SCRIPTIE
OVER HET VAK GESCHIEDENIS
theoretisch gedeelte 1.00
kinderen en geschiedenis 2.30
leergesprek en leerprestatie 2.40
2.30 Kinderen en geschiedenis.
Er is veel geschreven over geschiedenis en over de kinderen aan wie het
onderwezen wordt.
Het leek ons nuttig en interessant, eens na te gaan hoe verschillende leerlingen
hierover denken.
Het is namelijk zoals met alle vakken: de kinderen komen op
school en krijgen daar de vakken volgens een methode, die de school bepaalt.
Natuurlijk rijst hier dan onmiddellijk de vraag of de leerlingen wel in staat
zijn hier omtrent een gefundeerde mening te geven.
Om ondermeer de volgende redenen mag aan de enquête die wij gehouden hebben niet
een te grote waarde gehecht worden.
-
Het aantal kinderen, dat aan de enquête deel nam (93) is niet representatief
te noemen voor de categorie schoolkinderen. (ook niet voor de 'r.k.
jongensschool')
-
De antwoorden van de kinderen hangen nauw samen
naar blijkt met hetgeen de leerkracht interessant of belangrijk acht. De
kinderen identificeren zich hetzij positief, hetzij negatief met het standpunt
van de onderwijzer.
-
Enquêteur is op dit gebied niet deskundig,
daardoor is de kans groot, dat er zowel in de vragen als in de toelichting te
veel suggestie geslopen is.
Daarnaast moet nog geattendeerd worden op het feit, dat de interpretatie en de
beoordeling ven de antwoorden een moeilijkheid op zich vormde, waardoor wij
slechts voorzichtig conclusies wilden trekken.
Omdat een uitbreiding van de enquête over meer dan de twee hoogste klassen ons
voor onoverkomelijke moeilijkheden zou plaatsen hebben we ons beperkt tot de
klassen 5a en b en 6e en b.
De vragen, die in deze klassen gesteld zijn, waren de volgende:
1. Vind je geschiedenis een fijn vak? Waarom?
2. Welke perioden of gebeurtenissen vind je het interessantst?
3. Wat is jou mening over de geschiedenis boekjes?
4. Wie of wat is of zijn: Julius Caesar, Hagepreken, Kruistochten, Vierdaagse
Zeeslag, Hitler, Armada, Leenman, Freia, Raad van State? Tweede Kamer, Cals,
Vietnam, de naam van de president van de Verenigde Staten?
Om de kinderen niet af te schrikken van een eerlijk antwoord, vooral wat betreft
vraag 1 en 3, behoefden zij niet hun naam op het blaadje te schrijven.
De vragen werden eerst klassikaal doorgenomen met een kleine toelichting.
Voor het eerste deel van vraag 4 werden begrippen en namen genomen uit het
eerste deeltje, dus uit het boekje, dat ze in de vierde klas reeds gehad hebben.
Dit om te controleren, wat de leerlingen er nog van wisten.
Het tweede deel van de vierde vraag bestaat uit begrippen en namen, die niet in
het boekje voorkomen, maar waaruit min of meer blijkt of de kinderen
belangstelling hebben voor hedendaagse feiten.
In totaal hebben 93 leerlingen aan deze enquête deelgenomen.
Het eind resultaat is als volgt:
Vraag l:
vind je geschiedenis een fijn vak ?
50 ja
De motieven vind men achter de antwoorden van de leerlingen vermeld.
Het voornaamste argument is wel: dat het kind nieuwsgierig is naar de tijd van
vroeger. Daarnaast komt naar voren dat de geschiedenisles aansluit bij de
belevingswereld van het kind. Het is namelijk spannend en het zijn mooie
verhalen. Ook komt het motief naar voren, dat men dit dient te weten.
'Ja. je weet dan waarom wij een konikrijk hebben'.
27 nee
De negatieve antwoorden meen ik zo te moeten interpreteren, dat de lessen danwel
de methode onvoldoende (kunnen) uitgaan van de mogelijkheden (zowel
intellectueel als qua doorzettingsvermogen) van de kinderen om voldoende
aandacht te geven aan de gegeven stof. Doordat de stof boven hun 'pet' gaat
vervelen deze kinderen zich.
'Het is allemaal zo simpel'. 'Ik heb er niets aan'.
16 tamelijk
De groep van tamelijk vormt een combinatie van zowel de ja antwoorders, als de
nee antwoorders. Wij menen dat kinderen uit deze groep behoren tot die kinderen,
die het iets te gemakkelijk af gaat of die de stof net niet aan kunnen.
