Mijn Gemene Leven
in de duinendelta van
vierstromenland
Hoofdstuk VII:
definitijd
De
vervolgmaking
7.01 “HAD”, Hensenbossie
Analoog Digitaal
Wim had van mevrouw Blank vernomen dat ik een afspraak had
gemaakt over Anneke. Hij stelde voor, met de familie bijeen te komen en gaf de
data aan, waarop hij en m’n oudste broer vanwege vakanties verhinderd zouden
zijn.
We wilden nu een HAD organiseren: Een weekend met op zaterdag lunch/koffietafel
met middagbespreking over een perspectief voor Anneke. Een Walk-in en een Line-in, dus
praat- èn chat-mogelijkheden over de zorgen en mogelijkheden voor Anneke.
Op zondagmiddag een high tea met Anneke erbij. Door de Line-in optie hoopten we
ook wat neven en nichten te interesseren.
Anneke die de verjaardagskalender
hanteerde als de draad van Ariadne om zich door haar doolhof van de tijd voort
te bewegen, stuurde alle neefjes en nichtjes die op de lijst stonden nog vele
jaren een envelop met kaartje en briefje van 5.
Haar wedervraag bij het openen van de deur was altijd: “Weet je wie er deze week
jarig zijn?” Meestal moest ik haar het antwoord schuldig blijven, maar zij
lepelde het zo op.
Maar ook nu, met het HAD-voorstel, was er weinig tot geen animo om mee te denken; wel een
ordner vol problematiek die Bep meenam.
Op 4 oktober spraken we er met Anneke, Leo en Eugène over, tijdens etentje in de
voormalige 'Oude S'.
7.02 Leo on Line
In het vroege voorjaar van 2001 hebben we Leo ook betrokken bij de pc-lessen.
Met Anneke wandelden we wel ‘ns een rondje Zeestraat, Dorpsstraat, Patatje bij
Gerard, waar Leo werkte, en door naar de Koepelberg. Leo vond het leuk, dat
Anneke met de pc bezig was en had er zelf ook wel zin in, daar wat mee te gaan
doen. Hij was van plan, zijn werktijd wat terug te brengen en zo wat tijd vrij
te maken voor een beter levensperspectief.
In april kochten we een pc-monitor-printer en gaven we hem training in het
gebruik ervan. Als hij er bedreven in was en het leuk vond, zou hij die over
kopen. Zo niet, dan zou die hardware naar Anneke gaan, omdat zij aan een
‘upgrade’ toe was. Ze had er plezier in gekregen.
Nu we hem wat vaker zagen, viel het op dat hij fysiek problemen had. In toenemende mate zelfs
zorgwekkend. Maar hij bleef geïnteresseerd in de computerles. Net als zijn
buren, die graag meededen met de ‘lessen’. Tussendoor spraken we ook over
gezamenlijke huisvesting in ons dorp: Hij, Anneke, Eugène en ik.
Hij was ook al ‘ns bij de huisarts geweest en kreeg aanvankelijk eenzelfde
diagnose als Pa met zijn pijn tussen de schouderbladen: "Een koudje, gaat wel over".
Op 19 maart 2001 is er bij Wim een familiebijeenkomst met z’n allen, inclusief
Leo en Anneke, onder andere over een mentor voor haar, of een curator (Anneke
schrijft in de marge van het verslag: “Dit gaat nooit gebeuren.”)
Leo off Line
Het koudje van Leo werd ernstiger. Zijn bewegingen werden krampachtig, stroever.
In augustus kreeg ik een uitnodiging van Jos. Jeroen, zijn zoon, werd 21 dus echt volwassen
en er werd een familiefeestje georganiseerd. Had ik maar niet gegaan, dacht ik
later.
Het was een gezellige ontmoeting in Dordrecht. Maar op gegeven moment raakte ik
met Wim in gesprek en vertelde hem mijn zorgen over de gezondheid van Leo. Vanaf
dat weekend lijken Henk en Wim de regie over Leo’s laatste dagen te gaan voeren.
In de namiddag van 11 september heb ik een afspraak met Leo in het ziekenhuis.
Voor ik naar Leiden rij, bel ik even of er misschien nog iets nodig kan zijn.
Terwijl ik de telefoon op pak zap ik ook even op de tv voor het laatste nieuws en whoem,
daar gaat een vliegtuig een van de Twin Towers in. Voor ik naar Leiden rij, loop
ik half in shock nog even naar boven, naar Eugène, om hem te vertellen dat er
iets vreselijks aan de hand is in Amerika. In de auto naar het ziekenhuis word
ik door de publieke omroep bijgepraat.
Leo maakt een uiterst desolate indruk. Zijn vooruitzichten zijn slecht, zeer
slecht. En hij had al gehoord, dat er in Amerika iets was gebeurd, dat de derde
wereldoorlog kon inluiden. Na onderzoek werd duidelijk, dat hij in het
ziekenhuis moest blijven.
In familieberaad besloten we, dat er vanaf die dag altijd een van ons aanwezig
zou zijn. Ik heb me aangeboden voor de late avond en de nacht.
Die nachten waren over het algemeen héél rustig. Licht gezoem van apparatuur met
soms het zachte geritsel van een verpleegstersuniform. Leo lag met zware
pijnstillers in diepe rust en had meestal zijn ogen dicht. Als hij z’n ogen ‘ns
opende, knipte ik met m’n ogen zoals bij onze kat als die de tuin inliep. Leo
knipte dan soms terug in een hulpeloze acceptatie. Behoefte aan een gesprek had
hij wel, maar “Jammer…, kan niet praten”, zei hij dan nauwelijks verstaanbaar.
Dat had hij met veel moeite al meegedeeld toen hij het bed instapte, waar hij
niet meer uitkwam.
Een keer raakte hij halverwege de nacht in een krampachtige paniek. Ik kon geen
contact met hem krijgen en haalde de nachtzuster erbij. Die wist hem met stevig
beetpakken bij de schouders en wat bijstellen van knopjes rustig te krijgen. Ook
mij stelde ze gerust. Dit kan voorkomen en ik moest niet aarzelen, haar er dan
weer bij te roepen. Een andere nacht merkte ik een ander soort onrust, niet
zorgwekkend. Op zijn gezicht lag een glimlach en ik begreep, dat hij ook nog
vredig kon dromen.
Op een ochtend kwam m’n oudste broer mij veel vroeger dan normaal aflossen. “Dan
kun jij ‘ns wat eerder naar huis,” zei hij met wat papieren in z’n hand.
De ochtend daarop, ik was nog niet zo lang thuis, werd ik gebeld. Leo was in
heftige paniek en zou waarschijnlijk sterven. Direct reed ik terug naar Leiden
en trof daar de hele familie in onzekerheid. Leo was inmiddels tot rust gekomen
en lag er weer bij zoals ik hem die ochtend had meegemaakt. Er was echter onrust
in de familie en die uitte zich, zoals wel vaker gebeurde, in verlegen
grappenmakerij. Totdat een zuster maande tot wat meer ingetogenheid: “U weet
toch dat U hier op een afdeling bent van stervenden?”
De nacht daarop voelde ik, dat alles voorbij was bij Leo. Op een ontroerende
manier leek hij zijn leven te hebben overgegeven. Het ademde, maar hij was niet meer
aanwezig.
Terug naar huis belde ik Eugène dat het goed was met Leo. En ik vroeg hem, het
bad even aan te zetten. Dat heeft meestal een half uur nodig om vol te lopen. In
die tijd kon ik thuis zijn en gelijk even de vermoeienis van de laatste dagen
wegspoelen.
Een volle week na 9/11 is Leo overleden.
7.03 De besleutelde email
Slechts één keer had ik haar alleen bezocht in Mariënhaven. We
hadden koffie gedronken en wat gewandeld over de lange oprijlaan met bomen, waar
we zo vaak met de auto gereden hadden toen haar moeder, Oma Duivenvoorde, daar
nog verbleef. Iedere zondagmiddag ging ze die bezoeken en meestal bracht ik haar
dan weg of haalde haar weer op. Soms bleef ik ook zo’n middag, als ze wat later
was of iets eerder thuis moest zijn.
Toen ik m’n moeder zag bij aankomst, was ze verheugd, blij. Alles ging goed,
was mijn stellige indruk. En ook de verzorgster was gelukkig met haar
opgewektheid en zin om mee te poetsen als er werd schoongemaakt. ‘Immer so
fleissich’, zeiden onze Duitse gasten vroeger al over haar.
Maar toen we aan het begin van de oprijlaan omdraaiden en terugliepen, pakte ze
m’n arm en drukte zich tegen me aan. En steeds langzamer werd haar pas. We
kuierden naar de ingang en daar begon ze te vragen of ze met me mee mocht. Toen
ik de deur opende en weer sloot, zag ik haar door het raam: “Neem me mee,
alsjeblieft, neem me mee”.
In tranen liep ik naar de auto.
Ook bij de begrafenis van mijn moeder, twee maanden na Leo’s overlijden, ben ik
niet al te zeer betrokken geweest. In de kamer waarin ze lag opgebaard, zag ik
dat haar handen niet geheel volgens de regels waren gevouwen. Daar was niets
meer aan te doen. Ik had wel haar godsdienstdiploma ingelijst. Dat zette ik bij
haar neer. Het was een “Getuigschrift voor het getrouw volgen van het
herhalingsonderwijs in den Katechismus”. Het was in 1926 uitgereikt door Pastoor
Quant, de stichter van de Jozefkerk, over wie zij ook later met zeer veel
respect kon praten.
Zij was diep gelovig. Tegelijkertijd kon zij de ander vrij laten in het zoeken
naar de eigen verantwoordelijkheid. Ze voelde zich verbonden met het religieuze
mysterie. Hierdoor kon ze in principe vanuit haar geloof ook intuïtief, impulsief
reageren. Van daar uit had ze in maart 1974 spontaan een vakantie geboekt. “Zo
kan het niet verder”, zei ze op een ochtend en liep naar boven, haalde uit haar
linnenkast wat papiergeld en ging naar het reisbureau bij de Steeg. Veertien
dagen er tussenuit met Barbara, die een paar dagen rust nodig had. Ze schreef
m’n vader tot tweemaal toe, zelf niet te kunnen begrijpen, dat ze zo opeens
alles in de steek kon laten. Veiligheidshalve boekte ze wel in hetzelfde
plaatsje, waar ze acht jaar eerder met hem geweest was. Bijna dagelijks schreef
ze over hun wandelingen rond Torremolinos soms zeer gedetailleerd. En over haar
zorg of thuis alles wel goed ging.
Eenzelfde impulsieve reactie heb ik dus ervaren, toen ze mij op een ochtend zei,
dat er schoolmeesters nodig waren en dat ik maar ‘ns moest kijken, waar die
opleiding was.
Voor de uitvaartdienst had ik een herinneringstekst geschreven. Toen ik die
Barbara liet lezen, vroeg ze me of zij die mocht voorlezen. Het sprak haar erg
aan.
Toen ik ’s avonds thuis kwam en de kranten van de laatste dagen doornam, zag ik
bij het openslaan van de eerste krant, onder een grote foto van een oude man aan
een laptop met twee sleutels op de monitorklep de tekst:

Paus drukt op zendknop.
Paus Johannes Paulus II verstuurt zijn eerste boodschap per e-mail.
Het is een
excuusbrief aan iedereen die het slachtoffer is geworden
van seksueel misbruik
door rooms-katholieke geestelijken. FOTO EPA
Mijn gedachte was: “Kijk, ze heeft haar eerste daad verricht
daar boven.” Die krantenfoto heb ik nog, maar ik stond klaarblijkelijk niet op
de verzendlijst van het Vaticaan.
Rondom de ziekte van Leo, zijn overlijden en dat van onze moeder heb ik voor
Anneke een afleiding kunnen vinden waar zij en ook wij met onze website veel aan
hebben
gehad.
In ons archief lagen nog veel scripties en beleidsstukken te vervagen in de
tijd. Zij vond het heerlijk om die te digitaliseren, zodat we ze konden inhangen
in ons web.
Dat was in die tijd van het karige web (“content, content, content” was toen de
kreet van providers) voor ons, kleine lieden, een groot succes.
Binnen de
kortste keren werd een scriptie als “Het Poppenspel” een hit en zelfs vanuit
België op startpagina's gezet. Ook werkstukken over Marsman, CJP, VJV,
Jeugdbeleid, Noordwijkerhout, Geschiedenis en Cultuurparticipatie zijn door meer
mensen gezien/gelezen dan ik tijdens het schrijven ervan me ooit had kunnen
voorstellen.
