vorige - index - volgende
1990, Nieuwe Binnenweg 282h, Middelland Rotterdam.

Zelfportret 1991.

Weer op de Rails

Het eerste wat me opvalt als ik terugkeer op ons nieuwe adres is de ruimte. Maar tegelijkertijd ook de grote leegte.
Claudio en Richard hebben nauwelijks iets gedaan aan de inrichting. Ze zitten me wel braaf met z’n tweeën op te wachten op mijn kamer, maar bij het aanschouwen van zoveel ongezelligheid wil ik alleen zijn dus ik stuur ze weer snel weg. Claudio zit me aan te staren met die schuldbewuste blik in z’n ogen en ik weet dat ze de hele tijd met z’n tweeën uit zijn geweest tot diep in de nacht en wat daar allemaal van komt.
Eindelijk, na zes jaar een echte kamer met verwarming, elektriciteit en stromend water. Wat een luxe. Een eigen voordeur. Eigen brievenbus. Een keuken, een badkamer met douche. Telefoon en televisie. Dubbelglas. Geen lekkages of tocht. Geen gesjouw meer met gasflessen, of jerrycans vullen met drinkwater, niet meer naar de wasserette toe met die plunjezak van twee meter vol stinkkleding. De AH zit hier beneden en aan de overkant van de straat zit de Avondwinkel.
Ik koop mezelf een nieuw schrift en schrijf dagelijks, kleiner nu, elke bladzijde helemaal dicht. Ophouden met tekeningetjes en geen geplak meer.


Dagboek 17 Juli 1990 / Augustus 1998.


Mijn verbouwde neus doet het gelukkig weer goed.
Omdat het er verder niet naar uitziet dat Clau en ik op kunstzinnig vlak nog wat gaan voorstellen, wil Claudio terug naar het Conservatorium voor dwarsfluit en hij begint weer met studeren en auditeert. Als hij wordt aangenomen komen er ook nu weer allemaal nieuwe "vrienden" bij, studenten van het Conservatorium aan de Pieter de Hoochweg. Om te oefenen, te eten en concerten te bezoeken en uit te gaan.

Het is ook de tijd van de chatboxen. Als we op de Binnenweg telefoon krijgen, zitten we al snel met z'n drieën te geinen aan de telefoon en maken iedereen die met ons in gesprek gaat belachelijk. Dat was een paar keer leuk, maar we worden er al snel en steeds vaker door de chat operator uitgezet. Deze boxen zijn alleen bedoeld voor jongens/mannen die contact zoeken.
Richard wil nu die een vast adres heeft, mannen thuis gaan ontvangen. Das veel veiliger dan in een nachtclub of naast het Centraal Station op de Conradstraat aan de achterkant van het Groothandelsgebouw. Hij wil adverteren in de krant met een telefoonnummer en de naam Maikel. Claudio en ik laten ons makkelijk overhalen, ik ben zelfs met Richard mee geweest om de advertentie te gaan plaatsen. Maar als de eerste telefoontjes voor "Maikel" binnenkomen, krijg ik er een slecht gevoel bij en antwoord al snel dat ie hier niet meer woont. Sommige mannen vragen eerst of het wel serieus is, dit adres. Je voelt je toch een beetje de pooier in een afwerkhuis voor zielige mannen. Er heeft nooit iemand voor de deur gestaan gelukkig en Richard leerde al snel Gerrit kennen die meteen ook intrekt op z'n kamer hier.

Een paar dagen verder, krijgen we telefoon van Jan. De Raad voor Jeugdbeleid in Haarlem wordt opgeheven en hij vraagt Claudio en mij te assisteren bij de liquidatie. Jaren geleden toen onze contacten enkel over Qbus en de oudpapier acties gingen, hoopte ik er al stiekem op dat als ik van school zou komen er misschien wel een werkplek voor me zou zijn in het jeugd- en jongerenwerk. Maar dat heeft Bep natuurlijk onmogelijk gemaakt door me naar het Conservatorium in Den Haag te sturen waardoor ik in feite uit het dorp verbannen werd. Nu Jan ons belt voor serieus werk, ben ik lang zo blij niet meer.
Laatst onderweg naar Lisse, vlak voordat we op de Heereweg aankwamen zei die nog dat hij af en toe zo twijfelt bij Bep en mij. Wie nou te geloven? Al die tegenstrijdige verhalen. En ik voel me zwaar gekwetst. Is hij nu de "huis" vriend van mijn moeder? Ik vond het al zo genant toen ze dat meedeelde in de keuken: "Kom jij dan ook Jan? Je bent toch een beetje onze huisvriend!" Wat is dat? Behoor je dan tot de inboedel? Jan werd gedegradeerd tot huisvriend terwijl hij al belangrijker voor me is geweest dan m'n ouders. Ik wist niet hoe ik moest kijken.
(In de salon zaten we laatst met z'n allen toen Bep probeerde er op een bepaalde manier achter te komen hoe oud Jan was. Pa en ma dachten beiden dat ze de oudste waren maar Jan bleek zelfs twee jaar ouder dan Bart. Wat heb ik daar om zitten lachen binnen mezelf. Het leek wel alsof ze het bijna niet kon hebben.) Naar Jan toe heb ik nooit gelogen, altijd het gevoel gehad dat ik bij hem vrijuit kon spreken. Heb hem vaak laten merken wat voor cynische onruststoker Bep van me heeft gemaakt. Maar ik heb ook veel, niet verteld. En met Bep weet je het natuurlijk ook nooit. Hoe ze naar anderen toe over me praat. Ik heb er vanzelfsprekend geen positief gevoel bij. Ik ben overschot en hoor nergens bij, maar ik hoop ook dat Jan zich niet door Bep laat gek maken of zich voor haar karretje laat spannen.
Het werk in Haarlem geeft ons wat structuur. We trekken nu ook vierentwintig uur met elkaar op. Er zijn nog wat lopende projecten en we zijn al snel druk met het onderzoek naar de vrijetijdsbesteding in de gemeente Nederhorst den Berg. Ik vind het toch een rare bedoeling. Al dat formele overheidswerk, het kantoor aan de Wagenweg. Nooit gedacht dat ik nog eens op een kantoor terecht zou komen, met een lunch tussen de middag. Maar we leren hier al wel omgaan met de computers en de grote Océ printer. Tekstverwerker, dossiers samenstellen en data van het onderzoek documenteren.

Dirk haalt me op in Leiden en we rijden via de coffeeshop terug naar Lisse.
Wij brengen Bart morgen naar het AZL en begeleiden hem dan verder de hele dag, want er zijn in aanloop naar de kijkoperatie nog wat onderzoeken die ze willen doen. In de middag worden er röntgenfoto’s van z’n nieren gemaakt, waarvoor hij contrastvloeistof ingespoten krijgt.
Zwaar, want er wordt een gewicht op z’n blaas geplaatst om de contrastvloeistof in de nieren te houden.
Aan het eind van de middag als alle vervelende behandelingen achter de rug zijn, brengen we hem naar zijn kamer.
Daar installeren we hem en pakken zijn spullen uit. Omdat ie bijna twee meter lang meet is z'n bed verlengd met een stuk dat ze aan het voeteneind hebben bevestigd. Daarna lopen we naar het 'Leidse Plein' voor zijn laatste warme maaltijd.
Na de koffie gaan Dirk en ik richting de Heereweg, want moe zit de hele dag zenuwachtig te wachten op ons verslag.
We zorgen ervoor dat ook zij wat eet, voordat we weer terug naar Bart gaan.
Het word al donker wanneer we naar Lisse rijden en als Dirk de wagen naast het ouderlijk huis parkeert, valt ons meteen op dat de voordeur wagenwijd openstaat.
Binnen branden alle lichten en de achterdeur is ook niet op slot gedaan. Bep, is in geen velden of wegen te bekennen. Wat is hier nou weer aan de hand?
Ze zit dus niet te wachten op ons verslag en heeft geen briefje voor ons achtergelaten.
Even Juffermans bellen dan maar: "Jo! Met Gerard?" "Hé Geer met Eugène, is Be..." Hij weet genoeg en onderbreekt me al: "BÈP!!! De jongens zitten weer thuis!" "Eus? Ze komt er aan hoor!" "Ok, dankje G... 'klik'!"
Als ze dan eindelijk aan komt kakken, krijgen we te horen dat ze vanmiddag door iemand uit Juffermans is opgehaald, want ze vonden het daar maar niks dat ze thuis alleen op haar jongens zat te wachten. Ja tuurlijk ma, zal wel. Die heeft gewoon zelf naar Juff gebeld of iemand haar kon komen halen, hoeft ze niet te rijden en kan ze gewoon door blijven drinken.
We gaan er van uit dat ze na het lange wachten wel bijgepraat wil worden over wat Bart vandaag allemaal heeft moeten doorstaan, maar ze blijft bij de telefoon in de gang staan en loopt niet mee naar de eetkamer. Ze vraagt of we zijn telefoonnummer al hebben en heeft tot mijn verbazing geen oor meer naar de rest van ons verhaal. Ze gaat hem meteen bellen. Na een gesprek van nog geen 5 minuten, hoor ik de hoorn alweer op het toestel vallen en ze vertrekt zonder verder iets te zeggen weer naar Juffermans.

