Mijn Gemene Leven
in de duinendelta van vierstromenland

Hoofdstuk VII:    definitijd

De vervolgmaking

7.01   “HAD”, Hensenbossie Analoog Digitaal
Wim had van mevrouw Blank vernomen dat ik een afspraak had gemaakt over Anneke. Hij stelde voor, met de familie bijeen te komen en gaf de data aan, waarop hij en m’n oudste broer vanwege vakanties verhinderd zouden zijn.
We wilden nu een HAD organiseren: Een weekend met op zaterdag lunch/koffietafel met middagbespreking over een perspectief voor Anneke. Een Walk-in en een Line-in, dus praat- èn chat-mogelijkheden over de zorgen en mogelijkheden voor haar.
Op zondagmiddag een high tea met Anneke erbij. Door de Line-in optie hoopten we ook wat neven en nichten te interesseren. Zij werden door Anneke altijd royaal gefeliciteerd als ze jarig waren.
Anneke die de verjaardagskalender hanteerde als de draad van Ariadne om zich door haar doolhof van de tijd voort te bewegen, stuurde alle neefjes en nichtjes die op de lijst stonden nog vele jaren een envelop met felicitatiekaartje en briefje van 5. Haar vraag bij het openen van de deur was vaak: “Weet je wie er deze week jarig zijn?” Meestal moest ik haar het antwoord schuldig blijven, maar zij lepelde het zo op.
Maar ook nu, met het HAD-voorstel, was er weinig tot geen animo om mee te denken; wel een ordner vol problematiek die Bep meenam. Op 4 oktober spraken we er met Anneke, Leo en Eugène over, tijdens etentje in de voormalige 'Oude S'.


7.02   Leo Online - Offline
In het vroege voorjaar van 2001 hebben we Leo ook betrokken bij de pc-lessen.
Met Anneke wandelden we wel ‘ns een rondje Zeestraat, Dorpsstraat, Patatje bij Gerard, waar Leo werkte, en door naar de Koepelberg. Leo vond het leuk, dat zij met de pc bezig was en had er zelf ook wel zin in, daar wat mee te gaan doen. Hij was van plan, zijn werktijd wat terug te brengen en zo wat tijd vrij te maken voor een beter levensperspectief.
In april kochten we een pc-monitor-printer en gaven we hem training in het gebruik ervan. Als hij er bedreven in was en het leuk vond, zou hij die over kopen. Zo niet, dan zou die hardware naar Anneke gaan, omdat zij aan een ‘upgrade’ toe was. Ze had er plezier in gekregen.
Nu we hem wat vaker zagen, viel het op dat hij fysiek problemen had. In toenemende mate zelfs zorgwekkend. Maar hij bleef geïnteresseerd in de computerles. Net als zijn buren, die graag meededen met de ‘lessen’. Tussendoor spraken we ook over een gezamenlijke huisvesting in ons dorp: Hij, Anneke, Eugène en ik.
Hij was ook al ‘ns bij de huisarts geweest en kreeg aanvankelijk eenzelfde diagnose als Pa met zijn pijn tussen de schouderbladen: "Een koudje, gaat wel over".

Op 19 maart 2001 is er bij Wim een familiebijeenkomst met z’n allen, inclusief Leo en Anneke, onder andere over een mentor voor haar, of een curator (Anneke schrijft in de marge van het verslag: “Dit gaat nooit gebeuren.”)
Het koudje van Leo werd ernstiger. Zijn bewegingen werden krampachtig, stroever.
In augustus kreeg ik een uitnodiging van Jos. Jeroen, zijn zoon, werd 21 dus echt volwassen en er werd een familiefeestje georganiseerd. Had ik maar niet gegaan, dacht ik later. Het was een gezellige ontmoeting in Dordrecht. Maar op gegeven moment raakte ik met Wim in gesprek en vertelde hem mijn zorgen over de gezondheid van Leo. Vanaf dat weekend lijken Henk en Wim de regie over Leo’s laatste dagen te gaan voeren.

In de middag van 11 september heb ik een afspraak met Leo in het ziekenhuis, waar hij die ochtend een uitgebreid onderzoek heeft ondergaan. Voor ik naar Leiden rij, wil ik nog even bellen of er misschien nog iets nodig kan zijn en zap ik ook even in op de tv voor het laatste nieuws en whoem, daar gaat een vliegtuig een van de Twin Towers in. Half in shock loop ik naar boven, naar Eugène, om hem te vertellen dat er iets vreselijks aan de hand is in Amerika. Maar ik moet naar Leo. In de auto word ik door de publieke omroep bijgepraat.

Leo maakt een uiterst desolate indruk. Zijn vooruitzichten zijn slecht, zeer slecht. En hij had al gehoord, dat er in Amerika iets was gebeurd, dat de derde wereldoorlog kon inluiden. Na onderzoek werd duidelijk, dat hij in het ziekenhuis moet blijven.
In familieberaad besluiten we, dat er vanaf die dag altijd een van ons aanwezig zal zijn. Ik bied me aan voor de late avond en de nacht.
Die nachten waren over het algemeen héél rustig. Licht gezoem van apparatuur met soms het zachte geritsel van een verpleegstersuniform. Leo lag met zware pijnstillers in diepe rust en had meestal zijn ogen dicht. Als hij z’n ogen ‘ns opende, knipte ik met m’n ogen zoals bij onze kat als die de tuin inliep. Leo knipte dan soms terug in een hulpeloze acceptatie. Behoefte aan een gesprek had hij wel, maar “Jammer…, kan niet praten”, zei hij dan nauwelijks verstaanbaar. Dat had hij met veel moeite al meegedeeld toen hij het bed instapte, waar hij niet meer uitkwam.
Een keer raakte hij halverwege de nacht in een krampachtige paniek. Ik kon geen contact met hem krijgen en haalde de nachtzuster erbij. Die wist hem met stevig beetpakken bij de schouders en wat bijstellen van knopjes rustig te krijgen. Ook mij stelde ze gerust. Dit kan voorkomen en ik moest niet aarzelen, haar er dan weer bij te roepen. Een andere nacht merkte ik een ander soort onrust, niet zorgwekkend. Op zijn gezicht lag een glimlach en ik begreep, dat hij ook nog vredig kon dromen.

Op een ochtend kwam m’n oudste broer mij veel vroeger dan normaal aflossen. “Dan kun jij ‘ns wat eerder naar huis,” zei hij met wat papieren in z’n hand.
De ochtend daarop, ik was nog niet zo lang thuis, werd ik gebeld. Leo was in heftige paniek en zou waarschijnlijk sterven. Direct reed ik terug naar Leiden en trof daar de hele familie in onzekerheid. Leo was inmiddels tot rust gekomen en lag er weer bij zoals ik hem die ochtend had meegemaakt. Er was echter onrust in de familie en die uitte zich, zoals wel vaker gebeurde, in verlegen grappen-makerij. Totdat een zuster maande tot wat meer ingetogenheid: “U weet toch dat U hier op een afdeling bent van stervenden?”
De nacht daarop voelde ik, dat alles voorbij was bij Leo. Op een ontroerende manier leek hij zijn leven te hebben overgegeven. Het ademde, maar hij was niet meer aanwezig. Terug naar huis belde ik Eugène dat het goed was met Leo. En ik vroeg hem, het bad even aan te zetten. Dat heeft meestal een half uur nodig om vol te lopen. In die tijd kon ik thuis zijn en gelijk even de vermoeienis van de laatste dagen wegspoelen.
Een volle week na 9/11 is Leo overleden.


7.03   De besleutelde email
Slechts één keer had ik haar alleen bezocht in Mariënhaven. We hadden koffie gedronken en wat gewandeld over de lange oprijlaan met bomen, waar we zo vaak met de auto gereden hadden toen haar moeder, Oma Duivenvoorde, daar nog verbleef. Iedere zondagmiddag ging ze die bezoeken en meestal reed ik haar daarheen en haalde haar in de namiddag weer op. Soms bleef ik ook zo’n middag, als ze wat later was of iets eerder thuis moest zijn.
Toen ik m’n moeder zag bij aankomst, was ze verheugd, blij. Alles ging goed, was mijn stellige indruk. En ook de verzorgster was gelukkig met de opgewektheid en haar zin om mee te poetsen als er werd schoongemaakt. ‘Immer so fleissich’, zeiden onze Duitse gasten vroeger al over haar.
Maar toen we aan het begin van de oprijlaan omdraaiden en terugliepen, pakte ze m’n arm en drukte zich tegen me aan. En steeds langzamer werd haar pas. We kuierden naar de ingang en daar begon ze te vragen of ze met me mee mocht. Toen ik de deur opende en weer sloot, zag ik haar door het raam: “Neem me mee, alsjeblieft, neem me mee”. In tranen liep ik naar de auto.

Ook bij de begrafenis van mijn moeder, net als twee maanden eerder bij Leo’s overlijden, ben ik niet al te zeer betrokken geweest. In de kamer waarin ze lag opgebaard, zag ik dat haar handen niet geheel volgens haar wens waren gevouwen. Daar was niets meer aan te doen. Ik had wel haar godsdienstdiploma ingelijst. Dat zette ik bij haar neer. Het was een “Getuigschrift voor het getrouw volgen van het herhalingsonderwijs in den Katechismus”. Het was in 1926 uitgereikt door Pastoor Quant, de stichter van de Jozefkerk, over wie zij ook later met zeer veel respect kon praten.
Het was haar enige getuigschrift/diploma. Ze had tweemaal een klas overgeslagen op de lagere school, maar het enige vervolgonderwijs was de


Fröbelschool” waar ze hier linksachter zit onder het schilderij.

Zij was diep gelovig. Tegelijkertijd kon zij de ander vrij laten in het zoeken naar de eigen verantwoordelijkheid. Ze voelde zich verbonden met het religieuze mysterie. Hierdoor kon ze in principe vanuit haar geloof ook intuïtief, impulsief reageren.
Van daar uit had ze in maart 1974 spontaan een vakantie geboekt. “Zo kan het niet verder”, zei ze op een ochtend, liep naar boven, haalde uit haar linnenkast wat papiergeld en ging naar het reisbureau bij de Steeg. Veertien dagen er tussenuit met Barbara, die een paar dagen rust nodig had. Ze schreef m’n vader tot tweemaal toe, zelf niet te kunnen begrijpen, dat ze zo opeens alles in de steek kon laten. Veiligheidshalve boekte ze wel in hetzelfde plaatsje, waar ze acht jaar eerder met hem geweest was. Bijna dagelijks schreef ze over hun wandelingen rond Torremolinos soms zeer gedetailleerd. En over haar zorg of thuis alles wel goed ging.
Eenzelfde impulsieve reactie heb ik dus ervaren, toen ze mij op een ochtend zei, dat er schoolmeesters nodig waren en dat ik maar ‘ns moest kijken, waar in Heemstede die opleiding was. (3.09)

Voor de uitvaartdienst had ik een herinneringstekst geschreven. Toen ik die Barbara liet lezen, vroeg ze me of zij die mocht voorlezen. Het sprak haar erg aan.
Toen ik ’s avonds thuis kwam en de kranten van de laatste dagen doornam, zag ik bij het openslaan van de eerste krant, onder een grote foto van een oude man aan een laptop met twee sleutels op de monitorklep, de tekst:

Paus Johannes Paulus II verstuurt zijn eerste boodschap per e-mail. Het is een excuusbrief aan iedereen die het slachtoffer is geworden van seksueel misbruik door rooms-katholieke geestelijken.
FOTO EPA

Mijn gedachte was: “Kijk, ze heeft haar eerste daad verricht daar boven.”

Die krantenfoto heb ik nog, maar ik stond klaarblijkelijk niet op de verzendlijst van het Vaticaan.

 

Rondom de ziekte van Leo, zijn overlijden en dat van onze moeder heb ik voor Anneke een afleiding kunnen vinden waar zij en ook wij met onze website veel aan hebben gehad.
In ons archief lagen nog veel scripties en beleidsstukken te vervagen in de tijd. Zij vond het heerlijk om die te digitaliseren, zodat we ze konden inhangen in ons web.
Dat was in die tijd van het karige web (“content, content, content” was de noodkreet van providers) voor ons, kleine lieden, een groot succes. Binnen de kortste keren werd een scriptie als “Het Poppenspel” een hit en zelfs in België op startpagina's gezet. Ook de werkstukken over Marsman, CJP, VJV, Jongerenwerk, Noordwijkerhout, Geschiedenis en Cultuurparticipatie zijn, net als de latere adviesnota’s voor Noord-Holland, door meer mensen gezien/gelezen dan ik tijdens het schrijven ervan me ooit had kunnen voorstellen.


7.04   Erfgenoten
Begin oktober kondigde m’n oudste broer de verkoop aan van Leo’s Huisraad. Dat bracht ons op het idee om hem en alle erven een alternatief plan voor te leggen.

Hoe mooi zou het zijn, Anneke terug naar de Zeestraat te laten verhuizen? Zicht op de oude familiewoning, tegenover Coby waar ze tot voorheen nog elke zaterdag een krantje kocht en naast de familie Duindam, die als goede buren Leo hadden bijgestaan en die ook meededen met de computercursus. Ze zou daar het kleine familiearchief kunnen beheren in een vertrouwder omgeving dan vanuit haar “Room with a view” zoals we de foto van haar pc-screenshot hadden genoemd.

 

Het uitzicht vanuit haar huiskamer:
grasveld, zonder enige herkenning van ons dorp.


Dat viel verkeerd bij de mijn oudste broer, die na 8 chargerende punten als 9e eindigde met “droom maar lekker verder weg in jouw wereldje!” De familie liet hij weten dat alles wat ik had voorgesteld “en mogelijk nog zou doen” maar beschouwd zou moeten worden als onwetendheid: “Hij heeft namelijk geen enkele bevoegdheid in de afwikkeling.”

Dat was ook helemaal niet mijn pretentie. Ik had in mijn brief alleen maar melding gedaan van mijn laatste maanden met Leo en van daar uit een alternatief aangeboden. Toen ik daarna ook nog vernam, dat van de Firma waar Leo werkzaam was geweest een fikse naheffing zou worden verlangd wegens nalatigheid ten aanzien van “werknemersrechten en werkgeversverplichtingen”, raakte ik diep bedroefd. Wie waren wij, om zo rigide de letters van de wet te zoeken teneinde de familie te knevelen, die later in een brief van mijn oudste broer, de executeur van het testament, zou worden bedankt

“voor de wijze waarop u onze jongste broer Leo hebt opgevangen, begeleid en gestimuleerd gedurende de meer dan 25 jaren dat hij in uw bedrijf heeft gewerkt. Wij blijven achter met de mooie herinnering, dat Leo een goede tijd bij u heeft doorgebracht.”

Ik had al iets eerder begrepen, dat een fiscalist had voorgesteld, de navordering op zijn salaris om te zetten in een gift aan de voetbalvereniging en de kerk. Dat was voordeliger voor de gedupeerde werkgever. Daar kon ik alleen maar in meegaan, had ik m’n oudste broer laten weten, als wij de helft van die “gift” voor onze eigen rekening zouden nemen, omdat wij evenzeer Leo hadden verwaarloosd. Daar werd niet op ingegaan.

In arren moede schreef ik daarop mijn vier resterende broers aan: “Broeders, wie zijn wij?”

Een dag later reageerde m’n nieuwe jongste broer, beginnend met ‘Beste Jan’.

”Beste Jan,
Sinds lang doe je voorkomen alsof de enige ‘waarheid’ alleen maar uit jouw strotje kan komen. Ooit heb je me zelfs doen willen geloven, dat je ‘lastig’ gevallen werd door een vrouwspersoon van het maagdelijke type, die maar bleef volharden in haar overtuiging, dat de nieuwe messias alleen maar via jouw ‘koker’ het levenslicht zou kunnen gaan zien.
Dat jij daarnaast niet in staat bent om weerstand te bieden aan ‘serpent’ Ellie, geeft mij echter weer de overtuiging, dat je het niveau ‘Adam en Eva’ niet ontgroeid bent….
Herpak jezelf en blijf niet langer de verwijtende vinger richting je directe familie wijzen. Probeer jezelf ervan te overtuigen, dat jij het ook fout kan zien.”

Twee dagen later kreeg ik een brief van de executeurs echtgenote:

“Broeders wie zijn wij ?
4 van de 5 broeders weten wel degelijk wie ze zijn, maar 1 ervan is van de weg geraakt en het spoor kwijt. Ik raad hem aan om professionele hulp te gaan halen als dat mogelijk is….
Ik denk dat de dood van Leo en Ma veel dieper zit dan je zelf beseft.”

