker op een
vakantieboot op de Rijn het Nederlandse publiek vermaken, daar zochten ze ook
showdansers voor. Joh, écht waar pa? Zo van: Je hebt hier toch jaren voor
getraind? Ga er nu maar je werk van maken en overal waar ze dansers zoeken
solliciteren! Hij is gaan geloven dat ik dansen echt leuk vind en niet zonder
kan. Dit was de man die zich in de gemeenteraad sterk maakte voor blokfluitles
op alle basisscholen in de regio, mede door zijn wijf vond hij dat natuurlijk
ook bij de opvoeding horen. Belangrijk hoor, cultuur! Asjeblieft pa, bespaar me
je fantasieloze dorpsraad. Had me van ballet af gehouden. Dan had ik me als een
kluizenaar lekker ergens in het dorp kunnen verschuilen. Net zoals Jan Ponsioen.
Die heeft nadat hij uit z’n onbewoonbaar verklaarde bouwvallige huis was gezet,
een leuke prefab woning met wat grond en een paar schuurtjes gekregen.
Het huis waar hij is uitgezet stond op instorten maar was fantastisch om te zien. Sommige buitenmuren waren al deels verdwenen waardoor je zo zijn kamers inkeek. En wat deed Jan? Hij vulde de gaten op met boeken. Een huis met muren van boeken. Zijn bouwval gestut door literatuur. Dat beeld raak je niet meer kwijt.
In de tijd van de Kievitstraat gingen we wel eens bij hem langs op zijn nieuwe stek. Berend v. A. wist waar hij woonde en Jan had altijd wat te doen. We hebben in de zomer een keer de hele middag bij hem achter roestige kromme spijkers, recht zitten slaan met hamers. “Jawel hoor dat helpt wel, die kan ik nog goed gebruiken voor de verbouwing van m’n schuurtje!”
Jan Ponsioen woonde alleen, met zijn katten. Heel veel katten. Als je z’n keet binnenstapte, had je eerst een portaaltje en je mocht pas doorlopen als de buitendeur dicht was en de katten niet konden vluchten. Als die op z'n bed hadden gezeken, legde hij er kranten op en droogde het dan met een strijkijzer.
Binnen hebben we op z’n bank gehangen en Berend pakt er, ongevraagd, altijd wat erotisch materiaal uit de slaapkamer van Jan bij. Als het mag, haalt Jan het biljart van achter zijn bank vandaan en gaan we biljarten. Laken vol met gaten van de motten.
Eten doet hij met z’n beesten. Daarvoor neemt ie z'n steelpannetje, legt er een stapel van 8 sneeën witbrood in, vult de ruimtes die overblijven aan de zijkant met blaadjes sla en maakt het af met een halve liter melk. Vork erbij, katten eromheen en eten maar.
De enige keer dat hij zich scheerde was als hij weer boodschappen in ons winkelcentrum kwam doen. Alpinopetje op, donkerblauwe overal aan met een zwarte riem om z’n middel, een colbertje waar de motten zich tegoed aan hadden gedaan eroverheen en een schone rode boerenzakdoek. Op z’n brommertje en helemaal op z’n netjes.
De ochtend dat ik mijn eindrapport uit de brievenbus scheurde en al zag dat
ik niet door mocht voelde ik me bevrijd. Was dit een traan van
opluchting, of ook van verdriet over al die verloren jaren? Ik moet van school
en het voelt als wraak op m’n moeder. "Hahaha, dat boerenzoontje van je heeft
het niet gehaald: totaal gefaald!" Schiet er door m’n hoofd.
Met de nieuwe adjunct M. Sarstädt die 1979 niet had meegemaakt, hadden ze iemand
die de bezem erdoor kon halen. In die golf van mensen die eraf gestuurd werden
zat Claudio al meteen, maar ik ook.
Waarom heb ik hier zes jaar lang op gezeten? Ik had makkelijk aan
iets anders kunnen beginnen.
Mijn rapporten zijn allebei slecht, het tussen rapport dit jaar: 1 voldoende, 1
onvoldoende tot matig, 4 onvoldoendes, 1 matig en mijn gevoel voor dans is
gewoon niet te beoordelen. Bijgevoegde opmerkingen: "Zijn prestaties zijn niet
in verhouding tot zijn lichamelijke mogelijkheden, hij moet nu laten zien wat
hij kan. Zo gaat het niet langer.”