Dirk en ik gaan nog wat boodschappen doen. Voordat we de keuken induiken bel ik Jan, of hij ook mee komt eten.
Als we aan tafel kunnen, is moe nog niet terug en we beginnen zonder haar.
Wij moesten het niet wagen om te laat te komen, maar zij bepaald zelf wel wanneer het haar allemaal uitkomt.
Wanneer ze dan eindelijk uit 'Juff' terug keert, is het kwaad helaas al geschiedt.
Ze loopt te snotteren en stamelt dat ze net in Juffermans onderuit is gegaan en is ingestort. Terwijl ze het vertelt, barst ze weer in huilen uit.
Dirk en Jan blijven stoïcijns zitten, waarna ze haar armen uitstrekt naar de enige die er wel vatbaar voor is, dus ik ga staan en vang haar op.
Mijn moeder is altijd klein gebleven, nog geen 170 centimeter eigenlijk. Bart was altijd al bijna twee koppen groter, Dirk en ik groeien nu ook boven haar uit. Dirk iets sneller en langer dan ik, want hij is een Kortekaas. Maar als moe dus een kus wil geven, of er zelf een wil, trekt ze je altijd naar zich toe.
Ze grijpt je bij je nek en als je dan niet genoeg meebeweegt gebruikt ze steeds meer kracht om je gezicht bij het hare te krijgen.
Als ze dronken is, zoals nu, is het wat zwaarder. Dan gebruikt ze haar hele gewicht en komt gewoon om je nek hangen.

Het werd een zware avond: We hebben haar veel laten praten, ze heeft veel gehuild en ligt helemaal in puin.
Toch nog naar het AZL gereden met z’n vieren, want ze moest Bart zien. Onderweg ernaartoe houd ze maar niet op met snotteren en als we eenmaal op een depressief verlaten 'Leidse Plein' zitten, halen we Bart van z’n kamer erbij en ze vliegen elkaar in de armen. Jan, Dirk en ik zitten er wezenloos bij.
De volgende morgen gaat Dirk met haar naar huisarts Sedelaar. Ze heeft 39˚ koorts en Angina. Die verdwijnt dus thuis terug het bed in en ligt verder de hele dag een beetje te ijlen en wartaal te brabbelen. El Veeger komt langs, tante Lea en tante Paula.
Dirk en ik gaan na het avondeten weer terug naar Bart en proberen hem gerust te stellen. Dus we zeggen niets over hoe Bep het huis achterliet, voordeur wijd open, alle lichten aan. Bart op zijn beurt, doet weer een poging haar gedrag te verklaren en legt ons uit dat "Je moeder het ook niet makkelijk heeft."
Hij is nog niet onder het mes geweest of het drama met moe voert alweer de boventoon. Terwijl hij hier met kanker op een operatie ligt te wachten, is er alweer het risico dat zijn vrouw bezwijkt. Het is Bart die al onze aandacht verdient, maar Bep die het allemaal weer opeist.
Nadat we nog wat wiet hebben gescoord, roken we een joint op station Leiden en kunnen nog net ergens een bekertje koffie krijgen voor de boel sluit.

Als ik die avond wil gaan slapen vergeet ik even dat we hier 24 uur per dag, 7 dagen per week waakzaam en attent moet blijven.
Bep slaapt nauwelijks. Ze zit rechtop in bed met een bel naast zich, mocht er iets niet goed gaan. De eerste keer dat ze belt, slaap ik net.
Ze wil de katten bij zich hebben. Die moet ik gaan zoeken want ze reageren niet op haar. Als ik ze gevonden heb en weer languit lig, word ik na twee uur weer wakker van de bel. Nu moet ze haar penicilline innemen en dat mag alleen na een maaltijd, maar ze moet ook thee. Ik ga naar beneden om midden in de nacht eten voor haar klaar te maken en thee te zetten. Erbij blijven zitten en gepraat tot ze klaar was en de boel weer opgeruimd. Daarna nog drie uur kunnen slapen voor we naar Bart moesten.
De dagen erna zie ik haar enkel een boterham met een gebakken ei eten, roken en Port drinken.
Om de gezondheid van Bart niet in gevaar te brengen gaat ze de volgende dag niet mee naar de bespreking met Tamineau, Bart's arts.
Die denkt dat de blaas en de nieren gespaard kunnen blijven. De darmen waarschijnlijk ook, zodat hij er geen stoma’s aan over houdt.
Weer terug naar moe in Lisse. Jan gebeld hoe ik de varkenshaas moest bereiden. Hij komt het zelf wel even doen. Wat was dat lekker zeg.
Dirk en ik weer naar het AZL vertrokken en toen we weer thuis kwamen had Jan de afwas al gedaan en thee gezet.
Bart voelde zich vandaag wat beter. Nadat de katheter gisteren was ingebracht, had hij veel last van krampen in z’n blaasstreek en misselijkheid. Morgenochtend 5:30 gaat m'n wekker, want Bep wil hem nog bellen voordat hij om 7:45 onder het mes gaat. Om 17:00 horen we dan hoe het is verlopen.

De volgende morgen gaat om 14:00 al de telefoon, de situatie is alweer enigszins veranderd.
Ze troffen een veel groter aangetast gebied aan en een nieuwe kanker ontwikkeling, uitzaaiingen. Dus ze hebben hem daarna meteen weer dichtgenaaid om in overleg te gaan over de te volgen behandeling. Er moeten nieuwe foto’s gemaakt worden die uit gaan maken welke van de drie opties Bart heeft. Als de uitzaaiingen al in de longen zitten, heeft hij nog maar een paar weken. Dat blijkt mee te vallen en er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor over een paar weken. Dan gaan ze een poging wagen, de kanker er in een keer uit te halen en het aangetaste gebied zo schoon mogelijk te krijgen, maar het wordt steeds onzekerder of hij zijn been kan behouden. De kans dat hij er twee stoma’s aan overhoudt, wordt ook steeds reëler. Het is een tegenvaller, maar niets doen is voor Bart geen optie. Hij gaat, in afwachting van, weer met ons mee terug naar huis.

Dirk die, net als Bart vroeger, aan de WUR studeert en zelfs nog bij pa's oude hospita een kamer huurt in de Julianastraat, gaat niet meer terug naar Wageningen. Hij werkt, nu Bart aan het bijkomen is, thuis door aan z’n afstuderen. Bart spoort Bep en mij aan om toch vooral die reis van ons te gaan maken.
Ze lijkt weer wat op orde na haar koortsweekje en we hebben nu genoeg tijd tot aan z’n grote operatie om onderweg te gaan. Dus we spreken af dat ik haar dinsdag thuis ophaal.

