Mijn Gemene Leven
in de duinendelta van
vierstromenland
Hoofdstuk VI: Multiple Choice en de tweespalt
De selectiviteit
6.01 Raad voor Jeugdbeleid
En zo zat ik op een vroege zomerochtend voor een Ontbijtbespreking in Motel
Alkmaar.
Het interim-bestuur was erg tevreden met de nota “Perspectieven Jeugdbeleid” en
had die voorgelegd aan Gedeputeerde Cees Korver. Die had alleen op korte termijn
deze ochtend nog open staan in zijn agenda. Onder het pellen van een eitje en
een sneetje brood met kaas werd de nota besproken.
De toelichting op de nieuwe platformfunctie (geen platform voor jeugdwerk, maar
voor jeugdbeleid) en de adviesfunctie nieuwe stijl (geen voorbereiding van
GS-voornemens meer over 'subsidie-verdelingsvraagstukken', maar een
creatief-kritische waakhondfunctie) konden zijn goedkeuring wegdragen en na een
halfuurtje zei hij met de verdere uitwerking te kunnen instemmen, “mits” -hij
keek de tafel rond naar het bestuur- “jij het gaat doen” en hij keek mij oprecht
in de ogen.
Ik zei “O.K.”; het interim-bestuur haalde opgelucht adem en Cees Korver ging
direct door naar het Provinciehuis, waar hem een volgende vergadering wachtte.
6.02 Tineke
Met de instemming van Cees Korver kwam er ook een personeelsplan beschikbaar
voor het opstarten van de nieuwe Raad: 1 fulltime consulent en 0,5 voor
administratieve ondersteuning.
De vacatures dienden te worden ingevuld volgens het provinciaal
personeelsbeleid. Dat kwam er in die tijd op neer, dat de minder kansrijken
prioriteit hadden. Ik kreeg een deeltijdfunctie als coördinator en mocht dus een
halve functie ‘consulent welzijnsbeleid’ zoeken uit een pool 'langdurig
werkzoekenden' waarin Tineke zich
onderscheidde. Een gezellige, 50-jarige, ietwat gezette vrouw van
Nederlands-Indische afkomst, getrouwd met een arts die een praktijk had in
Heemstede. Ze woonden met 3 pleegkinderen en 4 honden in Haarlem. Zij had op
latere leeftijd een studie politicologie gevolgd, afgesloten met een scriptie
die ze met enkele medestudenten had geschreven.
Tineke, die het allemaal heel interessant en leuk vond, kon af en toe haar
nieuwsgierigheid niet inhouden en kwam dan op de rand van het bureau zitten,
stak een ouderwetse, filterloze Gaulloise op en las instemmend mee wat ik aan
het typen was. Ook gaf het haar meer vertrouwen, als we de bezoeken in de
provincie met z’n tweeën zouden afleggen. Zo stonden we gezellig koutend op het
achterdek van de pont naar Texel of reden we naar een gesprek met de wethouder
van Andijk, een klein dorp in West-Friesland. Het schoot niet op.
Daarbij zaten we in een kamertje op de bovenetage van de Sportraad NH met een
directeur die voorheen ook van de Jeugdraad was en die regelmatig even kwam
vertellen waarom het de laatste jaren niet zo goed gegaan was. Maar, “gelukkig
was ‘Hans’ voor onbepaalde tijd met ziekteverlof gestuurd. Daar hadden we dus
geen last meer van”.
Zelf was hij ook nog gemeenteraadslid in Haarlem en hij zou daarom dus nog wel
iets kunnen betekenen voor ons, meende hij.
Kortom, de Jeugdraad zou zo snel mogelijk in huisvesting moeten verzelfstandigen
en als vervolg op de Perspectievennota een beleidsplan moeten maken voor
personeel en organisatie. Het interim-bestuur ging daar van harte in mee.
In die tijd nodigde het Hoofd Welzijn van de Provincie me uit voor hun
vrijdagmiddag volleybal. Ze moesten tegen de Provinciale Waterstaat NH spelen.
Ik had al een paar keer bedankt voor hun vrijdagmiddag sherry, maar hier deed ik
graag aan mee. In de pauze sprak Ruud, Hoofd Welzijn, me aan. Ik zou beter
kunnen stoppen met de Jeugdraad, meende hij: “Die gaan we binnenkort opheffen.
En je zit bij de Inspectie Onderwijs met een veel beter salaris. Dat gooi je
toch niet weg voor een tijdelijke baan in schaal 8?”
Verbouwereerd keek ik hem aan. Zijn gedeputeerde had mij gezegd: “Alleen als jij
het doet!”. En ik vroeg Ruud: “Daar gaat de politiek toch over?” Daar had ik
weliswaar gelijk in, maar ook binnen de politiek, zei hij, was er een tendens de
Raden op te heffen. Die passen in principe niet in een democratisch bestel. Ik
gaf hem te kennen mij verplicht te voelen aan het interim-bestuur. Dus kon hij
op korte termijn een beleidsplan met een voorstel voor huisvesting en
verzelfstandiging van de Raad verwachten.
In de contacten ter voorbereiding van de Nota Perspectieven bleek, dat de
positie van de Raad veelal werd gezien binnen het Sociaal Cultureel Werk,
terwijl de ambitie van het bestuur was gericht op de positie van jeugd en
jongeren in alle beleidsvelden van de Provincie.
Dat leverde wrevel en spanningen op, wat ook tot uiting kwam bij de
herstructurering van het SCW.
Zo meende een provinciale steunorganisatie voor lokaal jeugd- & jongerenwerk, de
opvolger te mogen zijn van de oude, kwakkelende Jeugdraad. Om duidelijk te maken
dat het niet ging om Jeugdwerk maar om Jeugdbeleid, formuleerde ik
Argumenten voor Jeugdbeleid:
Jeugd is niet alleen een beleid waard
- om de waarden, normen en het erfgoed der
vaderen veilig te stellen
(het paternalistische argument);
- om de specifieke problemen waarmee ze wordt geconfronteerd te behandelen of te
verzachten
(het maternalistische argument);
- om de specifieke problemen waarmee ze de maatschappij confronteert te
onderdrukken of op te lossen
(het repressiviteitsargument),
- om de jeugd van nu schatplichtig te maken aan de maatschappij van morgen
(het prestatieve argument),
- maar vooral omdat de jeugd nu, mondiger dan ooit,
het recht heeft om gehoord
te worden en mee te doen
(het solidariteitsargument)
Niet veel later mochten we verhuizen naar een eigen pand.
Toen het Bureau van de Raad officieel werd geopend, onthulde Ruud Bogaards
met veel genoegen namens de gedeputeerde, Rinus Haks, het naambord van de Raad
voor Jeugdbeleid N-H.
We kregen personeelsuitbreiding en mochten bij Tineke thuis in het bijzijn van
haar echtgenoot praten over de afronding van haar korte loopbaan bij de Raad.
Kort daarvoor had zij nog een aandoenlijke brief geschreven over onze
werkrelatie. Maar zij zag ook in, dat ze haar gemis aan beleidservaring
onvoldoende kon compenseren met haar kwaliteiten als autonoom consulent
jeugdbeleid.
We mochten twee beleidsfunctionarissen aanstellen. Voor de administratie kregen
we aanvankelijk een vrouw die nog geen A4-tje in 3 of 4 correctiegangen foutloos
getypt kreeg, zodat ik het ten leste zelf maar deed. Gelukkig stemde de
Provincie er ook mee in, dat we haar vervingen voor Karin en dat we Simone
mochten aannemen als secretaresse.
De Raad was trouwens niet bedoeld voor onbepaalde tijd. In driemaal vier jaar
wilden we de perspectievennota uitwerken:
4 jaar inventarisatie jeugdomstandigheden in Noord-Holland
4 jaar ontwikkelen regionaal jeugdbeleid in West-Friesland
4 jaar implementatie jeugdbeleid in alle zeven regio’s
Halverwege die 4-jarenperiode vonden de
verkiezingen plaats van de Provinciale Staten, zodat het Provinciaal bestuur op
een vervolgperiode duidelijk invloed zou kunnen uitoefenen op de ontwikkelingen
binnen de Raad.
Op een maandagmiddag in september 1984 meldde Simone zich. Er was een mevrouw
aan de lijn met de vraag of ik bereikbaar was. Ze woonde niet in Noord-Holland,
maar in Lisse. Het was urgent had ze gezegd.
Het was Bep in wanhoop: “Eugène is weggelopen!” Dat bericht overviel me een
beetje. Ik was niet van dergelijke plannen op de hoogte, maar waarschijnlijk zou
hij bij een van zijn studiegenoten aan de Statenlaan bivakkeren. Ik kon Bep
gerust stellen met de mededeling, dat ik Eugène die zaterdag zou zien vanwege
een concert van de Virgin Prunes in Utrecht. Ik zou hem dan vragen, de zondag
daarop in Lisse langs te komen.
In 1987 gingen we met veel enthousiasme de tweede periode in. Een advertentie
voor raadsleden leverde meer dan voldoende kandidaten op om de werkgroepen van
de negen secties te kwalificeren. Met veel enthousiasme gingen we dan ook aan de
slag.
Een jaar later ontvangen alle organisaties in de Provincie een brief, dat in het
kader van een ‘algemene heroverwegingsoperatie’ een vacature-stop wordt
ingesteld.
Er komt een nieuwe Welzijnsnota.
Wij mogen, bij uitzondering, nog twee vacatures vervullen maar verder zijn de
geruchten in de ambtelijke gangen zorgwekkend.
De ambtenaren van de Afdeling Welzijn leven op gespannen voet met de twee
ambtelijke ondersteuners van de tijdelijke Commissie Planning en Ondersteuning
Welzijnsbeleid (COPLA).
Ook de Radendiscussie laait weer op met de ‘Vraagpuntennotitie over taken en
functies van Raden in het Provinciaal Beleid’.
In mei 1988 overlijdt plots de pas aangetreden Gedeputeerde Groothoff. We hadden
hem kort daarvoor nog te gast op het Bureau van de Raad, waar hij met enkele
ambtenaren uitvoerig was geïnformeerd over het werk van de Raad. Hij was daar
zeer content mee. Frieda van Diepen volgt hem op en zet gelukkig zijn ideeën voort.
In april 1989 wordt duidelijk, dat facetbeleid en regionalisering geen draagvlak
meer hebben in het provinciaal bestuur. Wat later bestempelt Cees Korver, die nu
de portefeuille COPLA heeft, de Raad voor Jeugdbeleid als “sociaal-cultureel
werk” dat al een paar organisaties voor ondersteuning kent in de Provincie. Daar
kan dus op bezuinigd worden. Met die miskenning van de Raad lijkt hij ook de
drie termijnen van vier jaar vergeten, waar bij de acceptatie van de
Perspectievennota over gesproken is.
De Raad, in zijn 8-jarig bestaan regelmatig met complimenten overladen, zou
slechts zwaar geknot verder kunnen. Eén directeur met 0,5 administratieve
ondersteuning. Namens het bestuur sprak ik daar in een commissievergadering (zie
6.05) onze
grote teleurstelling over uit met verwijzing naar de afspraken van de
ontbijtbijeenkomst in Alkmaar 8 jaar eerder. Daarnaast gaf ik te kennen, dat de
Raad met zijn ‘B3-status’ een provinciale dienst is, waar uiteindelijk de Staten
over mogen beslissen.
