SCRIPTIE
OVER HET VAK GESCHIEDENIS
Naar aanleiding van een hospiteerperiode op de
R.K. Jongensschool St. Jozef in Noordwijkerhout.
“Wir haben eine unhistorisch denkende Generation zu erziehen...”
Deze woorden van
Gustav Wyneken,
in het Interbellum uitgesproken, zijn nog steeds verontrustend.
We moeten namelijk voor ogen houden, dat geschiedenis een niet te verwaarlozen
middel is van de opvoeding & opvoedkunde.
Deze overdenking, gepaard aan een al zeer oude interesse in historie, was een
beweegreden, dit vak eens nader te bekijken.
De scriptie is als volgt opgebouwd:
1.00 THEORETISCH GEDEELTE.
1.10 Geschiedenis in het algemeen
1.20 Doelstellingen van het geschiedenisonderwijs
1.21 Het hoofddoel
1.22 Partiële en nevendoelstellingen
2.00 PRAKTISCH GEDEELTE
2.10 Het leerplan
2.20 De methode
2.30 Kinderen en geschiedenis
2.40 Leergesprek en leerprestatie
3.00 NABESCHOUWING
3.10 De leerkrachten over de methode
3.20 Voorlopige conclusies
LITERATUUROPGAVE
nawoord en reactie docent
1.00 THEORETISCHE GEDEELTE.
1.10 GESCHIEDENIS IN HET ALGEMEEN.
Alles wat is, heeft geschiedenis en maakt geschiedenis. Zodra de mens dan ook
zijn intrede doet in de wereld, maakt hij zich hieraan schuldig.
Geschiedschrijving is er dan echter nog niet bij. De mens was toen helaas die
kunst nog niet machtig.
Zo gauw hij echter een "krasvoorwerp" heeft uitgevonden, ontstaat ook de
geschiedschrijving.
De oudste cultuurcentra legden reeds duizenden jaren terug archieven aan,
plaatsten de gebeurtenissen in een tijdschaal en verwerkten het traditionele
cultuurgoed in mythen, sprookjes, sagen, legenden en kunstscheppingen.
Alle geschiedschrijving is geschreven met een pedagogische bedoeling.
De geschiedschrijvers en eventueel hun opdrachtgevers hadden en hebben namelijk
de bedoeling, het nageslacht te beleren (alternatie).
In de oudste geschiedschrijving vinden we de veroveringen der koningen,
gebeurtenissen in de tempels en de opkomst der steden vermeld.
Niet alles echter werd waardig gekeurd om opgeschreven te worden. De
geschiedschrijving had namelijk een zeer patriottische, politieke en morele
bedoeling en was dan ook verre van objectief.
Daarom vinden we bij o.a. de Egyptenaren en Assyriërs nooit nederlagen vermeld.
De voornaamste ontwikkeling in de geschiedschrijving als zodanig, vinden we bij
de Grieken.
Hier is al zeer vroeg een kritische instelling naast de uitgesproken
pedagogische tendens merkbaar.
Plutarchos predikt de hoge vormende waarde van geschiedenis.
Deze is voor hem een spiegel, waarin de deugden der groten aan de jonge
generatie worden voorgehouden.
We vinden dan ook rustig nederlagen vermeld, maar het waren eervolle
nederlagen.
Men denke aan koning Leonidas, die met zijn tweehonderd "dapperen" de dood vond
in de pas van Thermopylae.
De Romeinen namen de opvatting der Grieken over. Voor Cicero is geestesvorming
zonder geschiedenis onmogelijk. Van hem zijn de woorden:
"Niets is zozeer geëigend tot geestelijke vorming als de bonte veelheid der
tijden en de wisseling van het geluk".
Met de komst van het Christendom verandert het historische denken volkomen.
Alles wordt nu gezien vanuit een Christelijk perspectief met joodse & klassieke
tradities. De geschiedschrijving hoort dan in wezen ook tot de kerk en
geloofsgeschiedenis, al raakt ze terloops ook de wereldse problemen.
Tijdens de Renaissance en het Humanisme neemt de historische belangstelling toe,
doordat de mens zichzelf centraal ziet; hij krijgt een sterk
tegenwoordigheidgevoel.
Ten tijde van de Verlichting gaan esthetische en ethische overwegingen een nog
sterker rol spelen dan bij de Klassieken en de Renaissancisten.