Die ochtend krijg ik voor vertrek naar Lisse al een telefoontje: "Kom me maar ophalen in Juffermans, Eus!"
Ze is klaarblijkelijk zo zenuwachtig, dat ze zichzelf liever eerst wat moed indrinkt. Als ik met de bus uit Leiden arriveer, stop ik dan ook niet bij ons huis op de Heereweg, maar een halte verder bij Café Juffermans. Het is rond de klok van elf als ik haar aan de bar zie zitten. De hele zaak is verder nog donker en leeg. Afwasgeluiden uit de keuken, een barman pouleert de glazen.
Als Bep me ziet wenkt ze me: "Wacht, nog ff Eus, ik heb het bijna op. Neem jij de fles mee?"
Zenuwachtig veegt ze haar spullen bij elkaar in d'r tas en slaat het laatste druppeltje achterover.
Als we vanuit de donkere kroeg het zonnige weer buiten instappen en de parkeerplaats oplopen doet ze aanhankelijk en zoekt houvast bij me.
Ik krijg een raar gevoel. Nadat we onze spullen in de achterbak hebben gegooid en beginnen te rijden merk ik dat ze dronken is.
Over de Heereweg langs ons huis richting de snelweg gaat het nog wel, we zitten nog in de bebouwde kom. Maar als ze in Sassenheim vanaf de van Pallandtlaan de A44 op wil draaien, hangen we schuin in de buitenbocht en rijden bijna het talud af. Ze gaat te langzaam. Met een kleine ruk aan het stuur trekt ze de auto weer de weg op. Boven aan, op het rechte stuk, treuzelt ze te lang met vaart maken en ik zie het einde van de korte invoegstrook dichterbij komen.
Ongerust kom ik overeind en kijk vooruit en achterom om haar te helpen met invoegen: "Ja, NU! Kom op. Gassen ma!" Het lukt haar op het nippertje.
Ik houd m’n hart vast. Al het andere verkeer raast langs ons heen en Bep heeft 3 minuten nodig om op vaart te komen. Het gaat gelukkig wat beter als die erin zit.
Wat bezielt me dat ik hier mee door wil gaan? Als we aangehouden worden is ze haar rijbewijs voor het leven kwijt. Het beste is om het af te blazen en haar terug te laten keren als we bij Leiden zijn.
Nooit gedacht dat ik zo blij zou zijn bij het zien van die Toekan. Het eerste Van Der Valk Motel is in zicht.
Meteen helemaal doorrijden naar Breda gaat haar niet lukken, maar dat lijkt ook niet de bedoeling.
We stranden die avond in Breukelen. Dat 'Chinese' Van Der Valk Motel.
Bep bepaalt de route: Woensdag wil ze eerst naar haar oude werkplek, bij pompstation de Gedo in Weurt en donderdag rijden we dan door naar Moederheil in Breda. Het enige dat ze zeker weet is in welke Van Der Valk motels we de komende dagen overnachten. Want afspraken maken met de mensen die we willen bezoeken, daar is het niet van gekomen.
De volgende dag als we Weurt inrijden, moet ik eerst een fles port scoren bij een slijterij. Ja ze heeft natuurlijk "liever haar eigen merk dan die andere troep."
Ik heb geen wiet of stuff bij me, maar zij kan gelukkig lekker door zuipen.
We rijden door naar de Gedo en bij aankomst ziet het er uitgestorven uit. Als we aanbellen blijken er toch wat mensen te zijn.
Ze zijn verrast. Maar er is iets van herkenning en we worden uitgenodigd binnen te komen. Het wordt een beleefd en onderhoudend gesprek.
Er worden herinneringen opgehaald, maar ik hoor niets over die andere persoon, m’n vader, die hier ook gewerkt heeft.
Over de reden waarom ze ontslag nam na de kerst in 1965, word ook niet gepraat. Maar Bep vond het in ieder geval heel leuk.
Later na het avondeten en op onze motelkamer, wil ze wat eerder gaan slapen. Ze lijkt even uitgepraat, na de ontmoetingen van vandaag.
"Hé Eus, als ik Bart heb gebeld ga ik beneden nog ff een glaasje port drinken, kun jij alvast gaan slapen, ok?"

Wat ben ik benieuwd naar mijn geboorteplek zeg. Morgen stap ik weer over de drempel van het huis waar ik vier jaar heb geleefd. Ik kijk er zo naar uit.
Natuurlijk leefde ik in de veronderstelling dat Bep het allemaal wat had voorbereid, afspraken had gemaakt en ontmoetingen had geregeld.
Niets van dat al, dus in Breda moeten we ook maar weer zien of er iemand is. Onderweg en in de motels praat ze honderd uit, toch hoor ik nog niets over m’n biologische vader. Moet ik er zelf over beginnen? Of wil ze met deze onstopbare stroom verhalen juist voorkomen dat ik het aansnijd?

De volgende dag, donderdag is er geen wolkje aan de lucht. Lekker zonnetje, fantastisch weer en eenmaal aangekomen op de Valkenierslaan, staat er nog steeds het grote, statige Moederheil. Ik ben ingehouden opgetogen en kan niet wachten. Helemaal gefocust op het gebouw en de ingang zou ik wel naar binnen willen hollen, op zoek naar m’n moeders en broers en zussen. Maar als we de oprit oplopen ziet Bep een tentje in het gras staan.
Er zit een vrouw in hongerstaking. Het is Riet Monteyne ze is ook in Moederheil geboren, maar die weigeren haar nog steeds de gegevens van haar biologische vader bekend te maken, daarom weet ze dus nog altijd niet wie hij is.
Tot mijn verbazing gaat Bep zowat een kwartier met Riet in gesprek. Ik houd me in en blijf braaf naast haar staan. Mijn dag kan niet meer stuk.

Als we dan eindelijk naar binnenstappen worden we verwelkomt door een medewerkster en Bep gaat met haar in gesprek over de reden van ons bezoek.
Ik geef ondertussen m'n ogen de kost en de herkenning doet me glunderen. Maar wat is het klein, zeg.
De hal, met de eens zo brede trappen. Meteen de doorkijk naar de twee paviljoens waar m’n bed stond en de speelruimte daarachter.
Alles is nu anders ingericht en voor andere werkzaamheden in gebruik maar ik word aangetrokken door m’n oude slaapplek en vraag of ik even mag doorlopen.
Alleen betreed ik de voormalige slaapzaal en loop meteen door naar de deur van het tweede verblijf erachter.
Een weldadig gevoel van verbondenheid met dit kleine stukje grond, overvalt me en verwarmt m'n hele lijf.
Na 22 jaar sta ik weer op de plek waar mijn wieg heeft gestaan.
Om mijn peuterlengte te benaderen, leun ik tegen de wand en zak iets door m'n knieën.
Naar dit plafond heb ik jaren liggen staren. Nog nooit ben ik zo dicht bij mezelf terug geweest. Ik ben ook nog nooit zo gelukkig geweest.
Bij het sluiten van m'n ogen kriebelt een traan langs m'n neus naar beneden. Hier is zo lang niet over gesproken.
Als het even kon zou ik niets liever willen, dan hier nu op deze plek in slaap vallen en...
Maar ik voel de ogen van de twee vrouwen die op me staan te wachten, dus ik voeg me weer snel bij hen.
Terug in de gang sta ik even stil bij de trappen naar boven en zie Frank weer staan. Wat zou ik graag het hele gebouw weer door willen struinen, alles weer zien, de kapel, de tv kamer en de tuin. Maar dat is nu niet mogelijk.
Bep heeft niet door dat deze plek voor haar dan misschien een noodzakelijk kwaad was, maar voor mij nog steeds 'thuis' blijft.
Mijn hele leven houden mensen me voor dat ik weinig meer kan weten over m'n eerste vier jaar in dit tehuis, omdat ik nog te klein was. Zo staan ze me ook aan te kijken die twee vrouwen; Wat doet die jongen nou? Daar kan hij toch helemaal geen herinnering meer aan hebben?