Opvallend hierbij is het antwoord van het kind uit klas 6b:
'Je krijgt elk jaar weer het zelfde.' en uit 5a: 'Het is allemaal verleden
tijd'.
Het is opvallend, dat de meeste negatieve antwoorden uit de b-klassen komen.
Vraag 2:
Welke periode of gebeurtenis
vind je
het meest interessant?
historische
gebeurtenis |
score |
Wereldoorlogen |
26 |
Germanen |
18 |
Noormannen |
17 |
Riddertijd |
16 |
80-jarige
oorlog |
15 |
Karel
de Grote |
12 |
Stenen
tijdperk |
10 |
Kruistochten |
10 |
Romeinen |
8 |
Ontdekkingsreizen |
5 |
personen |
5 |
Karel
de vijfde |
4 |
Gouden
Eeuw |
3 |
Tegenwoordige
tijd |
2 |
Napoleon |
1 |
Alles
|
1 |
Niets
|
1 |
Uit vraag twee blijkt duidelijk, dat de oorlogen het meest in trek zijn. Ook de
Germanen, de Noormannen en de ridders zijn populair.
Op één na waren allen, die het stenen tijdperk noemden vijfdeklassers. De
onderwijzer van de desbetreffende klas had nog geen uur van te voren hierover
gesproken. Dit doet vermoeden, dat de kinderen, datgene als het meest
interessant neerschrijven, dat het meest vers in hun geheugen ligt, dus datgene
wat ze het beste onthouden hebben.
Vraag 3:
Wat is jou mening over geschiedenisboekjes ?
De antwoorden van deze vraag zijn zo gevarieerd,
dat het ondoenlijk was ze in
een uitgebreid schema
te verwerken. (met de pc werd dat anders: ttt)
Globaal is de uitslag als volgt:
klas |
6a |
5a |
6b |
5b |
goed |
5 |
10 |
4 |
2 |
gaat wel |
6 |
3 |
9 |
8 |
slecht |
2 |
1 |
12 |
25 |
onthouding |
1 |
2 |
3 |
0 |
Evenals bij vraag 1 vallen de b-klassen hier ook op door negatieve antwoorden.
Er waren bij deze vraag ook zeer rake antwoorden, zoals bijvoorbeeld het
antwoord van nr. 9 uit 6a:
"Waardeloos. Mondeling is het veel beter. Of je het zesde klas of het vierde
klas boekje hebt, het is allemaal hetzelfde, alleen iets uitgebreider." Frappant
was ook het antwoord van nr. 5 uit 6b: "Te weinig verhalen en te veel over
godsdienst." (alternatie)
Vraag 4: Wie of wat is of zijn:
Julius Caesar, Hagepreken, Kruistochten, Vierdaagse Zeeslag, Hitler, Armada,
Leenman, Freia, Raad van State;
Tweede Kamer, Cals, Vietnam, President van de USA?
Wanneer we de antwoorden van de verschillende klassen gaan vergelijken, krijgen
we van de a-klassen een goede indruk, van 6b een minder goede en van 5b een
slechte. Het resultaat van 5a staat boven dat van 6b.
Daar wij vermoedden, dat het leerresultaat van 6b ook minder zou zijn, dan dat
van 5a (om het nog maar niet te gaan vergelijken met 6a) zijn wij er toe over
gegaan in 6b d.m.v. een proef te bekijken of de leerprestaties van deze klas te
verhogen zijn.
Hierover zal het volgende hoofdstuk handelen.
Konklusie en besluit.
Zowel het leerplan als de methode dient aan te sluiten bij de mogelijkheden van
de kinderen, d.w.z. dat er een aansluiting moet zijn op het gevoels-, streef- en
denkniveau van de leerling.
Vanuit de resultaten van de interviews met de betreffende leerkrachten en de
uitslag van de enquête menen
wij tot de volgende conclusies te moeten komen:
a. De methode 'Rood, Wit en Blauw' heeft niet die adequaatheid, die van een
lagere-schoolmethode geëist mag (moet) worden.
b. Voor kinderen, die meer of minder begaafd zijn, is extra aandacht van de
leerkracht vereist.
Tenslotte:
In het algemeen zouden wij willen pleiten voor een voortdurende bezinning op de
afstemming van zowel de methode als het leerplan op de eisen, die het 'moderne'
onderwijs op dit moment stelt. M.a.w. wij willen pleiten voor een dynamisch
onderwijs.
SCRIPTIE
OVER HET VAK GESCHIEDENIS
theoretisch gedeelte 1.00
kinderen en geschiedenis 2.30
leergesprek en leerprestatie 2.40
LITERATUUROPGAVE
en nawoord
|