Met collega’s van andere Noord-Hollandse Raden hadden we ons jarenlang sterk
gemaakt om de rechtspositie te koppelen aan het provinciaal
arbeidsvoorwaardenbeleid. Dat leverde de B3-status op, waarmee het
Ambtenarenreglement van toepassing werd voor het personeel met uitzondering van
Artikel B3, wat zegt, dat de betrokkene géén ambtenaar is.
Daarmee waren de
Raden in Provinciale termen “Takken van Dienst”. Dat leidde er onder meer toe,
dat KPMG de opdracht kreeg een ‘Operatie Functiewaardering’ op te starten wat in
sommige gevallen leidde tot een hogere honorering voor ambtenaren, gerelateerd
aan gelijkwaardige functies bij de Culturele Raad. In het algemeen echter werd
de positie van Raden aanmerkelijk verbeterd. Zo werd “schaal 8”, waar Ruud
Bogaards tijdens de vrijdagmiddagvolley zo schamper over deed, schaal 13 met
terugwerkende kracht.
Mijn laatste opdracht van de Provincie betrof het Minderhedenbeleid.
In oktober
1995 werd ik op verzoek van de Gedeputeerde Maatschappelijk Welzijn, Frieda van
Diepen-Oost, ambtelijk secretaris van de Werkgroep Steunfunctie Minderheden N-H.
Voorzitter was Ronald Bandell, burgemeester van Alkmaar. Binnen een jaar
brachten we het advies uit: “Bundels
in Beweging”, waarmee een provinciaal
platform voor minderhedenbeleid werd ingericht.
Als dank kreeg ik van Frieda deze zeefdruk van Cor Buisman
“Perception: The Living Poet”.
In 1996 heb ik ook nog deelgenomen aan de ‘RondeTafelconferentie Welzijnsbeleid
NH’. Daar heb ik, als een van de inleiders over ‘welvaart-politiek
beleid-welzijn’ aandacht besteed aan het starre staketsel van beleid waarbinnen
met minder middelen efficiënter moest worden gewerkt en ondertussen ook nog
nieuw beleid ontwikkeld diende te worden, zonder een definitie van of duidelijke
visie op “welzijn”.
Voor het eerst heb ik daar ‘de onderdrukking van de man’ genoemd als ‘het
laatste taboe’.
In de ontwerpnota Welzijnsbeleid 1997-2000 die ik daarna kreeg toegestuurd met
een verzoek om commentaar, vond ik van dat laatste niets terug. Daarom
schreef ik na een inleidende analyse:
Kortom, Ria, iets is niet pluis.
Dat is van waaruit ik welzijn zou willen benaderen. Daar zit wellicht ‘des
Pudels Kern’ als het gaat om de vraag: Hoe komt het, dat welzijn niet
vanzelfsprekend is, dat er ‘beleid’ nodig is en dat de politiek zich daar
klaarblijkelijk verantwoordelijk voor voelt?....
Hoe je welzijn echter ook benadert, in zijn simpelheid of complexiteit, je zult
het multicultureel moeten kunnen definiëren in het besef, dat geen van de
heersende mondiale culturen op zich heeft aangetoond, welzijn voor ieder te
kunnen waarborgen, zonder dat dat ten koste van anderen ging.
Wel was het beleid gedefinieerd als een interactief samenspel zonder dictaten
oftewel:
“in een continue cyclus waarbij geen sprake meer is van onveranderbare
beleidsinhoud”. ...
“Daarmee heeft het welzijnsbeleid een stevige
constructie gekregen en is het in kwalitatief opzicht een fase verder.
Compliment voor jullie”.
Inmiddels, 25 jaar later, lijkt het Welzijnsbeleid de weg van het Jeugdbeleid te
zijn gegaan.
6.03 Gehuld in grijs
Zo’n jaar of tien maakte ik deel uit van de ‘Kasselgroep’, aangezet door Marcel
en Frénk uit Hillegom.
Een paar keer zijn we naar de Biënnale aan de Oost-Duitse grens geweest en
diverse keren hebben we steden en restaurants in de Randstad om diverse redenen
bezocht. Maar er was altijd wel een educatief-cultureel motief om ons
gastronomisch verlangen een plek te geven.
Ook kon het voor komen dat in de zomer, als ieder z’n eigen vakantie invulde, we
elkaar ergens in Frankrijk een paar dagen tegenkwamen of wisselden van
reisgenoot.
Zo reed Agnes een keer met mij terug naar Hillegom en hadden we een koffer en
wat spullen van Frénk en Lineke alvast meegenomen, omdat zij een gescheiden
reisvervolg kenden. ‘Vakantiewiskunde’ werd die planning genoemd.
In 1985 ontving ik dus een brief van Frénk:
In de schuur van Agnes constateerde ik dat je jouw telefoonboek Dodewaard t/m
Elahuizen per ongeluk bij de spullen van Lineke en mij hebt gedeponeerd. Ik hoop
dat je daardoor niet in de problemen bent gekomen (tenslotte dient een op zijn
werk onmisbaar man over een volledig telefoonboekbestand te beschikken om al
zijn belangrijke contacten te kunnen onderhouden).
Nu dit kostbare exemplaar weer in je bezit is, zal er ongetwijfeld in Dodewaard
t/m Elahuizen weer kunnen worden doorgewerkt aan de projecten die de
welzijnswerkers aldaar onder jouw bezielende en telefonische leiding ter hand
hebben genomen.
Een leuke reactie was dat. Het telefoonboek had ik als grap tussen de spullen
gestopt. Het lag toevallig nog achter in de kofferbak. Het ging om een
telefoonboek uit 1984, deel 6 dus. Doenrade is daar onderdeel van. Daarbij is
het goed te weten, dat A.J. Dodewaard op pagina 1 echt bestaat en woont in
Dodewaard en dat Tante Pollewop volgens Bomans "Geen groter genot kende dan het
lezen van een telefoonboek".
Waarde Frénk,
Als journalist maak jij furore; houdt van een culinair festijn;
Confronteert bonzen con amore; doopt je pen niet in azijn.
Toch deed je mij laatst 'ns verbazen. Jij bracht een telefoonboek terug
Da'k volgens jou als werkend dwaze kon missen als een junk zijn drug.
De grootste bron van inspiratie, jaar in jaar uit weer actueel,
Boordevol stof voor contemplatie, was jou klaarblijkelijk iets te veel.
Je bent nog jong, dat zal 't wezen. Maar 'k hoop dat jij ook eens geniet
't Zuiverste genot: Het lezen van 't geen de PTT ons biedt.
Ik heb de Gids niet willen lozen; stak als een omgekeerde dief
Deel zes tussen de schoenendozen in een agogisch perspectief.
Het fraaiste deel uit vierentachtig bedoelde ik als eerste les.
Het is zo allemachtig prachtig, dat groengrijzige deeltje zes.
"Dodewaard t/m Elahuizen" [!] Klapwiekend zoeft mijn ziel omhoog;
Ras openen zich der Muzen sluizen voor een literaire regenboog.
Eén exempel wil 'k je geven. 'k Neem daarvoor bladzijde een:
'k Voel duizenden gedachten beven. Spontaan begin ik dus meteen:
Een blode waard te Dodewaard, Geheten A.J. Dodewaard,
Heeft hedennacht de Dood ontwaard die ronde waart in Dodewaard.
Deez' doodd' daarop de blode waard, schonk Dodewaard een dode waard,
Maar kloeg toen dodelijk bedaard: Waart g'eigenlijk wel het doden waard?
Ontwaard riep toen heel Dodewaard: “Wij waren eeuwenlang bewaard.
Al had A.J. geen goede aard, liever 'n blode dan 'n dode waard”.
Naast muta- & modificaties is niets de PTT te dol.
Zij schenkt je Stijl, Alliteraties als Opperlandse toverknol.
Gehuld in Grijs gaat veel verloren voor wie het juiste oog niet heeft.
De kunst van leven wordt geboren waar nevel uit het droomoord zweeft.
Dit boek, dat niet is te versmaden, bevat de hoogste weg tot Zen.
Lees dus, tot het je zal Doenrade dat ik geen werkezel ben.
6.04 De droomscoop 1988-07-15
Gisterenavond vroeg naar bed. Middernacht word ik wakker uit een diepe slaap.
Wat fruit gegeten en het bed weer in. Ik kom in een onrustig maar niet vervelend
waak-/slaapritme terecht.
Rond 4 uur word ik wakker uit een droom:
Ik loop een (stations-?) hal uit.
Enkele meters rechts van me lopen twee jonge
mensen. Ze zijn van het type ‘tevreden alternatief niet-werkend’. Ze dollen wat
met elkaar. Dat roept agressie op bij drie tegemoet komende jongens, te
omschrijven als: ‘laag-verbaal, ontevreden, verveeld’. Ze lopen in richting van
die twee tot één van de drie lijkt te merken, dat er één te weinig is om te
matten.
Deze derde kijkt even rond en loopt dan tamelijk dreigend mijn richting uit.
Terwijl hij aanstalten maakt, mij in elkaar te slaan, wat zijn makkers
ondertussen al met die twee jongens aan het doen zijn, zeg ik hem, geen tijd
voor zoiets te hebben. “Mijn werk wacht op me, ik ben hier niet voor m’n
plezier.”
Ik ben er nu niet geheel zeker van, maar ik geloof dat ik toch een of twee
tikken opliep ondertussen. Nauwelijks was ik namelijk uitgesproken of, als in
een flits, was de situatie anders: De knaap die mij aanviel lag op de grond. Ik
keek hem aan en zei iets als: “Je hebt het er zelf naar gemaakt, moet je maar
luisteren.”
Publiek en bewaking ontfermden zich inmiddels over de slachtoffers en de politie
rekende de jongen en zijn twee kompanen in, terwijl ik naar buiten liep.
Ik werd heel even wakker en mij de droom bewust. Direct daarna begon de
‘hoofdfilm’.
Rondom zijn nieuwe restaurant “Hofstede Cleyburch” in Noordwijk heeft mijn broer
Sam een ingenieus ingerichte parkeerfaciliteit laten aanleggen. Luxe winkeltjes
wisselen af met ambachtelijke werkplaatsen en parkeerhavens.
Ik ben er in deze droom gevoelsmatig al eerder geweest en Annie heeft mij toen
“achterom maar toch vlakbij” een parkeerplaats laten zien. Zonder probleem heb
ik na die visite mijn auto weer gevonden.
Nu ik er voor een tweede keer kom, zoek ik hetzelfde parkeerhaventje op,
winkeltjes en enkele kraampjes in de nabijheid. Ik ben uitgestapt en naar Sam
gegaan. Waarom ik daar heen ging en wat ik daar gedaan heb, weet ik niet. Maar
toen ik later terug ging, kon ik mijn auto niet meer vinden. Ik liep een paar
keer het hele complex door. Op een moment kwam ik in een zeer luxe winkel, waar
dure poppen verkocht werden. Ze varieerden in grootte van anderhalve tot twee
meter. Ze hadden ingebouwde apparatuur, zodat ze konden lopen, vliegen en
praten. Artistiek van hoge kwaliteit.
