Bijlage
2:
Zicht op 75
Het ZRH-profiel: opbouw, elementen & overwegingen
a. definities zelfredzaamheid
b. overwegingen bij het definiëren
c. elementen en leefdomeinen
d.
meetinstrumenten en -methoden
e. interdependentie in triade burger, overheid
en particulier initiatief
a. Definities zelfredzaamheid (zrh)
WMO 2007: ‘Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële
vermogen om zelf voor-zieningen te treffen die deelname aan het normale,
maatschappelijke verkeer mogelijk maken’. 8)
RMO 2011: ‘Met zo min mogelijk overheidssteun een zelfstandig leven
kunnen leiden’.
GGD Adam 2017: ‘Zelfredzaamheid is het
vermogen om algemene dagelijkse levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen.
Deze verrichtingen hebben betrekking op verschillende domeinen, bijvoorbeeld in
een inkomen voorzien, lichamelijk en geestelijk gezond blijven of een steunend
sociaal netwerk’. 4)
OBI Rdam 2018: ‘Zelfredzaamheid zegt iets over de mate waarin iemand voor
zichzelf kan zorgen, hoeveel zelfvertrouwen iemand heeft en in hoeverre iemand
voor zichzelf kan opkomen’. 3)
b. Overwegingen bij het definiëren van zrh
De diverse benaderingen van zelfredzaamheid waaieren nogal uiteen van volledig
autonome zrh tot en met volledige zrh dankzij het zelf kunnen regelen/betalen
van hulp, waarna dan pas gradaties van afnemende zrh in beeld komen.
Ook zijn er aspecten van sociale/maatschappelijke/politieke participatie die als
vanzelfsprekend bij de analyse van de zrh betrokken worden, maar waarvoor niet
alle ouderen eenzelfde waardering hebben.
Zo worden alle ouderen boven de 75 jaar in één zin met specifieke groeperingen
onder de 75 genoemd als behorend tot de “kwetsbare Rotterdammers” 5)
Bovengenoemde constateringen kunnen niet alleen leiden tot vooringenomenheid/bias
bij de ongetwijfeld welwillende enquęteurs/onderzoekers, maar ook tot een minder
onbevangen waarneming van de servicedienst of hulpverlener.
Omgekeerd wordt een teveel aan hulp ook als een aantasting van de
zelfredzaamheid ervaren.5)
Het antwoord op de door WMO-radar zelf gestelde vraag “Waarom doen we dit
huisbezoek?”1)
duidt bijvoorbeeld meer op het aanleggen van een wensenlijstje voor vrije
tijd en participatie, dan dat het zou gaan om inbedding in een kwalitatieve
benadering, zoals de Rotterdamse “stakeholders” van “Kwetsbaar en Krachtig” 5) formuleren:
“In het opzetten van de kwalitatieve benadering (….) is benadrukt dat thema’s
zoals vertrouwen, stigmatisering, sociaal netwerk, mobiliteit, zelfredzaamheid,
dagbesteding, isolement, financiën, gezondheid, huishouden, meedoen in de
maatschappij, allemaal relevant zijn en onderling verbonden in het
dagelijks leven van mensen.”
Met de 8 vragen die OBI zegt te hanteren om de mate van ZRH te kunnen
vaststellen meent betrokkene, dat de kwalitatieve benadering van “Kwetsbaar en
Krachtig” niet wordt gesteund.
(zie: d. meetinstrumenten)
c. elementen van zelfredzaamheid / leefdomeinen
GGD Adam 2017: De ZRH-matrix van Amsterdam onderscheidt de domeinen:
1. Financiën, 2. Werk & Opleiding, 3. Tijdsbesteding, 4. Huisvesting,
5. Huiselijke relaties, 6. Geestelijke gezondheid, 7. Lichamelijke gezondheid,
8. Middelen gebruik, 9. Basale ADL13), 10. Instrumentele ADL
11. Sociaal netwerk, 12. Maatschappelijke participatie, 13 Justitie.
4)
d. meetinstrumenten & -methoden
OBI Rdam 2018:
Met acht vraagstellingen is bepaald in hoeverre de ouderen
zelfredzaam zijn 3)
1. Ik ben iemand die heel zelfstandig is. 2. Ik kan goed voor
mezelf zorgen.
3. Ik kan mezelf uitstekend redden. 4. Ik kan alles
goed aan.
5. Ik heb veel zelfvertrouwen. 6. Ik kan prima
voor mezelf opkomen.