7.04 Erfgenoten
Begin oktober kondigde m’n oudste broer de verkoop aan van Leo’s Huisraad. Dat
bracht ons op het idee om hem en alle erven een alternatief plan voor te leggen.
Hoe mooi zou het zijn, Anneke van haar Koepelberg-appartement terug naar de
Zeestraat te laten verhuizen? Zicht op de oude familiewoning, tegenover Coby
waar ze tot voorheen nog elke zaterdag een krantje kocht en naast de familie Duindam,
die als goede buren Leo hadden bijgestaan en die ook meededen met de
computercursus.
Ze zou daar het kleine familiearchief kunnen beheren in een vertrouwder omgeving
dan vanuit haar “Room without a view” zoals we de foto hadden genoemd van haar
uitzicht op het lege grasveld, zonder enige herkenning aan ons dorp.
Dat viel verkeerd bij de executeur, die in 8 chargerende punten als 9e eindigde
met “droom maar lekker verder weg in jouw wereldje op de rand van de vijver!” De
familie liet hij weten dat alles wat ik had voorgesteld “en mogelijk nog zou
doen” maar beschouwd zou moeten worden als onwetendheid. “Hij heeft namelijk
geen enkele bevoegdheid in de afwikkeling.”
Dat was ook helemaal niet mijn pretentie. Ik had in mijn brief alleen maar
melding gedaan van mijn laatste maanden met Leo en van daar uit een alternatief
aangeboden.
Toen ik daarna vernam, dat van de Firma waar Leo werkzaam was geweest nog een
fikse naheffing zou worden verlangd wegens nalatigheid ten aanzien van
“werknemersrechten en werkgeversverplichtingen”, raakte ik diep bedroefd. Wie
waren wij, om zo rigide de letters van de wet te zoeken teneinde de familie te
knevelen, die later in een brief van de executeur zou worden bedankt
“voor de wijze waarop u onze jongste broer Leo hebt opgevangen, begeleid en
gestimuleerd gedurende de meer dan 25 jaren dat hij in uw bedrijf heeft gewerkt.
Wij blijven achter met de mooie herinnering, dat Leo een goede tijd bij u heeft
doorgebracht.”
Ik had al iets eerder begrepen, dat een fiscalist had voorgesteld, de
navordering op zijn salaris om te zetten in een gift aan de voetbalvereniging en
de kerk. Dat was voordeliger voor de gedupeerde werkgever. Daar kon ik alleen
maar in meegaan, had ik m’n oudste broer laten weten, als wij de helft van die
“gift” voor onze eigen rekening zouden nemen, omdat wij evenzeer Leo hadden
verwaarloosd. Daar werd niet op ingegaan.
In arren moede schreef ik daarop mijn
vier broers aan: “Broeders, wie zijn wij?”
Een dag later reageerde m’n nieuwe jongste broer, beginnend met:
”Beste Jan,
Sinds lang doe je voorkomen alsof de enige ‘waarheid’ alleen maar
uit jouw strotje kan komen. Ooit heb je me zelfs doen willen geloven, dat je
‘lastig’ gevallen werd door een vrouwspersoon van het maagdelijke type, die maar
bleef volharden in haar overtuiging, dat de nieuwe messias alleen maar via jouw
‘koker’ het levenslicht zou kunnen gaan zien.
Dat jij daarnaast niet in staat bent om weerstand te bieden aan ‘serpent’ Ellie,
geeft mij echter weer de overtuiging, dat je het niveau ‘Adam en Eva’ niet
ontgroeid bent….
Herpak jezelf en blijf niet langer de verwijtende vinger richting je directe
familie wijzen. Probeer jezelf ervan te overtuigen, dat jij het ook fout kan
zien.”
Twee dagen later kreeg ik een brief van de executeurs echtgenote:
“Broeders wie zijn wij ?
4 van de 5 broeders weten wel degelijk wie ze zijn, maar 1 ervan is van de weg
geraakt en het spoor kwijt. Ik raad hem aan om professionele hulp te gaan halen
als dat mogelijk is…. Ik denk dat de dood van Leo en Ma veel dieper zit dan je
zelf beseft.”
Hierna komt de brief: “Broeder hier ben ik, broeder Henk, de oudste, weet je
nog?”
Die brief bevat 12 belastende opmerkingen, alle beginnend met “Vreemd, dat ” en
de constatering: “Jouw argumenten raken mij dus niet; in tegendeel,”
Waarna de vraag gesteld wordt:
“Moet ik dan begrijpen, waarom jij je geroepen voelt om mij en de familie steeds
maar weer op zo’n belerende toon lastig te vallen en ook hier weer nog eens de
zedenmeester uit te hangen?”
Vervolgens komt de aanklacht:
Jij hebt met alle onmogelijke middelen getracht om:
1. Anneke te plaatsen in Leo’s huisje, dat iedereen en ook zijzelf, volkomen
ongeschikt voor haar vindt;
2. Met de kleinkinderen, in een poging de executeur-testamentair van Leo in zijn
werkzaamheden te frustreren, een stichting op te richten;
3. Willemse, om welke reden dan ook, ons als de ideale maatschappelijke werkplek
voor Leo voor te schotelen, waarbij jij je duidelijk door hen laat beïnvloeden,
lees souffleren!”
Hierna volgen nog wat alinea’s eindigend met een opmerking dat we “op de valreep
van 2001 toch nog hetzelfde doel hebben gescoord!”
Dat een GGD-arts bij een indicatieadvies in opdracht van de Woningbouwvereniging
enkele maanden eerder nog stelde: “Zij wil graag verhuizen naar het centrum van
Noordwijkerhout om dichter in de buurt van familie en bekenden te zijn”, was de
familie zelf ontgaan klaarblijkelijk.
Daar moest ik het dus mee doen.
Van mijn niet genoemde broer en zus had ik al
‘ns te horen gekregen: “Ach, je weet hoe hij is.”
Maar hoe hij is, dat weet ik niet. Althans, niet anders dan dat hij altijd de
beste wilde zijn. Van jongs af aan daagde hij (drie jaar ouder) me uit:
- Hardlopen tot Meeuwenoord en terug, totdat hij verloor en er mee stopte.
- Met hem te dammen en te schaken, totdat hij verloor en er mee stopte.
- Tennissen, alleen maar felle, fanatieke slagen; niet gezellig breeduit. Daar
stopte ik mee.
Hij heeft me wel leren lezen, heb ik hem een keer toevertrouwd. Niet letterlijk
(dat deed mijn moeder), maar door in mijn jonge jaren af en toe een ‘Haagsche
Post’ of ‘Vrij Nederland’ mee te nemen naar huis. Mijn moeder las ‘De Margriet’
en ‘De Katholieke Illustratie’; m’n vader ‘De (Nieuwe) Linie’. We hadden één
dagblad. Welk, dat varieerde van de inhoud. Op een moment dat m’n vader zich
niet kon verenigingen met een redactioneel commentaar, ging hij over op een
andere (katholieke) krant.
Dus m’n broers opinie-/weekbladen uit een ander dan een Rooms perspectief
leerden mij veel.
Een radio kwam pas in huis toen Ome Antoon een nieuwe had gekocht. Hij kwam z’n
oude apparaat bij ons brengen. Ik was een jaar of tien. Mijn vader was tegen een radio in
huis. Hij was bang, dat we dan geen huiswerk meer zouden maken. Om dezelfde
reden was hij later tegen de tv. Toen ik in 1975 verhuisde, heb ik m’n ouders
als dank een tv gegeven. Met zwart-wit waren ze al heel erg blij.
Een paar maanden later heb ik me lijdzaam gevoegd in de gang van zaken. Ik kon
me niet aan de indruk onttrekken, dat op een geforceerde manier is geprobeerd,
de werkelijkheid van Leo bij te stellen. Hij had jarenlang een relatie met
overburen in de Zeestraat, die niet welgevallig leek voor de familie. Ik had een
zoon van hen wel ‘ns bij Leo ontmoet toen ik pc-les kwam geven. Anneke vertelde
me, dat die jongen vroeger ook thuis wel ‘ns bij Leo bleef slapen. Daar was ma
niet blij mee, maar verbieden deed ze dat niet.
Tijdens zijn begrafenis zag ik het verdriet van die overburen, maar er waren
meer mensen die erg ontdaan waren over zijn overlijden, zo jong nog, zo snel.
Na de begrafenis kwam ik ook nog Jan Meeuwenoord tegen. Hij nodigde me uit, bij
hem langs te komen om wat na te praten. Hij vertelde hoe hij Leo wat jaren
eerder bij Piet Gijs had meegemaakt, wanhopig twijfelend of die de eerstvolgende
trein zou nemen. Hij heeft Leo toen kunnen kalmeren en naar huis gebracht.
Tijdens de herinneringen die we wisselden over de lagere school vertelde hij en
passant, dat bij hem op zolder nog steeds de doos met poppen ligt van onze
poppenkastclub. Hij leek enigszins te schrikken toen hij het zich hoorde zeggen.
Na de dood van m’n moeder ben ik bij Leo’s werkgever langs gegaan. Gerard was
een goede bekende. Hij had onze band, The Saints, geholpen met een startlening;
twee andere broers hadden ook bij hem gewerkt. Inmiddels was de befaamde
snackbar overgedragen aan zijn zoon. Daar trof ik nu ook diens moeder, de vrouw
van Gerard, die door Jos ‘het serpent’ genoemd wordt. Zij waren in groot
verdriet door het overlijden van Leo en onze moeder. Ze voelden zich door m’n
broers zwaar miskend.
7.05 Meineszhood
Rondom de eeuwwisseling hebben we een paar keer onderdak geboden aan Roos, die
met haar man vanwege verslavingsgerelateerde problemen dakloos geraakt was.
Zodra ze in staat waren een ontwenningstherapie te volgen èn huisvesting voor
enige maanden bij derden in stand konden houden, zouden ze weer aanspraak kunnen
maken op hulp van het Leger des Heils en een huis van de Woningcorporatie in
Dordrecht.
Ook hun kinderen kwamen met hen mee en volgden hier onderwijs. De
zoon verhuisde later naar Flavio, zijn biologische vader in Amsterdam. De
dochter, die hier nog een paar maanden alleen achterbleef, ging naar haar grootouders
in Californië.
Hun ouders volgden ondertussen een ontwenningskuur in een afkickcentrum. Na een
succesvol traject in 'De Hoop' kreeg het gezin weer eigen huisvesting. De zoon
is bij zijn vader in Amsterdam gebleven en kwam later nog eens vertellen dat het
ook hem goed ging.
Rond 2003 werden we benaderd door een vriendin van een
graffiti-artiest. Vanaf
het begin van onze website had Eugène als Cloneboy de map Knewarts vormgegeven.
Daarin was naast zijn eigen werk ook veel aandacht voor graffiti uit de
omgeving.
Dat leverde interessante ervaringen op met de denk- en leefwereld van de clan
die zich met de tag '3DK' manifesteerde. Een van hen was Flow. Hij was de
drijvende kracht achter 3DK, wat staat voor 3000 Kids. De groep had zich gevormd
in het jaar 2000 en daarna zou dus het jaar 3000 komen, meende hij. En zij waren
de kids van dat volgende jaar. Flow waren we al een paar keer tegen gekomen. En
in gesprekken had hij verteld over zijn moeilijke jeugd in Rotterdam Zuid en
zijn jaren in een opvoedingstehuis in Drenthe, waar hij vanaf zijn 8e woonde en
ook een paar keer was weggelopen.
Hij zat nu dus in Maaszicht en zou met zijn 18e op straat gezet worden. Voor
zichzelf zag hij geen problemen, omdat hij hier en daar wel vrienden en
kennissen had waar hij terecht zou kunnen.
Daar hij moeilijk met geld kon omgaan, werd de sociale uitkering aan zijn vader
verstrekt, zodat die
incidenteel ook met hem contact had.
Er hing hem ook nog een gevangenisstraf boven het hoofd. Hij dacht echter, die
straf wel te kunnen ontlopen door onvindbaar te worden voor de politie. We
hebben toen op hem ingepraat, dat dit een heilloze weg is. Hij was inmiddels
volwassen en had een vriendin die veel om hem gaf. Zou het niet beter zijn,
vroegen we hem, die straf te accepteren en te gebruiken als een rustpunt voor
een nieuwe start? Daar zou hij over nadenken.