Volgens Voltaire is die geschiedenis belangrijk, die ons onze rechten en
plichten toont, zonder de schijn te wekken ze ons te willen leren;
Van Humboldt zegt, dat het doel van alle weten is, de wereld te begrijpen;
wereldwijsheid: geschiedenis.
In de negentiende eeuw doet de geschiedenis haar intrede in de
geesteswetenschappen.
Vooral Mommsen heeft een onderzoek ingesteld naar de verwantschap tussen de
geschiedenis en de pedagogiek en deze aldus geformuleerd:
"De geschiedenis der voorbije eeuwen moet de leermeesteres zijn der lópende;
niet in de gewone zin, alsof men het boek der historie slechts hoeft open te
slaan om het recept voor hedendaagse kwalen te vinden. Zij is slechts leerzaam
in zoverre, dat men in het beschouwen der oudere culturen de organische
voorwaarden der beschaving, de altijd en overal werkzame zelfde grondkrachten,
en hun overal verschillend samenspel leert zien, niet om dit gedachteloos na te
bootsen, maar veel meer om het zelfstandig te laten begeesteren."
Doordat de geschiedenis altijd de pedagogiek aan haar zijde had, is het een
wetenschap die een hoge vormende waarde heeft. Dit geldt ook voor het leervak
geschiedenis, misschien zelfs nog meer. Een leervak is immers een onderdeel van
een wetenschap, dat men gekozen heeft om zijn grote vormende waarde.
Dit kan er toe leiden, dat het vak zijn wetenschappelijke karakter prijs geeft.
We zien dit bijvoorbeeld gebeuren bij de geschiedenis der openbaring, die als
leervak "bijbelse geschiedenis" geworden is.
Dit prijsgeven der historiciteit komt voor, als er een hoger, pedagogisch goed
voor in de plaats kan komen. We moeten ook goed voor ogen houden, dat de lagere
school tot taak heeft, kinderen te interesseren voor geschiedenis, ze
geschiedenis minded te maken, terwijl het verdere onderwijs als functie heeft,
het historisch inzicht en verantwoordelijkheidsbewustzijn te kweken.
Criterium van alle geschiedenisonderwijs is waarheid.
Pseudo-pedagogische tendensen kunnen jongeren schaden. Vroeg of laat zullen ze
dit als onwaarachtig ervaren.
Dat onze schoolboeken niet altijd zuiver zijn, mag als bekend worden
verondersteld.
De studie der geschiedenis is daarom een taak van de onderwijzer. Het is
dikwijls een moeilijke taak, omdat we temidden van de chaos toch ons geloof aan
de zin en de orde der dingen dienen te bewaren.
1.20 Doelstellingen van het geschiedenisonderwijs.
(De indeling die hier gebruikt wordt, is van V. Denkers *)
1.21 Het hoofddoel.
De aard van het geschiedenisonderwijs is het beschouwen van de mens op zijn reis
door de tijd.
Dit is een reis die tot doel heeft het vinden van het geluk.
Door de geschiedenis moet de opgroeiende jeugd de eigen tijd leren begrijpen en
zijn rol in de gemeenschap leren zien. De mens is namelijk geen eenling, maar
een wezen dat ervaart, de ander nodig te hebben en zijn leven als zinvol ervaart
in het nodig zijn voor de ander. *)
Het hoofddoel heeft daarom twee aspecten:
- Het historisch doel.
Het geven van inzicht in de lotgevallen van de mensheid, zoals die zich
voltrokken
en zich aan het voltrekken zijn. (Ontwikkeling en continuïteit).
- Het ideologische doel.
Historische vorming is slechts een onderdeel van de totale vorming. Deze kunnen
en mogen we niet los zien van de levensbeschouwing. Onze levensbeschouwing noopt
ons tot een kritische en waarderende instelling bij het opnieuw doorleven van de
lotgevallen der mensheid. Zo komen we ook niet tot een bedrijven van puur
historie. Er moet een plaats worden ingeruimd voor het mysterie, het niet
rationele moment, dat handelingskracht heeft. Dit is een pedagogische factor,
die door ons nog lang niet voldoende wordt gewaardeerd.*) Het is ook het zwakke
punt van een neutrale methode.
1.22 Partiële & nevendoelstellingen.
De twee hiervoor besproken doelstellingen zijn algemeen.
Vandaar ook dat ze een diepe invloed uitoefenen op de geschiedenismethodes.