Mijn eindrapport was nog duidelijker: 1 voldoende, 4 matig en 14 onvoldoendes
met een begeleidende brief en de bevestiging dat de opleiding voor mij na dit
schooljaar niet wordt voortgezet.
Die winterdag dat ik op De Kaag door het ijs zakte, is exemplarisch voor m’n
leven tot nu toe: Goed gemutst onderweg Bart en ik, vanaf ons eigen slootje bij
de Beekbrug, één keer klunen bij de buren en bij het oude openlucht zwembad in
Sassenheim, de Van Pallandtlaan over naar de Ringsloot, want onder de brug was
het nog niet helemaal bevroren. Vanaf dat punt hadden we alleen maar ijs en we
schaatsen, onder de A44 door, richting De Kaag. Gecommuniceerd werd er weinig, ik
schaats gewoon achter pa aan en zie wel waar hij naartoe wil. Hij houdt zich
aan zijn eigen tempo en ik raak wat achterop. Als we ter hoogte van Warmond op
De Kaag een bocht willen nemen, zie ik vier boomstammen op het ijs liggen. Bart
schaatst er gewoon tussendoor maar als ik nader, twijfel ik. Er is zwak ijs en
pa is er al overheen geschaatst.
“Als je snel bent gaat het wel!” Hoor ik hem nog roepen en ik zie hem in de
bocht verdwijnen. Ik schaats een stukje terug om vaart te kunnen maken maar als ik de eerste twee bomen passeer, zak ik
langzaam door het ijs. Bart is uit het zicht verdwenen. Geschrokken door de kou begin ik te zwemmen, de verkeerde kant op en
steeds verder naar het midden van de plas, in plaats van naar de kant. Alles om
me heen breekt natuurlijk. Maar ik houd m’n hoofd boven water. Dan hoor ik Bart
achter me schreeuwen: “EUS!!! Omdraaien, hier naartoe… deze kant op!” Ik draai
me om en zwem terug. Ik zie hem zitten op één van de boomstammen, bezig met zijn
schaatsen en denk: “WAT??? Trek me eruit man!!!”
Daarna gaat hij languit op het ijs liggen en trekt mij uit het wak het ijs weer op.
Bart kijkt ongelooflijk sacherijnig. Als hij weer op een boomstam gaat zitten en
ik toekijk hoe hij zijn schaatsen weer onderbindt blaft ie me toe: “Hé, niet
stil staan jij, kom op in beweging blijven!” Niet even een omhelzing op de goede
afloop. Tuurlijk, ik moet in beweging blijven omdat ik “onderkoeld” kan raken.
Bart was natuurlijk geschrokken en boos op zichzelf. Hij negeerde het
waarschuwingssignaal voor bedrieglijk zwak ijs en was er zelf lekker stoer
tussendoor geschaatst. Helemaal doorweekt nu, voelde ik me twee keer zo zwaar,
maar ik had het wel lekker warm. We schaatsen een stukje terug en nemen de
Ringsloot die op de Botersloot uitkomt, waarna we de afslag naar camping "De
Wasbeek" in Warmond inschieten. Het is niet ver meer, maar nu blijft Bart de hele tijd
achter me schaatsen en telkens als ik omkijk om te zien waar hij blijft
schreeuwt ie: “Door schaatsen jij, schiet op!” Vreemd gewoon, dat hij zo bot
blijft doen en waarom komt hij niet naast me schaatsen? Net schaatste die de
hele tijd 25 meter voor me en nu blijft hij steeds achter me? Langzaam aan neemt
de kou het over. Eindelijk zie ik de woonboot van ome Piet en tante Margret
liggen. Daar kunnen we even bij komen. Binnen word ik meteen onder de warme
douche gezet maar ik voel de kou al tot in m’n botten.