Buiten wat geschuifel, gefladder en een mechanische begroeting om, was het stil.
Geen mens te zien. Maar, er zat paniek in de lucht. In mij ontstond het idee,
dat ‘de moordenaar’ zich hier verschool. (Er zijn wat onopgeloste moorden. Een
bekend veronderstelde zaak. Moordenaar stopte in zijn poppen zendapparatuur en
kon zo de thuissituatie van cliënten scannen) Ik voelde, dat ‘hij’ aanwezig en
wellicht zelfs met iets onoorbaars bezig was. De sfeer werd uitermate suspense.
Opeens klonk er een afgrijselijk gegil.
Ik werd half wakker en besefte, dat ik lang uitgestrekt op mijn bed lag, mijn
armen in het verlengde van mijn hoofd. Armen, rug en kuiten waren een en al
kippenvel en mijn haar stond recht overeind. De gil suisde in een ijzingwekkende
‘loop’ continu door. Een zeer intense, nooit eerder voorgekomen fysieke
angstervaring. Fysiek, want ik voelde/hoorde me zelf denken: “Er is niets aan de
hand. Ik ben niet bang, want mijn hart klopt normaal.” En ik luisterde naar mijn
hartslag. De golf van het gegil ging onderwijl door. Het beeld van de winkel had
inmiddels plaats gemaakt voor mijn vertrouwde omgeving. Kippenvel en geluid
hielden aan.
Na enige tijd dacht ik, dat dat zo niet kon blijven. Ik kneep met m’n handen in
de zijkanten van de matras, drukte mijn gezicht in het kussen. Daarop werd ik
echt wakker. Het was 04:15 uur.
“Raar”, dacht ik, draaide me om en sliep weer
in.
Een uur of vier later, onderweg naar m’n werk, schoten beide dromen mij weer te
binnen.
6.05 Toespraak tot de Statencommissie, april 1989
Tijdens de behandeling van voornemens over toekomstig welzijnsbeleid die het
College van Gedeputeerde Staten N-H ter advisering voorlegde aan de
Statencommissie Welzijn en Jeugd.
Mijnheer de Voorzitter, Geachte leden van de Commissie,
Het Bestuur van de Raad voor Jeugdbeleid is helaas verhinderd, bij deze
uitgestelde vergadering aanwezig te zijn. Het heeft mij gevraagd, U zijn
verontschuldigingen aan te bieden en namens de Raad nu in te spreken op de
voorstellen van GS.
Vanaf april vorig jaar heeft de Raad meermalen heel direct gereageerd op de
voorstellen die GS U voorlegden over de vernieuwing van het Welzijnsbeleid. Nu
gaan we iets verder terug in de tijd.
Op een vroege zomerochtend in 1982 zijn in een bestuurlijk overleg van GS en de
toenmalige Raad voor Jeugd & Jongeren de lijnen vastgelegd, waarlangs die Raad
zich zou omvormen tot een Raad voor Jeugdbeleid, een instituut waarvan een
stimulerende bijdrage werd verwacht voor de ontwikkeling van jeugdbeleid in
Noord-Holland.
De oude Raad was reeds afgetuigd en werd in de interim-periode verder
ontmanteld.
De Provincie definieerde in het voorjaar van 1983 Jeugdbeleid en in juli 1983
werd er een nieuwe Raad geïnstalleerd en zeer bescheiden opgetuigd.
De nieuwe Raad ging hard aan de slag, verwierf zich veel inzicht in
jeugdspecifieke & beleidsrelevante knelpunten, ontwikkelde experimenten ter
stimulering van jeugdbeleid,
bracht intersectoraal contacten tot stand tussen voorzieningen en deed
aanbevelingen voor de uitbouw van het door de Provincie gewenste samenhangende
jeugdbeleid.
De Raad gaf dus geen adviezen meer over subsidiekwesties, behandelde niet meer
de aanvragen van het Fonds Jeugdaccommodaties en schreef ook niet meer de
provinciale begrotingsparagraaf voor jeugdwerk. Dat waren volledig ambtelijke
taken geworden onder de verantwoordelijkheid van de Gedeputeerde.
Begin 1986 kreeg de Raad voor zijn Bureau, dat onder grote druk stond van het
vele werk, verdubbeling van formatie.
Dat werd in een tijd dat de vacaturestop
was ingesteld en over
formatie-uitbreiding slechts mocht worden gedroomd, gezien als een sterke
bekrachtiging van het in 1983 ingezette nieuwe beleid èn als een blijk van zeer
grote waardering voor de wijze waarop de Raad aan zijn opdracht gestalte gaf.
Er was in die tijd veel overleg tussen Provinciale Diensten en de Raad onder
andere over de problemen die zich voordeden bij het concretiseren van meer
samenhang in jeugdbeleid op provinciaal en regionaal niveau.
Afgesproken werd, in de regio veldexperimenten te ontwikkelen en voor de
Provincie een lijst van praktische aanbevelingen samen te stellen op basis van
een analyse van het gevoerde beleid en niet vanuit een abstracte, theoretische
benadering. Deze aanbevelingen zouden dan dienen als discussiemateriaal voor de
diverse Statencommissies.
In 1987 wordt de Raad voor een nieuwe periode van 4 jaar geïnstalleerd door de
nieuwe gedeputeerde. De Raad kan zijn werk ongewijzigd voortzetten, hoewel de
eerste tekenen van een moeilijke statenperiode zich aandienen: er moet zwaar
bezuinigd worden.
Daarnaast zou conform het Collegeprogramma het Welzijnsbeleid, dat nog steeds
geënt was op de Welzijnsnota 1978, opnieuw geformuleerd worden, waarbij het
vooral zou gaan om de steunfunctie en de structuur daarvoor èn om de coördinatie
tussen de Provincie, de andere overheden en het (complexe) maatschappelijke
initiatief.
Dat de Raad voor Jeugdbeleid en zelfs de “adviesfunctie” daarbij negatief in het
geding zouden zijn, kan uit het Collegeprogramma bepaald niet worden afgeleid,
integendeel: Uit Artikel 8.3.2. blijkt, dat GS jeugdbeleid nog steeds willen
stimuleren en wel met dezelfde taakstelling die de Raad bij zijn
formatie-uitbreiding in 1986 had meegekregen: “het bevorderen van de
coördinatie” op het gebied van jeugdbeleid.
Het was dan ook een onverwachte en onaangename verrassing toen uit de eerste
stukken voor toekomstig welzijnsbeleid viel te interpreteren, dat de Raad voor
Jeugdbeleid wel eens het kind van de rekening zou kunnen worden.
Onverwacht, omdat de Raad meende in opdracht en tot genoegen van het Provinciaal
Bestuur aan het werk te zijn; onaangenaam, omdat de argumentatie oneigenlijk
aandeed en zeer abstract geformuleerd was, zonder beleidsinhoudelijke
afwegingen.
De Raad heeft hierover vragen gesteld en zijn voorlopig standpunt aan de Ad
Hoc-Commissie kenbaar gemaakt. Die vragen zijn helaas nooit beantwoord.
Ook daarna is meermalen aandacht gevraagd voor de cruciale vraag, of de
Provincie nog prioriteit wilde geven aan jeugdbeleid.
Ondertussen ging het verder ontwikkelen van toekomstig welzijnsbeleid door,
gedwongen door een bikkelharde bezuinigingsnoodzaak.
Er lijkt nu geen weg meer terug. GS doen ten aanzien van de Raad het meest
vergaande voorstel aan de Commissie: Opheffing met ingang van 1991.
De situatie van 1981 is daarmee terug, alsof er in die tussentijd niets is
gebeurd.
De Raad heeft in zijn commentaren en aanbevelingen meermalen kenbaar gemaakt,
geen structurele voorziening tot in een lengte van jaren te willen zijn, maar
voor zijn opheffing de tijd nog niet rijp te achten.
Uiteraard erkent en respecteert de Raad de politieke verantwoordelijkheid van de
Provincie, zijn opdrachtgeefster. De Raad zou het echter in hoge mate betreuren,
als het liquideren van de Raad zou worden losgekoppeld van een fundamentele
discussie over politieke verantwoordelijkheden en instrumenten voor jeugdbeleid.
In dat kader lijkt het GS-voorstel, de Raad louter op zijn subsidietitel
“advisering” op te heffen en 225.000 gulden “Pro Memorie” te plaatsen, echter
weinig hoopgevend.
De Raad meent dan ook, dat als uw Commissie positief adviseert over het
GS-voornemen, dat dan het einde van jeugdbeleid in Noord-Holland wordt ingeluid.
Temeer, omdat regio’s en gemeenten nog onvoldoende in staat geacht mogen worden,
deze taak van de Provincie over te nemen.
De Raad is er van overtuigd, daar na 1991 nog tenminste één periode voor nodig
te hebben met het huidige budget.
De Raad heeft in goed vertrouwen het uitvoeren van zijn werk altijd laten
prevaleren en politiek krediet voor jeugdbeleid voorop gesteld boven behoud van
zijn organisatie. De Raad zal dat blijven doen, al wordt nu wel het uiterste
gevraagd.
De Raad meende, dat de zomer van 1982 een nieuwe politieke realiteit voor de
jeugd in Noord-Holland inluidde en blijft hopen, dat het geen midzomernachtdroom
gaat worden waarin, om met Shakespeare te spreken: “plichtsbesef in dienstbetoon
ten onder gaat”.
Haarlem, 28 april 1989, Raad voor Jeugdbeleid NH.
Deze toespraak was het slot van de actie voor het behoud van Jeugdbeleid in
N-H.:
881118: poster "jeugd, je kunt er niet omheen"
881127: brief met foto "dag jeugd, dag toekomst"
881201: brief met foto "dringen voor gesloten hek"
881205: pure chocoladeletter J met "Toespraak
Sinterklaas"
881212: brief met foto "we are watching you"
881212: ontvangst statenleden door kinderencomité "goedemorgen"
In 1982 had Ruud Bogaards (6.02) al aangegeven, dat er in het nieuwe
Welzijnsbeleid geen plaats meer zou zijn voor de Provinciale Raden, omdat die
niet passen in een democratisch systeem.
Hij had in principe gelijk, maar heeft als Hoofd van de Afdeling Welzijn ons
altijd zeer loyaal bejegend, net als zijn beleidsmedewerkers Rob Wolterbeek en Elly
de Vries, omdat
GS en de Staten voorstander waren van het ontwikkelen van regionaal jeugdbeleid.
Zelf heeft hij de opheffing van de Raad niet mogen meemaken, omdat een korte,
heftige ziekte hem fataal werd.
6.06 Damkampioen
In het voorjaar van 1990 moet het geweest zijn, dat mijn ochtendkrant (Vk) niet
in de brievenbus beneden ik de hal zat. Kwam wel vaker voor. Zat ie niet
helemaal achter de klep en was een van de tien appartementbewoners zo vrij de Vk
er even uit te vissen. Soms zat de krant er ’s avonds dan weer in als ik
thuiskwam.