Dat er echter zeer veel methodes zijn, die bovendien nog onderling zeer grote
verschillen hebben, komt door de invloed van neven- & bijdoelstellingen.
Het al dan niet voorop zetten of op de één of andere manier combineren van deze
Doelstellingen wordt zeer sterk beïnvloed door het schooltype, waarvoor de
methode bestemd is.
- Nationale opvoeding.
Hiermee wordt bedoeld de ontwikkeling van de nationale zin: aanhankelijkheid:
aan het vorstenhuis, vertrouwdheid met de eigen cultuur, eerbied voor de
Vaderlandse helden, belangstelling voor het wel en wee van ons volk, etcetera.
Het is duidelijk, dat deze instelling niet gezien mag worden als een integrale
doelstelling; ze behoort niet bij de doelstellingen van ‘het vak geschiedenis’,
maar is alleen bruikbaar voor de lagere school, al moeten we ook hier waken voor
een te chauvinistisch geschiedenisonderricht
(God, Nederland en Oranje: exclusief denken.)
- Culturele vorming.
Culturele vorming is een aspect, dat in meerdere vakken van het onderwijs een
rol moet spelen. Het is zeker van gewicht, dat een goed inzicht wordt bij
gebracht in de wordingsgeschiedenis van onze vaderlandse en van onze
wereldcultuur.
Het geschiedenisonderwijs mag hier echter niet in opgaan. Het mag geen verkapte
kunstgeschiedenis worden.
- Sociaal-economische vorming.
De lijn van de geschiedenis wordt sterk beïnvloed door de economische lijn.
Men denke hierbij aan de Gouden Eeuw en de Eeuw van Verval. We moeten dit aspect
echter niet te veel op de voorgrond plaatsen.
Wat betreft de sociale vorming is dit geheel anders. We moeten in deze geen
gelegenheid voorbij laten gaan, de mensen dichter bij elkaar te brengen. Immers,
is mijn heil niet afhankelijk van het heil van de ander?*)
Hierbij mogen wij niet veronachtzamen, dat het Christendom, ondanks het feit
dat mensen verschillende belangen nastreven, hier een hechte basis voor zou
kunnen zijn, maar dat is een principieel verkeerde gedachte in het perspectief
van democratisering.
- Ruimer zicht.
Allerwegen merken we tegenwoordig in het geschiedenisonderwijs een stroming op,
meer uit te gaan van een mondiale gedachte.
Dit zouden we ‘inclusief geschiedenisonderwijs’ kunnen noemen.
Dit idee heeft sedert het ontstaan van de Benelux reeds aandacht gekregen. Ook
de West-Europese gedachte is hier een bewijs van.
Voor de lagere school is de vaderlandse geschiedenis echter belangrijk om de
volgende redenen:
a. Geschiedenis is een moeilijk vak, een beperkte omvang/omgeving is daarom wel
gewenst.
b. De kinderen krijgen een degelijke basis voor de algemene geschiedenis.
Dit neemt nog niet weg, dat de methodes -zeker voor de hoogste klassen- min of
meer integraal van opvatting mogen en moeten zijn.
- Sociaal-politieke vorming.
Het vormen van de jeugd tot volwaardige leden van de (Nederlandse) samenleving
mag niet verwaarloosd worden. In deze vorming krijgende kinderen een inleiding
in het staatsbestel en de politiek.
Ook krijgen ze zo enig idee van de positie van Nederland in de wereld en leren
ze hun opdracht tot deelname aan het samenleven te concretiseren.
(cultuuroverdracht) *)
het leerplan der hospiteerschool te Noordwijkerhout,
betreffende het vak geschiedenis:
2.00 PRAKTISCH GEDEELTE
2.10 Het leerplan.
Voor een goed georganiseerd onderwijs is een doordacht leerplan onmisbaar. Een
goed leerplan bevordert de continuïteit. Komt er een nieuwe leerkracht op een
school, dan kan het leerplan hem leren hoever de leerlingen zijn, hoever hij ze
moet brengen vanuit de pedagogische visie en methodiek van de school.
Het is daarom van uitermate groot belang, dat het leerplan ‘bij’ is, dat het
niet hier of daar onder een laag stof ligt, en dat het niet alleen maar uit
enige formele gegevens bestaat.
Volgens V. Denkers moet een leerplan aan de volgende eisen voldoen:
- Het aantal uren dat er aan een bepaald vak moeten worden besteed, dient erin te
staan.