Ik denk terug aan een vakantie
die ik hier doorbracht en bekijk de littekens die ik hier heb opgelopen: Tijdens
de logeerpartij kwam ik bij m’n neef in bed terecht en moest er
gevoeld worden. Hij heeft me de hele nacht liggen pijnigen. Ik nog zeggen dat
het zeer deed maar hij was niet te stoppen. De dag erna, heb ik de hele dag bloed
gezeken en er een litteken op m’n eikel aan overgehouden. Op m’n linkerbeen heb
ik ook een grote, van het zelfgebouwde vlot. Dat gebeurde toen ik langs een
spijker het vlot afgleed het water in. Bij het weer op de kant klimmen, kon ik het
witte bot van m’n knie zien.
De douche is lekker warm, ik krijg het steeds kouder.
Als Piet ons met de Cadillac naar huis rijd, is Bep al ingelicht door tante
Margret.
Eenmaal terug op de Heereweg gaat alle aandacht uit naar Bart. Bep laat mij
achter in de
salon en loopt terug naar Bart die in de keuken staat. Hij had bijna zijn “zoon”
zien verdrinken. Ik zit alleen in de grote salon te trillen en hoor hoe “vader”
in de keuken instort en zwaar begint te snikken. Na drie dagen was ik weer een
beetje op temperatuur.
Bep, had zich in haar jeugd ook “op glad ijs” begeven, en oeps! Daar was ik.
Het probleem werd gedumpt in een wak, Breda, waar het een beetje kon rondzwemmen, want ik was niet de bedoeling.
Maar vanaf het moment dat ze me er uit trekt, houdt ze me continue in beweging.
Ik ben “onderontwikkeld” en blijf m’n leven lang door haar aangespoord en
opgehitst worden om beter te presteren, steeds meer te doen en hoger te reiken.
Onderweg zeg ik wel dat ik
het koud heb en even wil rusten, maar je schreeuwt dat ik door moet.
(Het drama met vader werd me na de kerk iets duidelijker, toen oma en opa K. op visite waren. Hij kreeg van opa, de wind van voren over zijn onvoorzichtige, onverantwoorde handelen met mij op het ijs. Toen ik gisteren door het ijs zakte, kwam bij Bart zijn jeugdtrauma naar boven. Ook opa had hem een keer bijna verloren en de herkenning bij beiden, doen de tranen in hun ogen opwellen.
Nu snap ik ook wel waarom die zo bot tegen me deed, nadat hij me uit het wak had getrokken.
Hijzelf mocht als kleine jongen eens meerijden terug van het land, boven op een wagen vol met strobalen. Maar de vracht was te zwaar en Bart was te licht. Na een bocht kwam er teveel beweging in de lading en al wiebelend, kantelde de hele boel naar opzij, zo de sloot in. Bart eindigde in de sloot, onder de wagen met strobalen en opa vreesde het ergste.
De wagen moest er eerst uit getakeld worden. Daarna nog alle strobalen, voor ze bij hem konden komen. Hij zat nat, maar levend in de sloot, in de loze ruimte tussen twee balen in en had nauwelijks een schrammetje.)
Na alles wat ik in Den Haag heb meegemaakt is het wrang dat me op deze
manier, zonder verder perspectief te kennen wordt gegeven dat ik niet meer terug
hoef te komen. Ik heb echt niemand op die school gehoord over wat voor opties ik
had. Waar kan ik eventueel mee doorgaan, waar liggen nog kansen voor me, met en
na deze opleiding? Niets.
Na dit verschrikkelijke depressieve jaar. Helemaal verbaasd was ik, toen ze
vorig jaar vroegen of ik mee op pinksterkamp wilde in Drenthe. Zal wel uit
medelijden zijn geweest. Aan het eind van het examenjaar met zeven anderen een
week lang op een creatieve camping bijkomen. Frank onze charismatische
geschiedenisleraar ging mee en naast vier meiden: Johanna L., Trea K., Angela L.
en Marijke v.d.H., gingen ook de twee jongens waar ik verliefd op was mee, Rob
S. en B. De meiden reden met Frank naar Drenthe, Rob, B. en ik worden door Bart
gebracht.
Toen we een plekje in het bos gevonden hadden waar we ons konden installeren,
ontstond er al meteen onenigheid. Ik had geen tent en er was van te voren afgesproken dat ik wel bij iemand anders kon slapen, maar B. wil ineens niet
meer alleen met mij in een tent. Hij loopt het risico dat ik aan hem ga zitten
deze week liever niet. Deze afwijzing deed me al meteen terug verlangen naar
huis. Rob vind het lullig van hem en we slapen met z’n drieën opgekropt in zijn
tent. Ik houd mezelf gedeisd de rest van de week.