Hierna komt de brief:

“Broeder hier ben ik, broeder Henk, de oudste, weet je nog?”

Die brief bevat 12 belastende opmerkingen, alle beginnend met “Vreemd, dat” en de constatering: “Jouw argumenten raken mij dus niet; in tegendeel,”
Waarna de vraag gesteld wordt:

“Moet ik dan begrijpen, waarom jij je geroepen voelt om mij en de familie steeds maar weer op zo’n belerende toon lastig te vallen en ook hier weer nog eens de zedenmeester uit te hangen?”

Vervolgens komt de aanklacht:

Jij hebt met alle onmogelijke middelen getracht om:

  1. Anneke te plaatsen in Leo’s huisje, dat iedereen en ook zijzelf, volkomen ongeschikt voor haar vindt;
  2. Met de kleinkinderen, in een poging de executeur-testamentair van Leo in zijn werkzaamheden te frustreren, een stichting op te richten;
  3. Willemse, om welke reden dan ook, ons als de ideale maatschappelijke werkplek voor Leo voor te schotelen, waarbij jij je duidelijk door hen laat beïnvloeden, lees souffleren!”

Hierna volgen nog wat alinea’s eindigend met een opmerking dat we “op de valreep van 2001 toch nog hetzelfde doel hebben gescoord!”
Daar moest ik het dus mee doen.
Dat een GGD-arts bij een indicatieadvies in opdracht van de Woningbouwvereniging enkele maanden eerder nog stelde: “Zij wil graag verhuizen naar het centrum van Noordwijkerhout om dichter in de buurt van familie en bekenden te zijn”, was de familie zelf ontgaan klaarblijkelijk.
Van mijn niet genoemde broer en zus had ik al ‘ns te horen gekregen: “Ach, je weet hoe hij is.” Maar hoe hij is, dat weet ik niet. Althans, niet anders dan dat hij altijd de beste wilde zijn.

Van jongs af aan daagde hij (drie jaar ouder) me uit:
- Hardlopen tot Meeuwenoord en terug, totdat hij verloor en er mee stopte.
- Met hem te dammen en te schaken, totdat hij verloor en er mee stopte.
- Tennissen, alleen maar felle, fanatieke slagen; niet gezellig breeduit. Daar stopte ik mee.

Hij heeft me wel leren lezen, heb ik hem een keer toevertrouwd. Niet letterlijk (dat deed mijn moeder), maar door in mijn jonge jaren af en toe een ‘Haagsche Post’ of ‘Vrij Nederland’ mee te nemen naar huis. Mijn moeder las ‘De Margriet’ en ‘De Katholieke Illustratie’; m’n vader ‘De (Nieuwe) Linie’. We hadden één dagblad. Welk, dat varieerde van de inhoud. Op een moment dat m’n vader zich niet kon verenigingen met een redactioneel commentaar, ging hij over op een andere (katholieke) krant.
Dus m’n broers opinie-/weekbladen uit een ander dan een Rooms perspectief leerden mij veel.
Een radio kwam pas in huis toen Ome Antoon een nieuwe had gekocht. Hij kwam z’n oude apparaat bij ons brengen. Ik was een jaar of tien. Mijn vader was tegen een radio in huis. Hij was bang, dat we dan geen huiswerk meer zouden maken. Om dezelfde reden was hij later tegen de televisie. Toen ik in 1975 verhuisde, heb ik m’n ouders als dank een tv gegeven. Met zwart-wit waren ze al heel erg blij.

Een paar maanden later heb ik me lijdzaam gevoegd in de gang van zaken. Ik kon me niet aan de indruk onttrekken, dat op een geforceerde manier is geprobeerd, de werkelijkheid van Leo bij te stellen. Hij had jarenlang een relatie met overburen in de Zeestraat, die niet welgevallig leek voor de familie. Ik had een zoon van hen wel ‘ns bij Leo ontmoet toen ik pc-les kwam geven. Anneke vertelde me, dat die jongen vroeger ook thuis wel ‘ns bij Leo bleef slapen. Daar was ma niet blij mee, maar verbieden deed ze dat niet.
Tijdens zijn begrafenis zag ik het verdriet van die overburen, maar er waren meer mensen die erg ontdaan waren over zijn overlijden, zo jong nog en zo snel.
Na de begrafenis kwam ik ook Jan Meeuwenoord tegen. Hij nodigde me uit, bij hem langs te komen om wat na te praten. Hij vertelde hoe hij Leo wat jaren eerder bij de spoorwegovergang Piet Gijs had meegemaakt, wanhopig twijfelend of hij de eerstvolgende trein zou nemen. Hij heeft Leo toen kunnen kalmeren en naar huis gebracht.
Tijdens de herinneringen die we wisselden over de lagere school vertelde hij en passant, dat bij hem op zolder nog steeds de doos met poppen ligt van onze poppenkastclub. Hij leek enigszins te schrikken toen hij het zich hoorde zeggen. *)

Na de dood van m’n moeder ben ik bij Leo’s werkgever langs gegaan. Gerard was een goede bekende. Hij had onze band, The Saints, geholpen met een startlening; twee andere broers hadden ook bij hem gewerkt. Inmiddels was de befaamde snackbar overgedragen aan zijn zoon. Daar trof ik nu ook diens moeder, de vrouw van Gerard, die door Jos ‘het serpent’ genoemd wordt. Zij waren in groot verdriet door het overlijden van Leo en onze moeder. Ze voelden zich door m’n broers zwaar miskend.


7.05   Meineszhood
Rondom de eeuwwisseling hebben we een paar keer onderdak geboden aan Roos, die met haar man vanwege verslavingsgerelateerde problemen dakloos geraakt was.
Zodra ze in staat waren een ontwenningstherapie te volgen èn huisvesting voor enige maanden bij derden in stand konden houden, zouden ze weer aanspraak kunnen maken op hulp van het Leger des Heils en een huis van de Woningcorporatie in Dordrecht.
Ook hun kinderen kwamen met hen mee en volgden hier onderwijs. De zoon verhuisde later naar zijn biologische vader in Amsterdam. De dochter, die hier nog een paar maanden alleen achterbleef, ging naar haar grootouders in Californië. Hun ouders volgden ondertussen een ontwenningskuur in een afkickcentrum. Na een succesvol traject in 'De Hoop' kreeg het gezin weer eigen huisvesting. De zoon is bij zijn vader in Amsterdam gebleven en kwam later nog eens vertellen dat het ook hem goed ging.

Rond 2003 werden we benaderd door een vriendin van een graffiti-artiest. Vanaf het begin van onze website had Eugène als Cloneboy de map Knewarts vormgegeven. Daarin was naast zijn eigen werk ook veel aandacht voor graffiti uit de omgeving.
Dat leverde interessante ervaringen op met de denk- en leefwereld van de clan die zich met de tag '3DK' manifesteerde. Een van hen was Flow. Hij was de drijvende kracht achter 3DK, wat staat voor 3000 Kids. De groep had zich gevormd in het jaar 2000 en daarna zou dus het jaar 3000 komen, meende hij. En zij waren de kids van dat volgende jaar. Flow waren we al een paar keer tegen gekomen. En in gesprekken had hij verteld over zijn moeilijke jeugd in Rotterdam Zuid en zijn jaren in een opvoedingstehuis in Drenthe, waar hij vanaf zijn 8e woonde en ook een paar keer was weggelopen.
Hij zat nu dus in Maaszicht en zou met zijn 18e op straat gezet worden. Voor zichzelf zag hij geen problemen, omdat hij hier en daar wel vrienden en kennissen had waar hij terecht zou kunnen. Daar hij moeilijk met geld kon omgaan, werd de sociale uitkering aan zijn vader verstrekt, zodat die incidenteel ook met hem contact had.
Er hing hem ook nog een gevangenisstraf boven het hoofd. Hij dacht echter, die straf wel te kunnen ontlopen door onvindbaar te worden voor de politie. We hebben toen op hem ingepraat, dat dit een heilloze weg is. Hij was inmiddels volwassen en had een vriendin die veel om hem gaf. Zou het niet beter zijn, vroegen we hem, die straf te accepteren en te gebruiken als een rustpunt voor een nieuwe start? Daar zou hij over nadenken.
Een tijdje later belde zijn vriendin. Er was een bericht gekomen, dat Flow zich over een paar weken zou moeten melden bij de gevangenis. Of wij hem ter voorbereiding tot die tijd konden huisvesten. Daar zijn we toen op in gegaan. Terwijl wij werkten aan een dossier en data verzamelden voor zijn curriculum, oefende hij zich met lezen en schrijven via de webbrowser. Hij was zwak ontwikkeld, praktisch analfabeet, maar leerde bij het typen van webadressen, dat alles heel secuur moet worden ingevuld.
Heel content was hij met onze benadering. "Wat kun jij veel vragen...en het blijft nog leuk ook", zei hij een keer refererend aan de vele, vaak zware gesprekken die hij in het verleden had moeten voeren met politie en hulpverlening.
Op de dag dat hij zich moest melden zijn we via het instituut waar hij als kind jaren had doorgebracht, naar de gevangenis in Veenhuizen gereden. Bijna vier maanden heeft hij daar gezeten, net iets te kort om in aanmerking te kunnen komen voor een traject ‘resocialisatie’.
Met het Leger des Heils hebben we daarom zelf zo’n traject opgezet. Gezien zijn zeer gevarieerde strafblad en zijn door de begeleider van Maaszicht ervaren tendensen van meedogenloosheid en sterke stemmingswisselingen, zijn daarbij verschillende opties voor woonvormen besproken.
Ondertussen hielden we telefonisch en via ansichtkaarten contact met Flow. Bij een eerste bezoek mochten we niet verder dan de poort, voor het afgeven van wat spulletjes en het overhandigen van een contactaanvraag die de Dienst Welzijn van de Rotterdamse hulpverlening had meegegeven.
Na beëindiging van zijn detentie, in november 2003, is Flow nog een maandje bij ons blijven wonen in afwachting van een kamer bij De Corridor. In die periode kwam de wijkagent weer eens langs om te vragen of hij aanwezig was. Er waren wat vragen. Toevallig was Flow niet aanwezig, maar ik kon de agent toezeggen, dat ik de volgende ochtend met hem naar het bureau zou komen.

Vroeg in die volgende ochtend werd ik wakker van veel herrie en geroep. Ik rende m’n kamer uit en wilde naar beneden lopen, maar kreeg toegebruld: “Blijf staan, blijf staan. Handen omhoog”. Ik keek in de loop van een wapen en een even koele blik van een stevig geharnaste agent. “Politie, Politie”, hoorde ik ondertussen ook roepen in het trapgat van de entree naar boven. De agent die mij onder schot hield, kon op mijn vraag wat er aan de hand was slechts reageren met “omdraaien, gezicht naar de muur en mond houden” of iets in die richting. Walgelijk en vernederend was die vertoning.
Aanvankelijk dacht ik nog, dat ze een willekeurige training aan het houden waren en met excuses en een cadeaubon zouden vertrekken. Maar daar kwam Flow al naar beneden. Gevankelijk werd hij afgevoerd. Wij bleven zitten met veel vragen en een in elkaar geramde voordeur.
Anderhalf uur later kwam Flow terug gewandeld. Hij was als ‘vuurwapengevaarlijk’ aangemerkt. Hij had de dag ervoor ruzie met de nieuwe vriend van z’n moeder gehad en in haar chatbox, naar zijn zeggen, geschreven: “Ik schiet 'm harstikke dood!!!”. Daarop had zijn moeder hem bij de politie aangegeven vanwege doodsbedreiging met de suggestie, dat hij een vuurwapen bezat. Het enige dat ik in die zin een keer gevonden heb, was een mes dat hij in de keuken verborgen had.

De in elkaar geramde deur wilde de politie aanvankelijk niet vergoeden. Wel werd er spaanplaat in de deurpost getimmerd. Maar na een schriftelijk verzoek met een verwijzing naar de wijkagent die we hadden toegezegd met Flow op het Bureau te verschijnen, werd de reparatie toch in opdracht van de politie uitgevoerd en betaald. Gelukkig hebben we twee voordeuren en konden we tijdens het ongemak gewoon naar buiten.

Op deze foto toont Flow het schilderij dat hij voor Anneke gemaakt heeft, toen ze nog op de Koepelberg woonde.


Een paar weken later kreeg Flow zijn kamer bij de Corridor. Van daaruit heeft hij zijn semi-nomadisch bestaan weer opgepakt en is bij een vriendin en hun zoontje gaan wonen.
In 2008 hebben we hem nog bijgestaan in een rechtszaak.
Omdat hij naar behoren kon aantonen dat hij zijn leven goed op orde had, kreeg hij slechts een voorwaardelijke straf.

Twaalf jaar later zagen we hem bij SBS6 in een programma over mensen die gevolgd gaan worden bij het verwijderen van hun tattoos. Zijn gezicht zat er al vol mee, de laatste keer dat hij bij ons op visite kwam. En als altijd was hij ook nu op tv, net als zijn nieuwe vriendin, vol vertrouwen over 'n goede afloop.

Vanaf 2004 groeide bij ons de idee, dat gezinsondersteunende hulpverlening niet zou moeten resulteren in uithuisplaatsing ver weg, maar binnen het postcodegebied of rond de basisschool van het kind. Op die manier zou het opgroeiende kind in een vertrouwde omgeving kunnen blijven van (school)vriendjes en bekenden uit de buurt.
Op ons web maakten we een opzet voor de ideale wijk "Meineszhood". In deze wijk plaatsten we het "Hôtel Lieu", de buurtherberg als gezinsaanvullende voorziening. De naam is een variant van het Hôtel Dieu, zoals vroeger in Franse steden de ziekenherberg genoemd werd.

Met een overzicht van winkels en diensten in de buurt zou een interessante website kunnen ontstaan. Binnen de Kerngroep Meineszbuurt was er voldoende belangstelling voor het ontwikkelen van een website. Met Els, Veró en Lydia hebben we een voorstel ontwikkeld voor 'n 'redactiestatuut', maar tot een redactie voor een buurtwebsite kwam het niet. De al jaren zieltogende Meinesz.info werd een paar jaar later zelfs opgeheven.
In die tijd werd Sascha geboren en de webarchief-cd die we bij dergelijke, essentiële updates uitbrengen droegen we met het boekje "Wat je droomt ben je zelf" deze keer aan hem op. Els die als zelfstandige vrouw een druk bestaan heeft, schakelde ons soms in als oppas. En als het in Den Haag eens wat later werd, haalden we Sacha op van de peuterspeelzaal en at hij bij ons mee.

In juli 2006 kopte NRC “Rotterdam leidend in verloedering”. Dat bracht ons op de gedachte, een “wereldwijk netwerk” te organiseren voor globaal bewustzijn. We hebben alle NL-postcodewijken verzameld en voor de Rotterdamse wijken de websites in één overzicht toegankelijk gemaakt.

In 2007 brachten we bij de geboorte van het eerste kind van Kim en Florentijn de CD ‘Das Adobe’ uit: “Kneden en Knutselen voor Buurtbeleid. Een ‘informary' met links naar actuele informatie over beleid, scanreading van projecten en ‘groeibriljantjes’ als voorbeeld voor de bewonersgroep.

In 2009 hebben we met Els en zeven buurtbewoners een petitie georganiseerd over handhaving van de 30KM-zone in de Meineszlaan. Deze Melle-petitie is met ondertekening door 173 bewoners door de initiatiefgroep aangeboden aan de wethouder van Delfshaven, de verantwoordelijke wijkraad.


7.06   Het Slaapkantoor
Anneke heeft, zoals al gezegd, in die eerste jaren van deze eeuw meer dan 20 rapporten, adviezen en lezingen gedigitaliseerd, die we daardoor makkelijk in ons web konden plaatsen.

We hadden uiteraard ook de optie om ze thuis in te scannen met OCR en te bewerken voor de website, maar als ze met iets klaar was vroeg ze om een volgende opdracht. En het deed haar zichtbaar goed, daarmee bezig te zijn. Punctueel hield ze de tijd bij op een kladje dat als bladwijzer diende, waar ze gebleven was. En als dat papiertje ‘ns verkeerd was ingestoken, kon het gebeuren dat een hoofdstuk dubbel werd ingevoerd.

Haar grote hobby was klaverjassen op de pc. Uit de statistiek kon je opmaken, dat ze niet altijd alle spelletjes uitspeelde. Dan was het etenstijd klaarblijkelijk. Maar haar winstscore lag altijd ver boven de 50%. Ook haalde ze vaker dan haar pc-tegenstander een pit.