- De leerstof die in de opeenvolgende klassen aan de orde komt.
- De methode die gebruikt wordt en de hulpmiddelen die op school voor de vakken
van onderwijs aanwezig zijn. *
- O.i. zouden de methodische en praktische
bemerkingen, die de onderwijzers van nut kunnen zijn, daaraan toegevoegd moeten
worden, met name om de vereiste
continuïteit in het leerproces te waarborgen.
Het ligt dus voor de hand, dat een leerplan ‘vaart’ moet hebben, dynamisch moet
zijn. Hiervan uitgaande zullen we het leerplan van deze school eens bekijken.
Uit: 'Leerplan R.K. Jongensschool St. Jozef Noordwijkerhout', betreffende het vak
geschiedenis.
OMSCHRIJVING DER LEERSTOF.
LEERVAK: Vaderlandse geschiedenis.
Leerjaar 4:
Voorbereiding. Oudste bewoners, Romeinen, Geloofsverkondigers, Karel de Grote,
Noormannen, Kruistochten, Een stad in de Middeleeuwen,
Karel V, De 80 jarige oorlog, Franse overheersing, Koningin Wilhelmina,
Wereldoorlogen, Koningin Juliana.
Leerjaar 5:
Behandeling van de Nederlands Geschiedenis na 1492. Ontdekking van Amerika,
Karel v, Hervorming, 80 Jarige Oorlog, Stadhouder Willem I, Maurits, Frederik
Hendrik, Johan de Wit, Rampjaar, Willem III, Bataafse Republiek, Koning Willem
I, II, III. Koningin Wilhelmina, Koningin Juliana, Wereldoorlogen.
Leerjaar 6:
Herhaling van de leerstof uit 4 tot 1492. (beknopt.) Herhaling en uitbreiding
van 5e klas.
Uitbreiding bestaande uit: Unie van Utrecht + Atrecht, O.I & W.I. Compagnie,
Acte van Navigatie, Patriotten en Staatsgezinden, Komst van de Pruisen,
Koninkrijk Holland, Grondwetherziening, Thorbecke, Eerste Vredesconferentie,
Leerplichtwet, Iets over de inrichting van de Staat en Staatsbestuur.
Volkenbond, U.N.O., Ronde Tafel Conferentie.
Gebruikt worden de boekjes: Rood, Wit en Blauw
Voorloper, deeltje I en II en voor de opleidingsgroep deeltje III.
Een nadere bestudering van dit leerplan levert ons de volgende opmerkingen.
- We missen hier aanduidingen voor de drie laagste klassen. We moeten natuurlijk
wel toegeven, dat het vak geschiedenis voor deze klassen opgaat in het vak
heemkunde of kennis der omgeving. Een dergelijke aanduiding hebben we echter
niet kunnen ontdekken.
- Voor zover ons bekend begint men in de tweede helft der derde klas reeds met
een meer directe voorbereiding van het vak geschiedenis. Het leerplan laat het
pas in de vierde beginnen.
- We kunnen van dit leerplan ook zeggen,, dat het bestaat uit formele gegevens,
zonder verdere aanwijzingen. Het mist de methodische en praktische bemerkingen,
waardoor een nieuw aangestelde leerkracht niet kan zien, welke werkwijze de
school volgt t.a.v. dit vak. Bovendien staan ook de hulpmiddelen er niet op
vermeld. Dit is natuurlijk niet strikt noodzakelijk, maar het belemmert wel een
vlotte gang van zaken.
Er zijn nog enige andere wenselijkheden, die niet op dit leerplan voorkomen:
- Enkele opmerkingen omtrent de na te streven doelstelling. Men moet zich immers
steeds bewust blijven van het doel, dat men bereiken wil. Anders bestaat het
gevaar, dat men zich gaat verliezen in details.
- Richtlijnen voor de aanpak van de leerstofeenheden, de lesschema’s en de
middelen welke aangewend kunnen worden i.v.m. de bezinking en de retentie van de
leerstof. Hierbij moet men natuurlijk wel het gevaar van starheid uit de weg
gaan.
- Enige normen geschikt om de vorderingen en de stand van het leerproces te
beoordelen.
In het leerplan zien we duidelijk, dat we met een concentrische methode te doen
hebben. Hier moeten de leerkrachten waken voor te veel en langdurige herhaling. Diverse leerkrachten gaven al meer dan 12 jaar les in dezelfde klas/groep.