Trea K. is waarschijnlijk
verliefd op me maar daar ging ik niet voor mee.
Na drie dagen als vroeg in de avond iedereen met het eten bezig gaat, trek ik me
even terug in de tent. Letterlijk en figuurlijk. Hierdoor lukt het me mijzelf
weer een beetje te gedragen onder de mensen en ben ik niet zo gefixeerd op de
jongens die meegingen voor de meiden. Ik doe verder niet veel deze dagen maar ze
laten me ook met rust.
Een maand of wat later na de grote vakantie terug op school (want ik kreeg na
het behalen van m’n MAVO diploma nog één jaar de kans om met ballet vooruit te
komen) zie ik in de pauze de groep waar ik mee op kamp ben geweest apart met elkaar
praten en om en om naar mij kijken. Marijke v.d.H. schijnt helemaal gechoqueerd te zijn. Er was wat gebeurt
op de camping, maar wat? Ik richt me tot Johanna L. met de vraag wat er toch aan
de hand is.
“Ben je nou echt zo naïef joh, heb je nou helemaal niet door wat je
gedaan hebt?” Zegt ze, verontwaardigd. Ik denk, wat heb ik nou weer gedaan? En
vraag door.
“Marijke ging jou roepen voor het eten. Deed ze de tent opzij, lag jij je
daar af te trekken! Hoe denk je dat dat voor haar was?”
Stomverbaasd blijf ik haar het antwoord schuldig. Wat krijgen we nou zeg? Ze doet alsof Marijke door mij onheus is bejegend en in haar eerbaarheid is
aangetast. Marijke mag zich gelukkig prijzen dat ze op zo’n ongedwongen manier
geconfronteerd werd met het andere geslacht. Ik heb haar toch niet uitgedaagd of
bepoteld? Ik heb haar niet eens opgemerkt toen ze de tent in koekeloerde. Wisten Rob en B.
hiervan? Waarom zeiden die niets? Lieten ze me daarom met rust? Het is ook meteen over.
En dan dat verjaardagsfeestje van Cleo K. in Harderwijk, waar ik dacht dat er
meer was tussen haar en mij. Waarom moest ik haar anders de hele avond liggen
droogneuken met m’n tong achter in d’r keel? Maar dan maandagochtend bij ons weerzien op school zeggen dat er niks is? Het was wat haar betreft alleen maar voor het weekend omdat ze geen jongen
had en de rest van de meiden die ze had uitgenodigd wel. Nou wat zielig dat je dan mij uitpikt, het stomste jongetje van de school. Ik heb me nogal liggen vervelen op die magere, droge venusheuvel van je. Dacht alleen maar aan die andere jongen op je feestje. Iemand anders zou dit niet pikken en je gewoon geslagen hebben.
Oh, maar daarom koos je mij ook: Op dat naïeve, armeluis-, moederskindje kun
je het zonder te vragen of verdere verplichtingen wel uitproberen.
Pas tegen het eind van het schooljaar stuurt Linda Goss, niet eens m’n eigen
balletlerares, iemand van m’n groep op me af om te vragen of er misschien iets
is, terwijl ik al een jaar rondloop met suïcidale gedachten: “Nee joh, gaat wel, dank je Renatus. Echt collegiaal van je.”
Als Geke R. en Renatus H. met het jaarboek bezig zijn, vragen ze aan alle leerlingen kleine quotes voor onder de foto’s. Ze blijven me tot het eind van het jaar vragen of ik geen leukere bijdrage kan verzinnen. Ik blijf erop staan dat ze m’n opmerking gebruiken, anders wil ik niet in het jaarboek: “Ik ben ziek, maar dat ben ik al sinds ik hier op school zit.” Ze houden woord en de opmerking wordt samen met een lelijke foto van mij die in de trein genomen is gepubliceerd.
“En als je dan nog leeft? Dan kom je in een rolstoel terecht!” “Ja, nou en? Dan rijd ik de lift in, ga naar de bovenste etage en doe het nog
een keer!”
