III.     De Stage

De klassen langs

In de vorige hoofdstukken hebben we getracht een beeld te geven van de debiel.
Het is uiteraard geen scherp omlijnd beeld. We hopen toch, dat er door het voorgaande een beeld is ontstaan zodanig, dat we kunnen zeggen, wat "debiel" inhoudt.
Maar het moet een uiteraard een mild beeld blijven: Het gaat om een gewoon mens met een specifieke geestesgesteldheid, gerelateerd aan een verstandelijke beperking.

In dit hoofdstuk maken we een tocht langs de verschillende afdelingen. Op twee klassen na hebben we ze allen kunnen bezoeken en door een zeer enthousiaste medewerking van de leerkrachten hebben we de leerlingen spontaan bezig mogen zien en kunnen observeren.
Door verschillende leerkrachten werden we in de gelegenheid gesteld de kinderen werkopdrachten te geven De resultaten zouden dan kunnen dienen als “illustratiemateriaal” voor dit verslag.

Om de ontwikkeling van het kind te kunnen mee volgen, zullen we de klassen van onderaf aan bespreken.
 
Klas 1: de groep van Juffrouw Offermans
 
Dit was de eerste klas waar we bezochten en binnen de kortste tijd was onze primitieve voorstelling van 'debiel' verdwenen. Deze klas straalde een bijzonder prettige en levenslustige sfeer uit.
Klassikale lessen kunnen in de eerste praktisch niet gegeven worden door de zeer grote verschillen in aanleg bij de verschillende leerlingen.
Zo was bij de leesles de klas in vier groepjes verdeeld, terwijl er één leerling een groepje apart vormde en één nog niet leesrijp was. Deze laatste was nog niet helemaal bij het leerproces betrokken, omdat hij zich nog in het kleuterstadium bevond.

Wat het rekenen betreft, was er een nog groter verschil in prestaties. Het spreekt voor zich, dat dit zeer nadelig is voor de leerkracht om alle kinderen bij te houden en de nodige aandacht te kunnen geven.
Tijdens de gymnastiekles viel het ons op, dat er verschillende leerlingen waren, die ook motorisch niet helemaal volwaardig waren. Dit is volgens de leerkracht geen vreemd verschijnsel. In dit verband wees zij op de test van Osareski, die, in tegenstelling met de meeste andere tests, geen IQ, maar een MQ, een Motorisch Quotiënt als uitkomst geeft.
Er schijnt een duidelijke correlatie te bestaan tussen het IQ en het MQ.
Er zijn echter ook lichamelijk zeer goed ontwikkelde debielen. Dit hangt vaak samen met het milieu. De zogenaamde “achterbuurtjongens” uit de a-culturele en a-sociale gezinnen zijn namelijk vaak aangewezen op een “help yourself” van huis uit. Dientengevolge brengen zij een groot deel van hun vrije tijd door op straat.
 
 
Klas 2: de groep van Juffrouw Spoelstra
Ook in deze klas is er een groot verschil tussen de leerlingen onderling.
Er waren nog leerlingen met boekjes uit de eerste klas, daarnaast waren er ook met boekjes uit de derde. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er met kerstmis tussentijdse overplaatsingen zijn.

In deze klas vond het volgende, interessante voorval plaats:

Tijdens het rekenen zagen we bij een leerling deze fout: 60-1=69 en 70-2=78

We gingen met hem terugtellen. Van 10 naar 0; van 20 naar 10 enzovoorts.
Daarna getallen opschrijven van 1 naar 30 en terugtellen met behulp van het blaadje.
Hierna zonder blaadje. Dat ging goed.

Volgende stap: één er af = ééntje minder = min één
10, één er af is 9. Je mag ook zeggen: 10 – 1 =
30, één er af is 29. Je mag ook zeggen: 30 – 1 =
Het was moeilijk, maar hij kon het volgen.

Hoeveel is nu: 10 – 1, 20 – 1, etc.
Bij iedere opgave moest hij lang nadenken, maar de antwoorden waren goed.

Ook als het “door elkaar” ging:
40-1    60-1   30-1

De antwoorden kwamen steeds sneller
en ook met -2 ging goed!