Het is interessant om in dit geval te wijzen op vraag drie van de “enquête”.
De methode zullen we in het volgende hoofdstuk nader bekijken.
2.20 De methode.
In dit hoofdstuk zullen we de schijnwerpers eens laten vallen op de methode die
op deze school gebruikt wordt. In de laatste twee regels van het leerplan werd
reeds vermeld, dat dit de methode “Rood, Wit en Blauw” heet.
Deze methode
bestaat uit de volgende 4 boekjes:
Voorloper, deel I, II, III.
De III gaat vergezeld van een vragenboekje. Deze methode heeft geen handleiding,
wel een voorwoord.
Hieruit citeren we het volgende: "Deze methode verscheen in 1939 en maakte dus
de inval der overweldigers van ons vaderland mee."
Papier voor herdruk werd in 1942 niet meer toegestaan, omdat de methode weigerde
zich aan te passen.
"Haar beginselen waren de vijand een doorn in het oog. Thans
nu wij weer vrij mogen ademen, verschijnt 'Rood, Wit en Blauw' weer, getrouw aan
haar beginselen."
Deze beginselen worden als volgt kenbaar gemaakt:
- De methode is nationaal gericht,
De naam zegt het reeds. Geschiedenis moet liefde aanbrengen voor vaderland en
vorst, liefde en bewondering voor de grote personen in verschillende perioden en
voor de grote daden van het voorgeslacht. (alternatie.)
- De methode staat op katholieke grondslag.
Bijzondere aandacht wordt gewijd aan wat voor ons katholieken van betekenis is,
echter zonder
overdrijving. Daarom wordt veel ruimte ingenomen door de middeleeuwen. Niet de
17e eeuw heeft aan Nederland de beschaving gebracht, neen, dat deden de
Middeleeuwen met hun Christusbrengers. (enculturatie?!)
- De methode moet in onze tijd zeer zeker geschikt zijn voor grote klassen.
Niet te moeilijk wat de tekst betreft; eenvoudig in de kwestie der jaartallen en
de keuze der jaartallen en de te leren feiten, die als grondslag voor enig
inzicht geleerd moeten worden.
De behandeling van de stof moet aantrekkelijk zijn.
Daarom wordt gebruik gemaakt van een zeer rijk illustratiemateriaal, dat ook
sterk het inzicht bevordert. In de lagere deeltjes wordt steeds onderscheiden:
de leesles, de leerles en de vraagles.
- De methode is concentrisch.
De houdt in, dat in het eerste boekje/leerjaar de hoofdthema's aan de orde
komen en dat elk volgend leerjaar rondom deze onderwerpen de thema's worden
verdiept en uitgebreid
Verder vermeldt Dr. J.A. Nillesen nog, dat de druk is aangepast aan
de Woordenlijst van de Nederlandse taal, 1954.
In een wat oudere druk staat ook nog vermeld, dat scholen met een "beperkt
leerplan"
de Voorloper, deel I en II kunnen gebruiken en deel III niet nodig zouden
hebben.
Gelukkig staat dit er nu niet meer in, daar o.i. de hoogste klas van een gewone
lagere school géén moeite behoeft te hebben met dit deel. Daar zullen we later
nog op terugkomen.
Het lijkt ons het beste, dat op scholen, waar deze methode gebruikt wordt, de
verdeling der boekjes als volgt is:
Voorloper: tweede helft van de derde klas
(Op de betrokken school wordt ze vooreerst in de vierde klas gebruikt.)
Deel I : vierde klas.
De Voorloper kan in een half jaar verwerkt worden, zodat in de vierde direct met
geschiedenis begonnen kan worden.
(Hier wordt ze gebruikt in de 5e klas)
Deel II : vijfde klas.
(Hier in 6b.)
Deel III : zesde klas.
Ook de b-klas kan dit deeltje aan, zoals zal blijken
2.30 Kinderen en geschiedenis
2.40 Leergesprek en Leerprestatie
3.10 Reakties van de onderwijzers op de methode "Rood. Wit en Blauw":
Om enig inzicht te krijgen in de methode, is aan de leerkrachten gevraagd hun
oordeel te geven over de boekjes.
Zij gebruiken de boekjes per slot van rekening
al jaren. Hieronder is een woordelijk verslag van hun mening weergegeven.