Ik meen dat het deze keer op een vrijdag was, want dan ging ik wel ‘ns koffie
drinken bij m’n moeder. Dan kocht ik in zo’n geval de Vk even bij Coby, een paar
winkels verder in de straat. Bij haar was die krant nu echter uitverkocht, maar
ze had nog wel een AD en legde die op de toonbank. Op de voorpagina stond in het
kader van de damkampioenschappen een aankondiging van een interview met Jannes
van der Wal of Ton Sijbrands dat weet ik niet zeker meer. Ik besloot de krant
mee te nemen. De psyche van de schaker kende ik een beetje, maar het raadsel van
de dammer was nog onbekend terrein voor me.
Toen ik dat weekend het interview begon te lezen, werd mijn aandacht een paar
keer verlegd naar de naastliggende advertentiepagina met korte berichten; een
telefoonnummer popte op. Verdorie, dat nummer ken ik; de woongroep van Eugène!
Een zekere Maikel zoekt contact op het erotisch vlak. Maar er woont helemaal
geen Maikel. Verbaasd en verwonderd bel ik het nummer en krijg een van de
bewoners aan de lijn.
Er woont inderdaad geen Maikel, klinkt het omfloerst.
Kort daarna heb ik een treffen met Marcel, Agnes, Frénk en Lineke. Zij zijn net
zo verbaasd als ik en bevestigen me in de gedachte, dat dit geen goeie
ontwikkeling is.
Een paar maanden later richt ik met Eugène en Claudio een stichting op,
Stichting de Binnenweg. Doelstelling: “het stimuleren en steunen van
vernieuwende initiatieven op het gebied van kunst, cultuur, welzijn en beleid”.
We vroegen de gemeente Rotterdam, of er een oude school of ander gebouwtje
beschikbaar was. De ontvangst van de brief werd vrij snel bevestigd; de
toegezegde “afhandeling op korte termijn”, laat nog steeds op zich wachten.
De Raad voor Jeugdbeleid was inmiddels ‘in liquidatie’. Voor het personeel was vrij
snel een aantrekkelijk alternatief gevonden dankzij het provinciaal
mobilisatiebeleid.
Het bestuur en de Provincie gingen er mee akkoord, dat Stichting de Binnenweg
als werkervaringsproject kon worden ingezet voor hand- en spandiensten bij de
opheffing.
6.07 De tien beste vrienden
Tegen de zomer van 1991 vertelde ik Hans en Trudy, dat ik weer ‘ns een groot
feest wilde geven voor de vele vrienden en bekenden die ik een tijd niet meer
had gezien.
Bij hen kwam ik regelmatig langs voor een avondje piano/blokfluit met Trudy of
schaken met Hans. Hans was als jeugdouderling van de gereformeerde kerk
betrokken bij de oprichting van jongerencentrum Qbus. Dat was toen gebruikelijk.
Ook jeugdpastor Theo van Langen maakte namens de katholieke kerk deel uit van
dat initiatief, net als de Huishoudschool, die het bestuur vormde van de
MA-stichting. In die setting kwam ik dus in 1971 terecht als coördinator voor
het vormingswerk.
Het idee van een groot feest raadde Hans mij sterk af. Veel beter, vond hij, zou
een feest voor m’n tien beste vrienden zijn. Dat leek mij ook een leuk idee. Hij
zadelde mij echter op met een moeilijke vraag: Wie zijn je tien beste vrienden?
Na een tijdje had ik de sleutel gevonden. Die tien zijn degenen, die je bij een
wezenlijk probleem als eersten op de hoogte stelt. Bijvoorbeeld, als je van de
dokter te horen krijgt dat je nog maar een paar weken te leven hebt. Wie ga je
daar het eerst over inlichten?
En als je dat doet, wie moet je er dan bij betrekken om die goede vriend niet
teveel te belasten? Zo kwam ik tot Sam en zijn gezin, Marcel, Frénk en Eugène.
Dat waren er met hun partners precies 10. Begin november 1991 hebben we een
bijzonder diner gehouden, Ieder had z’n favoriete muzieklijst meegenomen.
Boeiende gesprekken met smakelijke gangen.
Maar er zijn toch ook nog wel erg veel mensen die ik al jaren niet gezien heb en
die in genoeglijke herinnering op rustige momenten in mijn gedachten nog steeds
langs komen.
6.08 PIN / Houtplein
Op verzoek van de Provincie werd ik ambtelijk secretaris voor het Werkbestuur
Oprichting PIN, het Participatie Instituut Noord-Holland.
Jos Castenmiller, die voorzitter was van het interim-bestuur dat mij tien jaar
eerder gevraagd had een plan te schrijven voor Jeugdbeleid, kom ik ook hier weer
tegen als voorzitter. Inmiddels was hij burgemeester van een wat grotere
gemeente, Uithoorn.
Het IODP, Instituut Ondersteuning Democratische Planning, moest in de
reorganisatie van het welzijnswerk fuseren met het KMAC, het Katholieke
Maatschappelijk Activeringswerk. Er was dedain bij de één ten opzichte van de
ander en religieuze
identiteit bij de ander als klamp voor specifieke deskundigheid.
Een moeilijke maar uitdagende klus dus, die een voortdurend tegenstribbelende
beleidsmedewerker met promotie-aspiraties als nieuwe directeur slechts het
genoegen liet, de naam PIN te kunnen veranderen in NPI, Noord-Hollands
Participatie Instituut.
In mei 1992 konden we een beleidsplan inclusief uitgangspunten voor organisatie
en formatie voorleggen aan de Statencommissie, waarmee het NPI een meerjarenplan
kon ontwikkelen.
De Raad voor Jeugdbeleid was de facto per 1 januari 1991 opgeheven. Het
liquidatieplan was in werking. Met Elly de Vries was afgesproken, dat ik een
kamer bij de Dienst Welzijn op het Houtplein zou betrekken. Elly was
beleidsambtenaar voor Rinus Haks, de uit CPN-Amsterdam afkomstige Gedeputeerde
Welzijn. Jarenlang was zij de kristalzuivere verbinding tussen onze Raad en het
Provinciaal Bestuur.
Na korte tijd in de lange gang van Welzijn merkte ik, dat een kamertje daar voor
mij toch geen ideale werkomgeving was. De interambtelijke communicatiebehoefte
en de gewoonte om de deuren open te houden, werkten voor mij zeer verstorend.
En met de vertrouwde Océ hardware-configuratie die
inmiddels in de kelder van het Provinciehuis was opgeslagen (CPM/DTP was uit;
MS-DOS/Windows was de nieuwe standaard) richtte ik een kantoortje in op m’n
woonadres aan de Teunisbloem.
Daar ontstond toen de gedachte, mijn ‘recht op wachtgeld’ af te kopen binnen de
mogelijkheden die het Provinciaal Reglement Arbeidsvoorwaarden mij bood.
6.09 SBW Huisvesting- & Projectfinanciering
Accommodatie voor Stichting de Binnenweg was nog steeds niet gevonden.
Omdat de gemeente niet adequaat reageerde werd besloten, Woongroep Vereniging de
Binnenweg te verlaten en met Stichting de Binnenweg (SBW) een pand te zoeken
voot een nieuwe woongroep. Met Eugène en Claudio vonden we dat in januari 1992
aan de Burgemeester Meineszlaan.
Op basis van een ‘HFP’, een Huisvesting FinancieringsPlan, wilde Henk, m’n
oudste broer, wel een lening verstrekken. De uitgangspunten van het HFP werden
gedragen door de Woongroep en de Stichting. De overeenkomst met Henk werd
getekend door Eugène en Claudio,
secretaris en penningmeester van de Stichting en mij, als garantsteller voor de
aflossingsverplichting. Sam, de zoon van mijn broer Sam, tekende als getuige en
‘testamentair executeur’ voor het geval ik binnen de periode van aflossing zou
overlijden. Hij zou er dan op kunnen toezien, dat Henk bij liquidatie van mijn
vermogen niet tekort zou worden gedaan.
Zo zijn we eind februari 1992 in de Burg. Meineszlaan terecht gekomen.
Van buiten ziet ons pand er fraai uit en passend in de sfeer van de Laan.
Inpandig is het een gebrekkige woning met duidelijk achterstallig onderhoud.
Maar het ademt de sfeer van een oud kraakpand (en met omgevingsvriendelijke
bewoners en bezoekers, hoop ik).
Casco- en funderingsproblemen komen later aan het licht (7.11).
Twee jaar later liet m’n oudste broer weten, de lening te willen opheffen. Hij
kon meer rendement uit z’n geld halen dan de 8% die wij hem boden. Jammer, ik
vond het een eer dat door hem mijn familie ons project steunde.
Maar het
oversluiten via een hypotheek kwam wel voordeliger uit.
De rente was 7,2% en wij waren als woongroep vrij van familieverplichtingen.
In 1996 is de hypotheek opgehoogd tot 180.000 gulden, omdat dak en gevel groot
onderhoud vereisten. Inmiddels is die banklening teruggebracht tot 5.000 euro.
Met mijn neef Sam was er de afspraak, dat hij alsnog zal toezien op de
uitvoering van mijn gedachten over nalatenschap en erfgenoten na m’n overlijden.
Rond de zomer van 2021 zouden we daar een gesprek over hebben, maar daar is geen
vervolg op gekomen.
Inmiddels is de APP2022 als ‘annual position paper’ van het Manhattan Project
3.01 vastgesteld als basis voor het Woon-/Werkproject, gericht op ‘de wereld van
morgen’.
Het voornemen is, de APP jaarlijks te actualiseren, waarmee een
testamentaire nalatenschap niet meer aan de orde is.
6.10 Stichting Groot Manhattan
behartigt het woonproject, waardoor SBW projectgericht
verder gaat.
In 1994 vroeg Zoot, die bij de beëindiging van de HAL-kraak naar Amsterdam
verhuisde en als voorzitter de Stichting Groot Manhattan meenam, of wij het
bestuur van SGM wilden overnemen. Hij had er geen tijd meer voor en de stichting
zetelde statutair nog steeds in Rotterdam.
Daardoor konden we het Manhattan Project 3.01 starten als een woon-/werkexperiment
op basis van twee sociaal-economische modellen voor de wereld van morgen:
‘Trybe’ en ‘Gaingate’.
SGM en SBW zijn als stichtingen verantwoordelijk voor een dekkende exploitatie.
Het HFP wordt ingezet voor de huisvesting van de woongroep.
Stichting de Binnenweg, SBW, dat zich nu op gaingate en projecten kan richten,
wordt gevoed via het Project FinancieringsPlan.
6.11 NH-projecten en fricties
1992 Gehandicaptenbeleid N-H / fusie Volwassenen Educatie / Maatschappelijk
Activeringswerk.
In januari 1993 plaatsten we in Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer,
HN-Magazine, Intermediair, De Pendel, De Kleine aarde, Opzij en Elsevier
Weekblad onderstaande advertentie:
Op 14 juni 1993 maakt Stichting de Binnenweg haar visie
op de zin van het bestaan openbaar.
Een enthousiasmerend perspectief voor individuele en mondiale vraagstukken en
daarvan af te leiden persoonlijke, sociale, culturele, politieke, economische &
wetenschappelijke handelingen.
Nadere informatie komt als een interactieve uitdaging tot de beschikking van
ieder, die zich daarvoor aanmeldt via postgiro 10.17.362 ten name van Stichting
de Binnenweg te Rotterdam.
Eugène doet hier de brieven aan die tijdschriften op de bus. De oproep heeft één
reactie opgeleverd met de betaling van een tientje op de genoemde SBW-rekening.