Nu ze haar draai op wat we noemden het ‘slaapkantoor’ gevonden had, ging onze prioriteit voor hulp weer naar ‘vraag en antwoord’. Als ze belde dat de inkt op was of de pc problemen had, dan reageerden we binnen 1 à 2 dagen. Was het papier op, dan namen we niet een nieuw pak mee, maar een velletje of 20. Maar ze belde vaker voor een film die op tv was en die wij wel leuk zouden vinden dan voor kantoorsupplies.
Was er iets met de pc, dan namen we die mee voor onderhoud. Dat was ook, nadat we een paar keer bij haar hadden geconstateerd, dat de datum niet correct was. Die stond dan zomaar een paar jaar terug ingesteld. Aanvankelijk meenden we, dat iemand het leuk vond de boel te saboteren. Maar bij ons thuis kwamen we er achter, dat er op het moederbord een knoopbatterij zit die leeg kan raken. Anneke deed nog steeds te vroeg de stekker uit het contact en dan liep het afsluitprotocol klaarblijkelijk op dat batterijtje. Was dat leeg, dan kreeg je bij het opstarten de fabrieksdatum.

Haar relatie met familie en hulpverlening was niet stabiel. Sprak je over de broer die haar altijd naar het ziekenhuis reed (‘als een speer’, zei ze dan) of degene die elke dinsdag de koelkast kwam bijvullen, dan was ze zeer content. Las je de emailberichten tussen familie en hulpverlening, dan bleek altijd, dat Anneke zeer fel kon reageren.

“Ik ga nooit weg uit Noordwijkerhout. Alleen tussen zes planken.”

Ook haar memo-berichten in de huiskamer wezen op diepe angst en achterdocht:

 “Ze praten óver mij, maar niet mèt mij,”

kon ze vaak schrijven of wanhopig zeggen.

Toen me duidelijk werd, dat er binnen de familie een dossier werd bijgehouden om haar desnoods onder dwang te laten opnemen, besloot ik in dat geval als haar ‘advocaat’ op te treden. Anneke bleef het gevoel houden dat ‘ze’ dachten dat zij gek was. Ondertussen probeerde ik haar in redelijkheid te laten inzien, dat haar mogelijkheden in zelforganisatie heel erg beperkt waren. Ze was al eens een paar keer ongenadig gevallen en zelf opstaan lukte haar niet altijd. Het kon dan uren duren voordat de thuiszorg haar vond en dan soms nog een collega moest bellen om haar overeind te helpen. Maar dat vergat ze zelf ook weer makkelijk.

Ik maakte ‘ns mee, naast haar aan de pc, dat er iets in de huiskamer moest worden gepakt. Ik stond op om het te halen, maar zag ’t niet zo gauw liggen. “Waar ligt ’t dan?”, riep ik teruglopend naar de hal. Prompt hoorde ik haar de stoel wegschuiven en kwam ze haastig aanlopen. Beentje over kwam ze de bocht om van haar slaapkamer, verloor haar evenwicht en buitelde tegen de badkamer. Gelukkig stond die deur dicht. Ze had anders zo maar met haar hoofd op de drempel van de douchecabine kunnen vallen. Haar overeind krijgen was niet eenvoudig. Gelukkig had ik geleerd, hoe je mensen ruggelings omhoog kunt duwen. Dat lukte me bij haar ook.
Dus ook in omstandigheden van ‘even iets opzoeken’ of bij reageren op de telefoon of deurbel, kan ze te snel in beweging komen zonder haar beperkingen te beseffen.
En ongein is ze ook snel vergeten. Behalve als iets haar diep krenkt. “Ze willen me weg hebben”. Ze was dan ook achterdochtig, als vreemden iets kwamen vragen over haar fysieke gesteldheid. Toen een GGD-arts haar bezocht, omdat er een lift was aangevraagd, en haar vroeg of ze moeite had met traplopen zei ze, dat dat niet het geval was.
Hij noteerde wel, dat ze graag naar het centrum wilde verhuizen. Maar dat viel buiten zijn indiceer-opdracht. En de woningbouwvereniging Antonius van Padua vond het dus niet nodig, de flat op dat moment van een lift te voorzien. Ze had immers geen moeite met traplopen.

Veel hulpverleners of ‘intakers’ die gesprekken voeren om tot een hulpaanbod te kunnen komen, zien wel het fysieke ongemak waarmee zij zich voortbeweegt.
Haar geheugenprobleem wordt echter nauwelijks onderkend, omdat Anneke rap van de tong is, overtuigend kan reageren op vragen over bekwaamheid, en haar beperkingen makkelijk vergeet. “Hoe lang hebt U daar al last van?”, vroeg ’n LUMC-arts ‘ns, wijzend naar een pukkeltje op haar hoofd. “Een week of drie/vier”, antwoordde ze direct zonder blikken of blozen, terwijl "een jaar of drie/vier" dichter bij de waarheid zat.
 

7.07   Palmburen
Vanuit de Van der Palmstraat, de zijstraat waar onze tuin aan grenst, ontstond rond 2004 een nieuw contact toen een van de kinderen, schoppend tegen de poort, aandacht vroeg.
Een bal was over de schutting gevlogen, maar bij het eerste huis om de hoek kreeg hij geen gehoor. Dat huis heeft echter geen tuin. Die zijgevel loopt taps toe en dat huis is aan de achterzijde naast onze keuken nog maar één meter breed. Het stond al een tijdje leeg. Later leerden die kinderen bij ons, het tweede huis, aan te bellen. We liepen dan naar de tuin, op zoek naar de bal en gaven die terug.
Eens kwam een bal achter in de vijver terecht op een voor ons onbereikbare plek. De kinderen geloofden dat niet en wilden zelf gaan kijken. Vanaf die tijd was ons huis in het bijzonder op de zondagmiddag voor hen een bijzondere bestemming.
Aanvankelijk was een van de families, de grootste, daar niet blij mee. Die familie woonde in een gerenoveerd dubbel huis en bestond uit een oma en haar twee inwonende zonen met hun gezin. Als de ouders het druk hadden, werden de kinderen naar oma gestuurd.
Oma droeg het oudste jongetje op, ons huis te inspecteren op alcohol. Als wij bier in huis hadden, zouden zij niet bij ons mogen spelen. Toevallig hadden we dat niet in voorraad. En we hebben het ook niet meer in huis gehaald, totdat hij een paar maanden later vertelde, dat zijn vader af en toe een biertje dronk.
Wel vond Sefa op zijn zoektocht de Koran en instrueerde hij me, dat het heilige boek boven op de stapel hoorde te liggen. Bij de Islamitische Boekwinkel kocht ik nog  een paar leesboekjes voor kinderen, zodat we ook wat aan lezen zouden kunnen doen. Maar de kinderen waren vooral geïnteresseerd in tekenen en internet. Het viel daarbij op, dat de meisjes vooral zochten naar sites met westers speelgoed en kleding. De jongens speelden liever schietspelletjes als ("ja dat mogen we thuis ook") Unreal. De vrome verhaaltjes uit de boekjes waren aan hen niet besteed.

Voor mij waren ze erg leerzaam. Er is nauwelijks verschil tussen de wonderlijke belevenissen van de kleine Mohammed en die van de kleine Jezus die mijn moeder me vroeger voorlas.

Wel kreeg Aqaba een nieuwe dimensie. Ik kende die plaats tot dan voornamelijk van de film Lawrence of Arabia, waarin Sharif Hussein bin Ali had meegevochten met de belofte bij overwinning goud te krijgen van The British Empire voor hemzelf en zijn manschappen.
Als ze de stad in handen hebben, loopt de Sharif dan ook gruizig op een grote schatkist af. Hij opent die, ziet bovenop alleen maar velletjes papier, graait dat met grove gebaren uit de kist, tot op de houten bodem en schreeuwt woedend: "No gold in Aqaba!". Ondertussen dwarrelen de Engelse ponden naar de grond.

In een van die leesboekjes stond een ander verhaal. De hele bevolking van Aqaba heeft zich tot Allah bekeerd en de Koran omarmd. Dat komt hen duur te staan. De stad wordt belegerd door de vijand en de mensen dreigen te verhongeren. Dan stappen de Wijzen door de poort naar de vijand en vragen belet bij de Hoofdman. Zij werpen zich op de grond en smeken hem, de omsingeling op te heffen: "Heer, wij doen niets dat buiten Aqaba verboden is".
Een lege schatkist; het goud zit in het gedrag van de mensen. De legerhoofdman trekt zijn troepen terug.

Wij noemen dit 'Het argument van Aqaba':
"Zij doen binnen niets dat buiten verboden is; we laten hen daarom met rust".

Af en toe kwam oma de kinderen ophalen. Een enkele keer is ze binnen wezen kijken, hoe de kinderen bezig waren. Ze was heel vriendelijk, maar een gesprek aanknopen bleef erg moeilijk. Oma sprak alleen Koerdisch. Ook haar kleinkinderen begrepen haar niet of nauwelijks. Het was voor hen niet leuk bij haar. En er was niets te doen. Daarom maakten we in dat eerste jaar een sinterklaassurprise voor oma met tekenspullen, spelletjes, speculaas en strooigoed. En bij een beuling van amandelspijs stopten we een lang gedicht in eenvoudig Nederlands, door kinderen makkelijk voor te lezen.
Op het pakket plakten we haar naam en adres met als afzender: Sinterklaas, Koepelberg Kantoor, Noordwijkerhout. Toen de man van Post.nl, die meermalen per week wel een pakketje voor een van de buren bij ons aflevert, langskwam, wilde hij graag dat pakket even bij oma om de hoek brengen. Via ons weblog zagen we, dat een dag later het Koepelberg Kantoor gezocht was. Dat zal het raadsel alleen maar groter hebben gemaakt. "AMG laat je niet in de steek", was de webpagina waar je op terecht kwam, een overzicht van de rapporten en beleidsnota’s die een zekere ‘Anneke’ had gedigitaliseerd voor de website gaingate.com.
Maar de kinderen bleven niet lang bij oma spelen. Ze leken de situatie bij ons stimulerender te vinden. We konden hen bijstaan met schoolopdrachten en zij pasten op het huis als wij boodschappen moesten doen.
Esma mocht niet meer komen toen ze jongvolwassen werd en Myzgin moest met Berzan afscheid nemen, toen ze naar Austria verhuisden. Met tranen in haar ogen kwam zij dat vertellen. Aanvankelijk dacht ze naar Australië te gaan. Helemaal aan de andere kant van de wereldbol die op de piano staat. Maar het bleek dus Oostenrijk te zijn.
Toen Mervan eens wat later dan de anderen langskwam op een zondagmiddag, kon hij nog niet bij de deurbel. Een toevallig passerende dame zag dat en belde even aan. Toen ik de deur opende en de jongen hartelijk verwelkomde, zag ik die vrouw verschrikt opkijken.
Of het toeval is of niet, een uurtje later belden er twee agenten met de vraag of hier kinderen in huis waren en of ze even mochten kijken. Ze zagen de kinderen spelen en wilden ons even spreken. Eugène moest aan de ene kant van de kamer, ik aan de andere kant wat vragen beantwoorden en ze vertrokken weer.
Die maandagochtend werd ik wakker met een onprettig gevoel. Aanbellen O.K., dacht ik, maar die gescheiden vragenstellerij, hun outfit en het zonder identificatie binnenkomen, zaten mij niet lekker. Ik belde het dichtstbijzijnde bureau. Daar wist men van niets. Zij waren gesloten in het weekend en verwezen me door naar een ander Bureau. Ook daar was niets bekend en kreeg ik een verwijzing naar een regionaal Bureau. Daar was in de boeken niets te vinden over een bezoek aan ons adres.
Het kon natuurlijk ook zijn dat één van de vaders, die ons nogal negatief benadert omdat we zijn vrouw stimuleren en steunen met de inburgeringcursus, een foute grap heeft willen uithalen. Dat lijkt toch wat te ver gezocht misschien. Maar toen zijn vrouw was geslaagd voor de cursus en we met vier buren een mooie vaas bloemen hadden willen aanbieden, heb ik dat cadeau toch maar gecanceld.
Stel je voor, dat die man de bloemen met vaas en al het raam uit of de trap af zou gooien! De drie buurvrouwen hebben wij toen gevraagd, het inburgeringdiploma te vieren met een etentje, vrouwen onder elkaar, in een buurtrestaurant naar keuze.
Dat is op zich heel gezellig geweest, maar de gesprekken kwamen nog niet veel verder dan de constatering van de geslaagde "dat de Nederlandse man veel dienstbaarder is, omdat die de vuilniszakken wegbrengt", zoals een buurvrouw het een dag later uitlegde.

Desalniettemin is de vrouw kort daarna gescheiden van haar man en hebben we haar, toen ze terugkwam uit Oostenrijk, helpen verhuizen naar Zuid.
Aanvankelijk werd ze na die scheiding zeer verketterd door haar bij oma inwonende schoonzus, die naar zeggen van een van haar zoons ook ons niet hoog heeft zitten. Regelmatig kreeg ik te horen, hoe ze zich zeer negatief uit over andere ideeën dan de hare. Zij zou ook graag zien, dat haar kinderen niet meer bij ons komen buurten. Toen ik met haar echtgenoot eens naar een ouderavond op het Life College ging, vroeg ik hem daar naar. Hij zei, er zelf geen problemen mee te hebben: “Naar ons luisteren ze niet meer, naar jou nog wel.”

Waar ik niet met die buurman over kon praten, was het feit dat z'n kinderen in hun onbevangenheid enthousiast konden raken over hun nieuwe huis in Turkije. Als ze op vakantie gingen, werd het weer verder ingericht. Daar werd, bijvoorbeeld met de kinderbijslag een nieuwe tv voor gekocht. Met die kinderen konden we er goed over praten, hoe dat allemaal geregeld is in Nederland. Wie werkt betaalt belasting en daar krijgen we allemaal veel voor terug. Nederland betaalt de scholen, Rotterdam houdt de straten netjes. En wie geen werk heeft, krijgt een uitkering en kinderbijslag.



Inmiddels zijn de Palmbuurkinderen volwassen geworden en is alleen de jongste volwassene, Mustafa, nog regelmatig te gast. In zijn VMBO/MBO-loopbaan hebben we hem regelmatig kunnen bijstaan en in zijn switch naar MBO-Laborant krijgt hij nu ook huiswerk dat hij liever bij ons maakt dan thuis, waar hij geen vragen ter toelichting kan stellen. Inmiddels gaat hij zich specialiseren tot medisch laborant.


7.08   De Oude Post
Rond maart 2013 begonnen de problemen van Anneke voor hulpverlening en familie onverantwoord groot te worden met een omvangrijke email-infostroom van oudste broer en de hulpverlening als gevolg. Zelf had ze nog steeds een ander beeld van haar werkelijkheid. M’n oudste broer, die zeer somber was over haar bereidheid om vrijwillig te verhuizen, schakelde een jaar later zus Barbara en schoonzus Annie in.
Dat werkte beter. In de optiek van Anneke vormden we toen met Eugène erbij, de groep van 5, met als actieplan:

  • inschrijven voor een woning op de Hafakker in Noordwijkerhout
  • tijdelijk huisvesting in de Oude Post in Sassenheim
  • behoud van dagactiviteiten op de Gading in Leiderdorp
  • een mooie, oude dag in Noordwijkerhout

Met de hele familie wordt een verhuisplan afgesproken. Gevreesd wordt voor zwaar tegenstribbelende Anneke, wat het idee oproept, haar gedrogeerd met een ambulance te verhuizen. Ik bied daarop aan, haar op de betreffende dag op te halen voor een dagje Rotterdam, bij mooi weer Blijdorp.
Vroeg in de ochtend bel ik aan. Thuiszorg zou haar begeleiden met opstaan en ontbijt, zodat ze rond 8:30 uur klaar zal zitten voor vertrek. De verhuiswagen zou dan een uurtje later komen. Er wordt niet open gedaan. Ik bel nog een paar keer beneden bij de entree van de hal. Ook via m'n mobieltje krijg ik geen gehoor.