De vrouw die ons te woord stond, nodigt ons uit in een kantoortje en gaat kijken wat ze voor ons kan doen.
We krijgen wat te drinken en niet lang daarna komt er een man binnenlopen met het dossier van Eugène Wilhelmus Dominicus Maria Stevens.
Al 22 jaar draag ik de achternaam van Bart, maar dit is m’n eerste, eigen naam: Stevens.
Terwijl de man ons iets van een inleiding probeert te geven, merk ik echter dat de spanning bij Bep wel wat begint toe te nemen. Ze wordt steeds zenuwachtiger.
We hebben allebei koffie, maar als de man eenmaal mijn dossier voor ons op tafel openklapt, hoor ik het koffiekopje met het lepeltje van Bep rinkelen.
Een blik opzij en ik zie haar trillend als een oud vrouwtje op haar stoel zitten, lijkbleek. Ze probeert te drinken maar ze morst en kan geen woord uitbrengen.
Is ze bang voor wat we gaan aantreffen?
Het overvalt me, dit had ik niet verwacht: "Zet je kopje even neer, ma!" Zeg ik.
Ik pak het schoteltje van haar over en zet het op tafel. Mijn nieuwsgierigheid naar de inhoud van het dossier is meteen over.
Alles leek zo goed te gaan, maar nu maak ik me toch een beetje zorgen om d'r. Ze kan dit niet aan, straks krijgt ze nog een beroerte.
De man ziet wat er gebeurt en vertrekt. Hij geeft ons de tijd om er met z’n tweeën wat doorheen te bladeren.
Gelukkig herpakt Bep zich een beetje als we alleen zijn en we bekijken de documenten. Bep focust zich op andere documenten dan ik.
Ze fluistert: "Ooh kijk Eus, je kledinglijst... Ze hebben je naam verkeerd, er staat Wugène."
Mijn interesse gaat uit naar de documenten van psychische onderzoeken en zo. Maar dat zijn dan bladzijdes die zij weer snel omslaat.
Iets uit de administratie van de verzekering, iets van het ziekenhuis dat de verpleegkundige hulp heeft verleend rondom m’n geboorte:

"Mejuffrouw Stevens behoudt haar baby niet, het kindje behoeft dus niet in Uw ziekenfonds te worden ingeschreven.
Gaarne rekenen wij op Uw discretie in deze aangelegenheid."

Wat onderzoeken betreffende mijn motoriek, sociale omgang en psyche van de eerste vier maanden:

"Over het geheel genomen is Eugène niet erg vlot in de ontwikkeling, met name de taal is aan de late kant, zij het dat dit nog binnen de grenzen van het normale ligt. We sturen alleen maar een overzicht, omdat de afstand van de moeder ons nogal dubieus leek. De moeder zelf hebben we hier al geruime tijd niet meer gesproken."

Maar het komt niet echt bij me binnen, ik ben toch teveel afgeleid door Bep.
Het leek wel alsof ze zonet van het ene op het andere moment veranderde in het onzekere, emotioneel verwaarloosde, verkrachte meisje van 17, dat tegenover haar begeleider bij de opvang zat, om verantwoording af te leggen. Ze is er nooit overheen geraakt. Dat weet ik al heel lang natuurlijk, maar na deze confrontatie met mensen in Moederheil zonet, zag ik voor het eerst hoe heftig dit nog bij haar speelt. Ze werd in nog geen vijf minuten gereduceerd tot niets. Terwijl de mensen toch heel vriendelijk en behulpzaam waren.
Over een tijdje, als de Wet Openbaarheid van Bestuur van kracht is, mogen we het dossier op komen halen maar nu blijft het nog in Breda.
Voor we het terrein van Moederheil aflopen, wil ze eerst nog een bloemetje kopen voor Riet Monteyne, die uiteindelijk na 31 dagen hongeren toch inzage kreeg in haar dossier. (Wat ik nog niet besef is dat het waarschijnlijk door haar actie kwam, dat Moederheil de dossiers van weet ik hoeveel jaren, moest bewaren. Monteyne heeft met haar hongerstaking voorkomen dat Moederheil ze allemaal zou vernietigen.)
Maar je valt met Bep ook van de ene verbazing in de andere. Eerst lang in gesprek met de hongerstakende vrouw hier en daarna haar gedrag binnen.
Zelf komt ze er niet op terug. Riet vertelde dat ze niet wist wie haar verwekker was, Bep verteld me ook na dit bezoek vandaag, nog steeds niets over die van mij.
Geen woord over haar zenuwinzinking toen het dossier op tafel kwam. Over waarom ze dronken achter het stuur kroop, toen we uit Lisse vertrokken, heeft ze ook niets gezegd.

Diezelfde avond in het motel, aan de telefoon met het thuisfront, hoort ze van Bart dat Dirk een auto ongeluk heeft gehad.
Hij reed mee in de Deux Chevaux van Mark. Onderweg naar het strand zijn ze aangereden door iemand die net over het spoor bij Piet Gijs van links kwam.
Dirk is daarbij door de voorruit gevlogen en in de berm beland. Maar de verwondingen, zo verzekerden ze ons, vielen alles mee.
Niks gebroken wel veel schaafwonden maar in de val wist hij zijn hoofd te beschermen.
Ik zat naast Bep en zie haar helemaal opleven bij dit nieuws van het thuisfront. Meteen vraagt ze of ze niet wilden dat we terug keerden.
"Nee joh, jullie moeten deze trip met elkaar afmaken, maak je om ons maar geen zorgen!" Was hun beider reactie.
Maar dit bleek voor Bep toch wel het beste excuus om onder de rest van de trip uit te komen, dus ze haalde mij meteen over om onze reis later dit jaar te hervatten.
Ik was haar ook wel zat eigenlijk, ik ben weer alleen mee om haar te begeleiden en als bewijs te dienen natuurlijk, van wat voor moois ze met zo’n zoon als ik toch op de wereld had gezet. Elke nacht bij elkaar in bed liggen (want dat vind ze gezellig) maakt me ook niet vrolijk.

Morgen rijden we dus terug naar die twee die niets met deze geschiedenis te maken hebben.
Wanneer ik mijn vader zal ontmoeten is me niet duidelijk. Ze praat niet over hem, ze praat ook niet met me over mijn leven in Breda.
Nooit gevraagd aan me hoe ik het hier heb gehad, of wat ik allemaal in Moederheil mee heb gemaakt. Zelf ben ik er ook nooit over begonnen, dus ze heeft daar allemaal geen weet van.
Het zijn enerverende dagen geweest maar een kater heb ik er wel van. Ik denk eigenlijk dat het bezoek aan m’n vader dramatisch zou zijn verlopen met Bep erbij. Maar de manier waarop ze er weer onderuit komt vind ik stuitend. Het gaat dus niet om mij.


"It’s never about you, Gene!" Rotterdam 1991.
Foto: Claudio Bartolozzi, Metro Beursplein, Rotterdam 1987.

Het lijkt er sterk op dat ze het nooit tot een ontmoeting met m’n verwekker wilde laten komen. Ze weet volgens mij niet eens waar die man woont.
Maar goed, ik ben al lang blij dat ze geen ongelukken heeft gemaakt en we schadevrij zijn teruggekeerd.
Waarom is ze jaren geleden niet zelf met een goede vriendin of psychische begeleiding teruggekeerd naar haar traumatische jeugd? Ik heb háár nu de hele trip begeleid. Ze ging niet met mij terug om in mijn verleden duidelijkheid te krijgen; deze vorm van therapie had ze weer voor zichzelf bedoeld.
Nog steeds niet het volledige verhaal. Ik weet ook eigenlijk niet of ik het allemaal nog wel wil horen. Het duurt al zolang. Dit doet ze alleen maar om me aan het lijntje te houden. In mijn idee is die man altijd dood geweest. Dus dat is hij, heel makkelijk, nog steeds.
Weer terug op de Binnenweg schrijf ik Bep toch een brief. Ik blijf beleefd en hoop door onze "moeder/zoon" relatie te benadrukken wat ruimte te creëren voor een vervolg, zodat we misschien toch wat dieper in onze geschiedenis kunnen duiken.

(fragment)