Het geld hebben we gestorneerd. Het effect van de advertentiecampagne leverde te
weinig op om er serieus werk van te maken. Daarnaast had ook Noord-Holland nog
een paar klussen met behoud van wachtgeld. Vijf jaar later zijn we aan de
website begonnen.
1993 0707/12:05 Telefoon van Frieda.
De baan die ze voor mij in gedachten heeft als genoegdoening voor het liquideren
van de RJB kan ze om haar moverende redenen tot haar spijt niet meer aanbieden.
Of ik er niet op wil solliciteren wanneer die in het vacaturebulletin voorbij
komt. Ze is erg met me begaan en biedt overleg aan met Piet Bijl, hoofd van de
afdeling mobiliteit. Perspectief: Wachtgeld, een aan je inkomen gerelateerde
uitkering waarmee je gedurende de baanloze periode inkomsten-derving kunt
compenseren.
Vooralsnog zal ik 'met behoud van wachtgeld' de liquidatie van het
Ondersteuningsinstituut NH en RJB afhandelen.
Vanaf 1982 werd ik regelmatig
betrokken bij provinciale reorganisaties, omdat ik er toen in slaagde (wat KPMG
à 1000 gulden per dag niet lukte) het sociaal-cultureel werk “Op de Valreep” mee
te krijgen in een fusie met het Buurt- & Clubhuiswerk.
Onder het werken aan
de opheffing van het Ondersteuningsinstituut Noord-Holland en de Raad voor
Jeugdbeleid heb ik een 'Vademecum Liquidatieregister' voor de Provincie samengesteld
na de afronding in 1994.
6.12 Een gekerstend ongeluk
Onder de titel "een schitterend ongeluk" riep Wim Kayser in de zomer van 1993 de
vraag op wat, op de drempel van het derde millennium, het menselijk denken
gewrocht heeft om van daaruit zich af te vragen, waar "het" toe leidt.
Met zes wetenschappers behandelde hij dit thema in een VPRO-productie vanuit een
westers-christelijk perspectief. De suprematie van de gemanipuleerde westerling
uitte zich in een vrezend engagement.
Mogelijk dat deze uitspraak aan achterdocht kan worden toegeschreven, maar het
plaatsen van het menselijk denken op "de drempel van het jaar 2000" roept nu
eenmaal vragen op. Het christendom lijkt het "westerse" denken zodanig in zijn
greep te hebben, dat allerwegen aandacht gaat ontstaan voor het overschrijden
van de 20ste eeuw. Alsof de mens slechts tweeduizend jaar bestaat, al het denken
sindsdien begonnen is en er mondiaal dus iets bijzonders aan de hand zou zijn.
Natuurlijk, het huidige christendom heeft in zijn geschiedenis wapenfeiten op
velerlei gebied. Maar het is op zich bepaald geen nieuw denken, integendeel:
Dat, waarin het denken van diegene wiens geboortedag achteraf tot het jaar 0
leidde, zich onderscheidde van het denken waartegen hij zich afzette, was
tijdens zijn leven soms al twijfelachtig voor zijn leerlingen en omstreeks 300
jaar na zijn geboortedag alweer grotendeels geëlimineerd uit de instituten, die
zich erop beroepen de erfopvolger, beschermer of bijzondere interpretator te
zijn van het gedachtegoed van hun "stichter".
Met de aanvaarding van de positie
Pontifex Maximus te Rome (een cadeau van Keizer Constantijn, als herstelbetaling
voor het leed dat de verslaafde Christenen was aangedaan) was er van de essentie
van het Christusdomein al weinig meer over. Omstreeks het jaar duizend werden
mensen die de essentie van zijn leer te veel nadruk gaven zelfs verketterd en op
de brandstapel gezet. En tot in deze eeuw wordt wapentuig gezegend in de naam
van degene die zei, aan zijn familie geen bijzondere verplichtingen te hebben,
maar die het zwaard opheffen tegen mensen met vijandige bedoelingen ernstig
afkeurde.
Het is dus maar zeer de vraag, of we in die zin zo nadrukkelijk moeten stilstaan
bij wat "de eerste twee millennia" ons gebracht hebben. Daarmee wordt teveel
gesuggereerd, dat de mens pas vanaf het christendom "mens" is. Dat is een te
gemakkelijk voorbij gaan aan of zelfs een belediging van alle andere culturen,
die misschien hun jaartelling dan niet meer op hun eigen grootheid baseren, doch
die minstens evenveel hebben bijgedragen aan het menselijk denken, zo niet de
moeder of broeder van het westerse denken zijn.
Het christendom zou daarentegen net zo goed gezien kunnen worden als de bakermat
van discriminatie. Grieken spraken van "barbaren" als mensen onbegrijpelijke
taal spraken. De westerse cultuur, doordrenkt van het christendom heeft er een
negatieve lading aan gegeven. Barbaren zijn wilden geworden. Daar zal
ongetwijfeld de bekeringsdrang, met kruis & zwaard of met spiegeltjes & kralen
-ook daar is nog wel iets over te zeggen-, toe hebben bijgedragen.
Er zal vaak en veel aandacht gegeven moeten worden aan de stand van zaken, in
het perspectief van 'globaal bewustzijn', zodat het perspectief voor de mensheid
zuiverder wordt.
Het christendom is bepaald niet die stimulator geweest van de
paradigma-verschuiving tussen de oudtestamentische vader en zijn
nieuwtestamentische zoon, van: "Ga heen en vermenigvuldigt U!" naar "Onderzoekt
alles en behoudt het goede!".
Het heeft meer als een rem op de ontwikkelingen gewerkt. Misschien niet zo
rigide als Suleimon die beargumenteerde, dat één boek voldoende was en alle
andere óf overbodig óf tegenstrijdig en dus verwerpelijk, maar impliciet is dit
standpunt tot ver na de Verlichting wel te vinden in de verwerping van
wetenschappelijke inzichten die niet direct konden of kunnen worden
geïnterpreteerd als vergroting van Gods luister.
Het feit dat onze jaartelling is gebaseerd op de geboorte van een mens, zo niet
bijzonder, dan toch met velen gelijk (althans naar eigen zeggen) mag niet
verward worden met gedenken wat de mens zich heeft eigen gemaakt in die
tweeduizend jaar die daarop zijn gevolgd.
Als die datum al symposia, herdenkingen of mediaprogramma´s rechtvaardigt, dan
ware het beter, de verworvenheden van het menselijk denken eens te richten op
wat christendom aan ruis in dat denken heeft ingebracht. De ruis waar veel
westerlingen, godsdienstig of niet, geen besef van lijken te hebben.
De westerling draagt onbewust de idee met zich mee, dat de huidige mens pas tweeduizend
jaar bestaat, al is hij archeoloog of historicus. In zijn wetenschappelijk
referentiekader zit christendomruis. De doorsnee westerling heeft nog nauwelijks
authentiek besef, daarin onderscheidt hij zich niet.
De christen zou zich daarnaast moeten realiseren, evenals volgers van andere
geopenbaarde leerstellingen, dat als de voorouders geen angst zouden hebben
gekend voor leven en dood, er geen openbaring zou zijn geweest van een
reddingsreligie. Het is de angst voor het onverklaarbare, waaronder de dreiging
van de dood, die religie deed ontstaan en liet evolueren tot een rituele,
institutionele godsdienst.
Op zich hoeft dat geen afbreuk te doen aan mogelijk
zeer waardevolle aspecten van de diverse overtuigingen die de wereld rijk is.
Maar de mensheid nadert het scharnierpunt dat de angst voor het onverklaarbare
overwonnen kan geraken.
Voor wie dat geloven, breekt een moeilijke tijd aan. Wie dat begrijpen, zijn dat
punt gepasseerd en kunnen hun fantasie vrijelijk inzetten voor de volgende
ronde:
het geloof in de toekomst
Het geloof van het verleden is door begrijpen achterhaald. De carrosserie was al
verouderd, maar ook de drijvende kracht voldoet niet meer.
Het is verleidelijk je onder hen te rekenen die dat begrijpen, maar het is
evenzeer gevaarlijk, gewoon als christen door te gaan, zolang dat op basis van
angst of "een openbaring" gebeurt.
Dat is het probleem van Wim Kayser die een schitterend geluk kerstent. Niet
alleen door het te plaatsen tegen een naderend nieuw millennium, maar ook door
soms irritant lang door te vragen over dilemma´s, die voortkomen uit zijn angst
voor of de bias van het christendom, zonder dat als zodanig te herkennen.
Hij liet daardoor teveel liggen van de verworvenheden van het menselijk denken
dat is gebaseerd op ruwweg vier miljoen jaar mensachtigheid, 200.000 jaar
menselijkheid, een wereldverkenning van zo'n 30.000 jaar en een weten van 500
jaar, dat de aarde een draaiende bol is in een baan om de zon. En sinds kort nog
maar, dat ons zonnestelsel een klein onderdeel is van een gigantisch kosmisch
universum. (Dat de doorsnee mens nog steeds spreekt over een opkomende en
ondergaande zon laten we even buiten beschouwing)
Door die beperkende scope van 2000 jaar ontstond er geen reëel perspectief voor
de tijd die de mensheid nog te gaan heeft in de kwaliteit van de laatste twee
eeuwen. Een onvoorziene kosmische catastrofe buiten beschouwing gelaten, is het
niet onaannemelijk, dat we "halverwege" ons bestaan zijn, mits we zorgvuldig met
de aardse biosfeer omgaan.
Alleen de mensheid is in staat de natuurlijk resterende tijd drastisch in te
korten.
Of dan nog kan worden gesproken over
"een schitterend ongeluk"..?
Zolang nog wordt stilgestaan bij het resultaat van 2000 jaar denken en de
westerling gemakshalve suggereert, dat hij daar mondiaal de standaard voor
stelt, valt daarvoor te vrezen. Rentmeesterschap kan soms heel enge vormen
aannemen. De religieuze standaard, noch de wetenschappelijke of de politieke
standaard in het westen zijn daar momenteel degelijk genoeg voor. Dat geldt ook
voor de vigerende standaarden in de overige windstreken. In theorie zouden ze
een heel eind komen, maar op al deze gebieden zijn er mondiaal te sterk
conflicterende belangen, die zijn voortgekomen uit culturele verschillen van een
ver verleden.
Colo- & Colanisering hebben daar niet volledig grip op kunnen krijgen.
Een gelukkige bijkomstigheid van een overigens zeer schitterend "ongeluk", dat
miljoenen millennia eerder begonnen is.
Toeval of onvermijdelijkheid?
Dat blijft de vraag.
6.13 Pont St. Esprit, Hôtel l’Europe
“De essentie van het zijn bestaat niet als objectief waarneembaar fenomeen”,
betoogt P.J. Zwart op bladzijde 83 van zijn boek “Het wezen van het zijn”.
Alleen binnen systemen kun je enige zekerheid hebben, maar zelfs daarbinnen ben
je niet zeker. Wie het systeem begrijpt, is een gevaar voor systeem-deelnemers
die er in geloven.
Als dat waar is, zou ik zeggen: Adem in / uit, en laat je drijven in de stroom.
Gödel geeft rust.
“Wat ben je aan het lezen?”, vroeg de kelner, nadat hij me al twee avonden had
bediend.