Er komt iemand naar buiten, gelukkig, en ik kan naar binnen, de trap op naar haar etage.
Net als ik bij haar wil aanbellen, gaat de deur open en staat ze daar met een handdoek tegen haar hoofd gedrukt, T-shirt onder het bloed.
Ze is, toen ze opstond van haar tafel, tegen de muur gevallen. We lopen naar binnen en in de keuken dep ik de wond met koud water. Het lijkt mee te vallen. Met een schoon T-shirt aan loopt ze even later mee naar de auto. Op naar Rotterdam. Ze heeft niet veel zin in een wandeling in het dierenpark en we rijden dus door naar de Meineszlaan.
Ze toont totaal geen weerstand tegen de verhuizing. Mogelijk dat de kaarten met ons nieuwe telefoonnummer en “prettige verhuizing” die we een week eerder boven haar bureau en de huiskamertafel plakten, een gunstig effect hebben gehad.
Het verslag van het familieberaad met de 14 aandachtspunten, dat we bij de laatste ontmoeting met haar daar hadden achtergelaten, heeft ze voorzien van 11 commentaren in de marge en in haar typische handschrift had ze ook nog 5 A4-tjes toegevoegd. Daarnaast had ze in Word een document gemaakt:

Jan, ik heb de brief die ik gisteren gekregen heb maar overgetypt voor je want ik heb er zoveel dingen bijgeschreven, dat je mijn handschrift toch niet lezen kunt.

Naar aanleiding van een bericht van Raamwerk dat Anneke vanaf 3 mei nieuwe woning mag betreden, zijn de volgende aandachtspunten besproken”.
Mijn 1e vraag is dan: Waarom alles zonder mij besproken???

De Verhuizing:
Ik kan net zo goed van de trap afspringen en hopen dat het voor mij verkeerd afloopt en voor onze familieleden goed. Dan hoeft niemand van onze ‘lieve broers en zussen’ meer naar mij om te kijken.

Het hele verhuisplan loopt op rolletjes.
Voor wie? Niet voor mij in ieder geval!
Ik teken niets en ga nooit van Noordwijkerhout af. Alleen tussen 6 of 8 planken!”

Maar van dat al is bij ons thuis niets te merken. In de namiddag geeft ze aan wel weer terug te willen naar huis. Eugène neemt afscheid van haar met een ‘veel plezier in je nieuwe huis’.
In Sassenheim parkeren we achter De Oude Post. Daar blijkt geen achteringang te zijn. Probleemloos neemt ze plaats in haar rolstoel en we toeren naar de hoofdingang. Met een piep gaat de glazen deur open, maar er zit niemand achter de portiersbalie.
Gezien het nummer van haar appartement, moeten we een etage hoger zijn.
We rijden de lift in, een uur eerder dan afgesproken, maar tot nu gaat alles goed en gezellig. Als we de lift uitstappen met de rolstoel, staat er een deur aan de overkant open en zie ik Barbara, nog volop bezig met de inrichting. Anneke ziet haar ook. “Hé, Barry”, roept ze opgewekt, “ben jij hier ook?” en we rijden haar appartementje binnen.
Een grote slaapkamer met ruimte voor een computertafel; een zeer ruime badkamer en een huiskamer met open keuken, waar een gezin met kind niet ontevreden over zou zijn.

Anneke lijkt zich al helemaal thuis te voelen en, terwijl Barbara nog even doorwerkt, gaan wij even uitrusten op de bank. Ze kijkt rechts het raam uit en ziet daar “Zilverstroom” op een gevel staan. “Kijk”, zegt ze wijzend, “daar ga ik dan over 20 jaar heen.” We moeten er allebei om lachen.
Ze lijkt hier al meer herkenning te hebben dan op de Koepelberg, waar ze alleen maar van wist te vertellen dat ‘Dappere Do’ beneden haar woonde.

Een week later meldde m’n oudste broer, die het werkelijk druk heeft met Anneke net als m’n broer Wim:

Er zijn nu al weer diverse memo-tjes gevonden bij Anneke… Deze notities heeft Wim 8 mei maar meegenomen… en ik bewaar ze in het ‘dossier’.
Op alle briefjes komt steeds maar weer naar voren dat het leven voor haar weinig zin meer heeft. Moeten we ons daar zorgen over maken, zo vraag ik jullie af, of nemen we het maar voor kennisgeving aan??

Ik heb ook wat van die notities gevonden, met haar besproken en meegenomen:

"Auto kopen!!! Verhuizen naar Noordwijkerhout!"
"Er kan niemand zonder mij te vragen geld van mijn rekening afhalen!!!"
"Ik ben gewoon als oud vuil weg gedaan. Terug naar NWHout."
"Wim geef mij eindelijk ‘ns terug: Rijbewijs, Parkeerkaart, Pinpas, Spaarbankboekjes, 2 koffers met LP’s, fotoalbums."
"Voor mijn familie (niet voor Jan) kan ik beter dood zijn. Want ik ben gewoon behandeld alsof ik gek ben en als oud vuil van Noordwijkerhout naar Sassenheim gebracht!!!"

Maar het is vooral haar oude ongenoegen, dat ze zich niet serieus genomen voelt. Niet, dat het leven weinig zin voor haar heeft. Daar hebben we ook wel over gesproken, maar meer zoals toen op haar Koepelbergbalkon.
Er waren regelmatig momenten, dat ze kon spreken over levensbeëindiging. Als alles haar teveel moeite zou gaan kosten. Ze was in die momenten dan ook niet zo kerkgevoelig en dacht er ook wel over, haar lichaam beschikbaar stellen aan de wetenschap. Ze is een van de langstlevende mensen met een getransplanteerde nier en ze heeft een afwijking aan haar chromosomen. “Dus interessant genoeg!”, kon ze vrolijk constateren.
Zo stonden we ook ‘ns op haar balkon in het zonnetje te kletsen. “En als ik er genoeg van heb, spring ik zo van het balkon”, zei ze. Ik wees haar er op hoe ze met haar armen net aan op de rand kon leunen en dus nooit er overheen zou kunnen springen. Zij keek naar de vuilnisemmer in de hoek en zei, dat ze daar wel op zou gaan staan en dan op de rand zou kunnen gaan zitten. “Let er dan wel op”, zei ik haar, “dat je met je hoofd omlaag duikt. Als je springt, kom je met gebroken benen in een invalidenwagentje terecht en ben je nog verder van huis”. Lachend gingen we weer naar binnen.
Ook nu was dit gesprek niet vanuit wanhoop of diep verdriet aangestuurd.


7.09   Al te gaer
Tegen het weekend van mijn 74e verjaardag voelde ik me niet helemaal lekker. Opkomende griep, dacht ik, en belde Barbara, m’n zus, dat ik mijn verjaardag dit keer niet vierde. Met een “sterkte en gezondheid” namen we afscheid. Sam mailde ik. Hij stuurde een mailtje terug met de beste wensen en allerlei vrome verwijzingen naar heiligen die mij ongetwijfeld wilden bijstaan.

Een maand later, 3 maart, stond Barbara met Theo, een bos bloemen en een fles wijn voor de deur. Dat was een leuke verrassing. En, zoals ook voorgaande jaren, zaten we al snel aan de koffie en werd alles besproken wat ons zo’n beetje bezig houdt in deze wereld. Het is altijd weer een boeiende ontmoeting. Twee onderwerpen staan me nog helder voor de geest.
Theo, die zich af en toe graag eens onderdompelt in een verfrissende stilte-retraite, hoewel zelf niet godsdienstig, of met Barbara verre culturen en landen bezoekt, vroeg me op gegeven moment of ik nog plannen had nu ik een aantal jaar mijn pensioen had verbruikt in Rotterdam.
“Voel je er bijvoorbeeld niet voor om de Chinese Muur eens te gaan bekijken?”
Nee, dat was de laatste 30 jaar niet bij me opgekomen. Ik moest er trouwens ook niet aan denken, zei ik hem, dat ik met een rolkoffertje bij een balie op Schiphol in de rij zou staan voor een toeristische attractie ver weg.
Alleen of met vrienden heb ik genoten van Kassel, Venetië, Griekenland of de Dolomieten. Ik heb nog in m’n eentje voor de Mona Lisa kunnen staan, voordat er beveiligingsglas hing vanwege de gigantische meute er voor. Veel musea kon je nog binnenlopen zonder lange wachtrij.
Vroeger had ik wel ‘ns wilde ideeën over wereldwijde ontdekkingsreizen. Voor een wereldreis had ik zelfs op basis van mijn netto maandsalaris in 1969 een spaarproduct gekocht dat mij jaarlijks 752 gulden zou gaan kosten en mij na 30 jaar zoveel rendement zou geven, dat ik er een zeilboot voor zou kunnen kopen om met mijn pensioen de wereld rond te zeilen.
Op zich zou ik graag naar China gaan, bijvoorbeeld op het moment dat de toegenomen interesse vanuit de universiteitsstad Sheng Zhou naar een specifieke file van onze website, zou leiden tot een uitnodiging voor gesprek.
Maar verder, liet ik Theo weten, haal ik sneller en beter informatie via internet binnen. Ook het Chinese Global TV-kanaal heeft regelmatig zeer boeiende documentaires over cultuur en bijzondere gebieden in China.
Zoals mijn vader genoegen nam met “Het Beste van de Wereld bij U Thuis”, waar ik toen wel ‘ns wat schamper over deed, zo kan ook ik nu genoegen scheppen in de informatie die zomaar thuis metaverseel kan worden ontsloten.
(Het profijt van het spaarproduct was inderdaad voldoende voor een zeilboot, maar bij nader inzien leek ons Manhattan Project mij toch een zinvoller besteding.)

Een andere kwestie greep wat dieper in.
We kwamen te spreken over onze jeugdjaren. Barbara is 5 jaar jonger dan ik en beiden hebben we de relatieve armoede van de naoorlogse jaren meegemaakt. Allebei hebben we, net als de andere broers en zussen, een periode gehad waarin het eigen toekomstperspectief moest worden ingewisseld voor dat van de Firma. We zijn er allemaal goed doorheen gekomen.
Op een moment kwam ook ter sprake dat ik misdienaar was in de Bavo. Theo had ik al eens verteld, kortweg, dat ik in die tijd misbruikt ben door de ‘Broeders van Liefde’, die de stichters waren van het psychiatrische ziekenhuis. Ook vroeger met de Batavieren had ik daar wel ‘ns over gesproken of met deelnemers binnen het jeugd- en jongerenwerk als een deelnemer/slachtoffer mij in vertrouwen nam.
Maar nu liep het anders. Theo of Barbara vroeg iets door en ik voelde een huilbui opkomen. Ik kon geen woorden meer vinden. Iets blokkeerde dat. Het bleef verder een leuke avond, omdat we veel andere interesses gemeen hebben. Maar als ik af en toe heel even terugdacht aan de Bavo, voelde ik die huilbui nog steeds op m’n middenrif.

De andere ochtend werd ik wakker en onder het opstaan wist ik ineens de oorzaak van die blokkade: De mails van m’n oudste broer, zijn vrouw en die van broertje Jos daar nog eens overheen, rondom het overlijden van Leo. Die mails, meende ik, waren de oorzaak.
Over m’n oudste broer werd wel als troost gereageerd met “Ach, je weet hoe hij is.” Maar ten aanzien van het grievende schrijven van Jos met de suggestie dat iedereen mij een fabulant of fantast vindt, had ik geen bemoedigende reacties gekregen. Ik ging er nog vanuit, dat ik die brief per “email, cc de anderen” gekregen had, maar dat bleek achteraf per straatpost. Dus ik weet nu niet of ‘de anderen’ er toen een kopie van gekregen hebben.
Enfin, ik wilde Jos spreken om deze kwestie recht te zetten. Maar op email en LinkedIn kreeg ik geen reactie en zijn telefoonnummer werkte niet. Dus belde ik Wim, de centrale man tussen de uitlopers van onze familie. Vroeger had hij veel respect voor me; de laatste decennia zijn we wat uit elkaar gegroeid, lijkt.
Toen ik hem vroeg, of Jos nog bereikbaar was omdat ik die wilde spreken, vroeg hij me waarover en nodigde me uit bij hem langs te komen. Een paar dagen later zaten we met Bep, zijn vrouw, aan de koffie. Een paar kleinkinderen met wie ze een kaartspel hadden gespeeld werden even apart gezet en we begonnen ons verhaal.
Hoe Barbara en Theo langskwamen en ik geblokkeerd raakte in een gesprek en dat het naar mijn idee te maken had met een brief van Jos naar aanleiding van mijn “Broeders, wie zijn wij?”.
In die brief word ik diep beledigd door Jos. Maar het deed bij Wim geen bel rinkelen. Het klonk een beetje als:

“Ik weet niet waar je het over hebt, maar Jos is gewoon thuis bereikbaar. Hij is ondertussen wel verhuisd. Zo zie je maar, het is toch goed om elkaar af en toe ‘ns te spreken.”

Jos was nu inderdaad bereikbaar en een afspraak was snel gemaakt. Een paar dagen later zat ik in zijn appartement dat hoog uitkeek over het Dordtse buitengebied. Annelyke had koffie gezet en ik begon mijn verhaal. Ook hij had, net als Wim, geen directe herinnering aan waar ik het over had.
Ik bracht hem in herinnering, dat ik in de jaren 70 in Lisse werkte: Qbus, nieuw gebouw, acties voor de inrichting, jij en Barbara hebben nog meegewerkt met poffertjes bakken, met de veiling en de loterij tijdens de rommelmarkt.
In die tijd kwam ik ’s avonds laat nog wel ‘ns bij Sam in “Den Oude S”. Soms was jij daar ook en stonden we de drukte van de dag even wat luchtig weg te praten met een drankje.

Ik legde hem nu nog eens uit dat ik toen in een periode van 3 jaar menigmaal te maken had met een meisje, dat soms Maya of Reva genoemd werd. En hoe dat arme kind onderdak vond in een ashram te Sassenheim, of resideerde in een oud Haags Hotel, of in een manische bui het halve land doortrok en relaties aanging met wie maar wilde luisteren.
Hoe ze vliegtickets boekte om met mij naar Chili te gaan, waar Salvador Allende was vermoord. Hoe haar vader, die vanwege haar Lisse verlaten had, vanuit zijn tweede huis in Drenthe geen gehoor gaf aan mijn verzoek, zich over haar te bekommeren. Totdat ze een keer een vriend van hem lastig viel in Amsterdam. Pas toen betrok hij zijn vroegere huisarts er bij. Hoe die weinig kon doen, zolang zij de arts zelf niet bezocht. Hoe zij mensen lastig viel in Kerkstraat 7 in de diepe overtuiging dat ik daar woonde en dat de ouders van Jan (Opdam, verhuisd/getrouwd) haar voor de gek hielden. Tot zij begreep, dat het Zeestraat 7 was en zij daar, diep verwaarloosd en vreselijk onfris onze moeder bezocht. Hoe Ma haar onder de douche stopte, te eten en mijn adres gaf. Hoe Maya dat naar mij toe interpreteerde als: dat zij de instemming van m’n moeder had. Hoe, als ik 's avonds laat thuis kwam bij mijn appartement, zij daar af en toe zat te wachten in een hoekje. Hoe ik haar ook wel, als ik ’s morgens opstond en naar buiten keek, soms in yogahouding in diepe adoratie naar boven zag kijken. Hoe ze halverwege die drie jaar is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en na enige maanden weer begon met rondzwerven en relaties aangaan met Jan en Alleman.
En inderdaad, zij heeft me diverse keren uitgenodigd, deel van haar wereld te worden omdat we samen een hemelse opdracht zouden hebben. In die dagen kon het voorkomen, dat ik mijn zorg over haar gedrag wat luchtig wilde uiten om de volgende dag weer uitgerust verder te kunnen. Daar heb ik één keer over gesproken bij Sam. Het was laat in de avond, zijn restaurant was al dicht en jij stond er bij.

De email van Henk, waarin hij twijfel zaait over de aantallen keren dat ik bij Anneke geweest ben voor pc-hulp en mij verwijt, te leven in een schijnwereld vol van eigen wijsheid en hoogmoed, die email had ik al naast me neer gelegd na het “Ach, je weet hoe hij is”.
Maar zijn reactie op mijn door zorg en ongerustheid ingegeven brief “Broeders, wie zijn wij?” en jouw brief, Jos, daar nog eens dunnetjes overheen, met verwijten en als toelichting die “gefantaseerde” verhalen over Maya, hebben mij zeer diep gekwetst.

Maar ook Jos had er geen directe herinnering aan. Die brief had ik nog niet kunnen vinden. Ik vroeg hem of hij, mocht ik die alsnog vinden, er een afschrift van zou willen hebben. “Ja, graag”, zei hij en we namen vriendelijk afscheid.
Onderweg naar huis schoot me te binnen, dat die brief wel eens in het AMG-dossier zou kunnen zitten. Ik had alleen maar in het email-archief gezocht. En inderdaad ik vond de brief. Diezelfde week stuurde ik Jos een afschrift.