“Je bent depri Eus!” “Zeker weten, Carmp!” Dat was ons taaltje: Lekker gezelli samen en toch depri:
"Nog een chillum
volstoppen dan maar?
Oh, ik ben m’n aansteker kwijt.” “Ja, en je verstand!”
Ok, toegegeven, dit jaar ben ik ook opgeroepen voor de militaire
dienstplichtkeuring in Delft. Door het Conservatorium kwam ik
terecht in de sectie:
buitengewoon dienstplichtig, ondergebracht bij de landmacht. Dat zou ik als
voordeel kunnen beschouwen.
Op een examenfeest in Delft, raak ik in gesprek met Gerard die destijds verantwoordelijk was voor het scheuren van die pees aan m’n heup tijdens krachttraining waar ik m’n leven lang last van zal blijven houden. Hij komt er midden in ons gesprek ineens achter dat ik er afgetrapt ben en zegt: “Oh, jij gaat niet door volgend jaar? Dan hoef ik niet meer met je te praten!” En weg was Gerard, opgelucht dat ie niet nóg meer energie aan me kwijt was.
Droom: Het is het einde van de middag en het begint al een beetje te schemeren. Bij onze Beekbrug is wat ergs gebeurd. Er moeten wat lichamen van de bodem van de beek gehaald worden voor ze boven komen drijven. We voelen ons verplicht te helpen. Op de brug staan mensen te kijken die weten wat zich eerder heeft afgespeeld.
Wat er precies is gebeurd weten Rob en ik niet. Wij staan naakt aan de zijkant van ons huis te bibberen. Met z’n tweeën duiken we het water in. De beek blijkt diep en het zicht onderwater is slecht. We moeten alles op de tast doen. Op de bodem is het zaak dat we bij hetzelfde lijk uitkomen dus we houden elkaar vast tot we beneden zijn en als we grip kunnen krijgen op een van de gladde kadavers, zwemmen we ermee terug naar de oppervlakte en slepen het op de kant. Behoedzaam leggen we het loodgrijze lijk bij de anderen op het zwarte zeil en gaan voor de volgende, onder het toeziend oog van boeren en buitenlui. :moorD.
Na de grote vakantie word ik elke dag door Bep op pad gestuurd om ergens in de buurt
een baantje te gaan zoeken, want werkloos thuis blijven zitten zonder een
bijdrage te leveren aan het huishouden zal niet gaan. Dus ga maar solliciteren
bij groothandel De Digros, of de supermarkt, of bij een bollenboer.
Ze stuurt me ook meteen naar de Sociale Dienst voor een uitkering, want nu ik
18 ben
en thuis een kamer bezet houd, moet
ik ze huur gaan betalen en eetgeld.
Jarenlang periodes moeten doorstaan dat moe zo ziek was en we allen
verwachtte dat ze de kerst niet zou halen of de winter niet zou overleven en ze leeft
godverdomme nog. Voor mij is het één groot drama, waar maar geen einde aan komt.
Als ik het had mogen zeggen dan was ze al lang opgenomen geweest.
Tegenwoordig is er de mogelijkheid om alles wat je meemaakt te kunnen streamen
op (a)sociale media, nou dan had ik zo genoeg bewijs bij elkaar gehad om haar
uit de ouderlijke macht te kunnen laten zetten. De meeste mensen zullen hun ogen
en oren niet geloven.
Hoe kom ik hier ooit overheen. Heb alleen maar mijn best gedaan, er niet aan
onderdoor te gaan.
Al mijn seizoenen zijn aangetast: Ruik ik dat het weer lente wordt, dan schiet de
depressieve tijd uit de Kievitstraat door mijn hoofd, met die stomme paastijd
waarin ik jarig ben en al die schijnheilige, kinderachtige rituelen waarmee Bep
de boel probeert op te vrolijken.
In weer en wind vluchtte ik naar buiten om
gezeik te ontwijken, conflict te vermijden en m’n verdriet te verbijten. Regen, sneeuw en hagelbuien
weerhielden me niet van mijn onvermijdelijke rondje, tot ik de
confrontatie met thuis weer aankon. M'n rondje, want hoe vaak ik
ook wegliep, ik moest telkens weer bij hen terugkeren. Het heeft wel wat hoor
lekker keihard janken op de fiets, terwijl de regen je in het gezicht slaat,
zonder dat het iemand opvalt.
