Gérard Donnadieu:
Op 26 september 2009 publiceerde de journalist Bertrand Le Gendre een artikel
onder de titel "Teilhard de Chardin, de profeet van het internet" in de rubriek
‘Wetenschap’ van het dagblad Le Monde, dat die week gewijd was aan de
informatica. Hij schreef daarin:
“Teilhard wekt opnieuw onze belangstelling sinds de profeten van het internet hem als een van de hunne naar voren brengen. Het kan vreemd lopen, zo onverwacht terug in de belangstelling. Wie had voorzien, dat deze pater-jezuïet een halve eeuw na zijn overlijden, die eerder bij het Vaticaan uit de gratie was, nu als een visionair zou worden beschouwd? En nog wel als een theoreticus van verbindingen, die mensen steeds dichter bij elkaar brengen.”
Het is waar, dat een man als Teilhard, die onvermoeibaar onderweg was per schip en per trein en een vertrouwd bezoeker was op wetenschappelijke symposia in Europa en Amerika, als frequent gebruiker van post- en telefoonverbindingen bij uitstek geschikt was om het groeiend belang van de communicatienetwerken rond de planeet voor de mensen onderling te beoordelen.
Bij zijn terugkeer uit China in 1946 neemt hij de veranderingen waar, die reeds door de nieuwe technologieën van de elektronica zijn ingetreden: “Hierbij denk ik natuurlijk in de eerste plaats aan het buitengewone netwerk van de draadloze telefonie en aan de televisie, die wellicht een voorbode zijn van een rechtstreekse afstemming van de hersenen op elkaar, die ons allen nu reeds verbinden in een of andere vorm van gelijktijdig etherisch bewustzijn.”
In 1949 schreef hij ter voorbereiding op zijn lezingen aan de Sorbonne2 :”Ik
denk dan aan die bijzondere elektronische apparaten (het begin en de hoop van
het nog jonge vak cybernetica), waardoor ons geestelijk vermogen om zaken vooraf
te berekenen en te combineren volgens een bepaald procédé zodanig wordt
ingeschakeld en versterkt, dat hierdoor schitterende groeimogelijkheden
ontstaan.”
En hij ziet voor zich hoe de menselijke hersenen zich met behulp van
deze elektronische machines met elkaar verbinden en op elk punt van het
aardoppervlak met elkaar communiceren.
In 1950 tenslotte, als hij zich in de VS bevindt, schrijft hij in een artikel3
dat in het blad Études zal worden gepubliceerd: “Machines om te verbinden en het
Superbrein. Stiller, maar ook onweerstaanbaarder dan de uraniumbatterijen en de
radar worden de grote rekenmachines (die ook onder de druk van de laatste oorlog
ontstonden) in Amerika (zie: Time, 23 januari 1950) voortdurend groter, waardoor
zij nog meer bijdragen aan de veranderingen van de mens, die net zoals ons
beslag op de atoomenergie zelf worden voorbereid.”
“Na “Bessie” (geboren te Harvard in 1944), na Mark I en Mark II is hier dan Mark
III, het laatste kleintje: ieder nieuw meiske nog briljanter dan haar moeder
voorzover het de omvang betreft van haar elektro-magnetische ‘geheugen’, de
snelheid van haar handelingen, de complexiteit van haar berekeningen, die zij
feilloos weet af te sluiten. Volledig elektronisch aangedreven machines waarin
alle mogelijke combinaties zitten van een even groot aantal variabelen, waarvoor
de meeste bekwame rekenaars zouden terugdeinzen, blijken automatisch te worden
getoetst en geschift. Zoals voorspellingen op meteorologisch en financieel
gebied, eigenschappen van moleculair-chemische bouwsels, mechanische
mogelijkheden van welk type vliegtuig dan ook, dat onder diverse regimes dienst
doet, enz. enz. Alles komt erbij langs. In een mum van tijd worden getalsmatige
resultaten verkregen, die anders een eeuwenlange periode van inspanningen zouden
hebben vereist!”
“Blijkbaar -en op dezelfde wijze als de optica en de fotografie zijn ontstaan
in één eeuw, volgens ons een normaal tijdsbestek- leren de nieuwe verbindingsmachines door hun elektronische neuronen de normale en algemene
voortgang van onze hersenen te vormen: buitengewone versterkers en versnellers
van ons vermogen, niet alleen van het ‘zien’, maar ook van het ‘denken’ …”
Door dit te schrijven anticipeerde Teilhard op hetgeen volgens het domein van de
sociologie de ongelooflijke ontwikkeling van de informatica zou worden. En toch,
de technologische doorbraak, die het mogelijk zou gaan maken om de reusachtige
rekenmachines die hij onder ogen had gekregen achter zich te laten, de echte
computers, die voor allerlei doeleinden werden gebruikt en extreem handig en
snel waren, die kende hij nog niet, sterker, hij had er zelfs geen voorstelling
van. In 1951-52 merkte de wiskundige John von Neumann namelijk, dat de nieuwe
technische ontwikkeling in de elektronica, die tot dan toe bekend stond onder de
naam ‘Turingmachine’. het mogelijk maakte om de ervaring van het denken een
materiële ondersteuning te geven. Deze ontdekking, die lange tijd als
defensiegeheim gold, zal pas na Teilhards dood worden gepubliceerd en dan voor
de ontwikkeling van de computers van de IBM haar vruchten gaan afwerpen, en
verder vanaf de jaren 1970 voor de gehele micro-informatica.
Voor Jacques Printz4 betreft het hier de echte technologische revolutie, die ten grondslag ligt aan
de informatica.
Alhoewel Teilhard zelf niets van deze technologische revolutie had meegekregen,
had hij op de culturele en sociale effecten ervan reeds geanticipeerd. En dat is
zeker ook de reden waarom men hem vandaag de dag als een profeet van het
internet erkent.
De jezuïet Antonio Spadaro, de hoofdredacteur van het Italiaanse blad Civilta
Catolica sluit zich zonder aarzelen hierbij aan. Deze ontwikkelde namelijk al
verscheidene jaren een eigen idee over het christelijk geloof in deze tijd van
het Internet, Tijdens een interview voor het tijdschrift La Croix verklaarde hij
namelijk onlangs: “De invloed van het Internet op onze levens is zo belangrijk,
dat we erdoor worden uitgenodigd te onderkennen, waarin dit samenvalt met het
plan van God voor de mensheid.
De gids, die mij het meest heeft geholpen
hierover na te denken, heeft zelf het Internet niet gekend, omdat hij in 1955 is
overleden. Het betreft de Franse jezuïet Pierre Teilhard de Chardin…Het Internet
als menselijke ruimte zorgt er ook voor, dat de mens deel gaat uitmaken van het
unieke “goddelijke milieu”, dat onze wereld is.”