“L’Essence de l’être”, vertaalde ik vrijpostig, toen ik hem de kaft liet zien.
“C’est rien”, antwoordde hij.
En ineens klinkt, nadat hij steels lachend de Chablis heeft geopend, “We will,
we will rock you” door het restaurant. Ik eet nu voor de derde keer in dit
hotel. Niet eerder heeft deze muziek gespeeld.
Tegen het einde van de maaltijd klinkt “La Vie En Rose”. “Madame vond dit
toepasselijk”, zei de kelner onder het serveren van de koffie.
6.14 Postträgergeographie
Na Aix, waar de drukte me verjoeg, ben ik binnendoor richting Marseille gereden.
Na een tijdje mijn gevoel aangehouden te hebben, zie ik een postbode lopen.
Even checken of ik goed zit. Ik vraag hem of het volgende dorp in richting
Marseille ligt.
De man strijkt over z'n kin, z'n ogen gaan naar zijn wenkbrauwen van links naar
rechts, alsof het antwoord in de rimpels van z'n voorhoofd ligt en hij zegt na
enige seconden: "Oh la la, c'est tres compliqué, hein".
Als hij het nog wat later met zichzelf eens is, gaat de richting als volgt:
“Voorlopig rechtdoor en bij het derde verkeerslicht linksaf. En daarna wel 10
kilometer almaar rechtdoor, almaar rechtdoor, rechtdoor, heel lang”. Hij krijgt
zweetdruppels in z'n gezicht bij 't idee.
Zodra ik hem vertel dat ik het
begrijp, glimlacht hij opgelucht: C'est tres loin, hein?"
"Oui, Merci", knik ik bevestigend. "Je vous en pris", reageert hij en trots als
een erkende autoriteit stapt hij naar een huis om post af te geven. Een vrouw
staat al enige tijd in de deuropening op hem te wachten.
Ik wilde persé buiten Marseille bivakkeren. Dus na twee, drie dorpjes zonder
hotel en door de mededeling van een aubergiste die geen kamer over had, dat er
in de nabije omgeving geen hotel was, schoot ik de eerste gelegenheid aan die
zich voor deed. Hôtel Le Coin Tranquille. Na het inboeken en de koffer op m’n
kamer te hebben achtergelaten, zag ik na enkele kilometers al wat alternatieven.
Maar, ik had al geboekt.
Na een forse wandeling door Marseille en wat
afterdinner-mijmeringen ging ik naar m’n kamer. Nu viel me pas op, dat over de
gehele lengte van het bed een grote spiegel de muur ‘behangt’.
De boodschap in de badkamer, dat de loodgieter niet meer langskomt om condooms
en tampons uit het riool te vissen, versterkt de idee, dat het rustige hoekje
met z'n discrete parking andere of betere tijden gekend heeft.
Het was trouwens een
bloedmooie serveerster, die mij op verzoek van Madame, de kamer wees.
“Het was wel een beetje onweersachtig, hè”, zei Madame. Het had de halve nacht
zeer zwaar geknetterd. Ik had luiken en ramen open gezet. De regen kletterde
hevig, maar de wind stond goed. Met diepe teugen had ik genoten van de frisse
lucht vol ‘prana’.
Dit gaat nog twee dagen zo door, volgens Madame.
Er is een merkwaardige relatie tussen het comfort van het hotel en de door de
auto’s op de parking gesuggereerde sociaal-economische status van de gasten. Ik
zit wat te lezen/schrijven aan een terrastafeltje en word even te hulp geroepen door Madame. Een
Engelse studente heeft communicatieproblemen.
Ze heeft een paar dagen geboekt en wil op zoek naar een goedkope kamer in de
stad, waar ze stage gaat lopen op een lab. Het is voor haar te duur om met een
taxi heen-en-weer te gaan en nu vraagt ze hulp. Ze heeft een aantal adressen die
met openbaar vervoer lastig te bereiken zijn en een ander adres doet Madame
schrikken: “Oh la la, zeer gevaarlijk. Daar is laatst nog een meisje met een
strop om haar nek in een zak gevonden”.
Ze vraagt hoeveel geld het meisje wil uitgeven. Duizend (oude) Francs.
Onmogelijk in haar ogen, daar iets voor te vinden. Madame kan haar daar ook geen
kamer voor bieden. Haar hotel is ook nog eens voor ‘des amoureux’, wat ik voor
de duidelijkheid maar vertaalde in ‘an one hour hotel’. Overdag is het een ‘va
et vient’, maar ’s avonds en ’s nachts is het zeer rustig. “Dan is iedereen weer
gewoon thuis”. Voor 1000 francs kan ze echter geen kamer geven. Ze heeft zelf
veel kosten voor het leven en de organisatie.
Leuk trouwens, dat Madame -als ik bij geldgetallen even moet nadenken- overgaat
in oude franken. Als ik ondertussen heb doorgerekend via de guldenwaarde, heeft
ze de oude waarde genoemd en kan ik direct begrijpend reageren.
“Ik zou haar ook bij jou kunnen laten slapen”, zei Madam behulpzaam.
Ik sla na jaren weer ‘ns Gurdjieff’s ‘Beëlzebub’ open:
“waarom in de rede van de mens het denkbeeldige als werkelijk kan worden
waargenomen”.
6.15 Hostellerie du Val de Sault
“Raffiné” noemde ze het voorgerecht. Het was een gestoomd ei met truffels rond
wat eigeel en een centimeter dikke, zeer verfijnde saus. Ik antwoordde
“délicate” en dat vond ze een veel leuker woord, want even later hoorde ik haar
in de keuken dat woord gebruiken tegen de kok, haar man, die mij had ingeboekt.
Als vier mensen aan een tafeltje gewoon Frans praten en je ze af en toe hoort
overschakelen naar Duits, pratend over plutonium en Londen, moet je dan de BVD
bellen?
Les Gorges de la Nesque.
“Nesco” (Latijn voor ‘ik weet niet’), stond er op een steen gekrast.
De kloof van het niet weten, ongeveer 20 kilometer tussen Monieux en Méthamis,
heeft alles in zich om ook het onredelijke tot werkelijkheid te verheffen. Heel
de mensenwereld heeft je verlaten, de aarde draait haar eigen gang. Ik lig in
een tentje.
Vanuit de inktzwarte duisternis hoor ik de donder met duizenden echo's en heftig neerkletterende regen op rots en tent.
Het firmament laat zich niet zien. Maar je weet: Er zijn miljarden sterren in
miljarden stelsels. En continuïteit overstijgt causaliteit. Het overbrugt die
kloof. Informatie is de Quintessence.
6.16 Welzijn NH
1995 Welzijnsbeleid 1996-2000
1996
Commissie Bandel "Bundel in Beweging", advies minderhedenbeleid
1998 Medewerkers Multiple Choice vragen bemiddeling bij directieprobleem.
6.17 Multiple Choice
De reorganisaties van de stichtingen voor minderhedenbeleid die met de nota
‘Bundels in Beweging’ waren ingezet, werden voor de Amsterdamse instellingen
uitgevoerd in federatief verband onder het toeziend oog van de gemeente.
De fusie die in de Provincie was voorzien leidde tot grote problemen tussen het
nieuwe interim-bestuur van de twee te fuseren instellingen en de zittend
directeur van het voormalige ‘Peregrinus’. In overleg met de Provincie werd hem
‘Buitengewoon Verlof’ verleend in afwachting van zijn ontslag.
Ik kreeg het dringende verzoek, het interim-bestuur te ondersteunen met de
fusie, de ontwikkeling van een beleidsvisie en een organisatieplan. En zo maakte
ik in juni 1997 kennis met het administratie- en consulentencollectief van de
twee instellingen die mij maar moesten accepteren.
Zo’n twintig mensen zaten in kleine groepen aan tafeltjes. Zij waren consulenten
ter bevordering van de integratie, maar in teamverband zochten ze toch ‘hun
eigen mensen’. Na een rondje kennismaken met ‘naam en functie’ constateerde ik
dus, dat we per tafel aan één vlaggetje genoeg hadden om de roots van de
aanzittende medewerkers kenbaar te maken. Ik zei, dat begrijpelijk te vinden bij
de startfase van deze fusie, maar dat ik zoiets bij de afronding van mijn taak
toch zou beschouwen als symptoom van een minder geslaagde operatie.
Als basis voor handelen stelde ik voor ‘Inclusief Denken’ en ‘Ken U zelf’, de
twee pijlers van ‘Globaal Bewustzijn’.
Met een DIT, een Directie Introductie Team van 3 consulenten, te kiezen door het
personeel, wilde ik de opdracht uitvoeren. Als visie voor de nieuwe realiteit
legde ik de nota “De samenleving verandert, Noord-Holland verandert mee” en de
nota ‘Welzijnsbeleid 1998’ voor.
Daarnaast vroeg ik ieder, na te denken over de pretentieuze doelstelling van
Multiple Choice in het kader van de ‘historische rampen’ die Koestler waarneemt
in ‘De Menselijke Tweespalt’.
Multiple Choice heeft tot doel:
"Het bevorderen van participatie, het voorkomen van segregatie en het stimuleren
van wederzijdse acceptatie, er daarbij van uit gaande, dat de culturele
identiteit van alle bewoners een te respecteren gegeven is."
Hoe kunnen we, was mijn vraag, die pretentie van Multiple Choice handhaven of
interpreteren en tegelijkertijd begrijpen wat Arthur Koestler bedoelt als die
stelt:
"De onafgebroken reeks rampen in de historie van de mens zijn voornamelijk te
wijten aan zijn buitensporig vermogen en overmatige drang, zich te
vereenzelvigen met stam, volk, kerk of zaak, en de bijbehorende
geloofsbelijdenis geestdriftig en kritiekloos te omhelzen, ook al zijn de
dogma's daarvan in strijd met de rede, gespeend van ieder eigenbelang en
ondermijnend voor het zelfbehoud.
We worden, tegen de gangbare mening in, tot de conclusie gedreven, dat onze
soort niet lijdt aan een overmaat aan agressie, maar aan een buitensporig
vermogen tot fanatieke toewijding."
Met het DIT werden de vergaderingen voorbereid en de plannen uitgewerkt voor
beleid en organisatie. Het DIT organiseerde werkgroepjes om onderdelen uit te
werken. Af en toe kwamen we met het hele team bijeen om de voortgang van de
werkgroepen te bespreken en beleidsvoorstellen voor het interim-bestuur te
formuleren, inclusief profiel en procedure voor het zoeken naar een nieuwe
directeur.
Hoewel deze werkwijze op onderdelen snel tot resultaten kan leiden, kon het toch
niet alle intermenselijke spanningen oplossen. Die leken voor een deel ook
cultuurgebonden.
Waar de ene consulent met een uitvoerige beschouwing reageerde op de voorgelegde
Instituutsdoelstelling en Koestler's conclusie, stelde een ander, dit met de
Imam te hebben besproken en er niet op te kunnen reageren.
In een medewerkersoverleg van november werd uitvoerig stil gestaan bij het
ontbreken van collegialiteit tussen sommige groepen. Achterdocht en wantrouwen:
“Het streven is er op gericht, de witten uit de organisatie te krijgen,” zei
iemand.