Een paar maanden later heb ik voor het eerst deelgenomen aan de party die Wim jaarlijks organiseert rond de verjaardag van Anneke. Dit keer in een Wok-restaurant in ons dorp. ‘All You Can Eat’ weliswaar, maar je moet het zelf scheppen uit grote bakken die in een gaarkeuken zijn opgewarmd.
Maar, Jos was er ook. En toen ik hem bij het afscheid vroeg of hij de brief gelezen had, bevestigde hij dat en beloofde mij, er binnenkort op te reageren. Inmiddels is Anneke al weer jarig geweest, maar verhindert Corona, dat we nog ‘ns een AYCE-bijeenkomst kunnen houden. Jos een derde keer herinneren aan wat hij geschreven heeft, lijkt me niet nodig. Anneke is ondertussen alweer tweemaal jarig geweest.

Voor zover ik dat kan beleven, is mijn blokkade weg. Althans, meen ik de oorzaak ervan te hebben gevonden. Maar de effecten ervan zijn me nog niet duidelijk.
Wat is de invloed geweest van hun correspondentie aan mij en de gesprekken die ze in de familie mogelijk over mij hebben gevoerd? De HAD (7.01) werd niet echt enthousiast ontvangen, de voortgangsbriefjes van m’n oudste broer over het wel en wee van AMG bleven ‘grappig kleinerend’. Hoe dienstvaardig hij ook is en wat dat betreft respect verdient; het blijft krenkend voor onze jongste zus.
En of mijn ‘broeders en zusters’ in die zin mij ook waarderen om mijn dienstbetoon, maar verder achter hun vriendelijkheid de opvattingen delen van m’n oudste broer en zijn adjudanten, dat weet ik diep van binnen nog steeds niet. En dat kan ik ze ook niet kwalijk nemen met hun eigen gezin, waarvan de kleinkinderen inmiddels ook al volwassen worden.

En, maar dan zou mij wellicht achtervolgingswaan toegedicht kunnen worden: Is er misschien een relatie met het bezoek dat de Veiligheidsdienst ons tweemaal bracht na 9/11 in het kader van een Jihad-file die wij een half jaar eerder op onze site hadden gezet? Dat heeft tot 2004 doorgewerkt (6.17). Pas toen heeft Donner in de Tweede Kamer op vragen van de SP geantwoord, dat die teksten “weliswaar zeer verwerpelijk, doch binnen de grenzen van de wet” waren.
Waarom wij die file, met waarschuwende toelichting, hadden gepubliceerd, daarover werd helaas niets gezegd. Maar ondertussen was er wel in een chatbox op ons web een bericht gepost “JAN is een terrorist”. Die box, overwegend in gebruik bij graffiti gasten uit Rotterdam, is die dag ook bezocht via een IP-nummer van KPN Bollenstreek.
De eerste twee decennia van deze eeuw zijn we actief betrokken geraakt bij de buurt.
Voor Noord-Holland bleef ik tot 2010 passief afwachtend: “oproepbaar met behoud van wachtgeld”.
Voor de omgeving deed ik mee in een Kerngroep Bewoners Meineszlaan en het initiatief van de politie "De Buurt Bestuurt". Totdat ze eens meedeelden, ’s nachts in een PTT-tentje vanaf de rotonde te spioneren wie er allemaal op straat liepen en ons te zien als extra ogen en oren:
“Zeg ons hoe ze zijn gekleed en wij weten hoe ze heten. We hebben ze allemaal in beeld!” Dat ging ons net even te ver.
Op ons web publiceerden we een aanzet voor een website met de postcode als uitgangspunt, NL3022, en een voorbeeld voor een redactiestatuut dat we met 3 bewoners al hadden gemaakt voor een mogelijke herstart van Meinesz.info.

Bij het begin van het tweede decennium bereikte ik de pensioengerechtigde leeftijd. Maar ik voelde me dus goed en scherp genoeg om nog actief te blijven en ik wilde dat toetsen toen bij de nadering van het derde decennium mijn 75e levensjaar halverwege was.
Met een klankbordpanel van familie, buren en vrienden schreven we toen ’75 in Zicht, ‘the final concept’, een profielschets over mijn zelfredzaamheid.


7.10   De boekenstalling
Nadat mijn oudste broer getrouwd was, beschikte ik in het ouderlijk huis over een slaapkamer met terras op het dak van de bijkeuken en een studeerkamer met boekenkast.
In die tijd kreeg ik de boeken van de pastoor (4.16) die met verlof ging en was de term huisbibliotheek niet overdreven. Die boeken waren een mooie aanvulling op die ik reeds bezat. Anneke had op een kaartsysteem alle boeken per schrijver verzameld en de boeken waren grofweg ingedeeld op literatuur, wetenschap en verbinding (kunst/religie), ofwel in 3R-termen: Regio, Ratio, Religio.
Toen ik een appartement betrok aan de Maandagse Wetering combineerde ik de boeken met de slaapkamer en de doorloop naar de woonkamer, waar ook het oude bureau een plek kreeg.

In Rotterdam kochten we een huis met twee woningen (A en B, in totaal vier woonlagen). De bovenwoning werd nog een paar jaar verhuurd aan een gezin met drie kinderen; wij bewoonden met drie volwassenen de benedenwoning. Daardoor kwamen de boeken in de woonkamer terecht, waar de drie meter hoge wanden grotendeels achter de boeken verdwenen. Ze vormden ook nog een scheidingswand voor het bureau, waar ik met de Océ/CPM-configuratie m'n werk voor Noord-Holland wat uit het huiskamerzicht kon houden.
Bij de overstroming van augustus 1998 kwam het water tot ruim 25 centimeter hoog en werden er veel boeken door aangetast. Hier en daar door de capillaire werking zelfs tot meer dan een meter hoog. Hetzelfde gold voor tijdschriften en de hoezen van veel platen die onder een multimedia-podium waren opgeslagen (muziek werd alleen nog via cd afgespeeld).
Daar de bovenhuurders inmiddels waren vertrokken hadden alle etages een woon- en een collectieve bestemming.

  • Helemaal boven woonde Eugène en bevond zich een atelier;
  • daaronder had Claudio een kamer en beheerde hij de studio, een muziekruimte met piano en een serie blok-fluiten.
  • Op de tweede woonlaag was mijn kamer naast een werkruimte met gereedschapskast en stevige werkbank.
  • Op de begane grond: keuken, kantine en kantoor met infotheek.

De boeken en platen die de waterschade hadden overleefd, werden gecategoriseerd. Zo werd, dankzij de kaartenbak van Anneke de totale schade inzichtelijk voor de verzekering en hielden we de ‘Julian Lucas Informary’ over. Deze werd onderdeel van ons web.
Op de begane grond werden kasten en apparaten op een verhoging geplaatst, zodat ze bij een volgende vloed niet direct waterschade zouden oplopen. De boeken werden met de platen in vier groepen geborgen in haastig aangelegde stellingen bij de Lundia gereedschapskast.
Die stellingen houden zich vooral staande dankzij de zwaartekracht. Hier en daar een spijker en voor de staande zijde de muur of een schoorsteen als steun.
Als er wordt gevraagd “Goh, heb je al die boeken gelezen?”, kan ik zeggen, dat ik ze door al die verplaatsingen tenminste negen maal in m’n handen heb gehad.
De grote waarde van een fysieke boekenverzameling is dat je, erlangs lopend, ze aanrakend, de ontroering of onthutsing die zich bij het lezen voordeed weer kunt ervaren. Daarbij kom je ook die boeken weer tegen, waarvan je na één of twee bladzijden dacht: “Nu nog even niet; nog niet aan toe.”
Dat overkwam een boek van Frederik van Eeden, dat in mijn geheugen bleef hangen als “Het geheime leven van Jezus”. Het stond in Noordwijkerhout nog in de rij met o.m. “De Kleine Johannes” en het wonderschone driedelige “Lied van Schijn en Wezen”. Van dat laatste bezat ik twee delen.

Het begin van het tweede gedicht uit deel twee:

“Wegen tot God zijn als de zonnestralen, eindeloos in veelheid, eenig in accoord”

zette mij aan om ook op zoek te gaan naar het derde deel. Uiteindelijk vond ik in een heruitgave van 1954 alle drie delen verzameld met een uitvoerige inleiding. Daarom weet ik nu het volgende:

In 1892 begon Van Eeden aan Deel I; in 1922 rondde hij Deel III af. Dertig jaar heeft hij er dus aan gewerkt:

"Ik maak nooit meer dan 20 regels per dag.
Gaat het goed, dan schrijf ik er 's middags en 's avonds ook aan."

Wie alle regels van de drie delen met 12 hoofdstukken bijeen telt, komt uit op een gemiddelde van 110 regels per jaar. In die dertig jaar hield hij dus gelukkig nog tijd over om zo'n 30 andere werken te schrijven. Rond die tijd had hij veel sympathie opgevat voor het Roomse Ritueel.
Terzijde wil ik nog even opmerken, dat wie van zinsontleding houdt, in dit Lied van Schijn en Wezen volop wordt beloond. Van Eeden is een wonderbaarlijk complex schrijvend denker.

Een paar jaar geleden, toen ik meende toe te zijn aan dat geheime leven van Jezus, kon ik het boek echter niet vinden. Het stond niet bij Regio, de literatuur, en ook zag ik het niet staan bij de verzameling Religio. Zeker 3 à 4 maal ben ik de planken langs gegaan. Wel kwam ik in Studiën deel 3, een essay tegen over "Broeders", inclusief een outline, een schets van de structuur. Toen kwam ik door het lastige "De Broeders" heen: God en Duivel zijn Broeders, in wezen één. En omdat Darwin er een rol in speelt, was ik opgelucht. Van Eeden heeft in ieder geval kennis gehad van diens evolutiegedachten.

Hierna voelde ik me ook in staat, een boek van Hesse ter hand te nemen “Het Kralenspel”. Ook dat had ik, na al zijn vorige boeken verslonden te hebben, terzijde gelegd.
“Das Glasperlenspiel” heet het in ’t Duits. Een mooie bijkomstigheid, omdat kralen op zich niet doorzichtig hoeven te zijn en meer aan tellen dan aan inzicht refereren.
Toen de boeken van Hesse in de jaren zeventig als een vlottend treintje verschenen, stagneerde ineens het verschijnen van dit laatste boek. Diverse malen bezocht in Wagenaar &Van Halem om er naar te vragen. Maar nee. Problemen met de vertalers, kreeg ik een paar keer te horen. Uiteindelijk verscheen het, maar moest ik het na een paar bladzijden wegzetten. Maar nu, na De Broeders ging ik er doorheen als een mes door zachte boter.
‘Het Geheime Leven’ vond ik echter niet terug.

Gelukkig wonen we in een oud, beetje scheef staand huis in een rustige laan waar af en toe zware vrachtwagens doorheen denderen. Op een ochtend werd ik wakker geschud door zo’n wagen en hoorde een merkwaardig gekraak in de gereedschapsruimte. Een van de stellingen was gaan scharnieren en de planken waren op de boeken gaan rusten. Het was de stelling van de verzameling ‘Verbeelding/Religie’. Veel boeken waren in de verdrukking gekomen en het geheel moest behoedzaam worden ontsteld.
Ik haalde eerst de bovenste plank, rustend op de twee buitenste staanders, vol met tijdschriften in het midden zwaar doorgezakt, leeg. Gelukkig stond deze stelling in de hoek van de stevige werktafel.
Staande op een omgekeerde krat kon ik precies bij de tijdschriften van de bovenste plank komen. Dux uit mijn onderwijstijd, Samenspel van het werktheater uit de VJV-jaren, de Monografieën van de Rozenkruisers, Jaargangen van Studiën en De Katholiek uit de bibliotheek van de pastoor. Het riep veel emoties op en herinneringen aan bijvoorbeeld de polemieken over het Vitalisme van Marsman, die nota bene zelf op latere leeftijd, net als Van Eeden, gecharmeerd leek van het Roomse Ritueel.
Uiteindelijk kwam ik aan op de onderste rij. Er was op de werktafel al geen ruimte meer voor opslag dus ik liep al naar de tafels bij de andere stellingen om de boeken te stapelen.
En zo waar als mijn vader en moeder geleefd hebben, zo waar is wat ik zeg over het allerlaatste boek dat ik wegnam. Het stond grijsblauwig met zijn rug tegen de muur. Toen ik het oppakte zag ik dat het “Jezus’ Leer en verborgen Leeven" van Frederik van Eeden was, de uitgave van 1919.

Achterin, waar Van Eeden nog een toelichting schreef op de door hem geformuleerde tien geboden “in signifische zin”, waarmee hij het boek afsluit, kwam ik een krantenknipsel tegen uit 2019. Toen heb ik dus nog ‘ns geprobeerd, het te lezen.
Maar ook nu: Wat een bittere pil. Ik begrijp volkomen de ‘nu-nog-even-niet-code' die ik er vroeger al aan gegeven had.
Van Eeden voert met de ‘ik’-figuur een eeuwenoud genootschap op “Broeders die troost brengen”. Dit genootschap bestond al vele eeuwen voor Jezus geboorte en was volledig op de hoogte van zijn komst. De Ik-figuur nodigt Jezus uit, 20 jaar onder te duiken onder zijn hoede om als het ware te rijpen voor zijn openbare leven.
Ik heb hier en daar nog wat teksten gelezen uit dit boek, maar ik red het niet. Toen ik las: “Ik heb Jezus evenwel gewaarschuwd, dat zijn werk zou mislukken”, brak mijn klomp. Er staan op zich hier en daar interessante gedachten, maar de hautaine houding en de suggestie van een eeuwenoud genootschap waar alle groten der aarde bij betrokken waren, bezorgen mij een significante indigestie, zoals je wellicht al begrepen had.

Zijn laatste zin:

“Omtrent het voorafgaande geschrift over Jezus leer en verborgen leven kan ik alleen dit zeggen, dat wie het voor een fantasie of poëtische fictie houdt, stellig dwaalt.”

Die laatste zin doet een braakbal oprispen. Dat is geen prettige term, maar die beduidt, dat de prooi verslonden is. Daar leeft de uil van. De restanten geeft hij terug aan de natuur.

De braakbal:
Als arts, psychiater, schrijver, systeemdenker, idealist is Van Eeden een groot mens. Dat hij zich op latere leeftijd heeft laten dopen tot Rooms-katholiek is bedenkelijk veelzeggend.
In "Frederik van Eeden en de significa", zegt Mirne van der Cammen, Bachelor Moderne Letterkunde in augustus 2020 er in haar werkstuk over:

"Zijn hele leven was hij een zoeker, totdat hij uiteindelijk uitkwam bij het katholicisme. Hij was op zoek naar het goddelijke, het absolute. Volgens hem was dat alleen te benaderen via de dichterlijke taal en had de dichter daarom een hoge positie in de maatschappij."

"Het Zelf, de Heilige Richting” noemde Van Eeden dat in Het Lied van Schijn en Wezen.
Elf jaar later sterft hij. Over zijn levenseinde weet 'men' niet veel. Bibliotheek.nl en het Literatuurmuseum.nl schrijven beide:

“Na de mislukking van Walden en persoonlijke tegenslagen, brengt Van Eeden zijn laatste levensjaren in een depressieve toestand door.”

Hij is gestorven in de zomer van 1933.
Mijn vader was in die tijd kok in Hotel Hoek te Noordwijk. Hij heeft mij meermalen verteld, dat Van Eeden daar een kamer had. Die wilde vanwege zijn broze gezondheid de zomer doorbrengen aan de kust. Daar is Van Eeden gestorven, ziek en zwaar gedesillusioneerd.


7.11    Blok 74
Toen we ons huis kochten, hoorden we al dat de panden licht scheef staan en zagen we aanhechtingsscheuren in de zijmuren. Dat kan een ondergronds probleem zijn. De laatste 10, 12 jaar groeit landelijk de aandacht voor de kwaliteit van de fundering. Rotterdam behoort tot een van de risicogebieden, weten we inmiddels.

Eind 2019 startte de gemeente een initiatief om in onze wijk, waar de houten heipalen in ‘blokken’ voor zo’n 6 huizen zijn geslagen, per blok de eigenaren te stimuleren tot onderzoek. Wij met 9 wooneenheden in 4 panden plus een appartementenwoning vormen ‘Blok 74’ en ik mocht als contactpersoon en coördinator optreden. In zes maanden waren alle bewoners geïnformeerd en gemotiveerd tot het gezamenlijk aanvragen van een onderzoek.
De gemeente belde 1 oktober 2020. De ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht zei, blij te zijn met de werkwijze en de evaluatie van het proces. Dat krijgt in november een vervolg, zodra de offerte voor het onderzoek binnen is. Rond de zomer van 2021 is het onderzoek gestart en inmiddels is duidelijk, dat funderingsherstel binnen 15 jaar noodzakelijk is. De meeste eigenaren opteren voor 2023.