Elke keer ook als dat mens een kamer binnenkomt, moet je polsen hoe de vlag
erbij hangt: is ze goed geluimd, of gaan we een sfeerverpestende zedenpreek
krijgen het komende uur? Moet er nog iemand alcohol en tabak voor haar halen, of
zit ze er emotioneel helemaal doorheen en wil ze alleen wat bevestiging dat ze
een goede moeder is geweest? Doodmoe word ik van d’r.
Na 7 jaar ben ik nu dus weer, hup, vanuit het elitaire balletwereldje, terug bij
de gewone mensen en m'n boerenbollenfamilie.
Geen volle zalen meer met staande ovaties en minuten lang applaus.
Ik vind het boeren, de boeren, helemaal niet erg. Zonder de invloed van moe had
ik net zo lief genoegen genomen met een baantje ergens bij een boer.
Het is zwaar werk maar eerlijk en de beleving van de
seizoenen is intens bevredigend.
Het geeft me net zoveel voldoening als elke avond
de schijn adoratie van een vermaakt publiek.
Op het Conservatorium ben ik trouwens altijd
'het boertje' geweest: “Oh en
wie kruipt er weer onder de barre door? Eug de zeug! Het boertje uit Lisse!”
Hartstikke lekker om je buiten in het zweet te werken. Na al die jaren op het Conservatorium was dit ook best wel helend. Die noeste arbeid zonder gezeik aan de kop.
Geen geschreeuw van thuis of school.
In de zomervakantie ben ik niet bij m’n eigen familie gaan werken, maar bij
Koos Lamboo in de droogbloemen, op de Catharijnelaan, drie huizen verder dan waar opa en oma K. wonen. Zo’n goeie tijd gehad daar. Tussen de middag bij opa en oma eten en na het werk voor iedereen bloemen mee
terug nemen natuurlijk.
Hier ben ik ook voor het eerst iemand tegen gekomen die 'Eugène' heet. Alleen
daarom al kan ik hem niet uitstaan. Wat een kutnaam.
Maar
Koos was een trotse vent en als een vader voor me. Hij hield me in de gaten en ik voelde me gewaardeerd.
Mijn eerste legale, openbare biertje met de rest. Die ritten aan het eind van de
werkdag, wanneer die vraagt of ik nog even mee ga naar een veld aan de
Achterweg, waar nog wat partijen klaar lagen die voor zonsondergang naar binnen
moesten. Hij op de trekker en ik met een rookpauze, achter op de aanhanger. Wat een overzichtelijk leven. Voor mij was het ondanks het zware werk een oase van rust bij hen op
en rond het
bedrijf.
Bep probeerde me wel eens wijs te maken, dat als je gestrest bent en gespannen, dat je
dan moet denken aan een bos met z’n bomen.
Daar wordt ze zelf ook weer rustig
van.
Maar ik zie al jaren door al die bomen het bos niet meer en denk met
weemoed terug aan die ritjes met Koos op de Achterweg. Hier voelde ik voor het
eerst dat ik het op zo’n manier wel uit zou kunnen houden in Lisse. Werken bij
Koos en m'n eigen schuurtje op het land.
Bep ziet dat natuurlijk anders, die zal daar geen genoegen mee nemen, ze vindt me intelligenter en wil “Dat ik er
alles uithaal wat erin zit.” Ze is nooit tevreden of trots op me geweest. 't Is
ook nooit genoeg voor haar.
Dagboek 'Het Scrift' Augustus 1984 / Februari 1985,
met een
foto van Paul Blanka.
Ja moe, je hebt me jaren getreiterd, denk je dat ik nog om jou goede raad
verlegen zit? Jij hebt mij nog hele andere zaken uit te leggen en dat blijf je
maar afhouden en uitstellen. Zo onderhand heb ik natuurlijk wel door dat ik een deel van het probleem
ben. Niet alleen je slechte jeugd is een trauma. Ook met de manier
waarop ik tot stand kwam, schijnt wat te zijn. Waarom heb ik nog steeds niet het hele verhaal?