Lieve Bep
Ik kan er maar niet over uit, wat voor moeite ik er mee heb om je nu eindelijk eens te schrijven. Verschillende "kladjes" zijn alweer achter mijn rug beland, maar een klare brief heb ik nog niet gepost. Al goed, die twee dagen dat wij onderweg waren, hebben veel indruk op me gemaakt. Het met z’n tweeën zijn wat al in geen jaren was gebeurd, en dan specifiek jij B., mijn moeder, en ik E. jouw zoon, in een niet meer zo uitgesproken moeder/zoon relatie, maar gewoon als twee mensen: met elkaar pratende. Nu, na de twee dagen, weten we dat er absoluut nog een vervolg aan zit. Ikzelf maakte een indeling als volgt…
-Geschiedenis B. en E., jouw verleden wat deels nog niet duidelijk was, idem voor E., tot en met het gaan trouwen wonen met B.K.; jouw man, mijn vader.
-Jeugd E., hoe ik mijn jeugd, ouders, opvoeding thuis heb beleefd.
-Leven, mijn levensvisie t.o. jouw levensvisie.
Ik wil eigenlijk zoveel mogelijk "die goeie ouwe tijd" achterwege laten want daar kunnen we met z’n tweeën ons hele leven mee vol lullen, wat me meer bezig houdt, is de hedendaagse realiteit en als het leven wat ik thuis bij jullie heb geleefd vanuit mijn ervaring en beleving wat duidelijker voor je is denk ik dat het voor jou en voor mij wat begrijpelijker wordt om over die (of: "mijn" als je wilt) hedendaagse realiteit, gedachten en ervaringen uit te spreken/wisselen. Temeer ook omdat de laatste tijd vooral jouw visie en beleving van ons gezin naar voren is gekomen. Maar ikzelf heb daar natuurlijk ook mijn eigen verhaal over. Het is totaal mijn bedoeling niet om eens al mijn kritiek te spuien en met verwijten over en weer te smijten, want ikzelf heb daar niet zoveel behoefte meer aan, nee… ik wil er gewoon eens over praten… en dan niet op basis van moeder/zoon maar gewoon zoals die twee eerste dagen, als twee mensen met ieder een bepaalde levenstijd achter zich. B. en E.
Het is me namelijk al eens opgevallen dat je van jouw kant je excuses maakte voor bepaalde dingen en me zei dat ik je niet alles kon verwijten, maar dat is dus niet wat ik wil. Ik vraag je niet om excuses en ik wil niet dat je dingen als verwijt van mij aan jou gaat zien… gewoon praten met elkaar. Jij die jou eigen leven leidt, en ik met m’n eigen leven.
Ik hoop dat ik mezelf een beetje duidelijk maak voor je, want…

Ze heeft er niet op gereageerd. Ga maar met Jan je dossier ophalen tegen de tijd dat het vrijgegeven wordt. Het is haar toch teveel, zo met Bart en alles.
Wat maanden later in de zomer, op een middag aan de Heereweg met de salon vol gasten, krijg ik wel ineens een fotoalbum door haar aangereikt.
Waarom ze daar dit moment voor uitgekozen heeft, nu met al die mensen erbij, snap ik niet. De trip naar Breda zal de aanleiding wel zijn geweest.
Maar goed, ik zit tussen de visite op de bank en onderweg naar haar bureau, zie ik haar uit de boekenkast van de onderste plank een album mee grissen, waarna ze het aan mij geeft.
Gewoon even tussen de bedrijven door: "Hier! Hier staan foto's in van de dag dat het garagebedrijf waar ik heb gewerkt feestelijk werd geopend. Daar moet ook je vader tussen staan!" Zegt ze. En ik denk: "Heeft ze nou al die tijd dat ik besta een album met foto's van mijn biologische vader in huis gehad? En daar komt ze nu pas mee?"
In mijn jeugd heeft ze me al die jaren laten geloven dat die kerel was overleden. Maar als dan later blijkt dat hij toch nog, op een voor mij onverklaarbare manier, gewoon in leven is laat ze me niet eens even de foto's zien die ze van die man heeft? Dit album is me ook nooit opgevallen tussen al die andere.
Ik pak het van haar aan en vraag waar ik dan moet kijken. Doorpratend met de gasten, buigt ze even naar me toe, slaat met haar hand snel wat bladzijden om en wijst achteloos naar twee grote zwart-wit foto's.
Een grote groep blije mensen staat aan de kant van een weg bij een tankwagen, onder een reclamezuil waar Olie Importeur GEDO op staat.
"Jaja! En welke man is het dan precies?"
Ze geeft me op deze manier toch een beetje het gevoel dat elke vraag die ik haar stel teveel is.
Terwijl ze gewoon in gesprek blijft met de anderen wijst ze snel, maar nèt niet echt, iemand tussen de grote menigte aan.
Het is te vluchtig en ik denk (godgloeiendekankerchristus), ik kijk straks wel. Ik weet nu dat er foto's van hem bestaan en waar ik ze kan vinden.
Maar natuurlijk, als ik een dag later het album weer opensla, weet ik eigenlijk nog steeds niet welke van de aanwezige gasten op deze foto's mijn vader is.
Ik moet er in ieder geval voor zorgen dat ik dit album niet uit het oog verlies.

Omdat Clau en ik nog een uitkering hebben heeft Jan een stichting op gericht, zodat wat we in Haarlem verdienen niet in onze zakken zou verdwijnen, maar ingezet kan worden voor verdere ontwikkeling van plannen om ons van de uitkering af te krijgen. Nu de Raad in Haarlem opgedoekt is heeft de opgerichte stichting 'De Binnenweg' veel van de boedel kunnen overnemen. De bureaus met stoelen, de papierversnipperaar, dossierkasten en een verrijdbare voor hangmappen. Er is niet eens genoeg ruimte voor in onze flat, maar ik begin wel voor het eerst een poging te wagen mijn geschiedenis eens op een rijtje te krijgen.
Wat verschrikkelijk zeg, die eerste keer dat ik zowat een uur aan een bestand had gewerkt en dan alles ineens kwijt ben omdat ik het niet heb opgeslagen. Wat heb ik lopen vloeken en tieren zeg, heb zelfs een traantje weggepinkt. Gelukkig waren de programma's al snel zo goed, dat je je daar geen zorgen meer om hoefde te maken. Een fantastische mooie ontwikkeling die computers. En dan hadden we nog niet eens internet en Bill Gates (Wim Hekken) met z'n Windows tabs op de Personel Computer voor het hele gezin.

Jan stelt voor om met z'n drieën woonruimte te gaan zoeken. Want als Richard vertrokken is, kunnen we de huur helemaal niet meer opbrengen en Jan vind het te klein om bij ons in te trekken.
Het gaat niet zo best met Richard. Hij blijft achter met de huur en leeft als een zwerver. Hij heeft de grootste kamer in dit flatje maar zijn hele vloer ligt bezaaid met troep. Er is nergens meer een stukje vloerkleed te zien, één grote chaos. Het is moeilijk om dit er ook nog bij te hebben en ik voel me machteloos. Toen ik laatst zijn kamer binnenstapte, zat hij op zijn vensterbank met z’n benen naar buiten toe, alsof die op het punt stond om te springen. Ik ben er alleen even bij gaan staan om hem het gevoel te geven dat ie niet alleen was, maar het is me teveel. En wat dan nog, hij duikt de hele tijd met Clau het nachtleven in.

De nacht voor de grote operatie van Bart ben ik weer in Lisse. Omdat er een risico in zit dat hij de operatie niet overleeft, slaapt Bep vannacht bij hem op z'n kamer. Ze verwacht dat Dirk en ik er de volgende dag zijn, voor Bart naar de OK word gebracht, zodat hij ons nog even kan zien. Morgen om 13.00 uur is die aan de beurt.
Maar de volgende ochtend worden we al om negen uur door Bep wakker gebeld. "Het gaat allemaal sneller dan ze gedacht hadden jongens, dus jullie moeten NU!!! naar het AZL komen, anders is het te laat!" Dirk maakt mij wakker en we smeren een snee brood voor onderweg, maar een half uur later hangt Bep alweer aan de telefoon, paniek in haar stem: "Waar BLIJVEN jullie jongens??? Bart word zo opgehaald!!!"
We schieten de wagen in. Die start vervolgens niet… G+dver&#$#^ Wat nu? Wegenwacht bellen? Jan optrommelen?
Na een paar keer proberen lukt het gelukkig en we gaan onderweg. Er is niet genoeg benzine dus we moeten wel eerst in Sassenheim geld pinnen (flappen tappen, noemt Dirk het) om te kunnen tanken anders halen we het niet terug. Daarna haasten we ons naar het Academisch Ziekenhuis in Leiden.