Met een goed gevoel lieten we de jongen weer zelf verder rekenen.

Wie schetst echter onze verbazing toen we twee uur later, tijdens de pauze, dezelfde sommen voorlegden en hij er niets meer van wist.
De volgende dag tijdens het rekenen (hij was toen met een ander soort sommen bezig) legden wij weer dezelfde opgaven voor. Hij had nu alle antwoorden onmiddellijk goed!

Klas 3:  de klas van Meneer Montanes
In deze afdeling zitten jongens van 9 tot 13 jaar oud. Er zijn al duidelijke verschillen merkbaar met de twee lagere afdelingen. De leerlingen zijn over het algemeen iets kritischer en er heerste ook niet meer zo’n erg speelse sfeer.
Naast lezen & rekenen werd er ook bijzonder veel aandacht besteed aan schrijven.
Uit de werkstukken van deze klas blijkt dat er zeer grote verschillen zijn tussen de leerlingen onderling (los van het leeftijdverschil) in kwaliteit & capaciteit.
Het schrijven loopt uiteen van “miserabel tot mooi”. Hetzelfde geldt voor rekenen en voor de andere vakken.

Wie mooi schrijft, hoeft echter niet persé een goede rekenaar te zijn.
In plaats van “schrijven”, zou in sommige gevallen ook gesproken kunnen worden van “kopiëren”. Er zijn leerlingen die niet naar behoren kunnen lezen, wat ze zelf uit een boekje hebben overgeschreven. (Dit komt ook in de hogere klassen nog voor).

Onder meer door het spelen van “bingo” werd in deze klas het omgaan met getallen beoefend en dat kon er zeer spannend aan toe gaan.
Ook het “mimen” van beroepen maakte duidelijk, dat de leerlingen spontaan kunnen reageren. Degene die een beroep wist, mocht dit voor de klas komen uitbeelden zonder erbij te praten. De anderen mochten raden. Het ging onder meer om: glazenwasser, taartjesbakker, koeienmelker, chauffeur.

Klas 4b: de klas van Meneer van Noort
 
De bekende “argeloze toeschouwer” krijgt de indruk, met een zeer jolige klas te maken te hebben. Dit is ook zo. Maar de klasleerkracht (tevens leraar logopedie aan onze pedagogische academie) weet deze zorgeloze spontaniteit om te buigen tot grote ijver, zodat zelfs het schrijven, waar hij zware eisen aan stelt, door de leerlingen graag gedaan wordt. Zijn verhalende leermethode is zo boeiend, dat hij als het ware ongemerkt door de klas kan wandelen om bij een wat afwezige leerling even een punt te zetten en dan weer door te lopen met: "En dààrom is het, dat....".
Als hij weer aan zijn bureau gaat zitten, hoor je in de klas een zucht van verwondering en/of inzicht.

De leeftijden in deze klas variëren van 11 tot 14 jaar.
We hebben de indruk dat de prestatieverschillen in een klas groter worden naarmate de klas hoger komt. Dit zou verband kunnen houden met het feit, dat leerlingen niet louter op basis van prestatie bevorderd worden. Ook als een leerling qua leeftijd of gedrag niet meer “past” in een lagere afdeling, stroomt hij door naar de volgende klas.

Het werk van deze klas bestaat uit een dictee en een opstel.
Het dictee was al eens voorgelezen en door de kinderen opgeschreven in hun schrift. Daarna was het nagekeken en waren de gemaakte fouten verbeterd en opnieuw gecontroleerd. Nu krijgen de leerlingen het als dictee. 

Voor het opstel luidde de titel: “Als ik een ……. was”. Op de puntjes vulden de leerlingen dan een dierennaam in.
Zoals bekend, hoort dit type opstel thuis bij de polyvalente tests. Het is een methode om de leerlingen te laten projecteren. Op deze manier kunnen ze hun diepere verlangens en gevoelens tonen. Natuurlijk is het niet aan ons om uit deze opstellen diepzinnige conclusies te trekken. We kunnen wel de oppervlakkige vraag stellen, wat deze kinderen bezig houdt. Dat komt dan voornamelijk neer op: lekker eten, vechten & slapen.
Bij welk lagere-schoolkind neemt dit echter geen belangrijke plaats in?
 