Een tijdje later belde zijn vriendin. Er was een bericht gekomen, dat Flow zich
over een paar weken zou moeten melden bij de gevangenis. Of wij hem ter
voorbereiding tot die tijd konden huisvesten. Daar zijn we toen op in gegaan.
Terwijl wij werkten aan een dossier en data verzamelden voor zijn curriculum,
oefende hij zich met lezen en schrijven via de webbrowser. Hij was zwak
ontwikkeld, praktisch analfabeet, maar leerde bij het typen van webadressen, dat
alles heel secuur moet worden ingevuld.
Heel content was hij met onze benadering. "Wat kun jij veel vragen...en het
blijft nog leuk ook", zei hij een keer refererend aan de vele, vaak zware
gesprekken die hij in het verleden had moeten voeren met politie en
hulpverlening.
Op de dag dat hij zich moest melden zijn we via het instituut waar hij als kind
jaren had doorgebracht, naar de gevangenis in Veenhuizen gereden.
Bijna vier maanden heeft hij daar gezeten, net iets te kort om in aanmerking te
kunnen komen voor een traject ‘resocialisatie’.
Met het Leger des Heils hebben we daarom zelf zo’n traject opgezet. Gezien zijn
zeer gevarieerde strafblad en zijn door de begeleider van Maaszicht ervaren
tendensen van meedogenloosheid en sterke stemmingswisselingen, zijn daarbij
verschillende opties voor woonvormen besproken.
Ondertussen hielden we
telefonisch en via ansichtkaarten contact met Flow.
Bij een eerste bezoek mochten we
niet verder dan de poort, voor het afgeven van wat spulletjes en het
overhandigen van een
contactverzoek voor de Dienst Welzijn op verzoek van de Rotterdamse
hulpverlening.
Na beëindiging van zijn detentie, in november 2003, is Flow nog een maandje bij ons blijven wonen
in afwachting van een kamer bij De Corridor. In die periode kwam de wijkagent
weer eens langs om te vragen of hij aanwezig was. Er waren wat vragen. Toevallig
was Flow niet aanwezig, maar ik kon de agent toezeggen, dat ik de volgende
ochtend met hem naar het bureau zou komen.
Vroeg in die volgende ochtend werd ik wakker van veel herrie en geroep. Ik rende
m’n kamer uit en wilde naar beneden lopen, maar kreeg toegebruld: “Blijf staan,
blijf staan. Handen omhoog”. Ik keek in de loop van een wapen en een even koele
blik van een stevig geharnaste agent. “Politie, Politie”, hoorde ik ondertussen
ook roepen in het trapgat van de entree naar boven. De agent die mij onder schot
hield, kon op mijn vraag wat er aan de hand was slechts reageren met “omdraaien,
gezicht naar de muur en mond houden” of iets in die richting. Walgelijk en
vernederend was die vertoning.
Aanvankelijk dacht ik nog, dat ze een willekeurige training aan het houden waren
en met excuses en een cadeaubon zouden vertrekken. Maar daar kwam Flow al naar
beneden. Gevankelijk werd hij afgevoerd. Wij bleven zitten met veel vragen en
een in elkaar geramde voordeur.
Anderhalf uur later kwam Flow terug gewandeld. Hij was als ‘vuurgevaarlijk’
geclassificeerd. Hij had de dag ervoor ruzie met de nieuwe vriend van z’n moeder
gehad en in haar chatbox, naar zijn zeggen, geschreven: “Ik schiet 'm harstikke
dood!!!”. Daarop had zijn moeder hem aangegeven vanwege doodsbedreiging met de
suggestie, dat hij een vuurwapen bezat.
De in elkaar geramde deur wilde de politie aanvankelijk niet vergoeden. Wel werd
er spaanplaat in de deurpost getimmerd. Maar na een schriftelijk verzoek met een
verwijzing naar de wijkagent die we hadden toegezegd met Flow op het Bureau te
verschijnen, werd de reparatie toch in opdracht van de politie uitgevoerd en
betaald.
Gelukkig hebben we twee voordeuren en konden we tijdens het ongemak gewoon naar
buiten.
Een paar weken later kreeg Flow zijn kamer bij de Corridor. Van daaruit heeft
hij zijn semi-nomadisch bestaan weer opgepakt en is bij een vriendin en hun
zoontje gaan wonen.
In 2008 hebben we hem nog bijgestaan in een rechtszaak.
Omdat hij naar behoren kon aantonen dat hij zijn leven goed op orde had, kreeg
hij slechts een voorwaardelijke straf.
Twaalf jaar later zagen we hem bij SBS6
in een programma over mensen die gevolgd gaan worden bij het verwijderen van hun tattoos. Zijn gezicht zat er al vol mee, de laatste keer dat hij bij ons op
visite kwam.
En als altijd was hij, net als zijn nieuwe vriendin nu op tv, vol vertrouwen
over 'n goede afloop.
Vanaf 2004 groeide bij ons de idee, dat gezinsondersteunende hulpverlening niet
zou moeten resulteren in uithuisplaatsing ver weg, maar binnen het
postcodegebied of rond de basisschool van het kind. Op die manier zou het
opgroeiende kind in een vertrouwde omgeving kunnen blijven van (school)vriendjes
en bekenden uit de buurt. Op ons web maakten we als opzet voor een ideale wijk
"De Meineszhood". In deze wijk plaatsten we het "Hôtel Lieu", de buurtherberg
als gezinsaanvullende voorziening. Een variant op het Hôtel Dieu, zoals vroeger
in Franse steden het Gasthuis, de ziekenherberg, genoemd werd.
Met een overzicht van winkels en diensten in de buurt zou een interessante
website kunnen ontstaan. Binnen de Kerngroep Meineszbuurt was er voldoende
belangstelling voor het ontwikkelen van een website. Met Els, Veró en
Lydia hebben we een voorstel ontwikkeld voor 'n 'redactiestatuut', maar tot
een redactie kwam het niet. De al jaren zieltogende Meinesz.info werd zelfs
opgeheven.
In die tijd werd Sascha geboren en de webarchief-cd die we bij dergelijke,
essentiële updates uitbrengen droegen we met het boekje "Wat je droomt ben je
zelf" deze keer aan hem op. Els die als zelfstandige vrouw een druk bestaan
heeft, schakelde ons soms in als oppas. En als het in Den Haag eens wat later
werd, haalden we Sacha van de kinderopvang en at hij bij ons mee.
In juli 2006 kopte NRC “Rotterdam leidend in verloedering”. Dat bracht ons op de
gedachte, een “wereldwijk netwerk” te organiseren voor globaal bewustzijn. We
hebben alle NL-postcodewijken verzameld en voor de Rotterdamse wijken de
websites in één overzicht toegankelijk gemaakt.
In 2007 brachten we bij de geboorte van het eerste kind van Kim en Florentijn de
CD ‘Das Adobe’ uit: “Kneden en Knutselen voor Buurtbeleid. Een ‘informary” met
links naar actuele informatie over beleid, scanreading van projecten en
‘groeibriljantjes’ als voorbeeld voor de bewonersgroep.
In 2009 hebben we Els en zeven buurtbewoners geholpen met de organisatie van een
petitie over handhaving van de 30KM-zone in de Meineszlaan. Deze Melle-petitie
is met ondertekening door 173 bewoners door de initiatiefgroep aangeboden aan
de wethouder van Delfshaven, de verantwoordelijke wijkraad.
7.06 Het Slaapkantoor
Anneke heeft in die eerste jaren van deze eeuw meer dan 20 rapporten, adviezen
en lezingen gedigitaliseerd. We hadden uiteraard ook de optie om die thuis in te
scannen met OCR en te bewerken voor de website, maar als ze met iets klaar was
vroeg ze om een volgende opdracht. En het deed haar zichtbaar goed, als ze ermee
bezig was. Punctueel hield ze de tijd bij op een kladje dat als bladwijzer
diende, waar ze gebleven was. En als die ‘ns verkeerd was ingestoken, kon het
gebeuren dat een hoofdstuk dubbel werd ingevoerd.
Haar grote hobby was klaverjassen op de pc. Uit de statistiek kon je opmaken,
dat ze niet altijd alle spelletjes uitspeelde. Dan was het etenstijd
klaarblijkelijk. Maar haar winstscore lag altijd ver boven de 50%. Ook haalde ze
vaker dan haar pc-hullie* een pit.
Nu ze haar draai op wat we noemden het ‘slaapkantoor’ gevonden had, ging onze
aandacht/prioriteit weer naar ‘vraag en antwoord’. Als ze belde dat de inkt op
was of de pc problemen had, dan reageerden we binnen 1 à 2 dagen. Was het papier
op, dan namen we niet een nieuw pak mee, maar een velletje of 20.
Maar ze belde vaker voor een film die op tv was en die wij wel leuk zouden
vinden dan voor kantoorsupplies. Was er iets met de pc, dan namen we die mee
voor onderhoud. Dat was ook, nadat we een paar keer bij haar hadden geconstateerd, dat de
datum niet correct was. Die stond dan zomaar een paar jaar terug ingesteld.
Aanvankelijk meenden we, dat iemand het leuk vond de boel te saboteren. Maar
bij ons thuis kwamen we er achter, dat er op het moederbord een knoopbatterij zit die
leeg kan raken. Anneke deed nog steeds te vroeg de stekker uit het contact en
dan liep het afsluitprotocol op dat batterijtje. Was die leeg, dan kreeg je de
fabrieksdatum bij het opstarten.
Haar relatie met familie en hulpverlening was niet stabiel. Sprak je over de
broer die haar altijd naar het ziekenhuis reed (‘als een speer’, zei ze dan) of
degene die elke dinsdag de koelkast kwam bijvullen, dan was ze zeer content. Las
je de emailberichten tussen familie en hulpverlening, dan bleek altijd, dat
Anneke zeer fel kon reageren. “Ik ga nooit weg uit Noordwijkerhout. Alleen
tussen zes planken.” Ook haar memo-berichten in de huiskamer wezen op diepe
angst en achterdocht: “Ze praten óver mij, maar niet mèt mij,” kon ze vaak
schrijven of wanhopig zeggen.
Toen me duidelijk werd, dat er binnen de familie een dossier werd bijgehouden om
Anneke desnoods onder dwang te laten opnemen, besloot ik in dat geval als haar
‘advocaat’ op te treden. Anneke bleef het gevoel houden dat ‘ze’ dachten dat zij
gek was. Ondertussen probeerde ik haar in redelijkheid te laten inzien, dat haar
mogelijkheden in zelforganisatie heel erg beperkt waren. Ze was al eens een paar
keer ongenadig gevallen en zelf opstaan lukte haar niet altijd. Het kon dan uren
duren voordat de thuiszorg haar vond en dan soms nog een collega moest bellen om
haar overeind te helpen. Maar dat vergat ze zelf ook weer makkelijk.
Ik maakte ‘ns mee, naast haar aan de pc, dat er iets in de huiskamer moest
worden gepakt. Ik stond op om het te halen, maar zag ’t niet zo gauw liggen.
“Waar ligt ’t dan?”, riep ik teruglopend naar de hal. Prompt hoorde ik haar de
stoel wegschuiven en kwam ze haastig aanlopen. Beentje over kwam ze de bocht om
van haar slaapkamer, verloor haar evenwicht en buitelde tegen de badkamer.
Gelukkig stond die deur dicht. Ze was anders zo maar met haar hoofd op de
drempel van de douchecabine gevallen. Haar overeind krijgen was niet eenvoudig.
Gelukkig had ik geleerd, hoe je mensen ruggelings omhoog kunt duwen. Dat lukte
me bij haar ook.
Dus ook in omstandigheden van ‘even iets opzoeken’ of bij reageren op de
telefoon of deurbel, kan ze te snel in beweging komen zonder haar beperkingen te
beseffen.
En ongein is ze ook snel vergeten. Behalve als iets haar diep krenkt. “Ze willen
me weg hebben”. Ze was dan ook achterdochtig, als vreemden iets kwamen vragen
over haar fysieke gesteldheid.
Toen een GGD-arts haar bezocht, omdat er een lift was aangevraagd, en haar vroeg
of ze moeite had met traplopen zei ze, dat dat niet het geval was. Hij noteerde
wel, dat ze graag naar het centrum wilde verhuizen. Maar dat viel buiten zijn
indiceer-opdracht.