Maar als we de balie voorbij zijn en richting de afdeling van Bart lopen, komt Bep ons al tegemoet. Helemaal in grafstemming. Ze heeft ons nog nooit zo boos aangekeken. Met ingehouden woede gaat ze helemaal uit haar dak: "Godverdomme jongens, WAAR bléven jullie nou? Bart is al naar de OK gebracht. Jullie zijn godverdomme een kwartier te laat. Die man heeft drie keer naar jullie gevraagd; "Zijn de jongens er al?" Maar jullie zijn TE LAAT!!! Mooi is dat, dat hebben jullie weer goed voor mekaar zo. Draai maar om we gaan meteen naar huis, want als ze bellen moet ik er zijn." Al foeterend loopt ze tussen ons door verder richting de uitgang. Dirk en ik draaien ons om, nagekeken door de mensen achter de balie die het tafereeltje hebben gadegeslagen en volgen moe weer naar buiten. Ze is niet te genieten. We hebben "het" helemaal verpest. Als we terug naar huis rijden, wrijft ze het ons nog even lekker in. Door de hele rit terug geen woord te zeggen.
Eenmaal thuis op de Heereweg, negeert ze ons volkomen en is verder de hele dag onaanspreekbaar.
Ik ben naar Lisse terug gekomen om "sterker" met elkaar te staan in deze moeilijke periode voor Bart, maar ze ontwijkt ons nu. Ze doet of er iets onherstelbaar beschadigd is. Dan belt ze haar vriendin El V. op. Met Dirk en mij communiceert ze niet meer, want ze is boos op ons. Zo’n blik van: Als één van jullie het waagt z’n bek open te trekken, dan ram ik je het huis uit!
Als El binnenstapt hoor ik ze even met elkaar mompelen en tot mijn verbazing laat ze ons door El V. naar Jan aan de Maandagse Wetering sturen.
Bep wil ons er niet bij hebben. Ze belt wel als ze iets hoort uit het AZL en we terug moeten komen om haar weer naar Bart te brengen.
Een stuk gezelliger hier bij Jan natuurlijk, maar het voelt raar en druist totaal in tegen het beeld van het gelukkige gezin dat elkaar er doorheen helpt.
Dat wil ze alleen voor Bart en de buitenwereld hooghouden. Ze heeft Dirk en mij alleen nodig als ze Bart en de rest het gevoel wil geven dat we een gelukkig gezin zijn.
Ze zal Bart, die vanochtend lag te wachten tot ze hem op zouden komen halen, behoorlijk op de zenuwen hebben gewerkt, dus het enige wat hij kon is haar wegsturen met de vraag of wij er al aankwamen. Dat Bep dit vervolgens tegen ons gebruikt is ziekelijk.

Tien uren later is daar dan eindelijk het telefoontje dat Bart terug is van de OK.
Hij is zeer verzwakt uit de operatie gekomen. Heeft 15 liter bloed verloren en het was niet mogelijk z’n rechterbeen te behouden. Hij ligt nu op de Intensive Care, maar Bep wil er toch naar toe. Bart zegt geen boe of bah dus we zijn snel weer terug.
In de eetkamer gaat ze vervolgens helemaal uit haar dak tegen Dirk en mij over wat er vanochtend gebeurde. "Mijn zonen zijn liever lui dan moe!" De ene belediging na de andere en wat hadden we vader in de steek gelaten. "Die man was echt wanhopig en bleef maar vragen: "Waar zijn m’n jongens?"
We kunnen er niets aan doen, maar de komende dagen blijft ze dus verder bot en kortaf naar ons doen. Wij vinden het ook niet leuk dat we hem gemist hebben!

Na drie dagen op de IC gaat Bart, sneller dan verwacht, naar een tweepersoonskamer. Hij heeft natuurlijk liever een eigen kamer en Bep zeurt daar ook al meteen weer over. Maar op deze kamer is er eerst een bespreking aan zijn bed, met de arts die hem heeft geopereerd.
Als we arriveren ligt Bart z’n pijn te verbijten en we worden meteen voorgesteld aan zijn kamergenoot: "Dit is Erlend, bij hem is z’n onderbeen afgezet."
Ik geef een knikje en zeg hoi en Bart vertelt dat ze het goed met elkaar kunnen vinden. Ze proberen elkaar in optimisme te overtroeven, maar dat ze lijden is overduidelijk.
Bep gaat bij Bart zitten, Dirk neemt naast Bep plaats en ik kom tussen de twee net geamputeerden terecht.
Dan zie ik wat voor bloedmooie jongen er naast me ligt. Zwart stekelkoppie van de chemo en een blik in z’n ogen, die smeekten om verlichting. Het koste me moeite mijn aandacht bij het gesprek over Bart te houden. Terwijl de arts zijn verhaal doet, merk ik dat Erlend me de hele tijd van opzij ligt aan te staren. Ik probeer hem te negeren. Durf ook eigenlijk niet te reageren.
Over een paar dagen krijgt Bart een eigen kamer en gaat hij van de pijnbestrijding via z’n rug af. Nu gaat hij aan de methadon en de paracetamol. Al gauw wordt duidelijk dat z’n darmen niet op gang komen want alles wat hij tot zich neemt, kotst hij weer uit. Een sonde voor voedsel wordt ingebracht en hij mag niets meer eten. Ondertussen blijft de blik van Erlend me een paar dagen achtervolgen, het liet me niet los.

Bart heeft nu weer een eigen kamer verderop in de gang. De komende dagen moeten z'n darmen weer op gang komen. Hij krijgt nog steeds paracetamol en morfine en valt de hele tijd weg. Na een week wil het nog steeds niet lukken met z'n spijsvertering. De stoma is onvermijdelijk. Weer een tegenvaller voor hem. Sinterklaas zal hij niet vieren en met de kerstdagen zit hij hier ook nog.
We slijten heel wat weken in het ziekenhuis en op een avond als we er met z'n drieën zijn, lijkt Bep wat onder invloed.
We hebben net het opklapblad van Bart's nachtkastje uitgeklapt en gaan voor het journaal begint nog een spelletje klaverjassen.
Als ik tussen twee potjes door, wat te drinken voor pa wil gaan halen is moe me voor: "Doe ik wel, kan ik meteen even een sigaret nemen." En weg is ze.
Als ze na een kwartier nog niet terug is, begin ik me af te vragen waar ze uithangt. 5 minuten verder en Bart houd het ook niet meer: "Joh, ga eens kijken waar je moeder blijft! T'is bijna acht uur en m'n ijs is ook op!"
Onderweg richting het keukentje op zoek naar moe, zie ik haar aan het eind van de gang net weer terug komen lopen, maar zonder drinken voor pa.
Ze staart me aan met vragende ogen en zegt niets. Ik fluister: "Waar blijf je nou?" "Ik ben er toch?" "Ja! En heb je nou nog aan drinken ged..." "Ooh, das waar ook, helemaal vergeten!"
Nog voor ik m'n zin kan afmaken draait ze zich alweer om en gaat er weer vandoor. Ik nog een keer achter haar aan: "Mahaa!!! Bart wil ook nog ijsblokjes!"
Wat heeft ze nou de hele tijd gedaan?
Terug bij ons, voert ze weer het hoogste woord, over de vrouw die ze kent verderop in de gang, met een man die het ook zwaar heeft etc. etc.
We kijken haar alledrie aan met zo'n blik van: Ja? Nou en? Daar hebben wij toch niets mee, met die mensen die het net zo moeilijk hebben als jij?
Vervolgens zet ze de hele boel weer naar haar hand. We gaan een ander spelletje doen. Maar eerst ff het journaal kijken.
Dirk en ik ruimen op en draaien bij. Moe doet joviaal en ploft gezellig bij pa op bed neer.
Hup, zo op de lege plek die eerst nog werd ingenomen door zijn rechterbeen.
Bart schrikt van haar actie, schiet rechtop in z'n bed en maakt een terugtrekkende beweging met het been dat hij niet meer heeft: "Joh, wat doe je nou? Kijk een beetje uit wil je? Hier zat m'n bèèn hè!?" zegt ie verontwaardigd. Maar Bep lijkt niet onder de indruk van zijn fantoompijn en doet nu zelf verontwaardigd over Bart's reactie:
"Joh! Doe niet zo gek, halve zool! Je weet toch dat het voor mij niet uitmaakt of je je benen nog hebt of niet!"
Bart kijkt nu zwaar beledigd. En ik floep er spontaan uit: "Ja zeg dat wel, nog maar een halve zool!" Dirk lacht cynisch.
Het is één van de weinige momenten dat we een front tegen haar vormen. Haar gedrag is zorgwekkend en contraproductief.
En ik denk, hoe kun je zo ongevoelig zijn, Bep? De tegenslag en moeite die Bart heeft gehad na die amputatie.
Die eerste dagen, de confrontatie met zijn gemis wat hem al zwaar viel en dan alle complicaties bij het op gang komen van zijn spijsvertering.
En je was er nota bene zelf bij die avond! Je probeerde hem wel tot bedaren te brengen, maar van jou had hij ook genoeg.
Toen werden we geconfronteerd met een kant van hem, die we geen van drieën kenden.
De nacht dat hij de bodem van z'n put bereikte, hoorde de hele afdeling hoe hij heeft liggen schreeuwen en vloeken naar iedereen. Hij stuurde Bep weg en wilde niemand meer op zijn kamer zien. Ontzettende huilbui. Alles wat er aan snoeren in en aan hem vastzat, werd eruit getrokken en hij sloopte de apparatuur tot er geen gepiep of getuut meer te horen was. Ze moesten hem in bedwang houden om hem te kunnen platspuiten.