Bij de laatste online-bespreking bleek, dat 2024 de allervroegste mogelijkheid zal zijn, maar dat een termijn van 10 jaar realistischer lijkt.
In verband met enig fysiek ongemak en de lage urgentiescore voor medisch ingrijpen (in verband met een liesbreuk had ik in januari 2022 een intakegesprek in het Franciscus ziekenhuis met april daar op volgend als maand van behandeling. Ondertussen zijn we een jaar verder. We hebben we daarom onze Blokgenoten gemeld, dat af te zien van herstel op korte termijn:

Een handhavingstermijn van 10 jaar, zoals geadviseerd in het bijgestelde onderzoek, komt mij om de volgende redenen beter uit:

  1. Zoals ik jullie al liet weten, bewandel ik momenteel twee medische trajecten. Beide zijn niet ernstig of levensbedreigend, maar laten mij, gezien de lagere urgentiescore en de lange wachtlijsten in het ziekenhuis zeer in het ongewisse over de termijn waarop ik medisch ingrijpen mag verwachten.
     
  2. Eugène, nu 56 jaar en deelgenoot in ons woon-/werkexperiment, leeft al enige jaren met het perspectief van een sterk verminderde levensverwachting.
     
  3. Ikzelf, momenteel 78 jaar, leef met de wetenschap, dat (statistisch gezien) mijn levensverwachting minder dan 10 jaar is.

Geen van deze 3 argumenten beleven we als dramatisch of 'zielig'. We accepteren de fysieke situaties zoals die zijn en voelen ons mentaal nog steeds sterk en gezond. We hopen echter, dat jullie er begrip voor hebben, dat we liever niet in een funderingsherstelperiode terecht komen op het moment dat één van bovenstaande kwesties daadwerkelijk gaat spelen.

Daardoor kan mogelijk duidelijk worden, wat de opvattingen zijn van een paar eigenaren, die tot het laatst aan toe geen standpunt hebben kenbaar gemaakt.

Urbannerdam, die namens de gemeente het herstelproces zal begeleiden, heb ik laten weten, dat, als alle andere eigenaren wel op korte termijn aan herstel willen beginnen, wij participatie zullen heroverwegen.


7.12    Burgerschap als Karweitje
Rond de zomer van 2019 belden Anas en David aan: “Heitje voor een karweitje?”
Dat was de vraag die we als scout stelden wanneer we in het voorjaar aanbelden bij de huizen in Noordwijkerhout. In de zomer gingen we ‘op kamp’, survivallen in Brabant of Drenthe. En daar hadden we geld voor nodig.
‘Heitje voor een karweitje’ was een initiatief van Scouting Nederland, die de actie steunde met een landelijke campagne. De activiteit die me het meest bij staat, was dakgoten schoonmaken. Met een ladder, emmers en troffels belden we dan aan. Als karweitje boden we ook aan, ramen te wassen. Het ‘heitje’ dat we voor de karweitjes vroegen was een kwartje, 25 cent.

Op het moment dat die twee jongens aanbelden, hadden we niet direct een karweitje. Maar na de zomer wilden we met een buurtgroepje uit het voortgezet onderwijs het thema "inburgering" bespreken. Binnen het primair en secundair onderwijs is dat al jaren een verplicht thema. Over de resultaten zijn Ministerie en Inspectie nog steeds niet positief. Voor de doorontwikkeling van ons gaingate-model met als basis “globaal bewustzijn en id-recht” is het van wezenlijk belang, dat participatie en inburgering in het denken van de opgroeiende generatie heldere en realistische concepten worden.

Met Mustafa of Sascha spraken we er wel ‘ns over en met Anas en David erbij, net van de lagere school, zou een leerlingenpanel misschien een optie kunnen zijn. Maar tijdens die gesprekken bleek, dat de begrippen Burgerschap en Participatie niet helder waren doorgedrongen in de leerstof van de panelkandidaten. Er was bij hen dus geen motivatie om er werk van te maken.
Ook een basisschool die ik had benaderd met de vraag of de panelleden hun vroegere leerkrachten zouden mogen interviewen over dit onderwerp was niet enthousiast. De school deed er volgens de directrice heel veel aan, geïntegreerd in alle vakken en de docenten hadden het allemaal zeer druk.
De leden van het panel kregen vijf euro per bijeenkomst, maar dat kon hun inzet niet versterken.
Het waren wel leuke bijeenkomsten, waarin veel is gesproken over globaal bewustzijn en ID-recht.
Corona maakte er na een half jaartje een einde aan, vlak voordat ik zelf had willen stoppen. Ik had iets van hen willen leren over hun ervaringen op school. Ik wilde hen geen les geven over begrippen waar zij zelf geen intrinsieke motivatie voor hebben.


7.13    Het lijkt zo normaal
Ons oude huis heeft aan de straatkant geen dubbel glas. De kozijnen zijn nog steeds van acceptabele kwaliteit. Aan de achterkant moesten ze vervangen worden en hebben we gelijk dubbel glas genomen. Jammer eigenlijk, want feitelijk zou het hele pand met belendende percelen ingrijpend gerenoveerd moeten worden. Dubbel glas is niet alleen gunstig voor energiebesparing; het beperkt ook geluidsoverlast.
Als mensen stevig pratend dus ons huis passeren, horen we dat al van verre aankomen. Wat er wordt gezegd dringt zelden of nooit door, omdat we er niet actief aandacht aan besteden. Soms dringt er iets door vanwege een bijzondere ‘soundscape’.
Stel je voor vanuit de verte klinkt iets dat lijkt op:

Peuter aan de wandel

“Brabbel, brabbel, brabbel?”
“Brom brom.”
“Brabbel, brabbel, brabbel?”
“Brom brom.”
“Brabbel, brabbel?”
“Brom.”
“Ik ook!”

klinkt dat laatste verheugd.
Op dat moment passeren vader en kind ons huis. De vader reageert niet meer en ze lopen in stilte verder.
‘Zonde’ denk ik, ‘zonde’. Het lijkt zo normaal, denken vanuit het kind. Waarom ziet die vader dat niet. In mijn ogen had hij z’n kind enthousiast moeten optillen en ‘face 2 face’ iets moeten zeggen in de richting van: “Goh, wat kun jij al goed nadenken en praten en wat ben ik blij dat jij dat ook vindt.”
Dat is reageren van het kind uit. Het kind zet zich met “ik ook” op gelijke hoogte.
Vader had hier niet neerbuigend of op zijn hurken moeten gaan zitten. Dat is de autoritaire of, in dit geval, de overbezorgde houding, ook al is het goed bedoeld. Maar hij moet zeker niet gewoon zwijgend doorlopen; het kind zocht mentale verbinding.

Die week heb ik gezocht waar die pedagogisch/didactische gedachte te vinden was. Aanvankelijk meende ik dat het een vrouw was die ‘Het Mierenboekje’ geschreven had. Maar dat bleek een man te zijn met een toepasselijke naam, Salzmann.
Wat later hebben we op ons web “Vom Kinde Aus” gepubliceerd met als motto “Op weg naar de wereld van morgen”. De aanbevelingen van Salzmann aan ‘Herman’, zoals hij de opvoeder/leraar noemt, hebben we daar ook bij opgenomen. Hij geeft er elf onder de kop “Voed U zelf op”.


7.14    Stagnatie Wijkontwikkeling
In het weekend van 7 februari 2021 lazen we in het NRC-katern Rotterdam een artikel van Marjolein Kooyman over de moeizame ontwikkeling van de 010-wijkraden. Volgens een evaluatie van de Erasmus Universiteit komt er een “somber beeld” naar voren.
Daar wij ons betrokken voelen bij het ontwikkelen en versterken van nieuw beleid, gebaseerd op omgevingsverantwoordelijkheid, wilden we spontaan een notitie schrijven voor de betreffende wethouder, mevrouw B. Katthmann. Bij nadere beschouwing van het artikel lazen we echter, dat de Wethouder nog maar een paar dagen deze functie uitoefent. Daarom beperkten we ons tot een memo, een praatpapier voor B&W en de betrokken ambtelijke dienst. Daarin maakten we een flitsanalyse van het stagnerend wijkbeleid van de Gemeente en de moeizame ontwikkeling van het vak burgerschap dat bij wet door het Rijk al enige jaren verplicht is binnen het onderwijs.

Op basis van die analyse legden we B&W een nieuwe benadering voor (Vom Kinde Aus) met een Onderwijspanel Burgerschap en de Meineszbuurt als proefgebied.
De binnentuinen kunnen dienen als basis (nieuwe benadering) voor betrokkenheid van de bewoners.
En via de pendelmethode denken we relatief snel tot resultaat te kunnen komen. We stelden de gemeente drie fasen voor:

  1. Proeftuin,
    De bewoners van de panden rondom onze eigen binnentuin (de ‘Palmbuurt’).
    Via de blok-coördinatoren van het funderingsonderzoek zou snel en effectief gewerkt kunnen worden aan een ontwerpplan voor participatie in buurtbeleid en de aanpak van fase 2.
     
  2. Meineszkwartier
    Eén van de van de kleinere kwartieren heeft hier de voorkeur. De resultaten van de proeftuin worden verwerkt in deze fase van planontwikkeling.
    De docenten basisonderwijs worden in deze fase uitgenodigd, mee te denken in een onderwijspanel, ter voorbereiding van de buurtbenadering voor Burgerschap en Participatie
     
  3. Meineszbuurt.
    Deze fase wordt via de media ingeluid. De eerste twee fasen hebben een plan opgeleverd, dat via de panelmethode wordt uitgewerkt in alle vier kwartieren van de buurt.

Een maand later krijgen we een telefoontje van een ‘ambtelijk buurtnetwerker’ die in de wijk Middelland actief is. Hij is door de gemeente geattendeerd op ons plan, maar meent toch dat we zijn collega gebiedsnetwerker van het Nieuwe Westen moeten hebben.
Hij zal zijn collega informeren en wij kunnen die dan bellen. Ons plan heeft hij zelf niet gelezen. Zijn college trouwens ook niet, als we die een paar dagen later bellen. Zijn functie is, zoals hij het uitdrukt: “sparren als er een plan ligt”.
Hij is de ambtelijk netwerker die, als wij binnen onze wijk iets met anderen willen, bemiddelt, verbindt en enthousiasmeert. Hij had trouwens op ons web interessante dingen gelezen en wilde daarover graag nog eens terugbellen, had hij Eugène laten weten.

Tussen die twee netwerkcontacten door heb ik vier mensen aangeschreven uit de tijd van de Kerngroep Meineszbuurt. Ik heb hen de analyse voorgelegd met de vraag, of ze eventueel een panel/klankbord wilden zijn voor overleg met de gemeente.
Het zijn mensen met een historische, creatieve, beleidsadviserende, artistieke of pragmatische achtergrond, waarbij ook nog een duidelijk spel-element aanwezig is. Een game "Netwerken in de Meineszhood" kan interessant zijn. Daarmee zou je kunnen ervaren, dat de basis een betere benadering is voor de ontwikkeling van het gemeentelijk beleid, dat nog ouderwets gecompartimenteerd lijkt. De opheffing van de deelraden en het krampachtig installeren van wijkraden zouden er op kunnen wijzen, dat ook vernieuwing van beleid er baat bij heeft, als het door denken ‘vanuit het kind’ ontwikkeld wordt.

Dat doorbreken van politiek-ambtelijke scheidsmuren is ook effectiever als het er om gaat, de wijkdemocratie “een vuist!” te geven, zoals Arwin van Buuren een maandje later stelt in de NRC van 14 maart 2021. Burgerparticipatie vraagt volgens de Erasmus-hoogleraar bestuurskunde om gekozen wijkvertegenwoordigers met een formele rol. Wij menen dus, dat daarnaast het onderwijs aan het verplichte vak burgerschap een praktische uitwerking moet kunnen bieden binnen de buurt, de omgeving van de school.

Inmiddels heb ik een uitvoerig gesprek gehad met Mohamed El Hadji, de ambtelijk netwerker voor het Nieuwe Westen. Na wat sparren over zijn taak en ons plan, begreep hij de essentie van ons advies:

Niet de wijk is nu aan zet, maar de politiek, die in het experiment “bestuurlijke decentralisatie wijkbeleid en participatie burgerschap onderwijs” de bereidheid moet tonen, de twee beleidssectoren hierin te laten samenwerken.

Met zijn Middelland-collega zal hij de gemeente er op wijzen, dat ze te snel het rapport hebben doorgeschoven naar de wijk.
Ook in zijn ogen zal de gemeente nu eerst politiek-bestuurlijk een standpunt moeten innemen over een samenhangend beleid voor burgerschap en wijkopbouw. En in die zin is hij nu even enthousiast als wij zijn.
Hiermee vervalt dus de directe noodzaak voor een panel/klankbord, heb ik de vier contactpersonen gemaild.
Eugène zou nog worden teruggebeld door de gebiedsnetwerker die op ons web al veel gelezen had over de buurt, maar verder zijn er nog geen signalen van adhesie.


7.15    De "Virtuele Visite"
Door de Covid Lockdown gingen geplande contacten met het panel 'Zelfredzaamheid' en met de 'Hannibal'-groep niet door. Daarom legde ik de betrokken buren, vrienden en familie het straatpost-project 'Virtuele Visite' voor met als werktitel ‘Het Gemene Leven’.

Op basis van één visite per seizoen stuurde ik in de lente van 2021 de mappen 'Hensenbossie', 'Hertenduin' en 'Palmburen' toe met in de bijsluiter een voorstel voor planuitwerking. Zo zouden we, mits de lockdown was opgeheven, in het vroege voorjaar 2022 het project met een maaltijd in HNY kunnen afsluiten. Helaas hield de pandemie langer aan, maar zijn de deelmappen wel de basis geworden voor deze uitgave van “Mijn Gemene Leven”.


7.16   Plumpy Nut
Eind september mailde de Consumentenbond mij de vraag, of ik mijn bondgenoten wilde schrijven, waar mijn ontbijt uit bestond. Meestal reageer ik niet op dit soort vragen; nu toevallig wel:

“Een paar jaar geleden las ik dat voor noodhulp in gebieden met ernstig voedseltekort ‘sabbelzakjes’ met pindakaas verstrekt werden, omdat “alles er in zit wat een mens nodig heeft”. Sindsdien gebruik ik bij het ontbijt geen boter meer op mijn 4 sneeën brood met hagelslag, maar pindakaas.“

Nauwelijks had ik het bericht gepost op de site van de Bond, of de postbode liep voorbij. Bij de voordeur lag één envelop. Save the Children vroeg mij met een zelfde toelichting als ik de Bond geschreven had op de sabbelzakjes:
“Hoeveel zakjes levensreddende Plumpy Nut geeft U?”
Er zat een bankaccount bij NL24 RABO 0343 5000 00
t.n.v. Save the Children, Den Haag.


7.17   De weg naar 78
Nu, met 78 in zicht, leek het mij een goed moment, een update van ‘Zicht op 75’ uit te brengen. Maar dit weekend schreef Ranne Hovius onder de kop “Kwaliteit van leven en sterven” in een katern van de Volkskrant dat een Amerikaanse oncoloog vond, dat 75 jaar bij uitstek het moment is om te sterven. Zijn ervaring had hem geleerd, dat “na het 75e jaar de boel fysiek, mentaal en sociaal bij de meeste mensen zodanig implodeert, dat ze ernstig beperkt worden in hun doen en laten.”
Hij zal dan ook vanaf dat moment “iedere vorm van medisch handelen met als doel zijn leven te verlengen, weigeren”. Dat lijkt me een gezond standpunt.

Daarom iets over het gemak en ongemak van mij als 78-jarige.
Om met dat laatste te beginnen: Ik heb al jarenlang een liesbreuk die op aanraden van de huisarts in januari 2022 is bekeken in het ziekenhuis. Ongeveer vier maanden later (april/mei) zou ik worden behandeld, maar door de lange wachtlijst heb ik nog steeds geen oproep ontvangen.
Daarnaast heb ik met de eerste Coronavaccinatie de rode-vlekkenbijwerking gekregen, die via een ‘fors gegenereerd eczeem’ over m’n gehele lichaam is uitgestraald en een bijna ondragelijk irritatie veroorzaakt.
Het leek in januari wat af te nemen en de dermatoloog ontsloeg mij van vervolgconsult. Mocht er een negatieve verandering in komen, dan mocht ik haar hulp weer inroepen. Dat werd rond de zomer een feit. In september belde ik haar; in november kon ik langskomen. Resultaat: Doorgaan met zalf smeren.
Rond de jaarwisseling nog een stevige prednisolonkuur van 12 dagen. Geen resultaat. Op mijn verjaardag zag ik de dermatoloog weer. Diezelfde dag is bloed afgenomen, een röntgenfoto gemaakt en een stukje weefsel naar het lab gestuurd. Het bloed was in orde; op 30 maart was er een vervolgconsult: Doorgaan met de zalf.