En de woningbouwvereniging Antonius van Padua vond het dus niet nodig, de flat
op dat moment van een lift te voorzien. Ze had immers geen moeite met traplopen.
Veel hulpverleners of ‘intakers’ die gesprekken voeren om tot een hulpaanbod te
kunnen komen, zien wel het fysieke ongemak waarmee zij zich voortbeweegt.
Haar geheugenprobleem wordt echter niet onderkend, omdat Anneke rap van de tong
is, overtuigend kan reageren op vragen over bekwaamheid en haar beperkingen
makkelijk vergeet. “Hoe lang hebt U daar al last van?”, vroeg ’n LUMC-arts. “Een
week of drie/vier”, antwoordde ze zonder blikken of blozen, terwijl "een jaar of drie/vier" dichter bij de waarheid zit.
7.07 Palmburen
Vanuit de Van der Palmstraat, de zijstraat waar onze tuin aan grenst, ontstond
rond 2004 een nieuw contact toen een van de kinderen, schoppend tegen de poort,
aandacht vroeg. Een bal was over de schutting gevlogen, maar bij het eerste huis
om de hoek kreeg hij geen gehoor. Dat huis heeft geen tuin. De zijgevel loopt
taps toe en dat huis is naast onze keuken nog maar één meter breed. Het stond al een
tijdje leeg. Later leerden die kinderen bij ons, het tweede huis, aan te bellen.
We liepen dan naar de tuin, op zoek naar de bal en gaven die terug. Eens kwam
een bal achter in de vijver terecht op een voor ons onbereikbare plek. De
kinderen geloofden dat niet en wilden zelf gaan kijken. Vanaf die tijd was ons
huis in het bijzonder op de zondagmiddag voor hen een bijzondere bestemming.
Aanvankelijk was een van de families, de grootste, daar niet blij mee. Die
familie woonde in een gerenoveerd dubbel huis en bestond uit een oma en haar twee
inwonende zonen met hun gezin. Als de ouders het druk hadden, werden de kinderen
naar oma gestuurd. Oma droeg het oudste jongetje op, ons huis te inspecteren op
alcohol. Als wij bier in huis hadden, zouden zij niet bij ons mogen spelen.
Toevallig hadden we dat niet in voorraad. En we hebben het ook niet meer in huis
gehaald, totdat hij een paar maanden later vertelde, dat zijn vader af en toe
een biertje dronk.
Wel vond Sefa op zijn zoektocht de Koran en instrueerde hij me, dat het heilige
boek boven op de stapel hoorde te liggen. Bij de Islamitische Boekwinkel kocht
ik nog een paar leesboekjes voor kinderen, zodat we ook wat aan lezen zouden
kunnen doen. Maar de kinderen waren vooral geïnteresseerd in tekenen en
internet. Het viel daarbij op, dat de meisjes vooral zochten naar sites met
westerse kinderspeeltjes en kleding. De jongens ("ja dat mogen we thuis ook")
speelden liever schietspelletjes als "Unreal".
De vrome verhaaltjes uit de leesboekjes waren aan hen niet besteed. Voor mij
waren ze erg leerzaam. Er is nauwelijks verschil tussen de wonderlijke
belevenissen van de kleine Mohammed en die van de kleine Jezus die mijn moeder
me vroeger voorlas.
Wel kreeg Aqaba een nieuwe dimensie. Ik kende die plaats tot dan voornamelijk
van de film Lawrence of Arabia, waarin Sharif Hussein bin Ali had meegevochten
met de belofte aan het eind van de strijd van The British Empire goud te krijgen voor hem en zijn
manschappen. Als ze de stad in handen hebben, loopt de Sharif dan ook gruizig op een
grote schatkist af. Hij opent die, ziet bovenop alleen maar velletjes
papier, graait dat met grove gebaren uit de kist, tot op de houten bodem en
schreeuwt woedend: "No gold in Aqaba!". Ondertussen dwarrelen de Engelse ponden
naar de grond.
In een van die leesboekjes stond een ander verhaal.
De hele bevolking van
Aqaba
heeft zich tot Allah bekeerd en de Koran omarmd. Dat komt hen duur te staan. De
stad wordt belegerd door de vijand en de mensen dreigen te verhongeren. Dan
stappen de Wijzen door de poort naar de vijand en vragen belet bij de Hoofdman.
Zij werpen zich op de grond en smeken hem, de omsingeling op te heffen: "Heer, wij doen niets dat buiten Aqaba verboden is".
Een lege schatkist; het goud zit in het gedrag van de mensen. De legerhoofdman
trekt zijn troepen terug. Wij noemen dit 'Het argument van Aqaba': "Zij doen
binnen niets dat buiten verboden is".
Af en toe kwam oma de kinderen ophalen. Een enkele keer is ze binnen wezen
kijken, hoe de kinderen bezig waren. Ze was heel vriendelijk, maar een gesprek
aanknopen bleef erg moeilijk. Oma sprak alleen Koerdisch. Ook haar kleinkinderen
begrepen haar niet of nauwelijks. Het was voor hen niet leuk bij haar. En er was
niets te doen. Daarom maakten we in die eerste jaren een sinterklaassurprise
voor oma met tekenspullen, spelletjes, speculaas en strooigoed. En bij een beuling* van amandelspijs stopten we een lang gedicht in eenvoudig Nederlands,
door kinderen makkelijk voor te lezen.
Op het pakket plakten we haar adres met als afzender: Sinterklaas, Koepelberg
Kantoor, Noordwijkerhout. Toen de man van Post.nl, die meermalen per week wel
een pakketje voor een van de buren bij ons aflevert, langskwam, wilde hij graag
dat pakket even bij oma om de hoek brengen. Via ons weblog zagen we, dat een dag
later het Koepelberg Kantoor gezocht was. Dat zal het raadsel alleen maar groter
hebben gemaakt. "AMG laat je niet in de steek", was de webpagina waar je op terecht
kwam, een overzicht van de rapporten en beleidsnota’s die een zekere ‘Anneke’
had gedigitaliseerd voor de website gaingate.com.
Maar de kinderen bleven niet lang bij oma spelen. Ze leken de situatie bij ons
stimulerender te vinden. We konden hen bijstaan met schoolopdrachten en zij
pasten op het huis als wij boodschappen moesten doen. Esma mocht niet meer komen
toen ze jongvolwassen werd en Myzgin en Berzan moesten afscheid nemen, toen ze
naar Oostenrijk verhuisden. Met tranen in haar ogen kwam zij dat vertellen.
Aanvankelijk dacht ze naar Australië te gaan. Helemaal aan de andere kant van de
wereldbol die op de piano staat. Maar later bleek het Austria te zijn.
Toen Berzan of zijn neefje Mervan eens wat later dan de anderen langskwam op een
zondagmiddag, kon hij nog niet bij de deurbel. Een toevallig passerende dame zag
dat en belde even aan. Toen ik de deur opende en de jongen hartelijk
verwelkomde, zag ik die vrouw verschrikt opkijken. Of het toeval is of niet, een
uurtje later belden er twee agenten met de vraag of hier kinderen in huis waren
en of ze even mochten kijken. Ze zagen de kinderen spelen en wilden ons even
spreken. Eugène moest aan de ene kant van de kamer, ik aan de andere kant wat
vragen beantwoorden en ze vertrokken weer.
Die maandagochtend werd ik wakker met een onprettig gevoel. Aanbellen O.K.,
dacht ik, maar die gescheiden vragenstellerij, hun outfit en het zonder
identificatie binnenkomen, zaten mij niet lekker. Ik belde het dichtstbijzijnde
bureau. Daar wist men van niets. Zij waren gesloten in het weekend en verwezen
me door naar een ander Bureau. Ook daar was niets bekend en kreeg ik een
verwijzing naar een regionaal Bureau. Daar was in de boeken niets te vinden over
een bezoek aan ons adres.
Het kon natuurlijk ook zijn dat één van de vaders, die ons nogal negatief
benadert omdat we zijn vrouw stimuleren en steunen met de inburgeringcursus,
een foute grap heeft willen uithalen.
Dat lijkt toch wat te ver gezocht misschien. Maar toen zijn vrouw was geslaagd
voor de cursus en we met 4 buren een mooie vaas bloemen hadden willen aanbieden,
heb ik dat cadeau toch maar gecanceld. Stel je voor, dat die man de bloemen met
vaas en al het raam uit of de trap af zou gooien!
De drie buurvrouwen hebben wij toen gevraagd, het inburgeringdiploma te vieren
met een etentje, vrouwen onder elkaar, in een buurtrestaurant naar keuze. Dat is
op zich heel gezellig geweest, maar de gesprekken kwamen nog niet veel verder
dan de constatering van de geslaagde "dat de Nederlandse man veel dienstbaarder
is, omdat die de vuilniszakken wegbrengt", zoals een buurvrouw het een dag later
uitlegde.
Desalniettemin is de vrouw kort daarna gescheiden van haar man en hebben we
haar, toen ze terugkwam uit Oostenrijk, helpen verhuizen naar Zuid.
Aanvankelijk werd ze na die scheiding zeer verketterd door haar bij oma
inwonende schoonzus, die naar zeggen van een van haar zoons ook ons niet hoog
heeft zitten. Regelmatig kreeg ik te horen, hoe ze zich zeer negatief uit over
andere ideeën dan de hare. Zij zou ook graag zien, dat haar kinderen niet meer
bij ons komen buurten. Toen ik met haar echtgenoot eens naar een ouderavond op
het Life College ging, vroeg ik hem daar naar. Hij zei, er zelf geen problemen mee te
hebben: “Naar ons luisteren ze niet meer, naar jou nog wel.”
Inmiddels zijn de Palmbuurkinderen volwassen geworden en is alleen de jongste
volwassene, Mustafa, nog regelmatig te gast.
In zijn VMBO/MBO-loopbaan hebben we
hem regelmatig kunnen bijstaan en in zijn switch naar MBO-Laborant krijgt hij nu
ook huiswerk dat hij liever bij ons maakt dan thuis, waar hij geen vragen ter
toelichting kan stellen.
Inmiddels gaat hij zich specialiseren tot medisch laborant.
7.08 De Oude Post
Rond maart 2013 begonnen de problemen van Anneke voor
hulpverlening en familie onverantwoord groot te worden met een omvangrijke
email-infostroom van oudste broer en de hulpverlening als gevolg. Zelf had ze nog steeds een ander beeld van haar
werkelijkheid.
M’n oudste broer schakelde een jaar later zus Barbara en schoonzus Annie in. Dat
werkte beter. In de optiek van Anneke vormden we toen met Eugène erbij:
De groep
van 5,
met als actieplan:
- inschrijven voor een woning op de Hafakker in Noordwijkerhout
- tijdelijk huisvesting in de Oude Post in Sassenheim
- behoud van dagactiviteiten op de Gading in Leiderdorp
- een mooie, oude dag in Noordwijkerhout
Met de hele familie wordt een verhuisplan afgesproken en op de betreffende dag
zal ik haar meenemen voor een dagje Rotterdam, bij mooi weer Blijdorp.
Vroeg in de ochtend bel ik aan. Thuiszorg heeft haar begeleid met opstaan en
ontbijt, zodat ze rond 8:30 uur klaar zal zitten voor vertrek. De verhuiswagen
zou dan een uurtje later komen.
Er wordt niet open gedaan. Ik bel nog een paar keer beneden bij de entree van de
hal. Ook via het mobieltje krijg ik geen gehoor.
Er komt iemand naar buiten, gelukkig, en ik kan naar binnen, de trap op naar
haar etage. Net als ik bij haar voordeur wil aanbellen, gaat die open en staat
Anneke daar met een handdoek tegen haar hoofd gedrukt, T-shirt onder het bloed.
Ze is, toen ze opstond van haar tafel, tegen de muur gevallen. We lopen naar
binnen en in de keuken dep ik de wond met koud water. Het lijkt mee te vallen.
Met een schoon T-shirt aan loopt ze even later mee naar de auto. Op naar
Rotterdam. Ze heeft niet veel zin in een wandeling in het dierenpark en we
rijden dus door naar de Meineszlaan. Ze toont totaal geen weerstand tegen de
verhuizing. Mogelijk dat de kaarten met ons nieuwe telefoonnummer en “prettige
verhuizing” die we een week eerder boven haar bureau en de huiskamertafel
plakten een gunstig effect hebben gehad.