Ik stelde voor, op heel korte termijn eens te brainstormen over Globaal
Bewustzijn, dat ik bij m’n introductie al had genoemd als basisgedachte voor
beleid. “Jij hebt makkelijk praten”, was de reactie van enkelen. Waarop ik
besloot ze een inkijkje te geven in het woon-/werkexperiment, waarin ik
participeer met twee 30-jarigen waarvan de een soms ernstig depressief kan zijn,
borderline symptomen vertoont inclusief schrik voor gedachten over
levensbeëindiging en de ander zich gisterenavond nog in de badkamer had
teruggetrokken en gestrest van verdriet met de gedachte speelde, een eind aan
zijn leven te maken.
Desondanks zijn er in ons Manhattan Project voldoende basiszekerheden om door te
gaan, omdat de doelstelling een hogere waarde heeft dan het persoonlijk doel van
de participanten. Daarom beslist de meerderheid altijd over de voortgang en is
ieder vrij, te vertrekken.
6.18 Het Manhattan Project 3.01
De contouren van het projectperspectief en de doelstelling hadden we dus vanuit
Stichting de Binnenweg (SBW) in 1993 (6.10) al aangekondigd in 8 opiniebladen. Met Stichting
Groot Manhattan (SGM) erbij in 1994 konden de contouren voor het
woon-/werkexperiment concreter gemaakt
worden: het Woonmodel vanuit SGM en een Werkmodel vanuit SBW.
Voor mij zag het er in 1998 naar uit, dat de Provincie de reorganisatie van het
Welzijnsbeleid ging afronden en ik me vanuit Rotterdam wat breder kon gaan
oriënteren. Maar er moest vanuit alle betrokkenen een persoonlijke en duidelijke
bereidheid getoond worden om met elkaar iets van het Manhattan Project te maken.
In het voorjaar van 1998 stelde ik voor, dat er op 8 augustus een besluit
genomen zou worden over de voortgang met de vraag:
Wie gaan er mee doen?
We bouwen een website en gaan het ‘Manhattan woon-/werkproject’ praktisch
uitproberen.
Eugène en ik bleven over.
Woon-/werkexperiment: trybe = woonproject; gaingate = werkproject.
Website in ontwikkeling via internetprovider Xs4all.
De aankondiging daarvan, inclusief alle tekst, stuurden we als “0-nummer” via straatpost aan 30 relaties.
In de zomer van 1998 hebben we bij xs4all.nl de eerste website gepubliceerd met
onze modellen voor de wereld van morgen: ‘gaingate’ en ‘trybe’.
Werkwijze: ‘Ab Ovo’, vanaf het ei, opbouwen vanaf het basisprincipe met wat we
hebben.
Geen projectplan, geen subsidies. Het tientje dat we ontvingen op onze
aankondiging, hebben we teruggestort.
De enige voorwaarde voor de realisering ervan lag in het motto, toegelicht in
“Boven geven en onder nemen” op de site <https://gaingate.com/coolbrain/cap06.htm>
Oftewel, in drie doelgroeperingen:
- Organisaties Instellingen Ondernemingen
Alles is zoals het is.
Werken aan de wereld van morgen begint vandaag met alles wat er is.
Mensen zijn er met vele, soms tegenstrijdige opvattingen. De mens komt van ver,
maar manifesteert zich meer en meer als een globaal herkenbaar individu.
De rechten van de mens, inclusief vrijheid van mening, religie, onderwijs en
vereniging ontwikkelen zich steeds sneller tot globaal herkenbare, gegunde en
participatie bevorderende uitgangspunten voor politiek beleid en individuele
vrijheid.
Het effect is een vruchtbare voedingsbodem voor het geloof in de wereld van
morgen.
- Overheid en Onderwijs
stimuleren globaal bewustzijn, dus inclusief denken in het
onderwijs.
Wereldwijd leven bijna alle mensen <tot voor kort> vanuit een specifiek
bewustzijn. Ze zijn ‘iets’ van huis uit, door de groepering, de streek of het
land waar ze deel van uitmaken. Steeds vaker kom je mensen tegen die hun
specifieke bewustzijn niet meer primair stellen, maar onderdeel laten zijn van
hun globaal bewustzijn; de bewustzijnslaag die alle mensen wereldwijd met elkaar
gemeen hebben.
Dat is een solide basis voor inclusief denken met respect voor specifieke
opvattingen.
- Jongeren en Ouderen
kunnen vanaf het basisonderwijs een gaingate ontwikkelen en zich als trybe
presenteren.
In de laatste jaren van het primair onderwijs zijn veel kinderen al in staat,
zelfstandig of met een groepje ideeën te ontwikkelen die perspectief bieden
voor een toekomstig verdienmodel. In een gaingate-samenwerkingsverband kunnen
ze leren participeren, collectief investeren en presteren. Het
vervolgonderwijs bouwt hier effectiever op voort, omdat deelinteresses
onderwijsdifferentiatie vergemakkelijken. Dat leidt tot een snellere
acceptatie van omstandigheden, verantwoordelijkheid voor de omgeving en
buurtgerelateerde diensten en voorzieningen.
Woongroepen/gezinnen kunnen zich als trybe presenteren, zodra ze een
omgevingsgericht doel hebben.
Gecoördineerd kan de samenleving wereldwijd in één basisschoolgeneratie klaar
zijn voor de wereld van morgen.
Vanaf de eerste webpublicaties hebben we deze gedachten op diverse manieren
uitgewerkt. De eerste, bemoedigende reactie op onze site kwam van Jos Staats uit
Ierland: “Hello guys, .. ja, er zitten nog wat kleine dingetjes in de site niet
helemaal goed.”
Hij adviseerde ons een webnaam te registreren. Er was toen nog maar een handvol
‘extensies’ voor het registreren van een website. Om te voorkomen dat het begrip
‘gaingate’ voor
commerciële doeleinden gebruikt zou gaan worden, kozen we voor een ‘dot
com’-registratie. Op 17 december 1998 waren we “www.gaingate.com” en
publiceerden we de site bij Adgrafix in Ierland.
Door bedrijfsovername van Network Solutions kwamen we in de USA terecht.
Wijzigingen in het web, of aanvullingen konden toen met een 27K-modem nog 20 uur
in beslag nemen.
Onze webstudio op de 1e etage.
zwart-wit
rechtsboven schematische opbouw web
Aanvankelijk van ‘coolcove’, de startsituatie,
naar ‘coolbrain’,
waarin via 21 caputs "knowasys" werd gepresenteerd:
knewords-knewarts-kneworlds
op weg naar ‘de schone voleinding’.
Kleurenfoto
Monitor links:
Homepagina gaingate.com.
Doel: De afzonderlijk falende paradigma’s
koppelen tot
een krachtig maradigma voor
de verantwoording van uw en ons probleem.
Monitor midden: Julian Lucas Informary,
3RB4-methode voor globale communicatie.
Monitor rechts: Brainoeuf,
negen walnoten op een asbak
met hyperlinks om in het
web te geraken.
Een jaar later wilden we wat meer aandacht krijgen voor ‘nieuw beleid’ in een
globale zoektocht naar argumenten, waarbij die van de Raad voor Jeugdbeleid als
voorbeeld dienden.
Stichting de Binnenweg loofde twee geldprijzen uit van 2.000 Euro. Uiteindelijk
bleek het ‘solidariteitsargument’ als beste uit de bus te komen als argument
voor Younger Policy:
“More than ever, younger are mature & got the right to participate in an
evironmental way.”
Younger Policy, “Nieuwer Beleid”: “De wereld is voor morgen bedoeld.”
In maart 2001 trokken de ‘Hoeders van de Goede Zeden’ uit Iran onze aandacht. We
beseften, dat in feite wereldwijd op politiek, cultureel en ritueel vlak
‘Hoeders’ actief zijn die ondanks al hun goede bedoelingen een vreselijke
sta-in-de-weg kunnen zijn voor een soepele voortgang naar een betere wereld.
We wilden er 3 nomineren op basis van ‘een verkeerde toon’ en hadden er al snel
twee: Creator.org (‘de superioriteit van het blanke ras’) en Vatican.va (‘ik
vergeef u uw zonden’, zei de paus tegen de aanslagpleger i.p.v. ‘sta op en
verlaat de gevangenis’).
In maart 2001 ontdekten we een website met als intro “Jihad en het geweer
alléén; geen dialogen, geen onderhandelingen”. Die website dreigde in ons land
verboden te worden.
Maar voordat onze Hoeders van Goede Zeden die site blokkeerden,
hadden wij die net binnengehaald als afschrikwekkend voorbeeld van de “hoeder”, Sheik
Abdullah Azzam die daarmee een plaats verwierf in de Hall of Blame.
Met verlepte Aronskelken als ‘vlag en wimpel’ kreeg hij postuum de award
toegekend.
Toen een half jaar later in het verlengde van zijn verderfelijke
gedachten de aanslagen op o.m. de Twin Towers werden gepleegd, kreeg onze
waarschuwing pas aandacht.
Er zijn trouwens, even tussendoor, ook jihadi’s die even extreem zijn in
religieuze opvatting en Gods opdracht, het zuivere geloof te verspreiden. Zij
hanteren ‘het argument van Solimon’, die vond dat de Koran en de Koran alleen
voldoende is om het AL van Gods schepping te begrijpen. Want: ”Boko Haram”,
Boeken zijn slecht. “Boeken zijn òf tegenstrijdig en daarom vijandig aan de Koran, òf ze bedoelen hetzelfde en zijn dan overbodig, dus verwerpelijk”.
Dat leidde eeuwen terug tot vernietiging van de grootste bibliotheek die er in
de Oosters-Westerse wereld te vinden was.
In kringen van deze jihadi’s is het bijvoorbeeld populair, kinderen aan te
sporen alle Soera’s uit het hoofd te leren en als hoogste ideaal in het
Arabisch. In mijn ogen is dit kindermisbruik.
Deze jihadi's zijn niet direct terrorist. Dit type ‘verlichte gelovigen’ kom je
ook in andere religies tegen. Zelf voelen ze zich niet ‘buitensporig’, maar
oprechte gelovigen.
Triest, dat velen niet ervaren/begrijpen, hoe onderdrukkend een religie kan
zijn.
Daarnaast is er nog de grootste groep die als het ware Ockhams Scheermes
gebruikt en aanmaningen uit de Koran hanteert zoals bijvoorbeeld de Zusters
Diaconessen en de Broeders Franciscanen de Bijbel selectief gebruiken: “Zalig de
eenvoudigen van geest.”
Die gelovigen zijn dienstbaar in hun omgeving. Ze studeren, werken vaak in
ziekenhuizen, in het onderwijs of zijn een loyale ambtenaar. Zij verspreiden hun
blijde boodschap door een enthousiasmerend optimisme. Ze zijn er van overtuigd,
dat iedere nieuwe generatie weer betere gelovigen maakt in de ogen van God.
“Nee”, zei Minister Donner tegen de politiek, “gaingate.com kan niet worden
verboden; die site is gepubliceerd in Amerika”. We kregen wel ‘Bram’ van de
veiligheidsdienst op bezoek met een dringende vraag, de jihad-file van ons web
te verwijderen.