De heer J.H. v.d. Lans 4a: "Kritiek op de voorloper".
Het typerende van deze methode is m.i. dat wel telkenmale de druk wordt
aangepast aan de Woordenlijst van de Nederlandse Taal.
De methode echter niet!
- Dat een methode nationaal gericht is en "liefde" moet aanbrengen voor vorst
en vaderland is goed, laat dit echter niet ontaarden in een reeks namen en
jaartallen, zodat men óf de helft vergeet of de grote lijnen kwijtraakt. (namen
zie les 19 b.v.)
- "De methode staat op katholieke grondslag", daarom behoeven we echter nog niet
alle heiligen te kennen, die ooit eens gepreekt hebben. Het moet geen
"heiligenkalender" worden. Bovendien wordt het te zoetelijk.
- We missen in deze methode het cultureel, sociaal en economisch aspect. Het
geheel wordt maar summier aangeraakt. De zelfwerkzaamheid wordt door dit boek
ook niet aangewakkerd. Geen opdrachtjes etc
- Waarom niet een geschiedenisboek waarin het economisch-sociaal aspect
spelenderwijs wordt aangeleerd en de geschiedkundige aanduidingen naar latere
tijd wordt verschoven? Is de oude geschiedenis werkelijk belangrijker, dan dat
men iets meer weet over de jongste geschiedenis?
Nee toch!!
v.b. Les over de Germanen: 7 pagina’s Les over de Wereldoorlog: 3 pagina’s.
Daarom liever de methode: "Van eigen land en Wereldband!"
De heer J. Taskin 4b: "Rood, Wit en Blauw"
methode voor het geschiedenisonderwijs in de lager onderwijs.
Hoewel de overige deeltjes van deze methode mij wel oppervlakkig bekend zijn,
kan ik toch alleen maar een enigszins gefundeerd oordeel vellen over de z.g.
"Voorloper", daar deze hier in de 4e klas wordt gebruikt.
De eerste vijf lessen, zo ongeveer tot aan de Kruistochten, geven voldoende stof
over die tijd om daar enige lessen over te geven die de leerlingen boeien en
prettig vinden.
Daarna vind ik , dat er van werkelijke geschiedenis weinig sprake meer is.
Riddertijd wordt alleen maar genoemd, maar van de maatschappelijke
standen (edelen, poorters en lijfeigenen) en hun voorrechten of tegenstellingen
wordt weinig vermeld.
Ook van de langzame ontwikkeling van de burgers wordt te weinig vermeld.
Karel V wordt niet genoemd en hoe ons land tenslotte onder Spanje is gekomen ook
niet.
Van de 80-jarige oorlog ook bijna niets.
Alleen het begin, de val van Den Briel, daarna de afzwering van Philips en
tenslotte het einde in 1648. Enkele belangrijke wapenfeiten onder Maurits of
Frederik Hendrik hadden iets meer behandeld kunnen worden.
De Gouden Eeuw geeft teveel zeehelden, schilders en schrijvers, maar niets over
de Oost Indische Compagnie en andere vormen van handel. Van de Gouden Eeuw komen
we ineens in de Franse tijd, een te ruim spoor.
De leesles over de koningen geeft slechts een opsomming van hun namen.
De oefenstof bestaat louter en alleen uit de z.g. leeslessen en vraaglessen,
maar hieruit alleen is niet op te maken of het behandelde ook wordt gekend.”
De heer Keyzer 5b: “Kritiek op de methode Rood, Wit en Blauw":
- Ze geeft een overvloed van feiten, jaartallen, oorlogen en andere politieke
gebeurtenissen. Met minder zou het ook kunnen.
- Al het feitenmateriaal staat min of meer los van elkaar. De historische gang, de
verbanden komen slecht uit de verf.
- De methode is veel te “Katholiek”. In die zin, dat er een overvloed van
religieuze legenden in staat. De zin daarvan ontgaat me.
- Ook nemen de Middeleeuwen een
veel te grote ruimte in beslag.
- Er is volgens mij een groot gebrek in de methode aan gebeurtenissen van het
gewone leven, de bestaansmiddelen, de behuizing, de gewoonten en gebruiken,
vervoermiddelen, cultuur enz.
De geschiedenis is niet bepaald door de serie Vaderlandse politieke intriges en
oorlogen.
- Vaak ontbreken de historische verbanden van toen naar nu.