Het verslag van het familieberaad met de 14 aandachtspunten, dat we bij de
laatste ontmoeting met haar daar hadden achtergelaten, heeft ze voorzien van 11
commentaren in de marge en in haar typische handschrift had ze ook nog 5 A4-tjes
toegevoegd. Daarnaast had ze in Word een document gemaakt:
”Jan, ik heb de brief die ik gisteren gekregen heb maar overgetypt voor je want
ik heb er zoveel dingen bijgeschreven, dat je mijn handschrift toch niet lezen
kunt.
Naar aanleiding van een bericht van Raamwerk dat Anneke vanaf 3 mei nieuwe
woning mag betreden, zijn de volgende aandachtspunten besproken.
Mijn 1e vraag is dan: Waarom alles zonder mij besproken???
De Verhuizing: Ik kan net zo goed van de trap afspringen en hopen dat het voor
mij verkeerd afloopt en voor onze familieleden goed. Dan hoeft niemand van onze
‘lieve broers en zussen’ meer naar mij om te kijken.
Er staat in deze brief, dat het hele verhuisplan op rolletjes loopt.
Voor wie?
Niet voor mij in ieder geval! Ik teken niets en ga nooit van Noordwijkerhout af.
Alleen tussen 6 of 8 planken!”
Maar van dat al is bij ons thuis niets te merken. In de namiddag geeft ze aan
wel weer terug te willen naar huis. Eugène neemt afscheid van haar met een ‘veel
plezier in je nieuwe huis’.
In Sassenheim parkeren we achter De Oude Post. Daar blijkt geen achteringang te
zijn.
Probleemloos neemt ze plaats in haar rolstoel en we toeren naar de hoofdingang.
Met een piep gaat de glazen deur open, maar er zit niemand achter de
portiersbalie. Gezien het nummer van haar appartement, moeten we een etage hoger zijn en
rijden de lift in. We zijn een uur eerder dan afgesproken, maar tot nu gaat
alles goed en gezellig.
Als we de lift uitstappen met de rolstoel, staat er een deur aan de overkant
open en zie ik Barbara, nog volop bezig met de inrichting. Anneke ziet haar ook.
“Hé, Barry”, klinkt het opgewekt, “ben jij hier ook?” en we rijden haar
appartementje binnen.
Een grote slaapkamer met ruimte voor een computertafel; een zeer ruime badkamer
en een huiskamer met open keuken, waar een gezin met kind niet ontevreden over
zou zijn.
Anneke lijkt zich al helemaal thuis te voelen en, terwijl Barbara nog even
doorwerkt, gaan wij even uitrusten op de bank.
Ze kijkt rechts het raam uit en ziet daar “Zilverstroom” op een gevel staan.
“Kijk”, zegt ze wijzend, “daar ga ik dan over 20 jaar heen.” We moeten er
allebei om lachen.
Ze lijkt hier al meer herkenning te hebben dan op de Koepelberg, waar ze alleen
maar van wist te vertellen dat ‘Dappere Do’ beneden haar woonde.
Een week later melde m’n oudste broer, die het werkelijk druk heeft met Anneke
net als m’n broer Wim:
Er zijn nu al weer diverse memo-tjes gevonden bij Anneke… Deze notities heeft
Wim 8 mei maar meegenomen… en ik bewaar ze in het ‘dossier’. Op alle briefjes
komt steeds maar weer naar voren dat het leven voor haar weinig zin meer heeft.
Moeten we ons daar zorgen over maken, zo vraag ik jullie af, of nemen we het
maar voor kennisgeving aan??
Ik heb ook wat van die notities gevonden, met haar besproken en meegenomen:
"Auto kopen!!! Verhuizen naar Noordwijkerhout!"
"Er kan niemand zonder mij te vragen geld van mijn rekening afhalen!!!"
"Ik ben gewoon als oud vuil weg gedaan. Terug naar NWHout."
"Wim geef mij eindelijk ‘ns terug: Rijbewijs, Parkeerkaart, Pinpas,
Spaarbankboekjes,
2 koffers met LP’s, fotoalbums."
"Voor mijn familie (niet voor Jan) kan ik beter dood zijn. Want ik ben gewoon
behandeld alsof ik gek ben en als oud vuil van Noordwijkerhout naar Sassenheim
gebracht!!!"
Maar het is vooral haar oude ongenoegen, dat ze zich niet serieus genomen voelt.
Niet, dat het leven weinig zin voor haar heeft. Daar hebben we ook wel over
gesproken, maar meer zoals toen op haar Koepelbergbalkon.
Er waren regelmatig momenten, dat ze kon spreken over levensbeëindiging. Als
alles haar teveel moeite zou gaan kosten. Ze was in die momenten dan ook niet zo
kerkgevoelig en dacht er ook wel over, haar lichaam beschikbaar stellen aan de
wetenschap. Ze is een van de langstlevende mensen met een getransplanteerde nier
en ze heeft een chromosomenafwijking. “Dus interessant genoeg!”, kon ze vrolijk constateren.
Zo stonden we ook ‘ns op haar balkon in het zonnetje te kletsen. “En als ik er
genoeg van heb, spring ik zo van het balkon”, zei ze. Ik wees haar er op hoe ze
met haar armen net aan op de rand kon leunen en dus nooit er overheen zou kunnen
springen. Zij keek naar de vuilnisemmer in de hoek en zei, dat ze daar wel op
zou gaan staan en dan op de rand zou kunnen gaan zitten. “Let er dan wel op”,
zei ik haar, “dat je met je hoofd omlaag duikt.
Als je springt, kom je met gebroken benen in een invalidenwagentje terecht en
ben je verder van huis”.
Lachend gingen we weer naar binnen.
Ook nu was dit gesprek niet vanuit wanhoop
of diep verdriet aangestuurd.
7.09
Al te gaer *
Tegen het weekend van mijn 74e verjaardag voelde ik me niet helemaal lekker.
Opkomende griep, dacht ik, en belde Barbara, m’n zus, dat ik mijn verjaardag dit
keer niet vierde. Met een “sterkte en gezondheid” namen we afscheid. Sam mailde
ik. Hij stuurde een mailtje terug met de beste wensen en allerlei vrome
verwijzingen naar heiligen die mij ongetwijfeld wilden bijstaan.
Een maand later, 3 maart, stond Barbara met Theo, een bos bloemen en een fles
wijn voor de deur. Dat was een leuke verrassing. En, zoals ook voorgaande jaren,
zaten we al snel aan de koffie en werd alles besproken wat ons zo’n beetje bezig
houdt in deze wereld. Het is altijd weer een boeiende ontmoeting. Twee onderwerpen
staan me nog helder voor de geest.
Theo, die zich af en toe graag eens onderdompelt in een verfrissende
stilte-retraite, hoewel zelf niet godsdienstig, of met
Barbara verre culturen en landen bezoekt, vroeg me op gegeven moment of
ik nog plannen had nu ik een aantal jaar mijn pensioen had verbruikt in
Rotterdam.
“Voel je er bijvoorbeeld niet voor om de Chinese Muur eens te gaan
bekijken?”
Nee, dat was de laatste 30 jaar niet bij me opgekomen. Ik moest er trouwens ook
niet aan denken, zei ik hem, dat ik met een rolkoffertje bij een balie op
Schiphol in de rij zou staan voor een toeristische attractie ver weg.
Alleen of met vrienden heb ik genoten van Kassel, Venetië, Griekenland of de
Dolomieten. Ik heb nog in m’n eentje voor de Mona Lisa kunnen staan, voordat er
beveiligingsglas hing vanwege de gigantische meute er voor. En Musée d’Orsay kon
je nog binnenlopen zonder lange wachtrij.
Vroeger had ik wel ‘ns wilde ideeën
over wereldwijde ontdekkingsreizen. Voor een wereldreis had ik zelfs op basis
van mijn netto maandsalaris in 1969 een spaarproduct gekocht dat mij jaarlijks
752 gulden zou gaan kosten en mij na 30 jaar zoveel rendement zou geven, dat ik
er een zeilboot voor zou kunnen kopen om met mijn pensioen de wereld rond te
zeilen.
Op zich zou ik graag naar China gaan, bijvoorbeeld op het moment dat de
toegenomen belangstelling vanuit de universiteitsstad Sheng Zhou naar enkele
specifieke files van onze website, zou leiden tot een uitnodiging voor gesprek.
Maar verder, liet ik Theo weten, haal ik sneller en beter informatie via
internet binnen.
Ook CGTV-kanaal heeft regelmatig zeer boeiende documentaires
over cultuur en bijzondere gebieden in China.
Zoals mijn vader genoegen nam met “Het Beste van de Wereld bij U Thuis”, waar ik
toen wel ‘ns wat schamper over deed, zo kan ook ik nu genoegen scheppen in de
informatie die zomaar thuis metaverseel kan worden ontsloten.
(Het profijt van het spaarproduct was inderdaad voldoende voor een zeilboot, maar bij nader inzien leek ons Manhattan Project
mij toch zinvoller.)
Een andere kwestie greep wat dieper in.
We kwamen te spreken over onze jeugdjaren. Barbara is 5 jaar jonger dan ik en
beiden hebben we de relatieve armoede van de naoorlogse jaren meegemaakt.
Allebei hebben we, net als de anderen, een periode gehad waarin het eigen
toekomstperspectief moest worden ingewisseld voor dat van de Firma. We zijn er
allemaal goed doorheen gekomen.
Op een moment kwam ook ter sprake dat ik misdienaar was in de Bavo.
Theo had ik al eens verteld, kortweg, dat ik in die tijd misbruikt ben door de
‘Broeders van Liefde’, die de stichters waren van het psychiatrische ziekenhuis.
Ook vroeger met de Batavieren had ik daar wel ‘ns over gesproken of met deelnemers
binnen het jeugd- en jongerenwerk als een deelnemer/slachtoffer mij in
vertrouwen nam.
Maar nu liep het anders. Theo of Barbara vroeg iets door en ik voelde een
huilbui opkomen. Ik kon geen woorden meer vinden. Iets blokkeerde dat.
Het bleef verder een leuke avond, omdat we veel andere interesses gemeen hebben.
Maar als ik af en toe heel even terugdacht aan de Bavo, voelde ik die huilbui nog
steeds op m’n middenrif.
De andere ochtend werd ik wakker en onder het opstaan wist ik ineens de oorzaak
van die blokkade: De mails van m’n oudste broer, zijn vrouw en die van Jos daar
nog eens overheen, rondom het overlijden van m’n jongste broer. Die, meende ik,
waren de oorzaak.
Over m’n oudste broer werd wel als troost gereageerd met “Ach, je weet hoe hij
is.” Maar ten aanzien van het grievende schrijven van Jos met de suggestie dat
ik fabulist of fantast zou zijn, had ik geen bemoedigende reacties gekregen.
Ik
ging er nog vanuit, dat ik die brief per “email, cc de anderen” gekregen had,
maar dat bleek achteraf per straatpost. Dus ik weet nu niet of ‘de anderen’ er
een kopie van gekregen hebben. Enfin, ik wilde Jos spreken om deze kwestie recht
te zetten. Maar op email en Linkedin kreeg ik geen reactie en zijn telefoonnummer
werkte niet. Dus belde ik Wim, de centrale man tussen de uitlopers van onze
familie. Vroeger had hij veel respect voor me; de laatste decennia zijn we wat
uit elkaar gegroeid, lijkt.
Toen ik hem vroeg, of Jos nog bereikbaar was omdat
ik die wilde spreken, vroeg hij me waarover en nodigde me uit bij hem langs te
komen.
Een paar dagen later zaten we met Bep, zijn vrouw, aan de koffie. Een paar
kleinkinderen met wie ze een kaartspel hadden gespeeld werden even apart gezet
en we begonnen ons verhaal.
Hoe Barbara en Theo langskwamen en ik geblokkeerd raakte in een gesprek en dat het
naar mijn idee te maken had met een brief van Jos naar aanleiding van mijn
“Broeders, wie zijn wij?”-verhaal. In die brief word ik diep beledigd door Jos.
Maar het deed bij hem geen bel rinkelen. Het klonk een beetje als:
“Ik weet niet waar je het over hebt, maar Jos is gewoon thuis bereikbaar. Hij is
ondertussen wel verhuisd. Zo zie je maar, het is toch goed om elkaar af en toe
‘ns te spreken.”