Voor Bep is het AZL al snel een tweede huis. Ze leert allemaal nieuwe mensen kennen en ik moet zo af en toe, als Bart haar nodig heeft, alle kamers af om erachter te komen waar ze uithangt. Wij leren natuurlijk ook allemaal nieuwe mensen kennen hier, maar wij gaan geen andere relatie aan dan strikt de noodzakelijke. Allemaal in het teken van Bart's herstel.
Ondertussen belt moe, in al haar onvermogen (en verdriet?) ook de hele familie- vrienden- en kennissenkring natuurlijk.
Alle emoties die ze met Bart (Dirk en mij) niet kan delen, krijgen zij voor hun kiezen. Ze is daar zo druk mee, dat ze als gevolg daarvan een bepaalde betrokkenheid bij iedereen forceert, waar pa op zijn beurt weer helemaal niet op ligt te wachten. Ze doet alsof ze heel betrokken is, maar ze is één brok onzekerheid en weet zich totaal geen houding te geven. Terwijl ze zelf toch genoeg aandacht krijgt vanwege haar arme, zieke man.

Nu krijgt hij te horen dattie zijn verantwoordelijkheid moet nemen, terwijl zij al die aandacht rond hem genereert.
Omdat ze iedereen blijft inlichten over z'n toestand, groeit er inmiddels een hele lijst van mensen die hem op willen komen zoeken. Ze zet pa onder druk. Dat hij het niet kan maken al die mensen te weigeren. Dus: "Als jij geen agenda samenstelt, manlief, dan doe ik het!"
Oma komt er wat Bart betreft in ieder geval niet in, hij wil niet met haar praten en ze hoeft ook zeker niet aan zijn bed te verschijnen.
Bep accepteert dat maar net, want nu scheept hij haar natuurlijk op met de emotioneel zware taak, een moeder te moeten gaan meedelen, dat haar kind haar niet wil zien.
Maar ook op al die andere mensen zit hij niet echt te wachten. Niet dat hij aan iedereen een hekel heeft, helemaal niet, maar hij ligt hier in de eerste plaats om te herstellen en bij te komen natuurlijk.

"Ja maar Eus, snap dat dan! Wij gaan dan op Tweede Kerstdag, dan hoeft hij geen van de Kerstdagen alleen te zijn." "Dus jullie komen niet later op de dag nog even naar Bart?" "Neeheej, ga jij nou maar de eerste, hebben wij een dagje rust! Neem maar een boek mee dan kun je hem een stukje voorlezen, dat vind ie wel leuk!"
Goed, ik zal haar planning niet in de war sturen dus Eerste Kerstdag morgen, ga ik, atheïst, naar Leiden voor het kerstdiner met vader. Dirk en Bep zitten in Lisse en maar 1 kwartier bij hem vandaan, mijn reistijd is 5 kwartier, maar ok dan.
De volgende ochtend ben ik loei-sjacherijnig. Ik ploeg door m'n ontbijt, maar alleen een joint draaien gaat goed. Als ik de deur achter me dichttrek, kom ik in het trappenhuis een junk tegen die de hele nacht in het portiek heeft liggen stinken en de gang bezet houd: "Rot godverdomme een eind op man! Kanker dit kanker dat!" Ik schop hem naar de zijkant en spring over z'n troep heen. Als ik uitgevloekt de straat op stap, voel ik me meteen nog rotter.
Wat was dit nou weer zeg, waarom gedraag ik me zo naar een lotgenoot? Ik heb me nog nooit op een zwerver of een junk afgereageerd, wat is er over van mijn loyaliteit? Laat ik me weer in het pak naaien door Bep? Kan er zo slecht tegen, dat ik weer op afroep verordonneerd wordt.
Buiten steek ik meteen de joint op en ik rook naar het station. Als ie op is, zoeft de tram me voorbij en ik zet het op een rennen om de laatste twee haltes naar R'dam C.S. mee te kunnen rijden. Maar ik haal het net niet en de deuren sluiten voor m'n neus.
Opgefokt kan ik de vertrekkende tram nog net een trap na geven. Als ik me omdraai om verder te lopen, kijk ik recht in het vizier van een motoragent die achter mij even stil is blijven staan. Oops, ga ik nu het kerstdiner missen? Gelukkig is de agent coulant vandaag en spreekt me enkel vaderlijk toe.
Zittend in de trein slaat, na het roken en rennen, de vermoeidheid toe. Uitkijken dat ik niet in slaap val, want dan word ik op Amsterdam C.S. pas wakker.
Even een stukje verder lezen dan maar. Ben al een tijdje bezig in 'Anno Domini' drie oorlogsvertellingen, van George Steiner (1929-2020), maar nu twijfel ik, of ik pa hier wel uit kan voorlezen.
Beetje te zware kost misschien voor iemand in zijn omstandigheden. Als de trein in Leiden is, sleep ik mezelf naar de achterkant van het station en loop richting het AZL. Ik word helemaal niet goed van al die kerstsferen, alsof alles de hele tijd stil wordt gezet. Nee Eugène, het is nu kerstmis! Nee, het is nu zondag! Nee, dit doe je niet als het 5 mei is! Pffff! Ik weet wel dat het je benauwt, maar zo worden wij graag oud, Eugène. Schiet er door mijn hoofd.

Eenmaal aangekomen op de kamer bij Bart, zit ie er maar depressief bij. Ik geef hem een kus en installeer me naast z'n bed.
Het kerstdiner wordt zometeen rondgebracht. We kijken naar de mis op t.v. en hij bid zachtjes mee.
Als we horen dat het eten eraan komt, wil die nog even met Bep bellen. Ik ga ondertussen naar de w.c. en tijdens het zeiken hoor ik hem praten. Huilt hij nou?
Dan hoor ik iets vaags, over dattie niet weet wat hij met me aan moet. "Wat moet ik nou met hem?"
En ik weet, tussen het kletteren van mijn straal door, even niet wat ik hier hoor. Ben echt helemaal verbouwereerd.
Zegt hij nou dattie problemen met me heeft en vraagt hij háár nu, hoe die met me moet omgaan?
Twijfel stormt door mijn hoofd. Wat zal ik doen, confronteer ik hem er zo mee en vertrek ik weer naar Rotterdam?
Hij hoeft naar mij toe geen mooi weer te gaan zitten spelen, wat krijgen we nou zeg?
Bart, heeft alleen maar in bed gelegen hier. Hij weet dus niet dat het gehorig is en dat je op de w.c. gewoon alle gesprekken in zijn kamer kunt volgen.
Wat voel ik me beroerd zeg. Nu moet ik binnen enkele seconden al doortrekken en me weer met mijn blije, naïeve gezicht bij hem voegen, alsof ik niets gehoord heb.
Nog even m'n handen wassen maar, om wat tijd te rekken. Als in een film, schiet mijn blik in nog geen seconde verticaal omhoog de lucht in en kijk ik neer op de situatie waarin ik me bevind: Daar sta ik dan, besluiteloos, in de w.c., in dat ziekenhuis. En ik wil er niet meer uit. Heb de grootste moeite om weer in beweging te komen.
Wat voel ik me ongelooflijk zwaar in de maling genomen. Al die jaren dat ik dacht dat het tussen hem en mij goed zat, dat we los van het gestress met zijn vrouw gewoon met elkaar om konden gaan. Die ene klap die ik van hem kreeg, op bevel van haar, had ik hem al lang weer vergeven.
Maar hij voelt zich dus net zo opgescheept met mij, als iedereen! Waarom, in wiens naam zit ik hier nu dan? Ik had geen zin, maar Bart al helemaal niet, klaarblijkelijk.
Als ik naast hem ga zitten, heeft ie weer gewoon zijn "niks aan de hand" uitdrukking op z'n gezicht.
Niets meer te merken van de wanhoop, die zich zonet 'privé' openbaarde.
Het is moeilijk om mee om te moeten gaan. Er met mij over praten, zal hij niet doen. Inmiddels staat het "Diner" voor ons neus.
Ontbijten was al noodzakelijk om niet met krampen in de trein te zitten, maar zo vroeg op de dag ook nog een warme maaltijd voor mijn neus krijgen, is nog heftiger.
Het is kip en zo...
De moeite die het me kost om de hele boel naar binnen te werken en dan ook nog over je lippen te krijgen dat het best wel lekker is allemaal.
Bart eet, weer als vanouds, alles tot de laatste erwt op en dat verwacht hij ook van mij. Als m'n maagzuur begint op te komen, vraagt ie me of ik wat wil voorlezen.
Nou, zie je wel? Bep heeft hem verteld dat ik een boek meegenomen heb, omdat ik het leuk vind om voor te lezen.
Vraag daar maar naar, dan hoef je het gesprek niet met hem aan te gaan en is die lekker bezig. Mij geeft ze mee dat pa het leuk vind, tegen hem zegt ze dat ik het leuk vind. Is zijn omgang met mij dan nimmer spontaan geweest?
Ik pak het boek van George Steiner erbij en begin er uit voor te lezen. Tegelijkertijd, probeer ik in m'n achterhoofd de scheiding te verwerken.
Tussen pa en mij, komt het ook nooit meer goed. Hij staart ondertussen depressief naar buiten en zit er ontheemd bij.