Om op het gemak over te stappen: Ik ga elke avond graag slapen en sta na 6 à 7 uur weer fit op m’n benen. Meestal moet ik m’n huid even schuieren en met koelzalf insmeren om weer zonder jeuk-afleiding van de krant met ontbijtkoffie te kunnen genieten.
Daarna check ik ons web via het bezoekerslogboek, werk de website bij of schrijf, net als nu, over iets anders.
De dagbesteding van ’75 in Zicht’ is praktisch nog dezelfde als nu.

Algemene conclusie:
Ouderdomsongemak doet zich weliswaar voor, maar dat ‘de boel fysiek, mentaal en sociaal implodeert’ is (momenteel) niet aan de orde.
Met enig vertrouwen zie ik mijn volgende verjaardag tegemoet.
 

7.18   Het einde van Alles
Het hernieuwd contact met een paar klasgenoten van Hertenduin is gevolgd door een reünie die uitermate gezellig was. Bij het afscheid was de veelgehoorde opmerking: “Dat moeten we volgend jaar nog ‘ns doen”.

Omdat het organiserend comité in zijn laatste bericht de hele adresstring van mijn jaargenoten had meegegeven, kon ik ze nu en block per email benaderen voor een bedankje met perspectief:

"Graag had ik jullie tijdens de reünie even toegesproken, omdat in zo'n korte tijd elkaar allemaal even de hand schudden niet lukt en ik Hertenduin en de hele Equipe daar omheen zo dankbaar ben.
Maar na het uitgebreide welkomstwoord van Hans en de geanimeerde gesprekken kwam daar niet meer van.

Daarnaast had ik jullie ook nog iets willen vragen.

Die 'toespraak' vind je in de bijlage; mijn vraag behoeft een korte toelichting:

Al enige jaren stoeien we met politiek en onderwijs om Burgerschap & Participatie via een 2-sporenbeleid te ontwikkelen (zie: de basis de baas). Door de diverse scheidingen in het beleid (gemeente><ministerie en welzijn><onderwijs) is dat een bijna onmogelijke zaak, die bovendien nog wordt versterkt omdat volgens de onderwijsinspectie de meeste scholen er nog niet veel van 'bakken'.

De 3 basisscholen in onze Meineszbuurt zeggen overigens dat ze het goed doen en geen hulp nodig hebben, maar inzage in hoe ze het doen geven ze niet en bij leerlingen uit onze directe omgeving doet de term 'burgerschap' geen bel rinkelen.

Nu wil ik jullie het volgende vragen/voorstellen:
Hebben jullie zin om in 3 stappen met ons mee te denken over een "Plan van Aanpak Burgerschap & Participatie", gericht op het primair onderwijs?

  1. Inventarisatie Kennis, Inzicht, Ervaring
    Via een eenvoudige vragenlijst ontfutsel ik jullie meningen, opvattingen, ervaringen, suggesties. Die werk ik om tot een voor-ontwerp Plan van Aanpak
    Termijn: oktober/november 2022
     

  2. Voorontwerp PvA
    Een opzet, indeling voor het plan met hier en daar wellicht al meer invulling en vragen. Termijn: januari/februari 2023
     

  3. Concept Plan van Aanpak
    De grote lijnen moeten helder zijn; suggesties voor invulling concreter met mogelijk differentiaties naar schooltype.
    Termijn: maart/april 2023

Het geheel zouden we dan kunnen afsluiten met een lunchbespreking in mei/juni 2023.

We proberen na Stap 1 contact te leggen met Rotterdam en Onderwijs om bij te dragen in dit project met suggesties en/of subsidie, maar hoe dan ook staat Stichting de Binnenweg garant voor betaling van de lunchbijeenkomst rond juni 2023.

Reacties graag als "Beantwoording aan Allen", zodat we elkaar snel en volledig kunnen informeren/inspireren.

Graag hoor ik van jullie.


Toespraak die ik wilde houden tijdens de Hertenduin Reünie op 11 september 2022.

“We hebben schoolmeesters nodig”, zei m’n moeder. Ze kwam net thuis van haar dagelijks kerkbezoek, waarna de ontbijtpauze begon voor de bakkerij. Meestal was het vervolg: omkleden, de bakfiets vullen met brood en banket, de klanten langsfietsen; met de lunch weer thuis en ’s middags koekjes bakken.
Maar nu liep het anders: “Ik heb net de moeder van Sjaak (de Klerk) gesproken. Ga bij hem maar even vragen met welke bus je bij die school kunt komen, dan kun je je gaan inschrijven. Sam (mijn jongere broer) neemt jouw plaats over in de bakkerij.”
Een paar uur later belde ik aan op Hertenduin en zei de portier, die iets later Broeder Bernardinus bleek te zijn: “Het is goed dat je geen meisje bent, want die klas zit al vol. Morgen gaan we beginnen”
Zo begon voor mij een ‘carrière-switch’ uit het ongerijmde en was ik er binnen een jaar van overtuigd, dat ik schoolmeester wilde worden. Net zo zeker als ik geloofde dat God bestond. Dat laatste ben ik al jaren kwijt, dat eerste ben ik altijd gebleven, ook al heb ik er maar een paar jaar mijn brood mee verdiend.
Het 2e jaar sloten we af met het verbranden van twee boeken, die symbool stonden voor de vakken die we niet meer kregen. De as begroeven we onder een tegel in het gazon. We namen daarmee afscheid van onze jeugd. De zuiverheid en oprechtheid van Wiskunde en Camus wilden we in ons zelf opslaan.
In het 3e jaar kregen we het vak ‘CuMa’, het Cultureel-Maatschappelijk leven in Nederland, erbij. Aanvankelijk gegeven door Dogge, maar het jaar daarop door Benda. In die tijd ontdekten we ‘De Oude Geleerde Man’ als plaats bij uitstek voor het oprichten van een sociëteit die ‘Ante Portas’ (SAP) moest heten. We waren er van overtuigd, vóór de poorten van een nieuwe tijd te staan en wilden ons met maandelijkse studiebijeenkomsten daarop voorbereiden. Nico van der Goes en Peter Prins zijn daar als secretaris drijvende krachten in geweest.
Nico Smit koppelde de naam Ante Portas aan Hannibal (Rumor est Hannibal Ante Portas, oftewel: “Het gerucht gaat, dat Hannibal Voor De Poorten <van Rome> staat”) en Ed Vellekoop, gaf Hannibal meer dan een gezicht. Die kreeg als mascotte en ‘vechter voor het vrije woord’ naast een bloem ook nog een zwaardje.
Als werkconcept ontwikkelde SAP het project ‘Leven nu, ..en morgen?’, een serie bijeenkomsten voor jongeren. Jammer genoeg is dat alleen in Noordwijkerhout, met een subsidie van de gemeente, van de grond gekomen. De sociëteit verkommerde, leden waaierden uit in het onderwijsveld, moesten in dienst, gingen studeren of kregen andere prioriteiten. Ikzelf heb nog menigmaal van Alkmaar tot Maassluis lezingen mogen geven over die nieuwe tijd, raakte zodoende betrokken bij het VJV, het Vormingswerk Jong Volwassenen, en werd na 9 jaar inspecteur onderwijs, totdat Noord-Holland mij vroeg een politieke visie op jeugd te formuleren. In het verlengde daarvan mocht ik de Raad voor Jeugdbeleid N-H op- en inrichten.
De laatste jaren heb ik, tot tevredenheid van de provincie, instellingen mogen begeleiden met reorganiseren, fuseren of liquideren, waaronder de Raad voor Jeugdbeleid.
En dat allemaal dankzij Ante Portas, Hertenduin en mijn moeder die vond, dat ik als bakker te kort zou schieten.
Mijn dank is daarom, zoals ik hier voor jullie sta, levensgroot,

Merci!"

De dankmail met oproep om mee te denken over burgerschap en buurtbeleid bleef onbeantwoord.
Graag wilde ik met een panel van ervaren onderwijskrachten die zij zijn en de basisschool-docenten uit de wijk een advies ontwikkelen ter onderbouwing van ons Proefproject Meineszbuurt. De gemeente heeft het plan al een jaar in een la liggen. De politieke partijen hebben we een afschrift gestuurd in het kader van de verkiezingen.
Van Leefbaar Rotterdam kregen we een kaartje: “Bedankt voor uw informatie”.
Verder bleef het stil bij politiek en onderwijs.

 

7.19   Het Filosofisch Kwintet
Verving ook deze zomer weer Buitenhof op zondag.
De eerste uitzending schiep veel verwachtingen, maar miste iets. Vandaar mijn brief:

Geacht Kwintet,
Mooi programma, motiverende aanzetten tot "het moet anders". "Maar hoe?": "De maakbaarheid", daar bleven jullie een beetje zweven. Bijna zou ik zeggen: Begrijpelijk, het laatste taboe is nog steeds onbespreekbaar: De onderdrukking van de Man.
Symptomen daarvan?

∞ De religieus-gelovige
beroept zich op "De Tien Geboden", ziet noch een boze, achterdochtige Buurman noch een trotse liefhebbende Schepper als schrijver van dat dictaat, maar acht zich toch een bijzonder mens;

∞ De rationele wetenschapper
beroept zich op onderzoek en analyse; blijft "vanzelfsprekend" binnen de piketpaaltjes van zijn vakgebied en is daarbuiten ook maar 'een gewoon mens';

∞ De regionaal weldenkende mens
is wereldwijd geneigd te zeggen dat iets normaal is, wat binnen zijn omgeving geen problemen oproept: "Dat is gewoon zo!"

Wie zich ongerust maakt over de essentie van het bestaan, de toekomst van de mens en de schijnbare onmogelijkheid om van de wereld een 'aards paradijs' te maken, moet geëngageerd zijn en dient iets wezenlijk te willen veranderen.
Dàt begint bij jezelf. Maar besef: we dragen allemaal al de 'stains' van ons verleden.

Uitgangspunten van ons Manhattan Project 3.01 zijn daarom:

"inclusief denken", we zijn met velen, maar horen bij elkaar
"de basis de baas", beleid moet wortelen in de omgeving, samenleving
"id-recht", vrijheid van denken en persoonlijkheidsontwikkeling
"Vom Kinde aus", een oud methodisch-agogisch onderwijsprincipe.

Die punten vormen stapstenen naar Globaal Bewustzijn. En door ID-recht binnen het primair onderwijs aandacht te geven, kunnen we binnen één schoolgeneratie goed op weg zijn.
Het al jaren verplichte vak Burgerschap/Participatie binnen het onderwijs is nog steeds niet op stoom.
Wezenlijk vernieuwing begint bij de pasgeborenen, het onderwijs zou nog kunnen bijsturen als de peuterjaren het kind geknot hebben.
Daarna blijft alles 'op hoop van zegen', tenminste als autoriteiten en beleidsmakers zichzelf ter discussie durven stellen. Anders blijft het toch, zoals een lid van het Kwintet al meende: “Hoe meer iets verandert, hoe meer het hetzelfde blijft”.
Ik hoop, dat jullie over twee weken aan die uitgangspunten wat aandacht kunnen geven als opmaat naar de maakbaarheid.


Ira Pronk, Redacteur van Het Filosofisch Kwintet reageerde:

“Hartelijk dank voor uw interesse in ons programma. We hebben genoten van uw erudiete reflectie op de thema’s van de uitzending en danken u dat u deze met ons wilde delen.
We houden uw punten in gedachten, maar kunnen hier helaas niet op ingaan in de aankomende uitzending. Deze gaat namelijk over een ander onderwerp, de meritocratie. We hopen dat u kijkt.”

Het Filosofisch Kwintet, een zomerlang doorlopende, diepgravende brainstorm/discussie over "het moet anders", dacht ik.
Het blijkt echter een zondags tafelgesprek met een wisselende groep die beleefd en zonder scherpe randjes een meningencontainer vult over diverse onderwerpen.
De programmatitel zou dus eerder moeten zijn: Filosoferende Kwintetten.  Het bracht me wel tot het lezen van  De Tirannie van Verdienste.


7.20   2022: Brugjaar voor verbeelding
Toen Fukuyama in 1989 ‘Het einde van de geschiedenis’ verkondigde, meende hij optimistisch, dat de liberale democratie zichzelf in het Westen al zo bewezen had, dat op korte termijn de landen van de overige windstreken met hun politiek beleid zouden evolueren tot eenzelfde, liberaal democratisch systeem.

De mens maakt vanaf zijn oersprong een ontwikkeling door van kleine groepen naar grotere verbanden waarbij de ‘wetten van de evolutie’ voor het leven in biodiversiteit evenzeer werken als in de ontwikkeling van samenlevings- en beheerssystemen, ook politiek, van gemeenten tot de verenigde naties.
Daarbij heeft de mens altijd al over de verstandelijke vermogens beschikt, die hem ook nu nog kenmerken, leerden Graeber & Wengrow mij met hun boek ‘Het Begin van Alles’.

Dit jaar (2022) is wat dat betreft een brugjaar geworden. Het begon met Markus Gabriel, die mij bevestigde in zijn boek “Morele Vooruitgang in duistere tijden”, waarin hij “orde wil scheppen in de serieuze, gevaarlijke chaos van onze tijd” door een nieuwe impuls te geven aan onze “opdracht als mens”. Daarmee sloot hij aan op de doelstelling die wij als Sociëteit Ante Portas stelden: Inclusief Denken, “opdat we beter zouden kunnen voldoen aan onze opdracht als mens”.

En enthousiast ging ik door met “Slow Democracy” van David Djaïz die als ondertitel meegaf: “Hoe we de globalisering kunnen beheersen en ons lot in eigen handen nemen”. Djaïz spreekt in dat kader over “circulaire democratie” die “op het lokale grondgebied institutioneel samenhang (dient) aan te brengen tussen de democratie en het economische en ecologische leven”. Bij Djaïz herkende ik ons idee over ‘globaliseren met regionale dynamiek’ en in zijn ‘circulaire democratie’ zou ons gaingate-model een stimulerende motor zijn voor zijn ‘institutionele samenhang’ in de omgeving, wat wij noemen ‘environmentality’.

Hiermee hebben we drie pijlers naar de wereld van morgen:
 Liberale democratie
 Regionale dynamiek
 Maakbaarheid: Vom Kinde Aus

En binnen de Noord-Europese landen zijn er toch voldoende landen die hier een 'norm' zouden kunnen stellen. Desnoods via de gijp-methode.


7.21   Toeval en onvermijdelijkheid
Het concept, daar begint het al mee, in de binnenwereld.

Stel dat m'n ouders, die al twee kinderen hadden, er graag nog een bij wilden hebben.
Dan was ik het onvermijdelijk resultaat van een seksuele inspanning met een verder liggend doel dan genoegzaam samenzijn.
Maar als m'n vader daarbij even had moeten niezen, of m'n moeder zou hebben gezegd: "Nog even niet, Sam", dan had een tweede zoon weliswaar Jan geheten, maar het had evenzogoed een meisje kunnen zijn en dan heette het kind Greet. Dàt was de traditionele onvermijdelijkheid binnen de cultuur van mijn familie: De eerste zoon werd naar de opa van vaderskant vernoemd, Henk; de tweede naar de vader van de moeder, Jan dus.
Bij de meisjes was het andersom. Zo is mijn oudste zus Barry naar m'n moeders moeder vernoemd en m'n tweede zus naar die van m'n vader, Greet.

Mogelijk was dus die tweede zoon op dezelfde dag jarig geweest, maar zou toch 'n ander mens zijn. Het zou dus zelfs een meisje geweest kunnen zijn of een sibbeling met een differentiatie in gender, zoals nu ook wetenschappelijk benaderbaar is.
Door het beschreven nies-oponthoud kreeg namelijk een ander spermaatje kans, de 'rat race' te winnen. Ik zou er niet geweest zijn. Dat ene, cruciale moment in tijd en omstandigheid, heeft mij 'aan' gezet.