Jos was nu inderdaad bereikbaar en een afspraak was snel gemaakt. Een paar dagen
later zat ik in zijn appartement dat hoog uitkeek over het Dordtse buitengebied. Annelyke had koffie gezet en ik begon mijn verhaal. Ook hij had, net als Wim,
geen directe herinnering aan waar ik het over had.
Ik legde hem uit, dat ik in
de jaren 70 in Lisse werkte: Qbus, nieuw gebouw, rommelmarkt voor de inrichting,
jij en Barbara hebben nog meegewerkt met poffertjes bakken, met de veiling en de
loterij.
In die tijd kwam ik ’s avonds laat nog wel ‘ns bij Sam in “Den Oude S”. Soms was
jij daar ook en stonden we de drukte van de dag even wat luchtig weg te praten
met een drankje.
Ik legde hem nu nog eens uit dat ik toen in een periode van 3 jaar menigmaal te
maken had met een meisje, dat soms Maya of Reva genoemd werd. En hoe dat arme kind in
een ashram in Sassenheim onderdak vond, of resideerde in een oud Haags Hotel, of
in een manische bui het halve land doortrok en relaties aanging met wie maar
wilde luisteren. Hoe ze vliegtickets boekte om met mij naar Chili te gaan, waar
Salvador Allende was vermoord. Hoe haar vader, die vanwege haar Lisse verlaten
had, vanuit zijn tweede huis in Drenthe geen gehoor gaf aan mijn verzoek, zich
over haar te bekommeren. Totdat ze een keer een vriend van hem lastig viel in
Amsterdam. Pas toen betrok hij zijn vroegere huisarts er bij. Hoe die weinig kon
doen, zolang zij de arts zelf niet bezocht. Hoe zij mensen lastig viel in
Kerkstraat 7 in de diepe overtuiging dat ik daar woonde en dat de ouders van Jan
(Opdam, verhuisd/getrouwd) haar voor de gek hielden. Tot zij begreep, dat het
Zeestraat 7 was en zij daar, diep verwaarloosd en vreselijk onfris onze moeder
bezocht. Hoe Ma haar onder de douche stopte, te eten en mijn adres gaf. Hoe Maya
dat naar mij toe interpreteerde als: dat zij de instemming van m’n moeder had.
Hoe, als ik op de bovenste etage aankwam van mijn flat, zij daar af en toe zat te
wachten in een hoekje. Hoe ik haar ook wel, als ik ’s morgens opstond en naar
buiten keek, soms in yogahouding in diepe adoratie naar boven zag kijken. Hoe ze
halverwege die drie jaar is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en na
enige maanden weer begon met rondzwerven en relaties aangaan met Jan en Alleman.
En inderdaad, zij heeft me diverse keren uitgenodigd, deel van haar wereld te
worden omdat we samen een hemelse opdracht zouden hebben.
In die dagen kon het voorkomen, dat ik mijn zorg over haar gedrag wat luchtig
wilde uiten om de volgende dag weer uitgerust verder te kunnen. Daar heb ik één
keer over gesproken bij Sam. Het was laat in de avond, zijn restaurant was al
dicht en jij stond er bij.
De email van Henk, waarin hij twijfel zaait over de aantallen keren dat ik bij
Anneke geweest ben voor pc-hulp; mij verwijt, te leven in een schijnwereld vol
van eigen wijsheid en hoogmoed, die email had ik al naast me neer gelegd na het
“Ach, je weet hoe hij is”.
Maar zijn reactie op mijn door zorg en ongerustheid ingegeven brief “Broeders,
wie zijn wij?” en jouw brief, Jos, daar nog eens dunnetjes overheen, met
verwijten en als toelichting die “gefantaseerde” verhalen over Maya, hebben mij
zeer diep gekwetst.
Maar ook Jos had er geen directe herinnering aan. Die brief had ik nog niet
kunnen vinden. Ik vroeg hem of hij, mocht ik die alsnog kunnen vinden, er een
afschrift van zou willen hebben. “Ja, graag”, zei hij en we namen vriendelijk
afscheid.
Onderweg naar huis schoot me te binnen, dat die brief wel eens in het
AMG-dossier zou kunnen zitten. Ik had alleen maar in het email-archief gezocht.
En inderdaad ik vond de brief. Diezelfde week stuurde ik Jos een afschrift.
Een paar maanden later heb ik voor het eerst deelgenomen aan de party die Wim
jaarlijks organiseert rond de verjaardag van Anneke. Dit keer in een
Wok-restaurant in ons dorp.
‘All You Can Eat’ weliswaar, maar je moet het zelf scheppen uit grote bakken die
in een gaarkeuken zijn opgewarmd.
Maar, Jos was er ook. En toen ik hem bij het afscheid vroeg of hij de brief
gelezen had bevestigde hij dat en beloofde mij, er binnenkort op te reageren.
Inmiddels is Anneke al weer jarig geweest, maar verhindert Corona, dat we nog
‘ns een AYCE-bijeenkomst kunnen houden. Jos een derde keer herinneren aan wat
hij geschreven heeft, lijkt me niet nodig.
Inmiddels is Anneke nogmaals jarig geweest en was de lockdown nog immer van
kracht.
Voor zover ik dat kan beleven, is mijn blokkade weg. In ieder geval meen ik, de
oorzaak ervan te hebben gevonden. Maar de effecten ervan zijn me nog niet
duidelijk.
Wat is de invloed geweest van hun correspondentie aan mij en de gesprekken die
ze in de familie mogelijk over mij hebben gevoerd? De HAD* werd niet echt enthousiast
ontvangen, de voortgangsbriefjes van m’n oudste broer over het wel en wee van AMG bleven ‘grappig kleinerend’. Hoe dienstvaardig hij ook is en wat dat betreft
respect verdient; het blijft krenkend voor onze jongste zus.
En of mijn ‘broeders en zusters’ in die zin mij ook waarderen om mijn
dienstbetoon, maar verder achter hun vriendelijkheid de opvattingen delen van
m’n oudste broer en zijn adjudanten, dat weet ik diep van binnen nog steeds
niet. En dat kan ik ze ook niet kwalijk nemen met hun eigen gezin, waarvan de
kleinkinderen inmiddels ook al volwassen worden.
En, maar dan zou mij wellicht achtervolgingswaan toegedicht kunnen worden: Is er
misschien een relatie met het bezoek dat de Veiligheidsdienst ons tweemaal
bracht na 9/11 in het kader van een Jihad-file die wij een half jaar eerder op
onze site hadden gezet? Dat heeft tot 2004 doorgewerkt. Pas toen heeft Donner in
de Tweede Kamer op vragen van de SP geantwoord, dat die teksten “weliswaar zeer
verwerpelijk, doch binnen de grenzen van de wet” waren. Waarom wij die file, met
waarschuwende toelichting, hadden gepubliceerd, daarover werd helaas niets
gezegd.
Maar ondertussen was er wel in een guestbook op ons web een bericht gepost “JAN is
een terrorist”. Overwegend in gebruik bij graffiti gasten uit
Rotterdam, is dat guestbook die dag ook bezocht via een IP-nummer van KPN Bollenstreek.
De eerste twee decennia van deze eeuw zijn we actief betrokken geraakt bij de
buurt.
Voor Noord-Holland bleef ik tot 2010 passief actief: “oproepbaar met behoud van
wachtgeld”. Voor de omgeving deed ik mee in een Kerngroep Bewoners Meineszlaan
en het initiatief van de politie "De Buurt Bestuurt". Totdat ze eens meedeelden,
’s nachts in een PTT-tentje vanaf de rotonde te spioneren wie er allemaal op
straat liepen en ons te zien als extra ogen en oren: “Zeg ons hoe ze zijn
gekleed en wij weten hoe ze heten. We hebben ze allemaal in beeld!” Dat ging ons
net even te ver.
Op ons web publiceerden we een aanzet voor een website met de
postcode als uitgangspunt, gaingate.com/NL3022/, en een voorbeeld voor een
redactiestatuut dat we met 3 bewoners al hadden gemaakt voor een mogelijke
herstart van Meinesz.info.
Bij het begin van het tweede decennium bereikte ik de pensioengerechtigde
leeftijd. Maar ik voelde me dus goed en scherp genoeg om nog actief te blijven
en ik wilde dat toetsen toen bij de nadering van het derde decennium mijn 75e
levensjaar halverwege was.
7.10 De boekenstalling
Nadat mijn oudste broer getrouwd was, beschikte ik in het ouderlijk huis over
een slaapkamer met terras op het dak van de bijkeuken en een studeerkamer met
boekenkast.
In die tijd verkreeg ik de boeken van de pastoor die met verlof ging en was de
term huisbibliotheek niet overdreven. Die boeken waren een mooie aanvulling op
die ik reeds bezat. Anneke had op een kaartsysteem alle boeken per schrijver
verzameld en de boeken waren grofweg ingedeeld op literatuur, wetenschap en
verbinding (kunst/religie), ofwel in 3R: Regio, Ratio, Religio.
Toen ik een appartement betrok aan de Maandagse
Wetering combineerde ik de boeken met de slaapkamer en de doorloop naar de
woonkamer, waar ook het oude bureau een plek kreeg.
In Rotterdam kochten we een huis met twee woningen (A en B, in totaal vier
woonlagen). De bovenwoning werd gehuurd door een gezin met drie kinderen; wij
bewoonden met drie volwassenen de benedenwoning. Daardoor kwamen de boeken in de
woonkamer terecht, waar de drie meter hoge wanden grotendeels achter de boeken
verdwenen. Ze vormden ook nog een scheidingswand voor het bureau, waar ik met de
Océ/CPM-configuratie m'n werk voor Noord-Holland wat uit het huiskamerzicht kon
houden.
Bij de overstroming van augustus 1998 kwam het water tot ruim 25 centimeter hoog
en waren er veel boeken door water aangetast. Soms door de capillaire werking tot
meer dan
een meter hoog. Hetzelfde gold voor de tijdschriften en
hoezen van veel platen die onder een multimedia-podium waren opgeslagen (muziek
werd overwegend nog via cd afgespeeld).
Daar de bovenhuurders inmiddels waren vertrokken hadden alle etages een woon- en een
collectieve bestemming. Helemaal boven woonde Eugène en bevond zich een
studio/atelier; daaronder had Claudio een kamer en beheerde hij de muziekruimte
(piano en blaasinstrumenten). Op de tweede woonlaag was mijn kamer naast een
werkruimte met gereedschapskast en stevige werkbank. Op de begane grond bevonden zich de
keuken, de kantine en de infotheek met kantoor.
De boeken en platen die de waterschade hadden overleefd, werden gecategoriseerd.
Zo werd, dankzij de kaartenbak van Anneke de totale schade inzichtelijk voor de
verzekering en hielden we de ‘Julian Lucas Informary’ over. Deze werd onderdeel
van ons web. Op de begane grond werden kasten en apparaten op een verhoging
geplaatst, zodat ze bij een volgende vloed niet direct waterschade oplopen. De boeken werden met de platen in vier groepen geborgen in kasten
en haastig aangelegd stellingen op de gereedschapskamer. Die stellingen houden
zich vooral staande dankzij de zwaartekracht. Hier en daar een spijker en voor de staande zijde de muur of een schoorsteen als steun.
Als er wordt gevraagd “Goh, heb je al die boeken gelezen?”, kan ik zeggen, dat
ik ze door al die verplaatsingen tenminste negen maal in m’n handen heb gehad.
De grote waarde van een
fysieke boekenverzameling is dat je, erlangs lopend, ze
aanrakend, de ontroering of onthutsing die zich bij het lezen voordeed weer kunt
ervaren. Daarbij kom je ook die boeken weer tegen, waarvan je na één of twee
bladzijden dacht: “Nu nog even niet; nog niet aan toe.”
Dat overkwam een boek
van Frederik van Eeden, dat in mijn geheugen bleef hangen als “Het geheime leven
van Jezus”. Het stond in Noordwijkerhout nog in de rij “De Kleine Johannes”,
“Van de koele meren”, “Paul’s Ontwaken”, “De Broeders”, “Studiën”
en het wonderschone driedelige “Lied van Schijn en Wezen”.
Van dat laatste bezat
ik twee delen. Het begin van het tweede gedicht uit deel twee
Wegen tot God zijn
als de zonnestralen,
eindeloos in veelheid, eenig in accoord, …
zette mij aan
om ook op zoek te gaan naar het derde deel. Uiteindelijk vond ik in een
heruitgave van 1954 alle drie delen verzameld.