Er wordt te weinig teruggegrepen van nu naar toen.
Zo is het een “los zand”-methode geworden.
De heer Negenborn 6b: "Methode Rood, Wit en Blauw deel II."
Het doel der methode is verwezenlijkt:
a. De katholieke grondslag.
b. Geen moeilijke tekst.
c. Eenvoudige keuze der jaartallen.
Mijns inziens mag er voor de zesde klas wat meer aandacht worden besteed aan belangrijke
jaartallen en aan de Vaderlandse geschiedenis in relatie met die van andere landen.
Bijvoorbeeld:
1576 Pacificatie van Gent.
1585 Antwerpen
1648 Vrede van Munster (Waarom daar?)
1609 – 1621 12-jarig bestand (Waarom?)
De heer P.L. Prins, hoofd der School., 5a en 6a:
Er werd mij gevraagd een "oordeel" te geven over de geschiedenismethode "Rood,
Wit en Blauw".
Gaarne voldoe ik aan de vraag van de hospitant.
Mijn ervaring is, dat deze methode in de opleidingsklassen goed bevalt. Het wil
natuurlijk niet zeggen dat er géén betere methodes zijn….Ik kan nu wel zeggen,
dat als er op de school wordt overgegaan tot aanschaf van nieuwe
geschiedenisboekjes, dat het niet de boekjes "Rood, Wit en Blauw" zullen zijn.
Voor het toelatingsexamen tot de middelbare school geven de boekjes voldoende
stof.
Maar we moeten niet vergeten, dat de "vertelling" in de geschiedenisles volgens
mij toch altijd het belangrijkst is. We zullen dit bij geen enkele methode
kunnen missen.
Zo moeten we ook bij elke methode gebruik maken van schema’s en tijdlijnen.
Wanneer deze in het boekje van de methode staan, wordt hierdoor het werken van
de onderwijskracht vergemakkelijkt, maar komen deze niet in het boekje voor, dan
wil dit niet zeggen, dat de boekjes daardoor niet bruikbaar zijn.
We zullen daarom de boekjes "Rood, Wit en Blauw" blijven gebruiken tot ze versleten zijn
en over enige jaren overgaan op een andere methode, voor zover er van een
methode kan worden gesproken."
3.20 Voorlopige conclusies
De houding van de verschillende leerkrachten ten opzichte van de methode is
duidelijk.
Er kunnen echter een paar kanttekeningen bij gemaakt worden.
Komt die houding niet voor een gedeelte voort uit:
- Een onjuist gebruik van de deeltjes, omdat ze niet zijn aangepast aan de
klas.
- Een onvoldoende interpreteren van de methode, waarvan de gebruiker nooit de
slaaf mag zijn?
- Een vastgeroest zitten in een bepaalde tijd (b.v. 80 jarige oorlog) waardoor
de juiste waarde van de andere perioden niet helemaal zuiver gezien worden?
De opmerkingen, dat de methode te kort schiet wat betreft het cultureel,
sociaal en economisch aspect, dat ze te katholiek en chauvinistisch is, teveel
jaartallen gebruikt en een "los zand"-methode is, zijn naar ons idee juist.
De opmerking van de Heer Prins kan hier desalniettemin nog eens aangehaald
worden:
“……dan wil dit nog niet zeggen, dat de boekjes daardoor niet bruikbaar zijn."
Het ontbreken van een handleiding doet aan als een schrijnend gemis.
Men wordt zo gedwongen de handleiding van een andere methode te gebruiken,
om
een nadere literatuuropgave te vinden, suggesties op te doen etcetera.
Gezien het bovenstaande menen wij met de volgende kwalificatie te moeten komen:
De methode is verouderd
en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd.
Rijst onmiddellijk de zeer ernstige vraag:
Wie zijn hier de dupe van..? de leerlingen, de geschiedenis..?
Er is veel geschreven over geschiedenis en over de kinderen aan wie het
onderwezen wordt.
Het leek ons nuttig en interessant eens na te gaan
hoe divers leerlingen
hier over denken
en of, hoe en waardoor
leerpresties in de a- & b-klassen
verschillen.
Dat onderzoekje komt later beschikbaar
"geschiedenis vanuit het kind, leergesprek en leerprestatie"
gemaakt met Peter Prins, jaargenoot, studievriend en
secretaris van sociëteit ante portas
Jan van Hensbergen, Noordwijkerhout, 1967.
|