Moet ik er zelf over beginnen? Kom ik alleen meer te weten als ík steeds de juiste vragen stel?
Het schiet niet echt op en het duurt me ook allemaal veel te lang. Ik wil er het
liefst een punt achter zetten. Als ik niet vlucht van hier word ik
knettergek. Het blijft éénrichtingsverkeer. Niemand lijkt ook door te hebben wat er
speelt en niemand zal me tegen houden.
Maandag 24 september haal ik m'n laatste
loon op bij Koos en wil meteen door naar Den Haag, maar 's middags pak ik
toch eerst nog ff de fiets en rij naar de Maandagse
Wetering. Toch even kijken of Jan er is en hem bijpraten over de oplopende spanningen en m’n ongedurigheid.
Godverdomme hij is er niet. Vanaf mijn kamer op de Heereweg kan ik turend over de bollenvelden, de Leidse
vaart en de spoorlijn zo de Teunisbloem zien 3 kilometer verder waar die woont. Met de verrekijker kijk ik zo zijn woonkamer binnen.
Het zijn twee verschillende werelden. Hier ben ik gestrest maar als ik naar Jan
z’n stek rijd, is alles veel relaxter, alsof het daar elke dag zondag is. Het is
er net zo dorps als de rest van de omgeving, maar hier in dit huis met Bep, Bart
en Dirk voel ik me misplaatst. Ik ben ze al lang niet meer dankbaar dat ik er
toen bij mocht komen.
Nu ik achttien ben, al vijf maanden, kan ik de onvermijdelijke keuze niet
meer uit m’n kop bannen. Ik kan de jarenlange drang tot uitbreken niet meer
weerstaan.
Voor de wet ben ik nu volwassen,
dus ik mag gewoon mijn eigen weg gaan, toch?
Zonder verder bang te hoeven zijn voor haar!
Hier heb
je toch zo lang op gewacht? Waarom DOE je nix? Als je gaat zitten wachten tot
pappie en mammie je volwassen genoeg vinden om op jezelf te gaan wonen, dan zit
je hier nog wel wat jaren hoor!
Zij vinden dat ik nog niet heb bewezen dat ik die verantwoordelijkheid aankan. Ik kan niet met geld
omgaan en heb nog geen werk. (Als je geen geld hebt, kun je er ook niet mee
omgaan.)
Dus 'op mezelf gaan wonen' is
wat hen betreft nog helemaal niet aan de orde en verder ook nog geen onderwerp
van gesprek geweest.
Ik moet het dus zelf uitzoeken.
Maar ik zoek niet. Ik ga gewoon logeren
op de bank, bij Claudio op de Statenlaan in Den Haag.
Niet dat hij nou zo uitnodigend is, maar ik kan wel bij hem terecht.
Dinsdag 25 September 1984.
Het was vroeg in de ochtend half negen. Koos had geen werk meer en ik lag nog in bed. Als er een paar keer wordt gebeld aan de voordeur, komt Bep m’n kamer in
stormen. Kriegel en gepikeerd maakt ze me wakker: “Wát doe jij nog in je bed?”
Naakt, met bungelende borsten, leunend over m’n ochtend erectie, schuift ze m’n
gordijn opzij en kijkt door de balkondeuren of ze kan zien wie er beneden
voor de deur staat. Ik ruik haar. “Kom, ga eens kijken wie dat is!” Commandeert ze.
Weer lekker wakker worden zo. Dan: “En moet jij niet werken?” Als ik zeg dat ik
wat vrije dagen heb, bitst ze: “Hoezó heb jij vrij?” En ze holt alweer de kamer
uit om zich aan te kleden en zelf te gaan kijken. De beller is helaas al
vertrokken en ik hoor haar onder aan de trap schreeuwen: “Eus ik ga even
sigaretten halen in Juff!”
Uitslapen kan ik dus wel vergeten, ik voel me opgefokt en moet onwijs nodig
zeiken. Het was ook nooit eens iets van: “Hé, goeie morgen, ben je nog thuis Eugène,
heb je vrij? Ik heb me verslapen, stom hè?”
Nee tuurlijk niet: “Waarom ben je nog niet weg, joh! Wat doe je hier?”