Over een paar dagen, als moeder de artsen heeft kunnen overtuigen dat de zorg voor pa gewaarborgd is, mag hij mee naar huis.
Er komt een ziekenhuisbed in de salon te staan en ik haal de kleine t.v. uit Rotterdam, voor naast zijn bed.
We weten inmiddels al hoe we hem moeten verschonen en krijgen een voorraad stomazakjes mee en kaasjes.
Een plakje kaas gelijkend hechtmateriaal met een gat erin, voor over het stukje darm dat aan de rechterkant van z'n lichaam eruit steekt. Daar kan dan de zak op vast gedrukt worden. Bep doet ondertussen alsof we het allemaal wel klaren met z'n drieën. Ik houd m'n hart vast.
Als pa het rooster voor zijn revalidatie traject krijgt, wil ze ook dit proces met hem ondergaan.
Maar na twee sessies hebben zowel Bart als zijn behandelend specialist liever niet meer dat ze er bij blijft hangen.
Da's veel beter voor zijn concentratie en progressie. Bep leidt alleen maar af.
Nou! Zij weer ontzettend beledigd natuurlijk, dat ze buiten gesloten wordt. En ik denk, is dit gedrag nu een symptoom van Munchhausen by Proxy?
Want dat is het ergste hè! Je wordt doodziek van haar en vervolgens wil ze ook nog de bezorgde moeder zijn en je 'verzorgen'.


De Kerstkaart voor kennissen, vrienden en familie.

Weer even voor wat dagen terug op de Binnenweg in Rotterdam, heb ik het huis voor mezelf. Jan zit in Frankrijk en Claudio bij z'n zus in Dordrecht.
Maar ik voel me allesbehalve op mijn gemak. Geniet lekker van wat dagen rust, zou je zeggen. Nou nee hoor.
Bart heeft me zo zwaar teleurgesteld. Wat haat ik mezelf. Wat een deceptie, die jarenlange schertsvertoning.
Wat een ongelofelijk kutgezin, waarom blijf ik daar naartoe gaan? Ik snap mezelf gewoon niet.
En dan de plannen om met z'n drieën woonruimte te gaan zoeken. Nu voel ik me ook nog gedwongen, om mijn hele toekomstvisie bij te stellen.
In de keuken bezig met een bak koffie, zak ik weg in een existentiële twijfel. Na al die jaren dat ik zo snel mogelijk dood wilde en dacht dat ik de dertig niet zou halen, moet ik me nu instellen op nog eens 20 jaar?
Ik voel me op, leeg en uitgeleefd. Nadat de melk voor m'n koffie is opgewarmd, blokkeert alles in me. Ik grijp de rand van het aanrecht, zijg ineen en jank mezelf leeg op mijn hurken. Bij het aantikken van m'n bodem, veer ik al snel weer op. Nu onderuit gaan is geen optie.
Nog geen minuut verder en meteen alweer dat spervuur aan zelfverwijt en gêne over de positie waarin ik mezelf bevind: Snuit je neus man, wat ben je toch een kankerjong, lekker makkelijk hoor, instorten terwijl ze er niet zijn. Dit is toch niet de eerste keer dat dit je overkomt? Slappeling! Nog steeds geen einde aan je leven gemaakt, joh?
Nog altijd zo gezellig en loyaal naar het thuisfront waar je geen steek verder komt? Verliezer! DOE IETS!! Altijd maar vluchten in je dagboekjes, kutjoch!
Hoogste tijd voor een joint:)

De volgende morgen vind ik in de brievenbus een gerechtelijk bevel om voor de rechter te verschijnen. Een veroordeling voor diefstal in bezit.
Martin d. H., Claudio Bartolozzi en ik krijgen alle drie een boete van 750,00 gulden, af te betalen in drie termijnen van 250,00 gulden.
In de tijd dat we op de Mathenesserdijk in De Fabriek woonden, hebben we één keer een inval gehad. We, alle bewoners van 1987, zijn toen zes uur ondervraagd op bureau Marconiplein en ik blijk dus de enige die zijn volledige naam heeft gegeven. Onze advocaat in de H.A.L., Ton Rhijnsburger, was ook de advocaat toen we in De Fabriek zaten. Ik bel hem op voor meer informatie en hij verzekert me dat ik niets hoef te doen en me geen zorgen hoef te maken.
Zo paranoia als wat, bel ik meteen Jan om hem op de hoogte te brengen van wat me boven het hoofd hangt. Hier gaat me iets in de schoenen geschoven worden.
Hij komt naar Rotterdam en we nemen de aanklacht door. We gaan ook even langs bij De Fabriek om te kijken wat Jurgen G. er over weet, want hij woont daar nog steeds. Jurgen zegt verbaasd te zijn dat ze nog achter me aan zitten. Hij dacht dat het door procedurele fouten al lang was gestaakt en houdt zich verder op de vlakte: "Ja, jij was toen de enige die namen gaf hè?" En wenst ons succes. Weer terug op de Binnenweg begint Jan me uit te horen.
We documenteren de dagvaarding en nemen de geschiedenis door voor een verweer.
De zaak dient op de Juliana van Stolberglaan in het Paleis van Justitie van Den Haag, het Conservatorium ligt ernaast. In de rechtbank bied ik de rechter mijn verweer aan. De openbaar aanklager brengt me van mijn stuk, maar de rechter trapt er niet in. Hij begrijpt dat ik als huurder in de fabriek niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor het aftappen van de stroom. Ik was ook geen kraker van het eerste uur.

We gaan naar een optreden van Rick, die op het Conservatorium in Den Haag in onze groep heeft gezeten. Rick zit nu in een jongensband. Ze zijn te zien tijdens een Gaynight in Nighttown op de Kruiskade. In deze groep zingt ook René Klein. De jongen die wat jaren later, bij Paul de L. in z’n programma een eigen nummer ter gehore bracht, toen die al in een vergevorderd stadium van aids zat. Wat gek om Rick zo heen en weer te zien springen. De sfeer is verder gewoon kut. Hou je van mannen/jongens dan ga je toch niet tussen deze verwijfde relnichten rond lopen? We blijven dus niet lang.
Als we teruglopen naar de uitgang, staat er aan de kant tegen de muur een lange brede, fitte knul. Hé, ken je me niet meer man? Hoor ik hem zeggen als ik langs loop. Het is Erlend. De bloedmooie jongen die ik had zien lijden in het AZL net toen Bart’s been geamputeerd was. Alle jongens die ik aantrekkelijk vind zijn hetero. Dat dacht ik van hem dus ook. Staat ie hier ineens voor mijn neus.
Maar rechtopstaand lijken ineens de verhoudingen niet meer te kloppen. Hij is een kop groter dan ik en net als Clau een jongen van weinig woorden.
Omdat de problemen waar ikzelf mee zit al groot genoeg zijn, laat ik het ook niet lang duren.

vorige - index - volgende