Maar toeval kan zich blijven voordoen, ook in schijn van onvermijdelijkheid.
Toeval, volgens Jacques Monod "een verstoring in het geheel der verwachtingen", stelt de onvermijdelijkheid bij in het verdere verloop der gebeurtenissen die je in meer- of mindere mate kunt beïnvloeden. Daarmee ontstaat ook weer een breder perspectief voor toevalligheden.

Daarnaast kan "het geheel der verwachtingen" ook verstoord raken door onvoorziene handelingen van derden. Om twee uitersten te noemen: Zo hebben mijn zussen hun op het geboortekaartje genoemde roepnaam (“we noemen haar”) ingewisseld voor de officieel geregistreerde naam, Margreet en Barbara, en hebben twee onverlaten zich met gekaapte vliegtuigen te pletter gevlogen op de Twin Towers.
Ook dergelijke verstoringen kunnen grote invloed hebben. Met betrekking tot wat genoemd wordt "de terroristische aanslagen van 9/11" zal dat voor iedereen duidelijk zijn. Maar een naamswijziging kan ook diepe gevolgen hebben. Ik had dat al eens ervaren toen m'n nichtje Riet als jonge vrouw haar naam veranderde. Dat gaf me in die tijd een onprettig gevoel, waar ik toen geen woorden aan kon geven. Door mijn zussen is dit nu duidelijker geworden.

Voor zover ik weet, heeft ieder mens een 'IK', een Intern Klankbord. Je praat er tegen. "Je spiegelt je zelf", volgens sommigen. Fransen zeggen zo fraai dat je 'Monologues Intérieurs' voert. Je ordent je gedachten ermee en je scherpt je mening over zaken die je bezig houden. Maar het kunnen ook ‘Dialogues Intérieurs’ zijn, ervoer ik.

Toen mijn tweede zus naar Afrika verhuisd was, merkte ik ineens, mijn 'IK' een naam gegeven te hebben. "Ja, maar Greet, dat kan toch niet", kon ik mezelf horen zeggen om vervolgens een redenering op te bouwen. Zo was ze toch altijd bij me, het zusje van wie ik (volgens onze hulp in de huishouding, Lyda) het liefste broertje was. Toen Greet haar naam veranderde in Margret, verdween na een tijdje ook haar klankbordnaam. Jaren later merkte ik opeens, dat ik mijn derde zus, Barry, aansprak in mijn interne spiegel-gesprekken. Totdat ook zij haar doopnaam ging gebruiken.
Nu heeft mijn IK geen naam en spoor ik denkend door het leven.

 

Toevallige
gebeurtenissen, omstandigheden, daden.

1962 Huis ter Duin.
Als je in die tijd richting Boulevard reed, zag je rechts van het Vuurtorenplein een hotel, waarvan ik de naam vergeten ben. Vanaf de vroege zomer bezorgde ik daar brood.
Omdat ik 's middags en 's avonds wat vrijer in m'n tijd zat vroeg ik 'ns of er misschien nog iemand nodig was als hulpje. Dat was niet het geval en onbekommerd bakfietste ik het duin af, terug naar huis.
Een paar dagen later belde mevrouw Rodriquez van Huis ter Duin. Ze had begrepen dat ik dagelijks twee dagdelen beschikbaar was en zij hadden iemand nodig als hulpje bij de portier van de gasteningang. Zo kreeg ik van meneer Rodriquez, de Hoofdportier, een aanstelling als Chasseur.
Mijn werkervaring in Huis ter Duin werd hoog ingeschat door mevrouw Van der Geest, die het gelijknamige hotel naast ons huis beheerde. Het jaar daarop vroeg ze mij, bij hen in het zomerseizoen te komen werken als kelner. Een jaar of drie/vier heb ik dat met veel plezier gedaan. Haar echtgenoot was beter in biljarten en wist ondertussen op een leuke manier de gasten te vermaken. Haar zoon Frans was bezig, zich voor te bereiden op de overname van de zaak.

1962 Hertenduin
"We hebben schoolmeesters nodig", zei m'n moeder op een ochtend. Ze adviseerde me even bij Sjaak de Klerk te informeren met welke bus ik daar vanuit Noordwijkerhout kon komen om me aan te melden.
"Het treft, dat je geen meisje bent", zei de directeur van Hertenduin. Er konden nog wel een paar jongens geplaatst worden in de eerste leergang. Pas in de derde leergang werden jongens en meisjes samen gevoegd om af te studeren met een Hoofdakte.

1966 Hertenduin
We stonden wat te kletsen bij de ingang van Hertenduin. Het hoofdaktejaar was begonnen. Officieel mocht ik daar nog niet aan meedoen, omdat ik geen godsdienstdiploma had verworven bij de Lagere Akte. De godsdienstleraar, die ik enige malen had gewezen op zwakke punten in zijn betogen, had mij geen 'nihil obstat' verleend voor het afstudeerjaar.
Tijdens dat kletsen kwam ineens de directeur naar buiten lopen, overduidelijk last hebbend van zijn ochtendhumeur. "Goede morgen, Broeder", wenste ik hem daarom op een duidelijk meelevende toon en ons groepje deed daar grinnikend in mee. Met een grom liep Bernardinus door, maar draaide zich na een paar stappen om en sprak me aan. "Wat doe jij hier; je hebt toch geen godsdienstdiploma?"
Na mijn verweer, dat de Heer Laan mij nog niet voor een herexamen had opgeroepen, liep hij rood aan: "Als ik morgen niet hoor, wanneer...... Nou ja, verdwijn maar. Je bent geen knip voor de neus waard!"

1977 VJV
Een jongen had op een wanhopige manier zijn leven beëindigd. Dat greep me erg aan, omdat ik een paar maal in het voorbijgaan had gemerkt, dat het met hem niet goed ging. Ik wilde die jongen daar op aanspreken, maar had er nog geen tijd/gelegenheid voor gevonden.
Die avond heb ik me thuis afgesloten van de wereld om in diepe meditatie mij te bezinnen op wat je de essentie van het bestaan zou kunnen noemen. Toen ik na enige uren verlicht vanonder de paardenwollen deken weer opstond, hoorde ik in mezelf een woordenloze bevestiging in de sfeer van "Wat er ook gebeurt, ik zal mijn opdracht nooit verloochenen." Ik stapte om 3 uur in bed en viel in diepe slaap.
Om 5 uur ging de telefoon: "Met de brandweer van Lisse...Qbus is in vlammen opgegaan. Om 3 uur werd het sein 'brand meester' gegeven."

1980 VO/OV
In april stopte ik met het VJV-werk. Na 9 zware jaren wilde ik me met een 'sabbatjaar' bezinnen op hoe het allemaal verder moest. Een paar maanden later merkte ik, dat het met mijn manier van leven niet mogelijk zou zijn, me een jaar lang zonder inkomen in stand te houden.
Die week word ik gebeld door de Categoriaal Hoofdinspecteur van het VO/OV, het Volwassenen-Onderwijs. Er is dringend behoefte aan tijdelijke vervanging van een zieke inspecteur. Of ik er voor voelde, zijn team met mijn ervaring vanuit het VJV te versterken.
Vooralsnog gaat het om een halve baan, met perspectief op een volledige. Dus kan ik half sabbattend door.

1980 RJB
Ton van 't Hof belt me. Of ik nog steeds een halve baan heb bij de inspectie en of ik dan tijd heb om voor de Raad voor Jeugd- en Jongerenwerk in Noord-Holland een beleidsvisie te ontwikkelen. Het interim-bestuur van de Raad die met opheffen wordt bedreigd, heeft een laatste kans gekregen van de provincie om op basis van één dag per week iemand voor drie maanden aan te trekken een beleidsplan te schrijven.
Nadat ik ermee had ingestemd, voegde de provincie er al snel twee dagen aan toe met een secretariaatsfunctie voor de Adviescommissie Sociaal Cultureel Werk.

1993 NH/GS
Telefoon van Frieda van Diepen. De baan die ze voor mij in gedachten heeft als genoegdoening voor het liquideren van de RJB kan ze om haar moverende redenen tot haar spijt niet meer aanbieden.
Of ik er niet op wil solliciteren wanneer die functie in het vacature-bulletin voorbij komt.
Ze is erg met me begaan en biedt overleg aan met Piet Bijl van personeelszaken om de verdere gang te bespreken.

1995 Minderheden
In de zomer, bij een ordening van m'n archiefkast, viel me op dat ik niet zo heel veel ervaring had opgedaan met betrekking tot minderheidsgroepen. De ochtend daarop belde Jurgen van der Wal. Hij was de beleidsmedewerker van Frieda van Diepen-Oost, gedeputeerde voor Welzijnsbeleid. Namens haar vroeg hij me, of ik als ambtelijk secretaris een stuurgroep van minderheden voor beleid wilde ondersteunen.


7.22   Symposium De Basis de Baas

Buurtbeleid als basis voor participatie en burgerschap.
De gedachte er achter is, dat wie een wezenlijke verbetering wil bewerkstelligen in de relatie politiek – burger, zich vanaf de basis daarvoor moet inzetten: Denken vanuit het kind, werken vanuit de leefomgeving.

Vanuit die gedachte hebben we in september 40 organisaties aangeschreven met de uitnodiging, mee te denken over de voorbereiding van een symposium Burgerschap en Buurtbeleid. We hebben een info-map meegestuurd met ons jaarverslag 21/22 en 7 notities over de Meineszbuurt, gaingate/trybe, het IOI-modem, de website, argumenten voor beleid en inclusief denken.
De aangeschrevenen komen uit landelijke of 010-sectoren: Politiek, Onderwijs, Welzijn/media, Beleids-Innovatie, Palmbuurt en Beveiliging (vanwege ons IOI-modem).

Eugène doet de uitnodigingen voor het symposiumplan op de bus.
Het symposium zou in de herfst van 2023 kunnen plaatsvinden.
Doel: Het ontwikkelen van een Proefproject Meineszhood voor het primair onderwijs  gebaseerd op Buurtbeleid en Burgerschap.
Het project zou dan vanaf het voorjaar 2024 kunnen worden opgestart.

 

 

 

 

 

 

7.23   Op weg naar 79
In de “Maurice-tevredenheidscore” bevind ik me geheel in het rechter bovenvlak: Ik lees NRC en Volkskrant, zweef politiek tussen GL en D66, verdien bovenmodaal, heb ‘n HB-Opleiding en ben ’n man.

Kortom: Volgens Maurice ben ik, statistisch gezien, een tevreden mens. Mentaal voel ik me sterk. Ik kan mijn opdracht, ‘werken aan de wereld van morgen’ in m’n eentje aan, maar werk het liefst met mensen die zich daar ook verantwoordelijk voor voelen, zoals in ons Manhattan Project.
Mensen die net als wij beseffen: “Het moet anders. Maar hoe, dat weten we nog niet.” Van daaruit zou je collectief kunnen beginnen met uitgangspunten als Inclusief Denken en Globaliseren, met regionale dynamiek, Burgerschap en Participatie vanuit de buurt/omgeving.

 


 

 

 


Iedere 1e maandag stap ik vóór het ontbijt op de weegschaal.

In juni 2021, aansluitend op de covidvaccinatie 'rode-vlekkenbijwerking' met  netelroos en galbulten, is er in korte tijd een gewichtsverlies van drie kilo.
Inmiddels weeg ik net als vijf jaar terug weer rond de 62 kilo.

 

De beschrijving van de activiteiten "doorsnee dag / week / maand" zoals opgesteld in "Zicht op 75" ter voorbereiding op een gemeentelijk bezoek om mijn zelfredzaamheid te beoordelen, is nog steeds actueel. Vooralsnog meen ik, op die wijze nog wel een jaar door te kunnen.

Ik laat me niet zo snel frustreren door gebrek aan reacties op voorstellen, bijvoorbeeld aan:

  • de Gemeenteraad Rotterdam (7.14)
     
  • m’n Hertenduin jaargenoten (7.18)
     
  • de veertig organisaties die we in september 2022 hebben gevraagd mee te denken over een proefproject (7.22) en van wie er tot heden slechts één heeft gereageerd met:
    “Wij hebben van u een Infomap ontvangen, waarvoor dank.
    Voor nu heb ik geen inhoudelijke reactie, leuk om eens door te lezen
    wat u allemaal in het Nieuwe Westen heeft gedaan en nog doet.”


Mijn ‘opdracht als mens’ is nog steeds de drive om door te gaan.
Soms voel ik me ‘obsoleet’, wat The Rolling Stones in ‘Out of Time’ ooit vertaalden met ‘old fashioned’. NPO vertaalde het in de ondertiteling gisteravond nog als 'achterhaald' maar ik voel het meer als:
 

‘je doet er niet meer toe’.



Dat heeft dan waarschijnlijk te maken
met mijn leeftijd of uiterlijk:

grijs haar
en
een uitgemergeld gezicht.
 


Fysiek bewandel ik dus twee medische trajecten (zie 7.17):
Chirurgisch wacht me een liesbreukbehandeling.
Dermatologisch heb ik last van onderhuids aangestuurde irritatie/jeuk. Frustrerend zijn de bijsluiters van de twee zalfjes voor de huid. Ze melden, geen medicijn te zijn, maar (slechts) ongemak-verminderend en therapie-ondersteunend. Er is echter geen therapie, voor zover ik weet, wat zou kunnen betekenen, dat ik zalvend tot het einde door kan gaan.
Vier dermatologen heb ik ondertussen ontmoet. De eerste drie volstonden met de vraag hoe het gaat, het bekijken van de rug en er een fotootje van maken.
De laatste liet mij de foto ook zien, maar niet in relatie met de vorige foto’s.
Van haar kreeg ik ook een Prednisolon pillenkuur om het afweersysteem te remmen. “Je kunt er dus verkouden door worden”, zei ze ter toelichting.
In twaalf dagen zou het dan geklaard zijn. Ze hoopt me op 3 februari terug te zien. De therapie-ondersteunende zalf verzacht tijdelijk, maar verhevigt daarna de irritatie.
Op m'n verjaardag ontmoette ik de vierde dermatoloog. Naast en fotootje maken haalde hij er zijn afdelingshoofd bij. Dat leidde tot een vervolg medicatie en een gang langs de röntgenafdeling, bloedonderzoek en een bioptlab om te bekijken of er sprake is van een weefselontsteking. Daarnaast zijn er telefoonafspraken gemaakt voor de komende twee weken om de effecten van het medicijn te monitoren.

Met betrekking tot de liesbreuk vertelde de huisarts mij, dat de specialistenklinieken rond de Ring van Rotterdam voorkeur hebben voor patiënten die nog ‘fris en fruitig’ zijn. Daarom verwees hij me naar het Franciscus Ziekenhuis, genoemd naar de ras optimist die zo’n duizend jaar geleden zelfs de dieren wist te boeien met gesprekken over het glorievolle bestaan.
Via de media heb ik inmiddels al een paar keer vernomen, dat liesbreuken geen hoge prioriteit hebben, zolang je er geen last van hebt. Dat verklaart wellicht, waarom de voor april 2022 geplande behandeling nog steeds niet heeft plaatsgevonden: Door de lockdown is er een extra bubbel bijgekomen in een toch al overspannen zorgsysteem van klacht en behandeling. Nu de lockdown voorbij is, draait het systeem weer overspannen door. Het is niet uit te sluiten, dat de extra bubbel alleen maar kan afnemen door de natuurlijke dood van de betrokkenen. Immers, wanneer een bubbelgenoot door urgentie toch geholpen zal worden, neemt een nieuwe patient diens bubbelplaats in. Zo werkt dat in een overspannen systeem.

Soms denk ik even aan Opa Duivenvoorde. Hij kreeg een liesbreuk rond zijn 18e, werd daardoor afgekeurd voor de mobilisatie van de Eerste Wereldoorlog, hielp de Prins en zijn trawanten met de jacht op fazanten en konijnen in de duinen bij het Paardenkerkhof, sprong daarbij over hekken en greppels, werd rond zijn 83e jaar aan zijn breuk geopereerd en leefde nog lang en gelukkig.
Hij werd 97. Een val uit de appelboom werd hem fataal.

Dat wat hìj deed zie ik me allemaal niet doen. Maar het ziet er wel naar uit, dat ik met enig vertrouwen nog wel een jaar tegemoet kan zien.

Rotterdam, 8 februari 2023,
Jan A.M. van Hensbergen,
https://gaingate.com/vh

P.S.: Inmiddels is de liesbreuk hersteld. De verzakking is teruggeduwd en ik heb weer een buikje.


terug naar inhoud     of naar  hoofdstuk 8: de geest van de zee

 

Manhattan  Project  3.01
NL  3022 BL 54  
disclaimer     Q&A       contact
last update 30-09-2023 17:35