M’n hartslag loopt verder op en ik breek. Ik kan deze constante dreiging om
niks ook niet meer aan. De voortdurende terechtwijzing blijft een psychische
afranseling, er is ál-tijd wat. Ik heb het helemaal gehad met haar
ochtendhumeur. Als ik niet vertrek maak ik haar af. Wegwezen hier. Dit is nooit
m’n huis geweest. Ik zal geen traan om je laten. Het moment dat ik haar de voordeur hoor dichttrekken en de auto het grindpad
af hoor rijden, pak ik vastberaden zo snel mogelijk wat spullen mee en haast me
zonder thee of brood, naar de bushalte. Nog voor mijn bus in zicht is zie ik
haar alweer terugkomen en de auto naast het huis parkeren. Met bonkend hart stap ik op lijn 50, eindbestemming Leiden centraal. Als ik door het gangpad
zwalk naar een zitplaats, werp ik nog een laatste blik
door de grote achterruit. Ze komt niet naar buiten lopen. Ik vertrek naar Claudio in
Den Haag.
Met het laatste loon wat ik van Koos heb, neem ik Claudio diezelfde avond mee naar de verjaardag van Harm van der Gaag in Driebergen. Maar we vertrokken te laat en treuzelden onderweg en verschenen rond de klok van 23:00 pas op de Buntlaan. Daar deed de vader van Harm de voordeur open en vertelde ons dat Harm al sliep. “Nou vooruit, dan. Omdat jullie die lange reis hebben gemaakt. Kom maar even binnen, dan kijk ik wel of hij nog wakker is!” Na een kort onderhoud en een versnapering, laten we Harm weer met rust. Dat ik vanochtend thuis ben weggevlucht, vertel ik ze niet.
De volgende avond hangt Bep natuurlijk al aan de telefoon: “JIJ KOMT
GODVERDOMME METEEN NAAR HUIS jongeman.
WIE DENK JIJ WEL DAT JE BENT, zo gaan wij hier NIET MET ELKAAR OM, mijn zoon,
HIER WORDT GEWOON OVER DE DINGEN GEPRAAT ALS ER IETS IS, Eugène!
Ik verwacht je vandaag of morgen hier terug, HOOR JE ME?!”
Met een hartslag van 120 per minuut zeg ik resoluut: “NEE! IK KOM nietrug!”
“WAT
KRIJGEN WE NOU?” Tettert ze in m’n oor. Ik houd de hoorn iets van me af en kijk
ernaar, ze is nog steeds goed te horen.
“JE KOMT ONMIDDELLIJK TERUG EUGÈNE, LAAT ME JE NIET KOMEN
HALEN JONGEN!!!” Klinkt het schel en ingeblikt, maar gelukkig ook
ver weg.
Wat ben ik bang voor dit mens, dat ik dit durfde te zeggen, ben nog nooit zo
brutaal naar haar geweest, m'n hart bonkt in m’n keel. Toch breek ik haar abrupt
af en hang de hoorn weer terug aan de haak. Met een doffe klap laat ik me tegen
de muur vallen en voel voor het eerst in m'n leven m'n benen niet meer waardoor
ik op de vloer terecht kom, zo voelt instorten klaarblijkelijk. Even bijkomen. Godverdegodver! Ze lijkt in alle staten. Wat nu, het is al laat, ze zal toch niet...? Belt
ze Jan nu op? komt
ze straks met Bart de Statenlaan oprijden? Of stuurt ze de politie op me af?
Terug beneden op de kamer van Claudio, waarschuw ik iedereen: “Als dat wijf het waagt om hier straks aan te bellen, verdwijn ik via de
achtertuin!”
Maar dat deed ze niet, aanbellen.
Pasfotohokje,
Leiden Centraal Station,
1984.
Ik heb m’n toevlucht genomen op de Statenlaan in het Statenkwartier, in een studentenhuis van het Conservatorium. Hartstikke gezellig hier, tien minuten van het Scheveningse strand. Natuurlijk, ik zou ook zelf naar de politie kunnen stappen, maar ik wil eigenlijk nooit, niets, nix meer met het thuisfront te maken hebben. Zij waren niet de oplossing, maar het probleem.