In 1892 begon hij aan Deel I; in
1922 rondde hij Deel III af. Dertig jaar heeft hij er aan gewerkt:
"Ik maak
nooit meer dan 20 regels per dag.
Gaat het goed, dan schrijf ik er 's middags en
's avonds ook aan."
Wie alle regels van de drie delen met 12
hoofdstukken bijeen telt, komt uit op een gemiddelde van 110 regels per jaar. In
die dertig jaar hield hij dus gelukkig nog tijd over om zo'n 30 andere werken te
schrijven. Rond die tijd had hij veel sympathie opgevat voor het
Roomse Ritueel.
Terzijde wil ik nog even opmerken, dat
wie van zinsontleding houdt, in dit Lied van Schijn en Wezen volop wordt beloond. Van Eeden is een
wonderbaarlijk complex schrijvend denker.
Een paar jaar geleden, toen ik meende toe te zijn aan dat geheime leven van
Jezus, kon ik het boek echter niet
vinden. Het stond niet onder de E bij Regio, de literatuur, en ook zag ik het niet staan
bij de verzameling Religio. Zeker 3 à 4 maal ben ik de planken langs gegaan. Wel kwam ik in
Studiën deel 3, een essay tegen over "Broeders",
inclusief een outline, een schets van de structuur. Toen kwam ik door het
lastige "De
Broeders" heen:
God en Duivel zijn Broeders, in wezen één. En omdat Darwin er een rol is speelt,
was ik opgelucht. Van Eeden heeft in ieder geval kennis gehad van diens evolutiegedachten.
Hierna voelde
ik me ook in staat, een boek van Hesse ter hand te nemen “Het Kralenspel”. Ook
dat had ik, na al zijn vorige boeken verslonden te hebben, terzijde gelegd.
“Das Glasperlenspiel” heet het in ’t Duits. Een mooie bijkomstigheid, omdat kralen op
zich niet doorzichtig hoeven te zijn.
Toen de boeken van Hesse in de jaren zeventig als een vlottend treintje
verschenen, stagneerde ineens het verschijnen van dit laatste boek. Diverse
malen bezocht in W&VH om er naar te vragen. Maar nee. Problemen met de
vertalers, kreeg ik een paar keer te horen.
Uiteindelijk verscheen het, maar moest ik het na een paar bladzijden wegzetten.
Maar nu, na De Broeders ging ik er doorheen als een mes door zachte boter.
‘Het Geheime Leven’ vond ik echter niet terug.
Gelukkig wonen we in een oud, beetje scheef staand huis in een rustige laan waar
af en toe zware vrachtwagens doorheen denderen. Op een ochtend werd ik wakker
geschud door zo’n wagen en hoorde een merkwaardig gekraak in de
gereedschapsruimte.
Een van de stellingen was gaan scharnieren en de planken waren op de boeken gaan
rusten.
Het was de stelling van de verzameling ‘Verbeelding/Religie’. Veel boeken waren in de verdrukking
gekomen en het geheel moest behoedzaam worden ontsteld.
Ik haalde eerst de bovenste plank, rustend op de twee buitenste staanders vol
met tijdschriften in het midden zwaar doorgezakt, leeg en vervolgens rij voor
rij de boeken. De plank waar ze op stonden kwam dan vanzelf vrij, net als de
houten steundelen die iets langer waren dan het grootste boek in die rij.
Gelukkig stond deze stelling in de hoek van de stevige werktafel.
Staande op een
omgekeerde krat kon ik precies bij de tijdschriften op de bovenste plank komen. Dux uit mijn
onderwijstijd, Samenspel van het werktheater uit de VJV-jaren, de Monografiën
van de Rozekruizers, Jaargangen van Studiën en De Katholiek uit de bibliotheek
van de pastoor. Het riep veel emoties op, herinneringen aan bijvoorbeeld de
laaghartige aanval op het Vitalisme van Marsman, die nota bene zelf op latere
leeftijd, net als Van Eeden, gecharmeerd leek van het Roomse Ritueel.
Uiteindelijk kwam ik aan op de onderste rij. Er was op de werktafel al geen
ruimte meer voor opslag dus ik liep al naar de tafels bij de andere stellingen
om de boeken te stapelen.
En zo waar als mijn vader en moeder geleefd hebben, zo waar is wat ik zeg over
het allerlaatste boek dat ik wegnam. Het stond grijsblauwig met zijn rug tegen
de muur. Toen ik het oppakte zag ik dat het “Jezus’ Leer en verborgen Leeven"
van Frederik van Eeden was, de uitgave van 1919.
Achterin, waar Van Eeden nog een toelichting schreef op de door hem
geformuleerde tien geboden “in signifische zin”, waarmee hij het boek afsluit,
kwam ik een krantenknipsel tegen uit 2019.
Honderd jaar later heb ik het dus gelezen, althans geprobeerd. Maar wat een
bittere pil. Ik begrijp volkomen de ‘nu-nog-even-niet-code' die ik er vroeger al
aan gegeven had.
Van Eeden voert met de ‘ik’-figuur een eeuwenoud genootschap op “Broeders die
troost brengen”. Dit genootschap bestond al vele eeuwen voor Jezus geboorte en
was volledig op de hoogte van zijn komst. De Ik-figuur nodigt Jezus uit, 20
jaar onder te duiken onder zijn hoede om als het ware te rijpen voor zijn
openbare leven.
Ik heb hier en daar nog wat teksten gelezen uit dit boek, maar ik red het niet.
Toen ik las: “Ik heb Jezus evenwel gewaarschuwd, dat zijn werk zou mislukken”,
brak mijn klomp. Er staan op zich hier en daar interessante gedachten, maar de
hautaine houding en de suggestie van een eeuwenoud genootschap waar alle groten
der aarde bij betrokken waren, bezorgen mij een significante indigestie, zoals
je wellicht al begrepen had. Zijn
laatste zin:
“Omtrent het voorafgaande geschrift over Jezus leer en verborgen leven kan ik
alleen dit zeggen, dat wie het voor een fantasie of poëtische fictie houdt,
stellig dwaalt.”
Die laatste zin doet een braakbal oprispen. Dat is geen prettige term, maar die beduidt,
dat de prooi verslonden is. Daar leeft de uil van. De restanten geeft hij terug
aan de natuur.
De braakbal:
Als arts, psychiater, schrijver, systeemdenker, idealist is Van Eeden een groot
mens. Dat hij zich op latere leeftijd heeft laten dopen tot Rooms-katholiek is
bedenkelijk veelzeggend. In "Frederik van Eeden en de significa", zegt Mirne van
der Cammen, Bachelor Moderne Letterkunde in augustus 2020 er in haar
werkstuk over:
"Zijn hele leven was hij een zoeker, totdat hij uiteindelijk
uitkwam bij het katholicisme. Hij was op zoek naar het goddelijke, het absolute.
Volgens hem was dat alleen te benaderen via de dichterlijke taal en had de
dichter
daarom een hoge positie in de maatschappij."
"Het Zelf", de Heilige Richting noemde Van Eeden dat in Het Lied
van Schijn en Wezen.
Elf jaar later sterft hij. Over zijn levenseinde weet
'men' niet veel. Bibliotheek.nl en het
Literatuurmuseum.nl schrijven beide:
“Na de mislukking van Walden en persoonlijke tegenslagen, brengt Van Eeden zijn
laatste levensjaren in een depressieve toestand door.”
Hij is gestorven in de zomer van 1933.
Mijn vader was in die tijd kok in Hotel Hoek te Noordwijk. Hij heeft mij
meermalen verteld, dat Van Eeden daar een kamer had. Die wilde vanwege zijn
broze gezondheid de zomer doorbrengen aan de kust. Daar is Frederik van Eeden
gestorven. Ziek en gedesillusioneerd. Demon Deus Inversus: Beiden hadden zijn
ziel.
7.11 Zicht op 75
Bij het begin van het tweede decennium (2010) bereikte ik in de
pensioengerechtigde leeftijd. Maar ik voelde me dus goed en scherp genoeg om nog
actief te blijven en ik wilde dat toetsen toen bij de nadering van het derde
decennium mijn 75e levensjaar halverwege was. Met een panel van aanvankelijk 4,
later 5 mensen heb ik geprobeerd, zicht op mijn conditie te krijgen in een voor
mijzelf en mijn omgeving herkenbare werkelijkheid.
Twee familieleden die mij van vroeger kennen
>>> in een email-/paneldiscussie met <<<
drie mensen uit de buurt die mij nu meemaken
Daarmee wilde ik me voorbereiden op een gemeentelijk huisbezoek. Het leverde een
profielbeschrijving op met een conditieperspectief waar zowel het panel als
ikzelf mee konden leven. De inhoudelijke bijdragen kwamen voornamelijk van mijn
huisgenoot en de twee buren.
Met m’n broer heb ik tijdens een afsluitend etentje onder meer over het probleem
met Jos gesproken. Hij kon zich herinneren dat we toentertijd wel ‘ns na een
lange dag de dingen bespraken in een wat ongedwongen sfeer. Maar ook dan is er
de reactie dat er over onze nieuwe, ‘jongste broer’ ook wel wat valt op te
merken, die meer aandacht krijgt, dan dat ik een herkenning voel van de
teleurstelling die mij door de framing van een paar broers is aangedaan en de
onzekerheid die mij dat geeft over mijn integriteit en geloofwaardigheid binnen
de familie.
Van Barbara kreeg ik een paar keer tijdens de panelronden vragen en opmerkingen
die ik kon gebruiken. En een compliment. Na afloop nog een kaart dat ze trots op
me was. Sam bracht me de mooie teksten in herinnering die ik vroeger voor zijn
restaurant schreef. Ook in de teksten van de panelronden herkende hij die hand
van de meester.
Het rapport ‘Zicht op 75’ ligt ondertussen bij WMO-radar, de gemeentelijke
organisatie die naast veel andere zaken ook de regie voert over de gesprekken
met 75-jarigen.
Er zijn ook twee dames met een zakje fruit aan de deur geweest. Ze
hebben daarbij geconstateerd dat het goed met me gaat en een briefje met
contactmogelijkheden achtergelaten voor als de omstandigheden wijzigen.
Het rapport heeft de aandacht van één van de enquêteurs, die op 9 november 2020
mailde, het binnenkort met de buurtcoach te bespreken.
7.12 Fundering Blok
74
Toen we ons huis kochten, hoorden we al dat de panden licht
scheef staan en zagen we scheuren in de zijmuren. Dat kan een ondergronds
probleem zijn. De laatste 10, 12 jaar groeit landelijk de aandacht voor de
kwaliteit van de fundering. Rotterdam behoort tot een van de risicogebieden.
Eind 2019 startte de gemeente een initiatief om in onze wijk, waar de houten
heipalen in ‘blokken’ voor zo’n 6 huizen zijn geslagen, per blok de eigenaren te
stimuleren tot onderzoek.
Wij met 8 wooneenheden in 4 panden plus een appartementenwoning vormen ‘Blok 74’
en ik mocht als contactpersoon en coördinator optreden. In zes maanden waren
alle bewoners geïnformeerd en gemotiveerd tot het gezamenlijk aanvragen van een
onderzoek.
De gemeente belde 1 oktober 2020. De ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht zei,
blij te zijn met de werkwijze en de evaluatie van het proces. Dat krijgt in
november een vervolg, zodra de offerte voor het onderzoek binnen is.
Inmiddels is het december en laat de aannemer (BVL Bouwadvies) weten, dat er via
het KCAF, een kenniscentrum met gecertificeerde deskundigen, een oponthoud is
gemeld. Verzoek om nadere informatie bij KCAF en Woonbron leverde vooralsnog
geen acceptabele verklaring.
Begin februari 2021 heb ik een gesprek met de Manager Onderhoud van Woonbron
gehad. Deze had uitvoerig kennis genomen van de door ons geschetste problemen en
heeft KCAF opdracht gegeven, het onderzoek van Blok 74 te hervatten. Op 20 mei
kregen we van de aannemer het signaal, dat de operatie kan beginnen, zodra alle
eigenaren hem hebben gemachtigd, de subsidie aan te vragen. Dat heeft aller
aandacht gekregen er zijn inmiddels foto's gemaakt. Op een paar plekken zijn de
koppen van de heipalen blootgelegd en is de fundering bekeken. Het resultaat wordt halverwege
oktober verwacht.