Klas 5a:  de klas van Meneer Ruigrok
Naast het leerplan van de school hanteert de heer Ruigrok een programma dat hij voor zijn klas heeft ontworpen.

Godsdienst
Lezen van het oude & nieuwe testament, heiligenlevens en het voorbereiden van de zondagslezing

Lezen
Methode “lees mee”, voorlezen en vrij lezen uit boeken voor algemene ontwikkeling

Schrijven
In apart schrift gerelateerd aan andere lessen

Rekenen
Individueel & op bord.
klassikaal worden de tafels aangeleerd.

Taal
Individueel & op bord.
Klassikale dictees gerelateerd aan de andere vakken.

Natuurkunde
Occasioneel: “Zien Denken Doen” & “Mijn natuurkundeboek”

Aardrijkskunde
Met verkeersonderwijs, nieuwsberichten voorlezen & kaartgebruik. Zelfontworpen methode.

Geschiedenis
Voorlezen met geschiedenisboekjes en dia's/filmstroken.

Zang Muziek
Godsdienstige liederen, volksliedjes en instrumentengebruik.

Gymnastiek
Vakleerkracht / zwemonderricht steunen

Handenarbeid
Vrije expressie. zelf opdracht maken.

Tekenen
Aardrijkskunde-gerelateerd perspectief tekenen.

Vrij lezen
Kleine bibliotheek met leerzame boeken voor de jeugd, educatieve jeugdserie.
Zag graag de serie “jongens & wetenschap” aangeschaft worden.


De zelfontworpen aardrijkskunde methode gaat uit van het heelal en dan via de aardbol naar Nederland. (Met behulp van schrift en tekenstempels die werden ingekleurd.) De leerlingen vonden deze les altijd boeiend & leuk.

Ook deze leerlingen kregen een opstel te maken. Ze mochten uit twee titels kiezen:
Als ik een … was
Als ik de 100.000 won
 
Klas 5b: de klas van Meneer de Groot
De hoogste klas die wij bezochten. De leerkracht is een groot voorstander van het VBO, het Voortgezet Buitengewoon Onderwijs. Dit zou geheel gericht moeten zijn op “praktijk & bedrijf”. De leerlingen zouden al zelfstandig een taak moeten kunnen volbrengen als het schilderen van het schoolhek of iets dergelijks. Ze zouden in zijn optiek hier ook een “loon” voor moeten krijgen.
Het VBO zou in de school zelf voor de twee hoogste afdelingen georganiseerd kunnen worden.
Als de leerlingen dan ook een eigen ingang krijgen, hebben ze vanzelf al het gevoel, niet meer op de “lagere school” te zitten, maar evenals hun leeftijdgenoten op een “hogere”.

Vanuit 5b staan er voor de leerlingen drie mogelijkheden open:

  1. Ze gaan werken
  2. Ze zijn ontwikkeld genoeg om naar het ITO*) te kunnen met twee dagen per week avondschool op de Pancras.
  3. Ze hebben nog niet de verstandelijke vermogens om het ITO te kunnen volgen en zijn nog te jong om de school te verlaten. Zij gaan naar klas 6, de werkklas.


Omdat deze klas, 5b, voor veel leerlingen de laatste klas is, nemen ook aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde een belangrijke plaats in. Handenarbeid staat hier niet zo op de voorgrond als in 4b & 5a.
De leerlingen worden hier gedwongen tot zelfstandig werken.
Ze krijgen opdrachten die aan het einde van de week klaar moeten zijn. Met behulp van het uitkomstenboekje moeten ze hun werk ook zelf nakijken. Worden daarbij oneerlijke praktijken verricht, dan komt dit volgens de onderwijzer binnen één maand uit.
Dit systeem schijnt bijzonder goed te voldoen.

In deze klas maakten de leerlingen een tekening of een opstel, titels:

"De groene ondergrondse stenenvreter”
“Alleen op de wereld”.
 

Outline stageverslag
Buitengewoon Onderwijs