‘Toegepaste pedagogiek en didactiek
ten behoeve van een evaluatie
na het behalen
van een rijexamen’
Beschrijving van een herinnering
door George Reurings
Zo togen we op een goede dag naar het lokaal, tevens bibliotheek, dat deed
dienst als auditorium om één van de pedagogieklessen van broeder Hubertus te
mogen aanhoren.
Voorwaar géén uitdagend boeiend en meeslepend college, maar je raakte er aan
gewend en het gaf tevens een boost aan onze eigen ontwikkeling tot een, al dan
niet bevoegd dan wel volledig bevoegd onderwijzer.
Hij had zijn transitie van broeder naar leek goed doorstaan en speelde jolig met
de klepjes van de colbertzakken van zijn onlangs, vanwege de communiteit
verstrekt herenkostuum.
In het begin had hij wat moeite met het strikken van de das na een bijna
broederleven lang gebeft door het leven te zijn gegaan.
Ja, als Jean Baptist de la Salle kon wederkeren, zou hij trots op hem zijn.
De wereld werd ineens veel groter dan de beslotenheid van het klooster en de
deugden en ondeugden vochten afwisselend om voorrang, maar hij stond pal
indachtig zijn kloostergeloften.
Als hij zijn medebroeder Bernardinus zich in zijn DAFje zag verplaatsen, dacht
hij zich toch enige frivoliteit te kunnen veroorloven en meldde zich bij een
autorijschool teneinde over het bewijs van rijvaardigheid te kunnen beschikken.
Overigens ging het niemand wat aan, die rijvaardigheidslessen van hem; hij zou
zich wel melden als het felbegeerde papier door hem behaald was.
Met een zuigend ‘Broeder, bent u geslaagd voor uw rijbewijs’, werd Hubertus
verwelkomd, toen hij het pedagogieklokaal binnen stapte en aanstalten maakte om
een twee uur durende pedagogieksessie ten beste te geven.
Eerst wilde hij het negeren, maar besefte, dat dit verre van een pedagogische
beslissing zou zijn en glunderend bevestigde hij de, naar zijn mening,
opdringerige vraag.
‘In hoeveel lessen, broeder?’, terwijl wij onze zitplaatsen zochten.
‘Dat houd ik liever voor mijzelf’.
Wij maakten ons warm voor een interessante pedagogiekles, vermengd met
didactische trekjes.
‘Wij willen graag weten, of u werkelijk het rijexamen met goed gevolg heeft
afgelegd. Jan van Hensbergen is in zijn spaarzame vrije tijd namelijk óók
rij-instructeur en wij willen graag met hem controleren, of u daadwerkelijk het
examen met goed gevolg hebt afgelegd’.
In no time werden de tafeltjes van de stoelen gescheiden en er een geschikt
examentraject ontworpen.
Een luciferdoosje werd getransformeerd naar een imaginair Dafje.
‘We gaan beginnen met afleggen van een proeve van rijbekwaamheid; wat doet u het
eerst’, vroeg examinator Jan en schoof het denkbeeldig autootje tussen duim en
wijsvinger van de rechterhand van de geëxamineerde; klaar voor de start.
‘Wilt u zélf de geluiden toevoegen bij starten, het maken van een noodstop en
claxonneren? We gaan beginnen:
Wat doet u eerst?’
‘Het kenteken van een elders geparkeerde auto oplezen en dan mijn spiegels
controleren, instappen, starten en de orders van de rijexaminator volgen’.
‘U gaat de eerste weg links af en vervolgens de tweede rechts.
Ik hoor u de motor nog niet starten…’.
Met een pruttelend geluid bewoog hij het doosje behendig over de aaneen
geschoven tafeltjes.
‘Kijkt u goed in uw spiegels en beweeg uw hoofd, indien nodig, afwisselend naar
links en rechts bij het oprijden van een voorrangsweg’.
Hubertus deed zijn uiterste best onwillige medeverkeersdeelnemers in zijn vizier
te krijgen en te houden en draaide zijn hoofd alle kanten op.
‘U nadert een niet-voorrangsrotonde, wat gaat u doen?’
‘Langzaam oprijden, alvorens richting aan te geven en rechts af te slaan, goed
kijken, of er zich fietsers op de rotonde bevinden’.
‘Het gaat wel goed broeder; we gaan nu nog voor een hellingproef en achteruit
parkeren.
Hé, daar staat een agent midden op de weg, die zijn hand op steekt en een
stopteken maakt. Wat doet u nu?”
‘Gas minderen, langzaam afremmen en stoppen’.
‘Wat denkt u, dat deze agent denkt, als hij u ziet aankomen’?
‘Misschien, dat ik erg goed gereden heb …?’
‘Nee, hij denkt: kijk nou toch, daar heb je een grote vent met een lullig
luciferdoosje die denkt dat het een auto is!’
terug naar Hoofdstuk IV Hubertus
|