7.13 Heitje Karweitje Panel
Rond de zomer van 2019 belden Anas en David aan: “Heitje voor een karweitje?”
Het was de vraag die we in onze verkennerstijd stelden als we in het voorjaar
aanbelden bij de huizen in Noordwijkerhout. In de zomer gingen we ‘op kamp’,
survivallen in Brabant of Drenthe. En daar hadden we geld voor nodig. Het was
een initiatief van Scouting Nederland, die de actie steunde met een landelijke
campagne. De activiteit die me het meest bij staat, was dakgoten schoonmaken.
Met een ladder, emmers en troffels belden we dan aan. Als karweitje boden we ook
aan, ramen te wassen. Het ‘heitje’ dat we voor de karweitjes vroegen was een
kwartje, 25 cent.
Op het moment dat die twee jongens aanbelden, hadden we niet direct een
karweitje. Maar na de zomer wilden we met een buurtgroepje uit het voortgezet
onderwijs het thema "inburgering" bespreken. Binnen het primair en secundair
onderwijs is dat al jaren een verplicht thema. Over de resultaten zijn
Ministerie en Inspectie nog steeds niet positief.
Voor de doorontwikkeling van ons gaingate-model met als basis “globaal
bewustzijn en id-recht” is het van wezenlijk belang, dat participatie en inburgering
in het denken van de opgroeiende generatie heldere en realistische concepten
worden.
Met Mustafa of Sascha spraken we er wel ‘ns over en met Anas en David erbij, net
van de lagere school, zou een leerlingenpanel misschien een optie kunnen zijn.
Maar tijdens die gesprekken bleek, dat de begrippen niet helder waren
doorgedrongen in de leerstof van de panelleden. Er was dus geen motivatie om er
werk van te maken. Ook een basisschool die ik had benaderd met de vraag of de
panelleden hun vroegere leerkrachten zouden mogen interviewen over dit onderwerp
was niet enthousiast. De school deed er volgens de directrice heel veel aan,
geïntegreerd in alle vakken en de docenten hadden het allemaal zeer druk.
De leden van het panel kregen vijf euro per bijeenkomst, maar dat kon hun inzet
niet versterken. Het waren wel leuke bijeenkomsten, waarin veel is gesproken
over globaal bewustzijn en ID-recht.
Corona maakte er na een half jaartje een einde aan, vlak voordat ik zelf had
willen stoppen.
Ik had iets van hen willen leren over hun ervaringen op school.
Ik wilde hen geen les geven over begrippen waar zij zelf geen intrinsieke
motivatie voor hebben.
7.14 Het lijkt zo normaal,
Ons oude huis heeft aan de straatkant geen dubbel glas. De kozijnen zijn nog
steeds van acceptabele kwaliteit. Aan de achterkant moesten ze vervangen worden
en hebben we gelijk dubbel glas genomen. Jammer eigenlijk, want feitelijk zou
het hele pand met belendende percelen ingrijpend gerenoveerd moeten worden.
Dubbel glas is niet alleen gunstig voor energiebesparing; het beperkt ook
geluidsoverlast.
Als mensen stevig pratend ons huis passeren, horen we dat al van verre aankomen.
Wat er wordt gezegd dringt zelden of nooit door, omdat we er ook niet actief
aandacht aan besteden. Soms dringt er iets door vanwege een bijzondere ‘soundscape’.
Stel je voor vanuit de verte klinkt iets dat lijkt op: Peuter met Pappa aan de wandel
“Brabbel, brabbel, brabbel?”
“Brom brom.”
“Brabbel, brabbel, brabbel?”
“Brom brom.”
“Brabbel, brabbel?”
“Brom.”
“Ik ook!”
Klinkt het verheugd.
Op dat moment passeren vader en kind ons huis. De vader reageert niet meer en ze
lopen in stilte verder.
‘Zonde’ denk ik, ‘zonde’. Het lijkt zo normaal, denken vanuit het kind. Waarom
ziet die vader dat niet. In mijn ogen had hij z’n kind enthousiast moeten
optillen en ‘face 2 face’ iets moeten zeggen in de richting van: “Goh, wat kun
jij al goed nadenken en praten en wat ben ik blij dat jij dat ook vindt.”
Dat is reageren van het kind uit. Het kind zet zich met “ik ook” op gelijke
hoogte.
Vader had hier niet neerbuigend of op zijn hurken moeten gaan zitten. Dat is de autoritaire of,
in dit geval, de overbezorgde houding, ook al is het goed bedoeld. Maar hij moet
zeker niet gewoon zwijgend doorlopen.
Die week heb ik gezocht waar die pedagogisch/didactische gedachte te vinden was.
Aanvankelijk meende ik dat het een vrouw was die ‘Het Mierenboekje’ geschreven
had. Maar dat bleek een man te zijn met een toepasselijke naam, Salzmann.
Wat later hebben we op ons web “Vom Kinde Aus” gepubliceerd met als motto “Op
weg naar de wereld van morgen”.
De aanbevelingen van Salzmann aan ‘Herman’, zoals hij de opvoeder/leraar noemt,
hebben we daar ook bij opgenomen. Hij geeft er elf onder de kop “Voed U zelf
op”.
7.15 Op weg naar 76
Nu, met 76 in zicht, leek het mij een goed moment, een update van ‘Zicht op 75’
uit te brengen. Dat voornemen had ik al kenbaar gemaakt aan het ZRH-panel, maar de laatste maanden groeide de idee, daar ook wat meer leven in
te blazen.
Met Ed en George, twee jaargenoten van de Pedagogische Academie had ik een jaar
eerder al eens een "Lange Lunch" in HNY*, waarin veel herinneringen aan Hertenduin
en Ante Portas opborrelden.
Een vervolgafspraak, opgehangen aan Hannibal onze
mascotte, werd echter door Corona ingehaald. Met een email voor een latere datum
stuurde ik toen een aantal verhaaltjes mee, die een even spontane, leuke reactie
gaf als de HNY-meeting.
Daarom begon ik aan het schrijven van herinneringen als een "Virtuele Visite",
Koffieleutverhaaltjes. Van de vroegste jaren tot
aan de dag van vandaag. En
ondertussen gaat alles door. Het einde van de lockdown is nog niet in zicht.
7.16 Stagnatie
Wijkontwikkeling
In het weekend van 7 februari 2021 lazen we in het NRC-katern
Rotterdam een artikel van Marjolein Kooyman over de moeizame ontwikkeling van de
wijkraden. Volgens een evaluatie van de Erasmus Universiteit komt er een “somber
beeld” naar voren.
Daar wij ons sterk betrokken voelen bij het ontwikkelen en versterken van nieuw
beleid, gebaseerd op omgevingsverantwoordelijkheid, wilden we spontaan een
notitie schrijven voor de betrokken wethouder, mevrouw B. Katthmann. Bij nadere
beschouwing van het artikel lazen we echter, dat de Wethouder nog maar een paar
dagen deze functie uitoefent. Daarom beperkten we ons tot een memo, een
praatpapier voor B&W en de betrokken ambtelijke dienst. Daarin maakten we een
flitsanalyse van het stagnerend wijkbeleid van de Gemeente en de moeizame
ontwikkeling van het vak burgerschap dat bij wet door het Rijk al enige jaren
verplicht is binnen het onderwijs.
Op basis van die analyse legden we B&W een nieuwe benadering voor (Vom Kinde
Aus) met een Onderwijspanel Burgerschap en de Meineszbuurt als proefgebied.
De binnentuinen kunnen dienen als basis (nieuwe benadering) voor betrokkenheid
van de bewoners. En via de pendelmethode denken we relatief snel tot resultaat
te kunnen komen.
We stelden de gemeente drie fasen voor: Proeftuin, Meineszkwartier,
Meineszbuurt.
Een maand later krijgen we een telefoontje van een ‘ambtelijk buurtnetwerker’
die in de wijk Middelland actief is. Hij is door de gemeente geattendeerd op ons
plan, maar meent toch dat we zijn collega gebiedsnetwerker van het Nieuwe Westen
moeten hebben.
Hij zal zijn collega informeren en wij kunnen die dan bellen. Ons plan heeft hij
zelf niet gelezen. Zijn college trouwens ook niet, als we die een paar dagen
later bellen. Zijn functie is, zoals hij het zelf uitdrukt: “sparren als er een
plan ligt”. Hij is de ambtelijk netwerker die, als wij binnen onze wijk iets met
anderen willen, bemiddelt, verbindt en enthousiasmeert. Hij had trouwens op ons
web interessante dingen gelezen en wilde daarover graag nog eens terugbellen,
had hij Eugène laten weten.
Tussen die twee netwerkcontacten door heb ik vier mensen aangeschreven uit de
tijd van de Kerngroep Meineszbuurt. Ik heb hen de analyse voorgelegd met de
vraag, of ze een panel/klankbord wilden zijn voor eventueel overleg met de
gemeente.
Het zijn mensen met een historische, creatieve, beleidsadviserende, artistieke
of pragmatische achtergrond, waarbij ook een duidelijk spel-element aanwezig is.
Een game "Burger in Meineszhood" kan ook interessant zijn.
Met hen hoopte ik de ambtelijk netwerker er van te kunnen overtuigen, dat hij
zich beter kan gaan richten op het gemeentelijk beleid, dat nog ouderwets
gecompartimenteerd lijkt.
Dat doorbreken van politiek-ambtelijke scheidsmuren is ook effectiever als het
er om gaat, de wijkdemocratie “een vuist!” te geven, zoals Arwin van Buuren een
maandje later
stelt in de NRC van 14 maart. Burgerparticipatie vraagt volgens de hoogleraar
bestuurskunde om gekozen wijkvertegenwoordigers met een formele rol. Wij menen
dus, dat daarnaast het onderwijs aan het verplichte vak burgerschap een
praktische uitwerking moet kunnen bieden binnen de buurt, de omgeving van de
school.
Eventueel is er dus ook een benadering mogelijk via een Meineszbuurt-spel, denk ik.
Inmiddels heb ik op 25 maart een uitvoerig gesprek gehad met Mohamed El Hadji,
de ambtelijk netwerker voor het Nieuwe Westen. Na wat sparren over zijn taak en
ons plan, begreep hij de essentie van ons advies: Niet de wijk is aan zet, maar
de politiek.
Met zijn Middelland-collega zal hij de gemeente er op wijzen, dat ze te snel het
rapport hebben doorgeschoven naar de wijk. Ook in zijn ogen zal de gemeente nu
eerst politiek-bestuurlijk een standpunt moeten innemen over een samenhangend
beleid voor burgerschap en wijkopbouw. En in die zin is hij even enthousiast als
wij zijn.
Hiermee vervalt dus de directe noodzaak voor een panel/klankbord, heb ik de vier
contactpersonen gemailed.
Eugène zou nog worden teruggebeld door de gebiedsnetwerker die op ons web al
veel gelezen had over de buurt, maar verder zijn er nog geen signalen van
adhesie.
“Zicht op 76” is dit jaar verschenen als
“Bijlage 5: evaluatie en update
conditieperspectief
7.17 De "Virtuele Visite"
Door de Covid Lockdown gingen geplande contacten met het panel
'Zelfredzaamheid' en met de 'Hannibal'-groep niet door. Daarom legde ik de
betrokken buren, vrienden en familie het Project 'Virtuele Visite' voor met als
werktitel Het Gemene Leven. Op basis van één visite per seizoen stuurde ik de
mappen 'Hensenbossie', 'Hertenduin'
en 'Palmburen' toe met in een bijsluiter een
voorstel voor planuitwerking.
Inmiddels zijn de binnengekomen reacties in de bundel opgenomen. Als concept
komt dit beschikbaar in een webversie.
In eerste instantie alleen voor de 3 panelgroepen, dus met entree-beveiliging,
zodat de zoekmachines er niet bij kunnen.
In de zomer wordt begonnen met het finale concept en in de herfst, mits de
lockdown is opgeheven, wordt de bel voor de laatste ronde geluid. Een evaluatie
van het finale concept "De Virtuele Visite" met conclusies. Daarbij
wordt de entree-beveiliging opgeheven, daar de binnengekomen reacties
stimulerend positief waren en een beveiligde omgeving voor 'Mijn Gemene Leven'
niet nodig werd geacht.
In het vroege voorjaar van 2022 hoop ik met een vergaderdiner het project af te
ronden.
terug naar inhoud
of naar hoofdstuk 8: de geest van de zee
|