Onze nominatie van kandidaten voor de Custodian Award, een artistieke provocatie
als virtuele happening, vond bij hem geen begrip. Door zijn aandringen kwamen we
hem tegemoet. We haalden de site van ons web. Overigens hadden we vanaf 9/11
onze homepagina een maand lang vervangen door de file “Mourning Days” omdat we
in rouw waren door wat er gebeurde in de grote wereld waar ieder weldenkend mens
met afgrijzen weerloos was èn door wat er plaats vond in onze kleine wereld,
waarin m’n jongste broer zijn laatste week in ging en ons confronteerde met de
zinloze tijdelijkheid van het bestaan.
In ons logboek, waarin alle bezoeken aan onze website worden geregistreerd,
zagen we een dag later, dat vanuit het Ichthus College in Alphen naar onze
jihad-file was gezocht. Vanuit die school ontvingen we vaker bezoek.
Wereldoriëntatie mag je niet hinderen en bovendien hadden we die file omhangen
met toelichting. We besloten dus die file terug te plaatsen.
Bram was daar niet blij mee, ook al hadden we de award-file ’Bramble’ genoemd.
Maar verbieden kon hij het niet. Toen hij bij een van zijn bezoeken vertelde,
dat hij die ochtend nog even onze site bekeken had en vanwege de games van zijn
zoon onlangs een super-pc had aangeschaft, was ook zijn IP-adres al snel
duidelijk. We hebben er niets mee gedaan.
Het duurde tot maart 2004, dat er nog vragen werden gesteld in de Tweede Kamer.
Op de vraag van Harry van Bommel (SP) of personen van die gaingate-site zich ook
bezighouden met het ronselen van personen voor de jihad, antwoordde Donner*
toen: “Ik kan hierover geen nadere mededelingen doen”.
Drie jaar eerder was de SP bevreesd voor de uitverkoop van de beschaving.
Wij hadden daarop gereageerd met “De beschaving bloeit als nooit tevoren!”, maar
dat was Harry vergeten klaarblijkelijk.
Jammer dat Donner geen uitspraken wilde
doen over onze website.
6.19 Het Koepelberg Archief 1997
Het jaar dat m’n moeder naar Mariënhaven gebracht werd, een tehuis voor
dementerenden, kocht Leo een woning in de Zeestraat en kreeg Anneke een flatje
in de Koepelberg, een nieuwe wijk op een voormalige duinwal. De Koepelberg zelf
was al verloren gegaan bij de Grote Afzanding die bijna twee eeuwen geleden rond
Noordwijkerhout begon en omstreeks 1970 eindigde met het ‘Comomeer’, zoals het
Oosterduinse Meer genoemd wordt.
Anneke ging al eerder enige malen per week naar Mariënhaven om met m'n moeder
deel te nemen aan de dagactiviteiten. Zo gaf ze wat steun aan Ma die haar eigen
moeder, Oma Duivenvoorde, elke zondagmiddag trouw bezocht. Vroeger al aan de
Herenweg en later ook in Noordwijk, waar ze na de dood van Opa een kamer betrok
in een bejaardenhuis, maar een korte tijd later naar Mariënhaven verhuisde, omdat ze al ernstig
dementerend bleek.
Daar overleed ze, bijna 102 jaar oud. Onze moeder stierf daar dus ook, maar dan 14 jaar
jonger.
Omdat er bij de uithuizing in 1997 geen serieuze belangstelling was voor het
archiefbeheer van de Firma, is al het materiaal inclusief de inhoud van de
fotoalbums in een databestand gezet en zijn de jaarversslagen in een aantal ordners opgeborgen. Anneke
kreeg daar later het beheer over. De gedachte was, dat de familie haar dan wat
vaker zou bezoeken om wat te kunnen grasduinen in het ‘Koepelberg-archief’.
In juni 2000 deden we een voorstel aan de familie voor een webring
‘Hensenbossie’. Margreet woont met Ton in Zuid Afrika. We hoopten ook hen op die
manier wat meer te betrekken bij de beslommeringen van de familie. Niet iedereen
was al actief op het web, dus zowel per e-mail als via straatpost stuurden we
onze plannen rond. Er was echter nauwelijks een motiverend animo als reactie.
In juli 2000 stuurden Bep en Wim een email. Wim had op zich genomen, elke
dinsdag de ijskast van Anneke even te controleren en aan te vullen. Hij had
daarbij geconstateerd, dat Anneke niet in staat was, zichzelf huishoudelijk te
organiseren. Ze was sterk afhankelijk van thuiszorg, vervoer met begeleiding en
schoonmaakhulp.
Met Gonnie was hij gaan kijken bij Octogoon, een instelling voor mensen met
niet-aangeboren hersenletsel. Zou prima bij Anneke passen, vonden ze, maar er
was een wachtlijst van misschien wel 15 jaar. Ook hadden ze met haar ‘De Gading’
bezocht, een activiteitencentrum in Leiderdorp. Ze kon daar kiezen uit een voor
haar interessant dagprogramma.
In die tijd kregen wij op één dag 3 brieven van haar. Op de enveloppen was voor
onbekenden moeilijk leesbaar wie de geadresseerde was. Het kan dus zijn, dat de
PTT ze in het vakje ‘niet bezorgbaar’ had opgeslagen en na 3 enveloppen door
had, dat ze voor postcode 3022 BL waren en dat die rare krabbel daar achter
‘Rotterdam’ betekende.
Het zou ook kunnen, dat de gezinshulp ze op een dag alle 3 tegelijk gepost
heeft.
Hoe dan ook, door haar moeilijke handschrift heen was in haar brieven duidelijk
te lezen, dat zij in grote problemen zat. We hadden Anneke een paar jaar aan
haar lot over gelaten.
In de zomer van 2000 kochten we haar een PC met monitor, eerst in de huiskamer,
later met een printer/scanner in haar “slaapkantoor” bij de kast met het
Koepelbergarchief.
Begin jaren 80 had ze in De Mast typeles en zelfs computerles gegeven. Dat was
de tijd van tekstverwerken op een blauw scherm met gele letters. Floppy erin om
een brief te tikken. Was je klaar? Floppy er uit, printfloppy er in. Niet
printen? schakelaar uit!
PC-2000 was voor haar een geheel nieuw concept. De harde schijf en de knop
“start” om te kunnen afsluiten, zaten niet in haar geheugen. Dus was ze klaar
met een document, dan bleef het: floppy er uit, stekker er uit.
Na een maand maakte ik een afspraak met Mevrouw Blank, psycholoog in
Mariënhaven. Zij kende Anneke dus, omdat die met mijn moeder deelnam aan de
dagactiviteiten daar.
Ik legde haar vragen voor, als:
Is Anneke nog in staat, zaken ‘vast te houden’ in een taakopdracht?
Als zij op de pc werkt in haar slaapkamer/-kantoor en even naar huiskamer of
toilet moet, gaat ze daarna dan weer verder met waarmee ze bezig was?
Maak je haar eerder ongelukkig met typewerk of blij?
Kortom, wat kan ze aan?
Mevrouw Blank adviseerde, alles gewoon uit te proberen. Het was voor haar erg
lastig een plausibele diagnose te stellen. Anneke had zeker geen
‘jeugddementie’, zoals wel eens werd gesuggereerd. Waarschijnlijk was het
medicijnencomplex ter voorkoming van afstoting van haar nier en ter
onderdrukking van diverse bijwerkingen er de oorzaak van, dat haar
kortetermijn-geheugen ernstig werd beperkt.
Te vergelijken met overmatig alcoholgebruik en de dag erna niet meer weten, hoe
je bent thuis gekomen. Maar je bent wel thuis gekomen; je bent niet gek of
dement!
We hebben Anneke die eerste maanden praktisch dagelijks bezocht om haar te leren
omgaan met een computer die een ingebouwd besturingssysteem heeft. De floppy is
‘harde schijf’ geworden. En als je klaar bent, niet de stekker eruit maar: ‘Starten om te stoppen’. Het
bleef moeilijk.
Na een paar weken begroetten we haar als ze de deur opendeed met: “Starten om te
…?” in het begin keek ze dan wat glazig, maar na een tijdje antwoordde ze met:
“stoppen”.
We hebben in die tijd ook met leidsters van De Gading gesproken en in overleg
met hen een brief geschreven aan hun bestuur om een paar pc’s aan te schaffen
voor de dagbestedings-activiteiten. Er waren naast Anneke nog meer deelnemers geïnteresseerd
in computergebruik.
Het viel me trouwens op, dat zij na een paar maanden de namen van de 2 leidsters
kon noemen als ik bij haar thuis over die activiteiten begon.
Wat later vroeg ik haar ‘ns: “Hoe vaak ben ik hier nu geweest voor pc-training,
denk je?” Ze keek me aan, sloot haar ogen half om goed in te schatten en zei
vragend: “Vijf of zes keer?” “Nee”, antwoordde ik, “met vijftig of zestig zit je
dichter in de buurt!”
Die eerste twee, drie maanden was ik er praktisch dagelijks. Een paar keer, als
ze huilend belde dat er iets fout ging, stelde ik haar gerust met de mededeling,
dat ik direct onderweg ging om even te helpen. Als ik dan een uurtje later bij
haar aanbelde, deed ze glimlachend de deur open, antwoordde al dan niet correct
“stoppen”, maar was inmiddels vergeten dat ik al een keer was langs geweest die
dag en dat ze gebeld had over pc-problemen. Klaarblijkelijk had mijn reactie via
de telefoon haar gerust gesteld en was ze in haar huiskamer tv gaan kijken of
gaan puzzelen. Vooral 1000stukjes-puzzels vindt ze een uitdaging.
6.20 KA Galaxy
Op de klokslag van ‘Onnozele Kinderen 1998’, de overgang van 27 naar 28
december, fundeerden we de KA-Galaxy
Op een transparant A4-tje schiepen we de Knoway Art Galaxy waarbinnen ons
‘nieuwe systeem’ onder de noemer Knowasys op drie pijlers voor de weg naar de
wereld van morgen werd aangekondigd: Knewords, Knewarts, Kneworlds.
Daarmee wilden we ook een oplossing bieden voor het Kandinsky-dilemma,
dat luidt:
“Het is nu meer dan ooit onmogelijk, een geheel complete theorie te
construeren”.
We lieten Kadinsky de vervolmaking uitspreken:
“Het is nu meer
dan ooit mogelijk, een geheel complete
theorie te construeren”.
Het gaat daarbij niet om iets compleet nieuws maar om ongebaande paden naar een
nieuwe beleving van wat al bestaat, zoals “wistwoorden”, woorden die je
misschien niet kende, maar waarvan je wist dat ze konden bestaan. Daarom noemen
we ze ‘knewords’, zoals b.v. “gaingate” en ”trybe”.
Ons Manhattan Project heeft sociaal-economisch gezien twee aspecten, wonen en
werken. We claimen als projectnaam Manhattan
Alle groepen die hun woon- of werksituatie baseren op ‘globaal bewustzijn’
kunnen een projectnaam kiezen.
Met een # (hekje, hashtag, kardinaalsteken) wordt de projectnaam gekoppeld aan
trybe of gaingate. Zo claimden wij
Gaingate# Manhattan en Trybe#Manhattan
Globaliseren begint aan de basis met
respect voor de omgeving.
Vandaar gaat de weg naar de wereld van morgen.
terug naar inhoud
of naar hoofdstuk 7: de finiteit, de
vervolgmaking
|