7. Ik weet goed mijn recht te halen. 8. Ik stap
makkelijk op alles en iedereen af.
GGD Adam 2017: De ZRH-matrix onderscheidt met 5 gradaties: 4)
1. Acute problematiek
2. Niet zelfredzaam 3. Beperkt 4. Voldoende 5. Volledig
zelfredzaam
Vilans 2013 9):
Onderscheidt dezelfde gradaties
als hierboven, maar hanteert ook
‘tussengradaties’ met daarnaast nog kwalificaties voor de mate van regie:
“volledig”, “beperkt”, “geen” (eigen regie).
e. interdependentie in triade burger, overheid en particulier initiatief
(PI)
In de aanleiding tot dit zrh-project (zie bijlage 1), is al gesproken over het
ruim 40-jarige proces van democratisering en decentralisatie van beleid. In 2015
bij de WMO en Participatiewet lijkt een paradigma-verschuiving te ontstaan. 10) Het PI, dat
eeuwenlang een belangrijke rol speelde 27)
in het bieden van medische en maatschappelijke zorg (het Hôtel Dieu en het
Gasthuis bijvoorbeeld bestonden al in de Middeleeuwen) lijkt te worden ingeruild
voor het familie- en informele netwerk van de kwetsbaren en zorgbehoeftigen.
Ook over burgerschap en participatie is veel geregeld. In 2006 is
Burgerschapsvorming zelfs bij wet tot kerntaak van het onderwijs bestempeld en
in 2017 tot “actief burgerschap en sociale cohesie” benadrukt.
Beleid “vom
Kinde aus” om een pedagogisch-didactisch argument te hanteren, lijkt de
politieke stapsteen om de afnemende rol van het PI te gaan compenseren.
Vaak lijken de politieke voornemens echter te blijven steken in wensdenken of
ontbreekt het aan een creatieve focus van het particulier initiatief (PI)
om er constructief mee om te gaan.
Bij het religieus/maatschappelijk PI wordt daarbij vaker de zieligheidkaart
gehanteerd voor de eenzame bejaarde (“Hôtel Bingo”) dan de zaligheidkaart. Die
lijkt meer bedoeld voor na de dood.
De markt en de media tonen weliswaar vaak een goede-doelengezicht, maar zijn in
principe gericht op omzet en kijkcijfers. De maatschappelijke stage verwatert.
Het animo loopt terug en lijkt zich te beperken tot acties als “het Glazen Huis”
en “RoPaRun”. Leden werven voor goede doelen lijkt nu meer een verdienmodel (30
euro per nieuw lid) voor scholieren/studenten dan een blijk van inhoudelijk
gemotiveerd engagement.
Er lijkt geen onderling afhankelijke wederkerigheid meer in bovengenoemde
triade. Het PI lijkt uitgespeeld nu de uitvoeringsinstanties de toeslagen gaan
regelen.
“Wetgeving is
complex en regelgeving voor de uitvoering is vaak onwerkbaar vanwege het
ontbreken van de menselijke maat” constateerde de Kamercommissie Financiën
onlangs echter naar de Staatssecretaris over het toeslagenbeleid.
En daarmee lijkt de cirkel rond. Vinkentouwbeleid wordt Datagedreven beleid,
maar de systemen lijken “corrupt”. En vooral in “ketenbesluiten”, besluiten die
in een opeenvolging van datagedreven deelbesluiten worden genomen, kan dat tot
zeer ernstige gevolgen leiden.
Rechthebbenden worden dan soms beboet en fraudeurs komen ermee weg.
Hoe de interdependente verantwoordelijkheidsaspecten te verbeteren?
Naar de mening
van betrokkene is een kwaliteitsverbetering “vom Kinde aus” zeer goed
mogelijk, als op de basisschool burgerschap en participatie worden gepresenteerd
als “globaal bewustzijn”, gebaseerd op inclusief denken 22
) en zelfkennis, waardoor ook id-recht 15)
vanzelfsprekend wordt. Binnen onderwijs, vormingswerk, inspectie en jeugdbeleid
zijn daar door betrokkene zeer goede ervaringen mee opgedaan.
Het is naar diens mening een niet-conflicterende verrijking voor openbaar čn
bijzonder onderwijs, verbetert opvattingen over de grondwettelijke vrijheden,
schept omgevingsverantwoordelijkheid en is een vreedzame basis voor een
effectieve bespreking van
een millennia-oud taboe:
de onderdrukking van de man.
over anteciperend burgerschap
oftewel
onburgerlijke gehoorzaamheid